Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2017


Vragen

Vraag 1

“Ik neem als grondslag aan dat er een Schoon-op-zichzelf bestaat, een Goed-in-zichzelf, een Groot-op-zichzelf bestaat, en zo in alle dingen.”

Van wie is dit citaat en waar duidt het citaat op?

  1. Plato citeert Sokrates wanneer Socrates de absolute ideeën uit de ideeënwereld beschrijft.

  2. Plato citeert Artistoteles wanneer Aristoteles de doelgerichtheid van alle dingen beschrijft.

  3. Plato citeert Sokrates wanneer Sokrates beschrijft hoe wij met onze zintuigen het schone op zichzelf kunnen leren kennen.

  4. Plato citeert Aristoteles wanneer Aristoteles beschrijft hoe wij met onze zintuigen de ware werkelijkheid kunnen leren kennen.

Vraag 2

De Amerikaanse rechtsfilosoof Lon Fuller (1902-1978) heeft op een achttal vereisten gewezen die we aan elk rechtssysteem zouden moeten stellen. Welk van onderstaande stellingen omtrent deze vereisten is JUIST?

  1. Deze vereisten zijn materieel van aard: zo noemt Fuller de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en het gelijkheidsbeginsel.

  2. Volgens Fuller behoren alle rechtsstelsels aan deze eisen te voldoen om als geldend recht te kunnen worden aangemerkt.

  3. Deze vereisten zijn formeel van aard: zo noemt Fuller onder meer dat rechtsregels begrijpelijk moeten zijn en elkaar niet tegen mogen spreken.

  4. Volgens Fuller dienen alleen westerse democratische rechtsstaten aan deze eisen te voldoen; over andere culturen kan men niet oordelen.

Vraag 3

Lees onderstaande stellingen.

I. Sein en Sollen moeten goed onderscheiden worden; ook onrechtvaardig recht is derhalve nog steeds recht.

II. De rechter moet zijn eigen rechtsgevoel ondergeschikt maken aan het rechtsbevel. Wat is juist?

  1. Gustav Radbruch heeft beide stellingen nooit gesteund, want hij is een natuurrechtsdenker.

  2. Gustav Radbruch heeft beide stellingen altijd gesteund, want hij is een rechtspositivist.

  3. Gustav Radbruch was het voor de Tweede Wereldoorlog met beide stellingen oneens.

  4. Gustav Radbruch was het voor de Tweede Wereldoorlog met beide stellingen eens.

Vraag 4

Het artikel van Fuller over de grudge informer (‘rancuneuze aanbrenger’) gaat over de vraag hoe om te gaan met onrechtvaardig recht. Welke van de vijf oplossingen die Fuller aandraagt, wordt ondersteund door Hart?

  1. Nazirecht was indertijd het geldende recht en derhalve moet de rancuneuze aanbrenger niet gestraft worden.

  2. Er was complete anarchie in die tijd, een rechtsvacuüm, de rancuneuze aanbrenger moet derhalve niet gestraft worden.

  3. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval moet de rancuneuze aanbrenger wel of niet gestraft worden.

  4. Er moet een nieuwe wet worden opgesteld die de handelingen van rancuneuze aanbrengers alsnog strafbaar stelt.

Vraag 5

Liberalisme en democratie hangen nauw met elkaar samen, schrijft Francis Fukuyama in zijn beroemde artikel ‘The End of History’. Toch zijn het verschillende concepten, omdat:

  1. Het liberalisme beperkingen oplegt aan de macht en de bevoegdheid van de staat, terwijl de democratie ervoor zorgt dat een land op een rationele manier wordt bestuurd.

  2. De democratie een politiek bestel legitimeert door de goedkeuring van de burgers, terwijl het liberalisme voor economische groei zorgt.

  3. Een democratie historisch gezien een uitzondering is geweest, terwijl het liberalisme de afgelopen twee millennia door de meeste landen op aarde is omarmd.

  4. Het liberalisme beperkingen oplegt aan de macht en de bevoegdheid van de staat, terwijl een democratie een politiek regime legitimeert door de goedkeuring van de geregeerden.

Vraag 6

Schumpeter’s kritiek op de klassieke theorie van de democratie valt uiteen in drie stellingen, namelijk:

  1. Er bestaat niet zoiets als een ‘algemeen welzijn’, daarnaast is ook de ‘algemene volkswil’ een illusie, ten derde houdt de klassieke theorie geen rekening met de positie van de vrouw.

  2. De besluitvaardigheid van de gemiddelde burger is heel beperkt, de meeste mensen interesseren zich niet voor politiek en daarom is het beter als een elite de staat regeert.

  3. Omdat de plaats van de macht leeg is in een democratie komt het gezag van de staat in gevaar, daarnaast is de klassieke democratie een feestje voor hogeropgeleiden en is retoriek vaak belangrijker dan de waarheid in een democratie.

  4. De besluitvaardigheid van de gemiddelde burger is heel beperkt, er bestaat niet zoiets als het ‘algemeen belang’ en de ‘algemene volkswil’ is eveneens een illusie.

Vraag 7

Wat is GEEN voorbeeld van de verschansing van hoger recht?

  1. Grondrechten mogen enkel worden gewijzigd middels een referendum.

  2. Van een aantal bepalingen in de Duitse Grondwet is bepaald dat zij nooit mogen worden gewijzigd.

  3. In de Verenigde Staten kunnen amendementen op de Grondwet enkel worden aangenomen door een twee derde meerderheid in beide kamers van het Congres.

  4. Het toetsingsverbod neergelegd in artikel 120 van de Nederlandse Grondwet.

Vraag 8

De democratie is volgens Karl Loewenstein kwetsbaar voor antidemocratische krachten. Welk van de onderstaande factoren speelt daarbij GEEN rol in de opvattingen van Loewenstein?

  1. In de democratische meningsvorming krijgen antidemocraten juist grote invloed omdat ze niet compromisbereid zijn.

  2. Omdat iedere burger in de democratie passief kiesrecht toekomt, laat de democratie antidemocraten toe tot het parlement als ze voldoende stemmen krijgen.

  3. De democratie kent burgers met antidemocratische opvattingen actief kiesrecht toe.

  4. In tijden van crisis maakt haar specifieke compromis- en consensuskarakter de democratie kwetsbaar.

Vraag 9

Welke minimale eis stelt Bastiaan Rijpkema in zijn boek Weerbare democratie aan een ondemocratische maatregel als het verbieden van een politieke partij?

  1. Toetsing door een onafhankelijke rechter.

  2. Toetsing aan de Grondwet door de Tweede Kamer.

  3. Toetsing aan het legaliteitsbeginsel: elke maatregel moet gebaseerd zijn op een wet in formele zin.

  4. Toetsing aan de beginselen van behoorlijk bestuur: de regering wordt bij het nemen van deze maatregel beperkt door het gelijkheidsbeginsel.

Vraag 10

Welk van de onderstaande alternatieven is juist? Als we de relevante Kamerstukken met betrekking tot het partijverbod bestuderen dan kunnen we volgens Gelijn Molier concluderen dat er ...

  1. een formele democratieopvatting ten grondslag ligt aan art. 2:20 BW, omdat antidemocratische partijen kunnen worden verboden op grond van strijd met het gelijkheidsbeginsel.

  2. een formele democratieopvatting ten grondslag ligt aan art. 2:20 BW, omdat antidemocratische partijen kunnen worden verboden op grond van strijd met het legaliteitsbeginsel.

  3. een materiële democratieopvatting ten grondslag ligt aan art. 2:20 BW, omdat anti-rechtsstatelijke partijen louter en alleen al kunnen worden verboden op grond van strijd met het legaliteitsbeginsel.

  4. een materiële democratieopvatting ten grondslag ligt aan art. 2:20 BW, omdat anti-rechtsstatelijke partijen kunnen worden verboden op grond van strijd met als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel die, indien op grote schaal toegepast, ontwrichtend zou blijken voor de samenleving.

Vraag 11

Wat wordt bedoeld met de zin “elke Mozes heeft zijn Pinechas te vrezen?”

  1. Iedere wetgever moet rekening houden met een volksopstand.

  2. In een theocratie kan eenieder die meent dat hij volgens Gods wetten regeert, overtroefd worden door iemand die meent nóg beter te weten wat God gebiedt.

  3. Iedere staatskerk loopt uit op een joodse of christelijke staat.

  4. Wetgevers die hun wetten op goddelijk recht baseren lopen de kans vermoord te worden.

Vraag 12

Welk van onderstaande alternatieven is JUIST?

  1. In de Sovjet-Unie werd de interpretatie van het atheïsme doorgevoerd tot in de staat, er werd een zogenaamde laïcité ingevoerd. Het betreft een typisch Russische benadering van geloof, waarin het geloof tot privéaangelegenheid wordt teruggebracht.

  2. De Sovjet-Unie is volgens de auteurs van Legaliteit & Legitimiteit een staat waar een zogenaamde politieke religie werd ingevoerD. Vanwege de invoering van een politieke religie als enige toegestane religie, is hier sprake van een theocratie.

  3. De invoering van atheïsme als vorm van politieke religie in de Sovjet-Unie betekende niet dat men geen andere religies mocht aanhangen, het betekende slechts dat de staat zich conformeerde aan deze politieke religie. Om die reden is het atheïsme volgens de schrijvers van het boek Legaliteit & Legitimiteit een politieke staatsgodsdienst.

  4. In de Sovjet-Unie werden de marxistische teksten geïnterpreteerd als een opdracht religie te vernietigen, omdat het een gevaarlijke maatschappelijke uitwas is. We noemen dit de atheïstische staat.

Vraag 13

De Engelse bisschop Michael Nazir-Ali meent dat we “teren op kapitaal uit het verleden dat steeds meer tekenen van uitputting vertoont”. Welk van onderstaande alternatieven staat haaks op zijn opvatting?

  1. Het universalistische karakter van mensenrechten heeft zijn oorsprong in het universalistische karakter van de christelijke theologie, een voorbeeld hiervoor is het universalistische karakter van de tien geboden uit de bijbel.

  2. Christus kreeg de vraag van de Farizeeën of christenen belasting aan de Romeinse overheid moesten betalen, waarop Christus het portret van de Romeinse keizer op de munt liet zien en antwoorde: “Geef aan de keizer wat des keizers is, geef aan de Heer wat des Heren is.” (Mattheüs 22:21.) Hierin is een aanzet tot het rechtsstatelijke beginsel van de scheiding van kerk en staat te herkennen.

  3. Terwijl sommigen erkennen dat Groot-Brittannië veel verschuldigd is aan de joods-christelijke traditie, dienen we tegenwoordig te erkennen dat de waarden die van de joods-christelijke traditie afgeleid zijn, nu op zichzelf staan en dat ze ook kunnen worden verkregen uit andere wereldbeelden.

  4. Binnen de joods-christelijke traditie zijn democratie, rechtsstaat en mensenrechten tot ontwikkeling gekomen. Het is niet vanzelfsprekend dat we die democratie, rechtsstaat en mensenrechten kunnen handhaven wanneer we de grondslagen daarvan, de joods-christelijke traditie, laten eroderen.

Vraag 14

Een moreel verantwoord leven is volgens Protagoras:

  1. Een leven in overeenstemming met de zeden en gewoonten van de maatschappij waarin je leeft.

  2. Een leven waarin men vasthoudt aan één objectieve standaard om culturele normen te beoordelen.

  3. Een leven waarin men zich afzet tegen de mores van de huidige tijd en plaats.

  4. Een leven waarin men de moraal als onafhankelijk ziet van de cultuur.

Vraag 15

Welk van onderstaande stellingen is JUIST?

Stelling I: anders dan het universalisme erkent het cultuurrelativisme het bestaan van culturele verscheidenheid

Stelling II: met de verspreiding van de christelijke filosofie heeft Thomas van Aquino een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het cultuurrelativisme

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Geen van beide stellingen is juist.

  3. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  4. Beide stellingen zijn juist.

Vraag 16

Welk van onderstaande stellingen is JUIST?

1. Cultuurrelativisten gaan ervan uit dat men nooit een oordeel kan vormen over een andere cultuur, omdat de universele normen en waarden beoordeeld kunnen worden vanuit de cultuur waarin ze gelden.

2. Universalisten stellen dat cultuurrelativisten een te groot accent leggen op de culturele dimensie van de moraal. Als je het cultureel determinisme los laat, komt de weg vrij voor het opstellen van universele normen en waarden.

  1. Beide stellingen zijn juist.

  2. Geen van beide stellingen is juist.

  3. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.

  4. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.

Vraag 17

Lees onderstaande bepaling uit de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk

(1798).

 

Artikel IX – ''Het Opper-gezag is het regt der gantsche Maatschappij over elk

haarer Leden, over grondgebied dat zij beslaan, en over alle voorwerpen

waarin hunne belangen betrokken zijn. Hetzelve is één, ondeelbaar,

onvervreemdbaar. Geen lid, geen gedeelte der Maatschappij, kan zich het

opper-gezag aanmatigen. Hetzelve is bron van alle openbare machten.''

Met de filosofie van welke denker vertoont de passage 'Geen lid, geen

gedeelte der Maatschappij, kan zich het opper-gezag aanmatigen' de meeste

overeenkomsten?

  1. Thomas Hobbes' nadruk op het belang van vrede en veiligheid.

  2. Thomas van Aquino’s opvatting omtrent het primaat der democratie.

  3. Jean-Jacques Rousseau's begrip van de volonté generale.

  4. John Locke's nadruk op natuurlijke rechten.

Vraag 18

Wat valt er met recht te zeggen over de achttiende-eeuwse filosoof Immanuel Kant?

  1. Kant wil het gebruik van de rede in de privésfeer stimuleren.

  2. Kant pleit voor een zo vrij als mogelijk is gebruik van de rede.

  3. Kant heeft een invloedrijke kritiek op Descartes geschreven door te stelle dat ons eigen bestaan wel degelijk aan discussie onderhevig is.

  4. Het is maar zeer de vraag of Kant legitiem binnen de intellectuele stromin van de Verlichting kan worden geplaatst.

Vraag 19

Welke van de onderstaande alternatieven bevat een belangrijk verschil tussen de theorieën van Hobbes en Rousseau?

  1. Hobbes denkt dat mensen van nature elkaars vijanden zijn. Rousseau denkt dat de betrekkingen tussen zaken, niet die tussen mensen, leiden tot oorlog.

  2. Hobbes denkt dat natuurlijke vrijheden niet kunnen bestaan. Rousseau denkt hier anders over, en vindt elke vorm van maatschappelijke organisatie illegitiem.

  3. Hobbes gelooft dat de mens in essentie sadistisch van aard is. Rousseau heeft een positiever mensbeeld.

  4. Hobbes denkt dat de soeverein nooit een tiran kan zijn. Rousseau denkt hier anders over en is juist van mening dat de soeverein, ook wanneer die uit het volk voortkomt, een bedreiging vormt voor de individuele vrijheid.

Vraag 20

Wat is het Plakkaat van Verlatinge (1581)?

  1. Een document met als inhoud het recht dat de Spaanse vorst schonk aan de Nederlanden om een eigen staat te stichten.

  2. Een document met als inhoud het recht dat de Nederlanders schonken aan de Amerikaanse kolonisten om een eigen staat te stichten.

  3. Een document met als inhoud het recht om een eigen staat te stichten dat Nederlanders opeisten van hun Spaanse overheersers.

  4. Een document met als inhoud het recht om een eigen staat te stichten dat de Amerikanen opeisten van hun Nederlandse overheersers.

Vraag 21

De Leidse rechtsgeleerde Gerard Noodt (1647-1725) is beroemd geworden door de uitwerking van een bepaalde stelling. Welke was die stelling?

 

  1. Alle recht ligt in de wet en wat niet in de wet is vastgelegd, kan geen recht zijn.

  2. Rechtspraak is een belangrijke bron van het recht.

  3. De soevereiniteit ligt bij het volk.

  4. De soevereiniteit ligt bij de vorst.

Vraag 22

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

 

  1. Artikel 42 lid 1 van de Grondwet maakt de monarchie verenigbaar met de rechtsstaat.

  2. Artikel 42 lid 1 van de Grondwet maakt de monarchie verenigbaar met democratie.

  3. Artikel 42 lid 2 van de Grondwet maakt de monarchie verenigbaar met de rechtsstaat.

  4. Artikel 42 lid 2 van de Grondwet maakt de monarchie verenigbaar met democratie.

Vraag 23

De Britse burger die tegen de fascistenleider Oswald Mosley (1896-1980) zei “How can I get rid of you if you do not please me?”, vestigde de aandacht op een belangrijk onderdeel van de democratische idee. Welk?

 

  1. Dat je in een democratie je leiders moet kunnen kiezen.

  2. Dat in een democratie leiders zich fatsoenlijk moeten gedragen.

  3. Dat in een democratie leiders moeten opstappen wanneer zij disfunctioneren.

  4. Dat in een democratie politieke leiders echt hun best moeten doen om het volk te behagen.

Vraag 24

Wat verstaat Thomas van Aquino onder een “teleologische orde”?

  1. Een ordening die de mens aanbrengt in de werkelijkheid en waarbij dingen worden ingedeeld in “nuttig” of “niet nuttig” voor de mens.

  2. Een ordening die van God gegeven is en waarbij alles naar een doel verwijst.

  3. Een ordening die men alleen kan begrijpen door in de Heilige Schrift te lezen.

  4. Een ordening die alleen door theologen kan worden geduid.

Vraag 25

“An exception, demurrer, or plea, founded on the law of God was never

heard in a Court of Justice, from the creation of the world down to the

present moment.”

 

Voor welke school in het rechtsgeleerde denken is het bovenstaande citaat

representatief?

 

  1. Klassiek natuurrechtsdenken

  2. Rechtspositivisme

  3. Gematigd natuurrecht

  4. Cultuurrecht

Vraag 26

Art. 31, lid 1 Grondwet luidt: “Een benoemde Koning kan krachtens

erfopvolging alleen worden opgevolgd door zijn wettige nakomelingen”.

 

Tijdens het college is toegelicht dat dit beginsel zich op gespannen voet

verhoudt met een belangrijk staatsrechtelijk ideaal. Welk ideaal is dat?

 

  1. Mensenrechten

  2. Rechtsstaat

  3. Democratie

  4. Gelijkheidsbeginsel

Vraag 27

Neem kennis van de volgende stellingen:

  • “Het is de trots en glorie van de democratie, dat voor haar alle eerlijke overtuigingen gelijk zijn”.

  • Aan de voorstanders van de dictatoriale staat moet een “eerlijke kans” worden gegund.

Voor welke positie acht u dergelijke uitspraken representatief?

 

  1. Natuurrecht

  2. Anarchisme

  3. Weerbare democratie

  4. Formele democratie

Vraag 28

Wat is kenmerkend voor het model van de laïcité?

  1. De staat verleent geen steun aan religie.

  2. De staat verleent steun aan alle religies op gelijke voet.

  3. De staat probeert religie actief te bestrijden.

  4. De staat kiest voor één religie en geeft die financiële ondersteuning, maar laat andere religies wel toe.

Vraag 29

De volkenrechtsdeskundige Rosalyn Higgins heeft eens geschreven: “Human rights are rights held simply by virtue of being a human person. They are part and parcel of the integrity and dignity of the human being. They are thus rights that cannot be given or withdrawn at will by any domestic legal system”.

 

Voor welke positie in het debat acht u deze opmerking het meest

kenmerkend?

  1. Rechtspositivisme

  2. Anarchisme

  3. Natuurrecht

  4. Cultuurrelativisme

Vraag 30

Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

  1. René Descartes kan worden beschouwd als de grondlegger van het premoderne denken.

  2. René Descartes kan worden beschouwd als een klassiek denker.

  3. De volkssoevereiniteit vormde ook in de premoderne tijd de ultieme grondslag voor recht en politiek.

  4. De volkssoevereiniteit vormt in de moderne tijd de ultieme grondslag voor recht en politiek.

Antwoordindicatie

Vraag 1

A. Plato citeert Sokrates wanneer Socrates de absolute ideeën uit de ideeënwereld beschrijft.

Vraag 2

C. Deze vereisten zijn formeel van aard: zo noemt Fuller onder meer dat rechtsregels begrijpelijk moeten zijn en elkaar niet tegen mogen spreken.

Vraag 3

D. Gustav Radbruch was het voor de Tweede Wereldoorlog met beide stellingen eens.

Vraag 4

D. Er moet een nieuwe wet worden opgesteld die de handelingen van rancuneuze aanbrengers alsnog strafbaar stelt.

Vraag 5

D. Het liberalisme beperkingen oplegt aan de macht en de bevoegdheid van de staat, terwijl een democratie een politiek regime legitimeert door de goedkeuring van de geregeerden.

Vraag 6

D. De besluitvaardigheid van de gemiddelde burger is heel beperkt, er bestaat niet zoiets als het ‘algemeen belang’ en de ‘algemene volkswil’ is eveneens een illusie.

Vraag 7

D. Het toetsingsverbod neergelegd in artikel 120 van de Nederlandse Grondwet

Vraag 8

A. In de democratische meningsvorming krijgen antidemocraten juist grote invloed omdat ze niet compromisbereid zijn.

Vraag 9

A. Toetsing door een onafhankelijke rechter.

Vraag 10

D. een materiële democratieopvatting ten grondslag ligt aan art. 2:20 BW, omdat anti-rechtsstatelijke partijen kunnen worden verboden op grond van strijd met als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel die, indien op grote schaal toegepast, ontwrichtend zou blijken voor de samenleving.

Vraag 11

B. In een theocratie kan eenieder die meent dat hij volgens Gods wetten regeert, overtroefd worden door iemand die meent nóg beter te weten wat God gebiedt.

Vraag 12

D. In de Sovjet-Unie werden de marxistische teksten geïnterpreteerd als een opdracht religie te vernietigen, omdat het een gevaarlijke maatschappelijke uitwas is. We noemen dit de atheïstische staat.

Vraag 13

C. Terwijl sommigen erkennen dat Groot-Brittannië veel verschuldigd is aan de joods-christelijke traditie, dienen we tegenwoordig te erkennen dat de waarden die van de joods-christelijke traditie afgeleid zijn, nu op zichzelf staan en dat ze ook kunnen worden verkregen uit andere wereldbeelden.

Vraag 14

A. Een leven in overeenstemming met de zeden en gewoonten van de maatschappij waarin je leeft.

Vraag 15

B. Geen van beide stellingen is juist.

Vraag 16

D. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.

Vraag 17

C. Jean-Jacques Rousseau's begrip van de volonté generale.

Vraag 18

B. Kant pleit voor een zo vrij als mogelijk is gebruik van de rede.

Vraag 19

A. Hobbes denkt dat mensen van nature elkaars vijanden zijn. Rousseau denkt dat de betrekkingen tussen zaken, niet die tussen mensen, leiden tot oorlog.

Vraag 20

C. Een document met als inhoud het recht om een eigen staat te stichten dat Nederlanders opeisten van hun Spaanse overheersers.

Vraag 21

C. De soevereiniteit ligt bij het volk.

Vraag 22

D. Artikel 42 lid 2 van de Grondwet maakt de monarchie verenigbaar met democratie.

Vraag 23

C. Dat in een democratie leiders moeten opstappen wanneer zij disfunctioneren.

Vraag 24

B. Een ordening die van God gegeven is en waarbij alles naar een doel verwijst.

Vraag 25

B. Rechtspositivisme.

Vraag 26

C. Democratie.

Vraag 27

D. Formele democratie.

Vraag 28

A. De staat verleent geen steun aan religie.

Vraag 29

C. Natuurrecht.

Vraag 30

D. De volkssoevereiniteit vormt in de moderne tijd de ultieme grondslag voor recht en politiek.

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oriëntatievak: Grondslagen van het Recht - Recht - UL - B1 - Oefenmaterialen

Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2017

Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2017


Vragen

Vraag 1

“Ik neem als grondslag aan dat er een Schoon-op-zichzelf bestaat, een Goed-in-zichzelf, een Groot-op-zichzelf bestaat, en zo in alle dingen.”

Van wie is dit citaat en waar duidt het citaat op?

  1. Plato citeert Sokrates wanneer Socrates de absolute ideeën uit de ideeënwereld beschrijft.

  2. Plato citeert Artistoteles wanneer Aristoteles de doelgerichtheid van alle dingen beschrijft.

  3. Plato citeert Sokrates wanneer Sokrates beschrijft hoe wij met onze zintuigen het schone op zichzelf kunnen leren kennen.

  4. Plato citeert Aristoteles wanneer Aristoteles beschrijft hoe wij met onze zintuigen de ware werkelijkheid kunnen leren kennen.

Vraag 2

De Amerikaanse rechtsfilosoof Lon Fuller (1902-1978) heeft op een achttal vereisten gewezen die we aan elk rechtssysteem zouden moeten stellen. Welk van onderstaande stellingen omtrent deze vereisten is JUIST?

  1. Deze vereisten zijn materieel van aard: zo noemt Fuller de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en het gelijkheidsbeginsel.

  2. Volgens Fuller behoren alle rechtsstelsels aan deze eisen te voldoen om als geldend recht te kunnen worden aangemerkt.

  3. Deze vereisten zijn formeel van aard: zo noemt Fuller onder meer dat rechtsregels begrijpelijk moeten zijn en elkaar niet tegen mogen spreken.

  4. Volgens Fuller dienen alleen westerse democratische rechtsstaten aan deze eisen te voldoen; over andere culturen kan men niet oordelen.

Vraag 3

Lees onderstaande stellingen.

I. Sein en Sollen moeten goed onderscheiden worden; ook onrechtvaardig recht is derhalve nog steeds recht.

II. De rechter moet zijn eigen rechtsgevoel ondergeschikt maken aan het rechtsbevel. Wat is juist?

  1. Gustav Radbruch heeft beide stellingen nooit gesteund, want hij is een natuurrechtsdenker.

  2. Gustav Radbruch heeft beide stellingen altijd gesteund, want hij is een rechtspositivist.

  3. Gustav Radbruch was het voor de Tweede Wereldoorlog met beide stellingen oneens.

  4. Gustav Radbruch was het voor de Tweede Wereldoorlog met beide stellingen eens.

Vraag 4

Het artikel van Fuller over de grudge informer (‘rancuneuze aanbrenger’) gaat over de vraag hoe om te gaan met onrechtvaardig recht. Welke van de vijf oplossingen die Fuller aandraagt, wordt ondersteund door Hart?

  1. Nazirecht was indertijd het geldende recht en derhalve moet de rancuneuze aanbrenger niet gestraft worden.

  2. Er was complete anarchie in die tijd, een rechtsvacuüm, de rancuneuze aanbrenger moet derhalve niet gestraft worden.

  3. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval moet de rancuneuze aanbrenger wel of niet gestraft worden.

  4. Er moet een nieuwe wet worden opgesteld die de handelingen van rancuneuze aanbrengers alsnog strafbaar stelt.

Vraag 5

Liberalisme en democratie hangen nauw met elkaar samen, schrijft Francis Fukuyama in zijn beroemde artikel ‘The End of History’. Toch zijn het verschillende concepten, omdat:

  1. Het liberalisme beperkingen oplegt

.....read more
Access: 
Public
Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2017 (hertentamen)

Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2017 (hertentamen)


Vragen

Vraag 1

In zijn boek Phaedo voert Plato (427-347 v. Chr.) zijn leermeester Socrates (470-399 v. Chr.) op. Socrates zegt hier: 'Het komt mij namelijk zo voor, dat als er nog iets anders schoon is dan het Schone-zelf, dat het dan door geen enkele andere oorzaak schoon is dan doordat het deelheeft aan dat Schone. En zo ook in alle andere gevallen'.

Hoe wordt dit denken, dat ook wordt gezien als filosofische basis van het natuurrecht, aangeduid?

  1. Rationalistisch natuurrecht, omdat de Idee van het Schone te kennen is met de rede.

  2. Idealisme, Socrates refereert aan een wereld van zuivere en onveranderlijke ideeën.

  3. Teleologie, omdat de nadruk ligt op doel en oorzakelijkheid.

  4. Realisme, Socrates refereert aan de zintuiglijke wereld en het bestaan daarin van schoonheid.

Vraag 2

Volgens de auteurs van Legaliteit en legitimiteit heeft de Oostenrijkse rechtspositivist Hans Kelsen (1881-1973) gedegen kritiek op het natuurrecht geformuleerd. Welk van onderstaande kritieken op het natuurrecht is niet afkomstig van Kelsen?

  1. Natuurrechtelijke beginselen kunnen niet worden gelegitimeerd, omdat het bij normatieve principes gaat om gevoel.

  2. Natuurrechtsdenkers halen 'Sein' en 'Sollen' ten onrechte door elkaar, zij stappen van het zijn naar het moeten.

  3. Natuurrechtelijke beginselen zijn niet opgetekend, waardoor zij geen goede toets vormen voor het positieve recht.

  4. Natuurrechtsdenkers omarmen 'Leerformeln', dit zijn inhoudsloze frasen die geen enkele praktische waarde bezitten.

Vraag 3

Wat vormt volgens de auteurs van Legaliteit en legitimiteit de normatieve grondslag van het cultuurrecht?

  1. De notie van menselijke waardigheid zoals opgenomen in mensenrechtenverdragen.

  2. Spontane en evolutionaire ordening van rechtsordes, zoals Hayek beschrijft.

  3. De wenselijkheid van een meer bescheiden natuurrecht, zoals Perelman beschrijft.

  4. Consensus over basiswaarden van westerse rechtsstaten.

Vraag 4

Het ideaal van de rechtsstaat is een reactie op de overtuiging, zo welsprekend verwoord door Lord Acton, dat:

  1. ‘Those who forget history are condemned to repeat it.’

  2. ‘Democracy is the worst form of government, except for all the others.’

  3. ‘All power tends to corrupt; absolute power corrupts absolutely’.

  4. ‘Life is a perpetual contention for honour, riches, and authority.’

Vraag 5

Het humanistische verlichtingsideaal zorgt ervoor dat ook in de moderne tijd de eenheid van mens en maatschappij overeind blijft. Kenmerkend voor het constitutionele denken van de moderniteit is immers:

  1. Dat men de gedachte van het humanistische beschavingsideaal ook heeft vertaald naar het staatkundige: net als de mens als individu zich bepaalde beperkingen kan opleggen en daarmee beantwoordt aan zijn zedelijk ideaal, kan de mens als collectief zich bepaalde beperkingen opleggen.

  2. De gedachte dat een constitutie bestaat uit mensen.

  3. Dat de inhoud

.....read more
Access: 
Public
Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2016

Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2016


Vragen

Vraag 1

Welke van deze vier stellingen is niet waar?

  1. De christelijke theologie heeft een grote invloed gehad op het natuurrecht.

  2. Het rechtspositivisme richt zich meer op de legitimiteit van het recht dan op de legaliteit van het recht.

  3. Het natuurrecht wordt geacht te functioneren als kritische toets voor het positieve recht.

  4. Volgens het rechtspositivisme bestaat er geen noodzakelijk verband tussen recht en moraal.

Vraag 2

Welke bron ligt ten grondslag aan het cultuurrecht?

  1. Het positieve recht

  2. Het rechtsgevoel

  3. De traditie en geschiedenis

  4. De natuur

Vraag 3

Econoom Joseph Schumpeter is een voorvechter van:

  1. De klassieke democratie zoals die bestond in Athene.

  2. Het ‘dicht bij de burger brengen’ van politiek.

  3. Regelmatige referenda, naar het Zwitserse model.

  4. Het idee van indirecte democratie.

Vraag 4

Thomas Paine was het oneens met Burke. Paine was namelijk van mening dat:

  1. Een parlement zichzelf kan binden en het nageslacht.

  2. Een parlement het nageslacht niet kan binden.

  3. Burgers helemaal niet geïnteresseerd zijn in politiek.

  4. Ook bij wanbeleid regeerders hun recht om te regeren behouden.

Vraag 5

Tot de vijf fundamentele beginselen van de rechtsstaat volgens Cliteur en Ellian, behoren of behoort niet:

  1. Machtenscheiding.

  2. Grondrechten.

  3. Constitutionalisme.

  4. Het legaliteitsbeginsel.

Vraag 6

Van Den Bergh vindt de term ‘strijd met de goede zeden’ als wettelijke verbodsgrond voor partijen problematisch. Waarin zit het probleem?

  1. Het is onduidelijk of de rechter mensen uit andere culturen moet beoordelen met de goede zeden van de Nederlandse cultuur of met de goede zeden van hun eigen cultuur.

  2. Het is onduidelijk in hoeverre de rechter hierin zijn eigen zedelijke normen en waarden mee mag nemen.

  3. Goede zeden is een onduidelijke en vage term en laat teveel over aan de rechter om in te vullen. De term bemoeilijkt ook zijn taak een oordeel te vellen los van politieke overwegingen.

  4. Goede zeden is een dermate onduidelijke term dat de rechter alleen als uitspraak kan doen dat hij zich onthoudt van een oordeel.

Vraag 7

H.L.A. Hart dacht een genuanceerdere vorm van het rechtspositivisme uit, om de kritiek van natuurrechtsaanhangers te kunnen weerleggen.

Waaruit bestond die nuance?

  1. Rechtsregels kunnen niet worden afgeleid uit de natuur. Daarom introduceert Hart een ‘hypothetisch rechtsstelsel’, bestaande uit regels waaraan men moet voldoen om de rechtsorde stabiel te houden.

  2. Het is in het recht niet mogelijk om het Sein en Sollen strikt gescheiden te houden. Daarom verliezen volgens Hart alleen die regels die evident

.....read more
Access: 
Public
Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2015

Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2015


Vragen

Vraag 1

Duitse rechters waren tijdens de Tweede Wereldoorlog volgens Radbruch weerloos tegen wetten met een onethische inhoud. Welke stroming veroorzaakte die weerloosheid?

  1. Het rechtspositivisme, omdat het geen inhoudelijke eisen stelt aan het recht.

  2. Het idealisme, omdat het twee soorten ‘zijn’ verdedigt.

  3. Het natuurrechtsdenken, omdat het abstract is en dus geen concrete handvatten tegen onrechtvaardigheid biedt.

  4. Het cultuurrelativisme, omdat het relativistisch is ten aanzien van fundamentele waarden

Vraag 2

Om ervoor te zorgen dat mensen duidelijk zien of zij geconfronteerd worden met officieel machtsmisbruik, moeten zij zich er vooral van bewust zijn dat het feit dat iets als juridisch geldig is aangemerkt niet beslissend is voor de gehoorzaamheidsvraag, en dat eisen van het officiële stelsel uiteindelijk onderworpen moeten worden aan een kritisch moreel onderzoek, ongeacht hoe groot het aura van majesteit of van gezag van dat stelsel ook is.’

Van wie kwam deze nuance van het rechtspositivistisch denken?

  1. Lon Fuller

  2. Gustav Radbruch

  3. Hans Kelsen

  4. H.L.A. Hart

Vraag 3

Welke van de volgende eigenschappen valt volgens Cliteur en Ellian niet onder het ideaaltype van een rechtsstaat?

  1. Een document waarin grondrechten zijn vastgelegd.

  2. Het legaliteitsbeginsel.

  3. Een besluitvormingsprocedure waar het volk actief aan deelneemt.

  4. Een speciaal orgaan die wetten toetst op overeenstemming met grondrechten.

Vraag 4

Volgens Cliteur en Ellian kent het Algemeen Constitutioneel Patroon van de moderniteit (ACP) innerlijke tegenstrijdigheden. Welke zijn dat?

  1. De controle van de rechterlijke macht op de uitvoerende macht en de verschansing van hoger recht.

  2. De proliferatie van mensenrechten en de mogelijkheid tot bindende volksraadplegingen zoals referenda.

  3. De verschansing van hoger recht en de onmogelijkheid om dat hoger recht aan te passen middels bindende referenda.

  4. De bescherming van hoger recht door de rechter en de verschansing van hoger recht.

Vraag 5

Welke drie bezwaren formuleert Schumpeter tegen de directe democratie?

  1. Directe democratie is een vorm van socialisme, het past niet binnen het Algemeen Constitutioneel Patroon en het ontbreekt een directe democratie aan een sterke leider.

  2. De wil van het volk bestaat niet, de directe democratie kost de burger te veel avonden en de directe democratie is een gevaar voor de rechtsstaat.

  3. Burgers horen geen invloed op de politieke besluitvorming te hebben, het algemeen welzijn bestaat niet en de directe democratie is niet in overeenstemming met het natuurrecht.

  4. De wil van het volk bestaat niet, het algemeen welzijn bestaat niet en de burger interesseert zich nauwelijks voor politiek.

Vraag 6

Volgens Thomas van Aquino verschilt de mens met de natuur op twee kenmerken. Welke?

    .....read more
    Access: 
    Public
    Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2014

    Grondslagen van het recht - B1 - UL - Oefententamen 2014


    Vragen

    Vraag 1

    Welke waarden moet het recht volgens Radbruch verwerkelijken?

    1. Rechtszekerheid, doelmatigheid en opportuniteit.

    2. Rechtvaardigheid, doelmatigheid en legitimiteit.

    3. Rechtszekerheid, doelmatigheid en rechtvaardigheid.

    4. Rechtvaardigheid, rechtszekerheid en evenwichtigheid.

    Vraag 2

    Welk alternatief is onjuist?

    Hans Kelsen vindt het natuurrecht onhoudbaar omdat:

    1. het uitgaat van een breed rechtsbegrip.

    2. waardeoordelen slechts uitingen zijn van gevoelens.

    3. het ‘sein’ en ‘sollen’ vermengt.

    4. formules als ‘ieder het zijne’ inhoudelijk leeg zijn.

    Vraag 3

    Welk rechtsbegrip hangt Hart aan?

    1. Een materieel rechtsbegrip.

    2. Een smal rechtsbegrip.

    3. Een formeel rechtsbegrip.

    4. Een breed rechtsbegrip.

    Vraag 4

    Wat is het belangrijkste verschil tussen Hart en Radbruch omtrent onrechtvaardig recht?

    1. Wanneer het uitgevaardigde, positieve recht bewust de menselijke gelijk(waardig)heid ontkent, dan ontbreekt volgens Radbruch het rechtskarakter aan het recht.

    2. Volgens Radbruch is onrechtvaardig recht wel recht, maar hoef je dit niet te gehoorzamen.

    3. Wanneer het uitgevaardigde, positieve recht bewust de menselijke gelijk(waardig)heid ontkent, dan ontbreekt volgens Hart het rechtskarakter aan het recht.

    4. Volgens Hart is onrechtvaardig recht geen recht.

    Vraag 5

    Welk alternatief is onjuist?

    Volgens Karl Loewenstein kent een democratie de volgende zwakke plekken:

    1. Het besluitvormingsmodel van de democratie is gericht op compromissen.

    2. Antidemocratische partijen kunnen verkozen worden en plaatsnemen in democratische instituties, met name het parlement.

    3. Constitutionele vrijheden gelden ook voor de vijanden van de democratie.

    4. De democratie geeft te veel invloed aan het volk waardoor de rechtsstaat in gevaar komt.

    Vraag 6

    Wat is een ‘militante democratie’ volgens Cliteur & Rijpkema in ieder geval niet?

    1. Een democratie die zich verzet tegen afschaffing van de democratische procedure. 

    2. Een idee van democratie als universeel ideaal.

    3. Een democratie die alle partijen en meningen als volkomen gelijk behandelt.

    4. Een democratie die zich niet alleen verzet tegen aantasting van de democratische procedure, maar ook fundamentele rechten beschermt.

    Vraag 7

    Wat is de relevantie van de Refah-uitspraak van het EHRM voor het concept ‘militante democratie’?

    1. Het laat zien dat het EHRM een militante democratie afwijst: het verbieden van partijen is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

    2. Het laat zien dat het EHRM een militante democratie afwijst: het verbieden van partijen is in strijd met het wezen van de democratie.

    3. Het EHRM een vorm van militante democratie toestaat: er mag worden opgetreden tegen niet-democratische partijen.

    4. Het EHRM laat zien dat je rechtsstaat en democratie scherp moet onderscheiden: het EVRM staat namelijk ook niet-democratische systemen toe.

    Vraag 8

    Op welk onderwerp richt George van

    .....read more
    Access: 
    Public
    Grondslagen van het Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

    Grondslagen van het Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

    In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Grondslagen van het Recht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
    Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp

    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Check more of this topic?
    How to use more summaries?


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    2019
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    Image

    Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

    Werkzaamheden: o.a.

    • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
    • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
    • PR & communicatie werkzaamheden

    Interesse? Reageer of informeer