Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6b

Uitwerkingen Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6b bij het vak Strafrecht 1 aan de universiteit Groningen


Vragen

Jurisprudentievragen

Porsche - arrest

Vraag 1a

Ter zake van welk delict had het hof de verdachte veroordeeld?

Vraag 1b

Welke straf heeft het hof de verdachte opgelegd?

Vraag 2

Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er geen sprake was van opzettelijk handelen. Het hof heeft dit verweer in het arrest gemotiveerd verworpen. Was het hof op grond van het bepaalde in art. 358 lid 3 Sv (jo. 359 lid 2, 1e zin, Sv) hiertoe verplicht?

Vraag 3

Waarom is het hof van oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld?

Vraag 4

Waarom casseert de Hoge Raad?

 Vraag 5 

Welke gevolgen zal het arrest waarschijnlijk voor de verdachte hebben?

Vraag 6a 

Stel, de bestuurder wordt in eerste aanleg alleen vervolgd ter zake van art. 6 WVW 1994 (dood door schuld). Ter zitting verklaart hij dat het hem allemaal niets kon schelen of er doden zouden zijn gevallen. Welke uitspraak zal de rechter dan geven?

Vraag 6b

Wat kan het OM doen om dit te voorkomen?

Bewijsklacht schuldheling - arrest

Vraag 1

Hoe luidt de tenlastelegging in deze zaak en welk bestanddeel staat ter discussie in dit arrest?

Vraag 2 

Hoe wordt het ten laste gelegde delict in de stafrechtelijke literatuur ook wel getypeerd lettende op de door de wetgever gekozen schuldvorm(en)?

Vraag 3 

Welke opzetgradatie is ten minste nodig om de opzetvariant van dit delict te bewijzen? En waarop heeft dit opzet betrekking?

Vraag 4 

Welk verweer voerde de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en hoe is dit verweer juridisch te kwalificeren?

Vraag 5 

Het hof kwam tot een veroordeling. Waarover klaagde de verdediging in het cassatiemiddel?

Vraag 6

Hoe oordeelt de Hoge Raad over het cassatiemiddel? Waarom?

Oefenvragen

Frenk wordt vervolgd voor doodslag (art. 287 Sr). Om een verkeerscontrole te ontwijken, zou hij op de A28, met een onverminderde snelheid van 140 km/u, door dikke mist op een agent zijn ingereden. Die overlijdt ter plekke. Frenk stelt ter terechtzitting: “Het was druk op de weg en ik was al te laat voor een belangrijke afspraak. Ik vond op dat moment dat ik gewoonweg maar even het gas moest intrappen. Ik wilde hoe dan ook aan die controle ontkomen. Ook al liepen er agenten op de weg naar auto’s te seinen. Tja, dat was natuurlijk risicovol en ik heb er ook enorme spijt van. Het was helemaal niet mijn bedoeling om die agent te doden”. De rechter gelooft Frenk.

Vraag 1 

Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?

Vraag 2

Tot welke materiële einduitspraak komt u? Licht uw antwoord toe.

Frenk moet terechtstaan ter zake van moord (art. 289 lid 1 Sr). Zijn raadsman voert het volgende verweer:

“Mijn cliënt kan niet worden veroordeeld. Art. 289 lid 1 Sr vereist voorbedachte raad. Dat is de zwaarste vorm van opzet. Daarvoor is het bewijs van kansopzet onvoldoende en meer dan kansopzet op de dood van het slachtoffer kan er in deze zaak niet worden aangetoond”.

Vraag 3a

Heeft de raadsman gelijk?

Vraag 3b

Hoe oordeelt u over dit verweer?

Het gaat al een tijdje niet zo goed met het frisdrankbedrijf “Bubblin” BV. De controle-afdeling ontdekt dat bij de productie van de laatste partij in strijd met de daarvoor geldende regelgeving een te grote hoeveelheid fosforzuur aan de cola is toegevoegd. De smaak blijkt echter normaal te zijn. N.a.v. de ontdekking merkt Peter Prik, werkzaam op de controle-afdeling, het volgende op: “niet zo’n ophef. Ik heb net even geproefd en met die cola is volgens mij niets mis. Vanmiddag kom een groep onze fabriek bezoeken. Waarom geven we niet elke bezoeker gewoon een paar flessen cola mee naar huis? Dat is leuke reclame en het kost ons praktisch niets”.

Peter deelt de cola uit. Een van de bezoekers die van de cola drinkt wordt echter met ernstige vergiftigingsverschijnselen opgenomen in het ziekenhuis en overlijdt.

Peter wordt primair vervolgd wegens overtreding van art. 174 lid 2 Sr en subsidiair wegens overtreding van art. 175 lid 2 Sr. Ter terechtzitting stelt hij: “Ik ben vreselijk geschrokken. Ik heb nooit de bedoeling gehad mensen te vergiftigen, laat staan te doden”.

Vraag 4

Kan Peter worden veroordeeld voor het genoemde delict? Motiveer uw antwoord.

Antwoordindicatie

Jurisprudentievragen

Porsche

Vraag 1a 

Art. 287 Sr. Doodslag, meermalen gepleegd.

Vraag 1b

Een gevangenisstraf van 6 jaren.

Vraag 2

Omdat opzet een bestanddeel is van art. 287 Sr., is er sprake van een bewijsverweer. Dit komt bij de eerste materiële vraag aan de orde. 358 is hier niet op van toepassing. Hier ziet 359 lid 2 2e zin op!

Vraag 3

  • Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat er met de Porsche kort voor de aanrijding met hoge snelheid is gereden, dat er twee maal door rood licht is gereden, dat er zich gevaarlijke inhaalmanoeuvres hebben voorgedaan en dat verdachte kort tevoren alcoholhoudende drank had gedronken.
  • Haar het oordeel van het hof heeft verdachte door op voormelde wijze aan het verkeer deel te nemen zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans, dat andere verkeersdeelnemers ten gevolge van zijn handelwijze van het leven zouden worden beroofd zodat zijn opzet - in de zin van voorwaardelijk opzet - op die levensberoving betrekking had.

R.o. 4.3

Vraag 4

Gelet op het even overwogene en in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen inhouden dat de verdachte meermalen - kennelijk om een botsing te vermijden - een ingezette inhaalmanoeuvre heeft afgebroken vooraleer de in de bewezenverklaring bedoelde fatale inhaalmanoeuvre uit te voeren, hetgeen er op wijst dat althans in de voorstelling en naar de verwachting van de verdachte laatstbedoelde manoeuvre niet tot een botsing zou leiden, behoeft de bewezenverklaring, in het bijzonder voorzover daarbij is aangenomen dat verdachtes opzet was gericht op de dood van de slachtoffers, nadere motivering. (r.o. 5.5)

Vraag 5 

Terugverwezen naar een ander hof. De verdachte zal gezien de tenlastlegging subsidiair waarschijnlijk dood door schuld of doodslag alsnog opgelegd krijgen, maar dan nader gemotiveerd.

Vraag 6a

Dat er sprake is van opzet wordt aangegeven. Schuld betekent dat er juist geen sprake is van opzet. In dit geval zal schuld niet bewezen kunnen worden, er moet dan vrijspraak volgen.

Vraag 6b

​​​​​​Subsidiair doodslag ten laste te leggen! (aangezien hier opzet voor nodig is)

Bewijsklacht schuldheling

Vraag 1 

T.L.L.:

"dat verdachte op 26 oktober 2012 te Amsterdam een bromfiets – Piaggio Zip, gekentekend [AA-00-BB] – voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten weten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."

Vraag 2 

pro parte doleus en culpoos. 

Vraag 3 

In art. 416 Sr; staat “opzet”; hiermee volstaat wanneer voorwaardelijk opzet wordt bewezen. Dit opzet heeft betrekking op  de bestanddelen die na het opzet in de delictsomschrijving worden genoemd. In dit geval dus de heling.

Vraag 4 

R.O. 2.2.4. Voor een bewezenverklaring van schuldheling zal uit de bewijsmiddelen moeten volgen dat [verdachte] bij het voorhanden krijgen van de brommer in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoekplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.

Betreft een bewijsverweer.

Vraag 5

Onvoldoende gemotiveerd dat er sprake is van het bestanddeel "redelijkerwijs" moeten weten dat. 

Vraag 6 

r.o. 2.3 : In aanmerking genomen dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de bromfiets in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

De HR vernietigt de bestreden uitspraak.

Oefenvragen

Vraag 1 

Om het ten laste gelegde feit te kunnen bewijzen dient er sprake te zijn van “opzettelijk” een ander van het leven beroven.  Dit houdt in dat er sprake is van willen en weten. Opzet heeft betrekking op de bestanddelen die na het opzet in de delictsomschrijving worden genoemd.  In dit geval het een ander van het leven beroven (art. 287 Sr.)

Er moet sprake zijn van

  1. een aanmerkelijke kans;

Hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. (NIET afhankelijk van de aard van het gevolg).

Door 140 km/u te rijden bij dikke mist heeft Quinten geweten dat een aanmerkelijke kans op een ongeluk bestond.

  1. De verdachte moet zich bewust zijn van deze kans;

Ieder normaal mens weet dat wanneer men met een snelheid van 140 km/u door dikke mist rijdt waarbij ook nog agenten op de weg naar auto’s seinen een aanmerkelijke kans bestaat dat hier een ongeluk uit voortvloeit. De verdachte is bewust van deze kans. Dit is tevens algemeen bekend.

  1. De verdachte moet deze kans aanvaarden;

De verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard, hij heeft aangegeven dat hij koste wat kost zich wilde onttrekken aan de controle. Hieruit blijkt dat  de aanmerkelijke kans om iemand aan te rijden en daarmee iemand te doden heeft aanvaard.

Het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.

Vraag 2

Aangezien de vraag is tot welke materiële einduitspraak er wordt gekomen, ga ik er vanuit dat de formele vragen geen problemen opleveren.

1e materiële vraag: kan worden bewezen dat het feit door de verdachte is begaan?

Ik ga er vanuit dat de t.l.l. goed is toegesneden op de delictsomschrijving.

Primair: art. 287 Sr. Doodslag; moet gaan om iemand die opzettelijk een ander van het leven berooft.  Opzet is hier een bestanddeel, dit moet bewezen worden. Sprake van voorwaardelijk opzet?

  1. een aanmerkelijke kans:

Hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. (NIET afhankelijk van de aard van het gevolg).

Door 105 km/u te rijden terwijl 50 km/u is toegestaan weet de verdachte dat een aanmerkelijke kans op een ongeluk bestond.

  1. De verdachte moet zich bewust zijn van deze kans:

Ieder normaal mens weet dat wanneer men met een snelheid van 150 km/u rijdt waar je eigenlijk 50 km/u mag rijden een aanmerkelijke kans bestaat dat hier een (ernstig) ongeluk uit voortvloeit. Dit is tevens algemeen bekend.

  1. De verdachte moet deze kans aanvaarden: (porsche-arrest)

Het slachtoffer is door rood gefietst en door de hoge snelheid van de verdachte kan het voertuig niet op tijd tot stilstand brengen. Dit heeft hij wel geprobeerd. De verdachte heeft niet de gevolgen op de koop toe genomen.

Geen sprake van doodslag.

Vraag 3a 

Nee, ​​​​​​in beginsel heeft opzet betrekking op alle bestanddelen die NA opzet komen;

Vraag 3b 

In beginsel heeft opzet betrekking op alle bestanddelen die NA het opzet komen. Bij art. 302 lid 2 Sr gaat het echter om een geobjectiveerd bestandsdeel. De gevolgen van het delict, de dood ten gevolge hebbende, is onttrokken aan het opzet vereiste. Verdachte hoeft geen opzet te hebben op de dood, maar als deze intreedt na het gevolg van zware mishandeling is dit een door het gevolg gekwalificeerd delict.

Frenk kan dus gewoon veroordeeld worden voor art. 302 lid 2 Sr zonder dat opzet op de dood nodig is.

Vraag 4

Ik ga er vanuit dat de formele vragen geen problemen opleveren.

1e materiële vraag: kan worden bewezen dat het feit door de verdachte is begaan?

Ik ga er vanuit dat de t.l.l. goed is toegesneden op de delictsomschrijving.

Primair: art. 174 lid 2 Sr. Opzettelijke verkoop schadelijke waren; moet gaan om iemand die opzettelijk weten dat de waren voor het leven of gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter wordt verzwegen. Opzet is hier een bestanddeel; namelijk “wetende dat”, dit moet bewezen worden hiervoor is voorwaardelijk opzet voldoende.  Sprake van voorwaardelijk opzet? De dood ten gevolge hebben is geobjectiveerd. Opzet hoeft hier niet op gericht te zijn maar deze treedt in na het gevolg van de schadelijke werken.

  1. een aanmerkelijke kans:

Hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. (NIET afhankelijk van de aard van het gevolg).

  1. De verdachte moet zich bewust zijn van deze kans:

Garantenstellung: werkzaam op de controle afdeling; weet dat een te grote hoeveelheid fosforzuur schadelijk kan zijn.

  1. De verdachte moet deze kans aanvaarden:

Hij wist niet wat de gevolgen zouden zijn. Hij heeft nooit de bedoeling gehad mensen te vergiftigen. Laat staan te doden. Betreft eerder bewuste schuld hij voorzag de volgen van zijn gedrag wel, maar meende lichtzinnig dat dit wel mee zou vallen.

Access: 
Public
This content is related to:
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Werkgroepopdrachten (2017/2018) Strafrecht 1 - RUG

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 1a

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 1a


Vragen

Jurisprudentie vragen 

Arrest: Stiefkind

Vraag 1 

Welke betekenis kent het hof toe aan het bestanddeel “stiefkind” in artikel 249 lid 1 Sr?

Vraag 2 

Welke betekenis kent de Hoge Raad toe aan dit bestanddeel?

Vraag 3 

Welke interpretatiemethoden komen voor in de overwegingen van de Hoge Raad?

Vraag 4

Welke interpretatiemethode laat de Hoge Raad de doorslag geven?

Arrest: Mensenroof

Vraag 1 

Om welk delict gaat het in dit arrest en om welke bestanddelen in het bijzonder?

Vraag 2 

Welke betekenis kent het hof toe aan die bestanddelen?

Vraag 3a 

Wie stelt beroep in cassatie in?

Vraag 3b

Welke betekenis dient volgens het cassatiemiddel aan die bestanddelen toegekend te worden?

Vraag 4

Welke betekenis dient volgens de A-G Machielse aan die bestanddelen toegekend te worden?

Oefenvragen

Op 10 september 2017 wordt Sjon B eenmaal met de vlakke hand in zijn gezicht geslagen door zijn huurbaas Hans. Aanleiding is een huurconflict. Hans vertelt de politie dat hij Sjon hierop aansprak en Sjon hem vervolgens heeft bedreigd. Hans verklaart dat hij schrok en een klap in zijn gezicht gaf. 

Vraag 1a 

Welke delicten herkent u in deze casus? Wat zijn de bestanddelen van die delicten?

Vraag 1b 

Stel, ter terechtzitting constateert de rechter dat niet aannemelijk is geworden dat Hans Sjon heeft geslagen. Tot welke einduitspraak komt de rechtbank ten aanzien van het hier kennelijk ten laste gelegde delict?

Vraag 1c 

Stel dat Hans Sjon niet met de vlakke hand maar met een vaas (die toevallig binnen zijn bereik op een tafel staat) in zijn gezicht slaat. Sjon houdt hier blijvend hersenletsel aan over. Voor welk delict kan het OM hem nu succesvol vervolgen? Wat zijn de bestanddelen van dit delict?

Vraag 1d 

Stel dat Sjon aan de klap overlijdt. Hans verklaart dat hij dat absoluut niet wilde en dat hij “slechts” een harde klap wilde uitdelen. De rechter neemt dat aan. Voor welk delict kan het OM Sjon nu succesvol vervolgen? Wat voor type delict is dat?

Vraag 1e

Wat is het verschil tussen de delicten die u heeft genoemd bij vraag c en d

Vraag 1f

Stel dat Hans wordt vervolgd voor het delict dat u heeft genoemd bij vraag c. Hans stelt dat zich wel moest verdedigen tegen Sjon, omdat hij bang was dat Sjon hem met diens vlindermes in zijn buik zou steken. De rechtbank aanvaardt dit verweer. Tot welke einduitspraak komt de rechtbank?  

Vraag 2a 

Uit welke bestanddelen bestaat het delict huisvredebreuk (art. 138 lid 1 Sr)?

Vraag 2b

Op welke rechtsbelang(en) maakt dit delict een inbreuk?

Vraag 2c 

Is dit delict een misdrijf of een overtreding?

Joris redt het niet met zijn loon tot het eind van de maand. Hij gaat het erf op van de rijke familie Molema. Het erf is deels omgeven door een gracht

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 1b

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 1b


Vragen

Jurisprudentie vragen

Arrest Noodtoestand en Opiumwet

Vraag 1

Voor welk delict stond de verdachte terecht?

Vraag 2

Welke uitspraak heeft het hof gegeven?

Vraag 3

Waarom is het hof van mening dat verdachtes beroep op noodtoestand aanvaard moet worden?

Vraag 4

Hoe omschrijft de Hoge Raad (overmacht-)noodtoestand?

Vraag 5

In casu heeft de wetgever een bijzonder regeling in de Opiumwet opgenomen in verband met de geneeskundige toepassing van cannabis. Hoe verhoudt een dergelijke regeling zich volgende de HR in het algemeen tot het aanvaarden van een beroep op noodtoestand?

Vraag 6

En in dit geval?

Oefenvragen

Aangeslagen door de nieuwsberichten over grote aantallen bootvluchtelingen, besluit Jacco Aalders zich in te zetten voor een betere samenleving. In de zomer van 2017 huurt hij een busje en rijdt daarmee naar Zuid-Italië. Daar pikt hij Noord-Afrikaanse vluchtelingen op en rijdt vervolgens van Italië, via Frankrijk naar Nederland. Hij zet de vluchtelingen af in de buurt van het asielzoekerscentrum (AZC) in Ter Apel. De vluchtelingen betaalden Jacco bedragen tot 5.000 euro voor hun tocht naar Nederland. Tijdens een van zijn tochten wordt hij in Nederland aangehouden en vervolgd. Hem wordt mensensmokkel ten laste gelegd (art. 197a lid 1 Sr). De tenlastelegging is correct opgesteld.Tijdens de zitting zegt Jacco: “Het was vreselijk om te zien in welke afgrijselijke omstandigheden die vluchtelingen zich bevonden. De situatie in de Nederlandse AZC’s is vele malen beter dan in Italië. Ik wist dat die mensen niet over de juiste papieren beschikten,maar dit heeft niets met smokkel te maken. Ik vervoerde die mensen louter uit humanitaire overwegingen!”

Vraag 1a

Kwalificeer het verweer van Jacco. Heeft dit verweer van Jacco kans van slagen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 1b

Stel dat het verweer kans van slagen heeft. Wat is de einduitspraak van de rechter?

Vraag 1c

Stel dat tijdens een van de reizen, een van de vluchtelingen (Mohab) onderweg het busje wil verlaten. Jacco houdt dit tegen, omdat dit te gevaarlijk is. Hij vergrendelt de deuren. Na aanhouding in Nederland wordt hij (tevens) vervolgd wegens gijzeling (art. 282a lid 1 Sr). Jacco voert ter zitting hetzelfde verweer als hierboven genoemd.

Tot welke einduitspraak komt de rechter indien het verweer slaagt?

Vraag 1d

Anders dan het voorgaande lukt het Mohab om tijdens een rustpauze uit de bus te stappen en voor in de bus te gaan zitten. Hij dreigt Jacco met zijn broekriem te wurgen als hij niet harder doorrijdt. Jacco voelt zich geïntimideerd en drukt daarop hard het gaspedaal in. Bij een kruising botst hij tegen een tegemoetkomende personenauto. De bestuurder daarvan raakt zwaargewond. Jacco wordt aangehouden en naast mensensmokkel ook vervolgd wegens het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 6 lid 1 WVW). Op welke strafuitsluitingsgrond zal Jacco ter zake van laatstgenoemd delict een beroep doen? Licht uw

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 2a

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 2a


Vragen

Jurisprudentie vragen 

Arrest: Meta hofman

Vraag 1 

Beschrijf de casuspositie.

Vraag 2 

Wie stelt cassatieberoep in en op welk onderdeel van noodweer is het cassatiemiddel gericht?

Vraag 3

Waarom heeft het hof, volgens de steller van het cassatiemiddel, dit aspect van noodweer onjuist beoordeeld?

Vraag 4

Hoe beoordeelt de Hoge Raad het voorgestelde cassatiemiddel op dit punt?

Arrest: Extensief exces: Ruzie te Loon op Zand

Vraag 1 

Waarom heeft het hof het beroep op noodweer c.q. noodweerexces verworpen?

Vraag 2 

Heeft, blijkens het arrest van de Hoge Raad, het hof het beroep op noodweer terecht verworpen?

Vraag 3 

Geef in uw eigen woorden weer waarom de HR het arrest van het hof casseert.

Vraag 4

Annotator Mulder maakt een onderscheid tussen intensief noodweerexces en extensief noodweer exces. Wat is het verschil tussen deze vormen?

Vraag 5 

Extensief noodweerexces kan zich ook weer in twee vormen voordoen. Welke zijn dat? Om welke vorm ging het in het onderhavige arrest?

Oefenvragen 

De uit Bangkok afkomstige Kiradech J. heeft in zijn arcadehal aan de Piet Heinstraat te Den Haag met een briefopener de eveneens uit Bangkok afkomstige Sonchai A. lichamelijk letsel toegebracht. Kiradech wordt vervolgd ter zake van eenvoudige mishandeling (art. 300 lid 1 Sr). Tijdens de terechtzitting doet Kiradech een beroep op noodweer(exces). Hij vertelt het volgende: “Ik ben uitbater van arcadehal ‘Krung Thep Cineplex’ aan de Piet Heinstraat. Op maandagochtend rond elf uur, nog voor openingstijd, stond Sonchai A. ineens voor mijn neus. U moet weten dat Sonchai en ik niet de beste verstandhouding hebben. Die maandagochtend eiste hij enige aandelen in mijn arcadehal. Ik zei dat hij voor die aandelen zou moeten betalen (€ 1.500,- per aandeel), maar dat weigerde hij. Toen ik vervolgens richting mijn kantoor liep, zag ik dat Sonchai mij achtervolgde en een woeste blik in de ogen had. Ik was erg bang dat hij mij iets wilde aandoen, aangezien hij nogal opvliegend is van karakter en ik weet dat hij de vernietigende vechtsport muay thai beoefent. Inmiddels stonden we in mijn kantoor en ik kon geen kant op. Ik griste toen een briefopener van het bureau en heb daarmee meermalen uitgehaald naar Sonchai uit zelfverdediging.”

Vraag 1a 

Heeft het beroep op noodweer(exces) kans van slagen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 1b

Stel dat de rechter het beroep op noodweer accepteert. Tot welke einduitspraak zal hij dan komen?

Vraag 1c

Stel dat de rechter het beroep op noodweerexces accepteert. Tot welke einduitspraak zal hij dan komen?

Ivana krijgt tot haar grote verbazing een dagvaarding uitgereikt om op 10 januari 2018 te verschijnen op de zitting van de politierechter in Groningen. Ten laste is gelegd dat zij: ‘Op of omstreeks 22 juni 2017 op de Grote Markt te Groningen, heeft mishandeld een persoon, te weten Milan de Jong, door hem met

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 2b

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 2b


Vragen

Jurisprudentievragen 

Arrest: Verzwegen vermogen

Vraag 1

Het eerste onderdeel van het tweede cassatiemiddel stelt dat de verdachte heeft gedwaald omtrent de wederrechtelijkheid van het feit. Geef aan waaruit deze dwaling bestaat.

Vraag 2

Welke factoren acht de HR van belang bij de beoordeling van het beroep op rechtsdwaling als gevolg van een onjuist advies?

Arrest: Aflatoxine in pinda's 

Vraag 1 

Waarom heeft de rechtbank het beroep op het ontbreken van schuld verworpen?

Vraag 2 

Waarover klaagt het tweede cassatiemiddel? Welke argumenten voert het middel daarvoor aan?

Vraag 3

Wat bedoeld A-G Fokkens wanneer hij in punt 11 concludeert dat de overwegingen van de politierechter neerkomen op een risicoaansprakelijkheid?

Vraag 4

Hoe oordeelt de HR over het tweede cassatiemiddel?

Vraag 5

Hoe verhoudt de in dit arrest erkende vorm van afwezigheid van alle schuld zich tot verschoonbare feitelijke dwaling?

Oefenvragen

Tijdens een nachtelijke autorit van Arnhem naar Delfzijl moet Bert Veenstra tijdens een verkeerscontrole nabij Dieren een blaastest doen. Het is dan ongeveer 23.30u. Naar eigen zeggen had hij die avond, vlak voordat hij ging rijden, drie of vier glazen bier gedronken. Hij weet dat hij niet mag rijden met meer dan 0,5 promille (ongeveer twee glazen) alcohol in zijn bloed, maar hij voelt niets van de alcohol. Na afname van de blaastest zegt de controlerende politieagente: ‘Gaat u maar, maar wees voorzichtig’. Vlak voor Delfzijl, zo omstreeks 00.15u moet Bert opnieuw zijn auto aan de kant zetten en blazen. De politieagenten constateren een overschrijding van het toegestane promillage. Bert wordt onmiddellijk aangehouden wegens rijden onder invloed (art. 8 lid 1 en lid 2 onder a WVW).

Ter terechtzitting stelt de raadsman van Bert: “Nu mijn cliënt eerder gecontroleerd was middels de blaastest toestemming had gekregen om verder te rijden, heeft hij ervan uit mogen gaan dat het promillage alcohol in zijn bloed niet te hoog was om te mogen rijden.”

De rechtbank verwerpt dit verweer.

Vraag 1a 

De verdachte doet een beroep op avas. Betreft het hier feitelijke dwaling of rechtsdwaling? Waarom?

Vraag 1b 

Waarom zal de rechtbank het verweer van de verdediging hebben verworpen?

Vraag 1c 

Aan welke criteria zal – los van deze casus, maar meer in het algemeen - voldaan moeten zijn wil een dergelijk avas-beroep kans van slagen hebben?

Ten laste van Piet de Vries heeft het Hof bewezenverklaard dat: “hij in de periode van de maand augustus 2006 tot en met de maand februari 2007 te Nijmegen als ambtenaar (directeur van NV [A], van welke NV de gemeente Nijmegen enig aandeelhouder is) een gift, te weten een geldbedrag van 10.799,97 euro van (de directeur van) [B], Henk Draaisma heeft gevraagd teneinde hem, verdachte, te bewegen iets te doen in zijn bediening, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen.”

De raadsman voerde ter terechtzitting onder meer

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 3a

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 3a


Vragen

Jurisprudentievragen

Arrest: Het spook van de Vrouwenpolder 

Vraag 1 

Wat is de inhoud van het beklag dat tot dit arrest heeft geleid?

Vraag 2 

Om welke reden verklaart het hof het beklag niet-ontvankelijk?

Vraag 3

Door wie wordt de zaak voor de HR gebracht, en wat stelt het cassatiemiddel?

Vraag 4

Wat is de beslissing van de HR?

Vraag 5 

Stelling: volgens de HR moet bij een art. 12 SV-procedure de rechter zich beperken tot een marginale toetsing van de vervolgingsbeslissing van het OM. Is deze stelling juist?

Arrest: Strafbeschikking en strafmotivering 

Vraag 1 

Voor welk strafbaar feit was de verdachte door het hof veroordeeld?

Vraag 2 

Waar klaagt het eerste cassatiemiddel over in deze zaak?

Vraag 3 

Noem twee overeenkomsten tussen rechtskarakter van een strafbeschikking en dat van een rechterlijke veroordeling.

Vraag 4

Noem een relevante overeenkomst en een cruciaal verschil tussen een transactie en een OM-afdoening

Oefenvragen 

Harrie wordt betrapt op het vangen van een mopsvleermuis. Dit is een beschermde diersoort. De OvJ zendt Harrie een strafbeschikking van 230 euro. De VLEN, een werkgroep die zich inzet voor deze vleermuis, raakt op de hoogte van de zaak. Zij vinden de straf te laag.

Vraag 1a 

Stel dat Harrie het niet eens is met de strafbeschikking. Hij wendt zich op 10 oktober 2017 tot u, zijn raadsman/raadsvrouw. Welk juridisch advies geeft u hem?

Vraag 1b

De werkgroep dient begin januari 2018 een beklagschrift in bij het bevoegde gerechtshof. Is de VLEN ontvankelijk? Bespreek alle ontvankelijkheidsvereisten.

Er wordt aangifte gedaan van woninginbraak bij een echtpaar. De politie houdt een verdachte aan, waarop de OvJ de de rechter-commissaris betrekt in de zaak, maar dit levert niets op. De zaak wordt gesponeerd.

Vraag 2a

Dient de OvJ de verdachte op de hoogte te stellen van zijn besluit om hem niet meer te vervolgen?

De OvJ informeert het echtpaar dat hij de verdachte niet alsnog wil vervolgen. Het echtpaar start een beklag-procedure.

Vraag 2b

Kan de officier van justitie de verdachte alsnog vervolgen?

Vraag 2c 

Stel dat het gerechtshof oordeelt dat het OM de verdachte dient te vervolgen Het OM dagvaardt de verdachte. Kan de laatstgenoemde hiertegen iets ondernemen?

Vraag 2d 

Stel dat het gerechtshof oordeelt dat het OM de zaak niet hoeft te vervolgen. Het OM betekent hierop een kennisgeving van niet vervolging aan de verdachte. Kan het echtpaar hiertegen iets ondernemen?

Vraag 3a

Op grond waarvan heeft het OM de vrijheid om ter zake van het ene (vermoedelijke) strafbare feit wel te vervolgen en ter zake van het andere niet en waarom is het OM die vrijheid gelaten?

Antwoordindicatie

Jurisprudentievragen 

Het Spook van de Vrouwenpolder

Vraag 1 

Een motorrijder vliegt uit de bocht en een passerend meisje is

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 3b

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 3b


Vragen

Jurisprudentie vragen

Arrest: Onherkenbaar kenteken 

Vraag 1 

Uit welke bestanddelen bestond de tenlastelegging (en ook de bewezenverklaring) in de zaak?

Vraag 2 

Geef in uw eigen woorden aan waarover het cassatiemiddel klaagt

Vraag 3 

Tot welke beslissing komt de HR? Waarom?

Arrest: Ad informandum 

Vraag 1 

Schets het procesverloop

Vraag 2 

Waarom casseert de HR?

Vraag 3 

Onder welke voorwaarden mag de rechter een ad informandum gevoegd feit bij de strafoplegging betrekken in de situatie waarin de verdachte ter terechtzitting is verschenen?

Vraag 4 

Onder welke voorwaarden mag de rechter een ad informandum gevoegd feit bij de strafoplegging betrekken in de situatie waarin de verdachten niet ter terechtzitting is verschenen?

Antwoordindicatie

Jurisprudentie vragen 

Onherkenbaar Kenteken

Vraag 1 

  • Een motorrijtuig op de weg te laten staan of daarmee over de weg  te rijden dan wel een aanhangwagen op de weg te laten staan of met een motorrijtuig  over de weg voort te bewegen
  • Wanneer op dat motorrijtuig of die aanhangwagen enig teken of middel is aangebracht
  • Waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 gevoerde kenteken
  • Wordt bemoeilijkt;

Vraag 2 

In aanmerking genomen dat de tenlastelegging en bewezenverklaring niet het laatstgenoemde bestanddeel bevatten heeft het hof volgens het cassatiemiddel het bewezenverklaarde ten onrechte gekwalificeerd als overtreding van art. 41 lid 1 aanhef en onder b WvW 1994.

Vraag 3

De HR vernietigt de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen t.a.v. het in de zaak met parketnummer tenlastegelegde en de strafoplegging; wijst de zaak terug naar het hof Arnhem-Leeuwarden (zodat de tenlastelegging zal kunnen worden gewijzigd)

Ad Informandum

Vraag 1 

Deze ad informandum feiten mogen alleen worden meegerekend als de verdachte tijdens de terechtzitting aanwezig is en erkenning blijkt en hij erop mag vertrouwen dat de OVJ niet nogmaals vervolging aangaat. (heeft alleen invloed op de strafmaat).

Een door de verdachte begaan strafbaar feit dat hem niet ten lasten is gelegd mag als bijzondere reden ter bepaling van de straf in aanmerking worden genomen, wanneer op grond van verdachtes erkenning ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat hij dat feit heeft begaan en wanneer ervan mag worden uitgegaan dat ter zake van dat feit tegen de verdachte geen vervolging meer zal worden ingesteld.

Vraag 2 

De HR casseert wegens schending van de artikel 350, 358, 359 en 415 Sr, of de onjuiste toepassing daarvan.

Feiten mogen ad informandum worden toegevoegd bij het strafproces, mits er ergens in de procedure een bekennende verklaring van verdachte over het feit heeft plaatsgevonden.

In casus heeft verdachte noch in het onderzoek ter terechtzitting, noch elders, het ad informandum bijgevoegde strafbare feit te hebben begaan en daarom mag dit feit niet meewegen in de strafoplegging. Het

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 4a

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 4a


Vragen

Jurisprudentievragen

Arrest: Onderbouwd standpunt en responsieplicht

Vraag 1 

De Wet van 10 november 2004, Stb. 580 (in werking getreden op  1 januari 2005) heeft de motiveringsvereisten gewijzigd en aangevuld. Om welke categorieën wijzingen en aanvullingen gaat het? Geef twee (op de standpunten van de verdediging en van het OM toegesneden) voorbeelden.

Vraag 2 

Wat is het verschil tussen een “uitdrukkelijk voorgedragen verweer” in de zin van art. 358 lid 3 Sv en een “uitdrukkelijk onderbouwd standpunt” in de zin van artikel 359 lid 2 tweede zin Sv?

Oefenvragen

Vraag 1

Aan het einde van de week, op vrijdagmiddag, hebben twee schilders nog een klus bij een woning. Bram en Joost bouwen de steiger op. Bram verzuimt een aantal buizen goed vast te maken. Terwijl Joost op de steiger staat, komt Tycho aangelopen met een ladder. De buizen die Bram niet goed heeft vastgezet schieten los, waardoor het bovenste deel van de steiger naar beneden stort. Joost houdt aan zijn val een zware hersenschudding en een gebroken nekwervel over. De OvJ besluit Bram te vervolgen voor het delict genoemd in art. 308 Sr (zwaar lichamelijk letsel door schuld).

Ter zitting voert de raadsvrouw van Bram aan:

  1. Art. 308 Sr is veel te vaag en daarom in strijd met het legaliteitsbeginsel

  2. Niet mijn cliënt Bram, maar Tycho is de schuldige. Hij sloeg met de ladder tegen de steiger aan waardoor die instortte. Bram treft geen schuld.

  3. Mocht Uw Rechtbank van mening zijn dat mijn cliënt straf verdient, dan wil ik met klem verzoeken hem geen vrijheidsstraf op te leggen. Zijn gezinssituatie is dusdanig, dat hij thuis niet gemist kan worden, ook niet voor korte tijd. 

De rechtbank komt tot een veroordeling en legt Bram een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op.

Welke beslissingen en motiveringen moet het vonnis van de rechtbank bevatten met betrekking tot hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd? Geef in uw antwoord aan door welk artikellid of leden deze beslissingen en motiveringen worden gevorderd.

Antwoordindicatie

Jurisprudentievragen

Onderbouwd standpunt en responsieplicht

Vraag 1 

Het gaat om de volgende wijzigingen:

Wanneer de OvJ een uitdrukkelijk onderbouwde standpunten geeft en de rechter wijkt hier van af, dan moet de rechter deze beslissing nader motiveren. (Bv. Wanneer de OvJ een andere straf eist dan de rechter geeft).

Of wanneer de OvJ ter zake van de onderwerpen een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft ingenomen, en de rechter wijkt daarvan van, moet hij dit motiveren en in de vonnis vermelden.

Vraag 2 

  • Uitdrukkelijk voorgedragen verweer is het voldoende dat je het verweer alleen maar noemt; art. 358 lid 3 Sv;
  1. door/namens verdachte;
  2. uitdrukkelijk voorgedragen;
  3. verworpen door rechter.

Geldt alleen voor de verdachte, bij de 4 formele

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 4b

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 4b


Vragen

Oefentoets

Casus 1

Jan verkoopt samen met zijn broer Henk tweedehands wasmachines via internet. De zaken lopen niet heel goed. Althans niet volgens Jan. Jan vermoedt dat Henk de inkomsten van de wasmachineverkoop niet eerlijk deelt en geld achterhoudt. Hij vindt dit zo achterbaks dat hij in een vlaag van woede naar het huis van Henk rijdt. In het schuurtje van Henk giet hij een jerrycan benzine uit en steekt die in de brand. De brandweer is snel ter plaatse. Jan wordt opgepakt. Jan wordt gedagvaard om terecht te staan voor de rechtbank Groningen. Hem wordt ten laste gelegd dat: ‘Hij in de gemeente Groningen opzettelijk brand heeft gesticht in het perceel Klaproosstraat 26 aldaar, door toen en daar opzettelijk een hoeveelheid benzine over de vloer uit te gieten en vervolgens vuur in aanraking te brengen met die benzine, waardoor die vloer en/of dat perceel in brand is geraakt, van welke opzettelijke brandstichting gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die vloer en/of dat perceel, te duchten is geweest’ (art. 157 sub 1 Sr). 

Ter terechtzitting betoogt zijn raadsman dat Jan ten tijde van de brandstichting leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waarvoor hij inmiddels ook behandeld wordt. Zijn cliënt kan daarom het feit niet worden toegerekend.

Vraag 1a

Geef uw oordeel over de volgende stelling:

“Art. 39 Sr ziet op de ontoerekeningsvatbaarheid van de dader.”

Vraag 1b

Welke vragen moet de rechter beantwoorden bij een beoordeling van het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid?

Vraag 2

Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?

Als Henk terug komt wordt hij geconfronteerd met zijn huis. Hij wil dat de schade die hij heeft geleden wordt vergoed door Jan. Bovendien wil hij graag aan de rechter vertellen wat de hele affaire met hem persoonlijk heeft gedaan.

Vraag 3a

Welke mogelijkheden zijn er voor Henk om er in het kader van het strafproces, ter zitting, te zorgen dat hij zijn schade vergoed krijgt?

Vraag 3b

Heeft Henk het recht om de rechter te vertellen over de gevolgen van de brandstichting?

Casus 2

In Amsterdam is het advocatenkantoor Bakker & Boerema gevestigd. Linda werkt daar als secretaresse van Oscar Bakker, een van de advocaten. Linda is alleenstaande moeder van vier kinderen. Het afgelopen jaar is zij ernstig depressief geworden. Zij kan de eindjes met moeite aan elkaar knopen, omdat Oscar weigert haar overuren uit te betalen. Zij heeft bovendien een relatie gehad met Oscar.  Op zaterdagavond, augustus 2003, loopt Linda door Amsterdam en ziet Oscar met zijn vrouw Claire. Opeens realiseert Linda zich dat Oscar de eigenlijke bron is van haar ellende. Zij wordt woest, stormt op Oscar af en begint hem te slaan. Oscar probeert zich te weren, maar staat ingeklemd in een portiek. Oscars vrouw Claire schrikt en pakt snel haar ‘Zapper’ uit haar handtas. Om Oscar uit zijn benauwde positie

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5

Uitwerkingen bij Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5 voor het vak Strafrecht 1 - RUG


Vragen

Jurisprudentievragen 

Arrest: Dreigbrief - zie gekoppelde samenvatting

Vraag 1

Voor welk delict is de verdachte veroordeeld, en wat zijn de bestanddelen van dit delict?

Vraag 2 

Wat stellen cassatiemiddelen V en VI? Welke inhoud heeft kennelijk de ten laste gelegde wederrechtelijkheid volgens deze cassatiemiddelen?

Vraag 3 

Waarom is het cassatieberoep verworpen voor zover het gaat om het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling? Welke inhoud heeft kennelijk de ten laste gelegde wederrechtelijkheid in de opvatting van de HR?

Vraag 4 

Stelling: “Door de uitleg van de HR van het bestanddeel “(met het oogmerk zich of een ander) wederrechtelijk (te bevoordelen)” in art. 317 Sr, heeft dit bestanddeel grotendeels zijn beperkende functie verloren.

Geef uw oordeel over deze stelling.

Oefenvragen

De 15-jarige Floor speelt met haar 20-jarige buurjongen Twan een net uitgekomen game op de Xbox van de buren. Haar vader Victor hoort plotseling zijn dochter Floor gillen. Victor bedenkt zich geen seconde en baant zich een weg door de coniferenhaag naar de buren. Door de ramen ziet hij Twan bovenop zijn dochter liggen. Victor wordt woedend en snelt naar binnen. Twan hoort de deur, schrikt en laat Floor onmiddellijk los. Victor stormt op Twan af en slaat hem onmiddellijk met vlakke hand tweemaal in zijn gezicht. De buren zijn woedend. Ze doen aangifte tegen Victor. Het OM dagvaard Victor voor mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) en voor erfvredebreuk (art. 138 lid 1 Sr; de tenlastelegging is hierop correct toegesneden).  

De raadsman van Victor is het hier niet mee eens. Hij stelt dat er derhalve sprake is van overmacht-noodtoestand. Voor wat betreft de ten laste gelegde mishandeling beroept de raadsman zich op noodweer.

In de raadkamer overleggen de rechters over de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde erfvredebreuk. Ze zijn het erover eens dat, met uitzondering van het bestanddeel “wederrechtelijk”, alle bestanddelen van de tenlastelegging kunnen worden bewezen. Zij zijn van mening dat de verdachte inderdaad handelde in overmacht-noodtoestand, maar vragen zich af of dat verband houdt met het bestanddeel “wederrechtelijk”.

Volgens rechter De Weert moet bij dit bestanddeel de beperkte opvatting van Remmelink worden gevolgd; Volgens de rechter Smit is van mening dat de ruime opvatting van de HR moet worden gevolgd.

Vraag 1a

Tot welke einduitspraak komt de rechtbank ter zake van erfvredebreuk, indien de opvatting van de rechter De Weer wordt gevolgd?

Vraag 1b 

Tot welke einduitspraak komt de Rechtbank ter zake van erfvredebreuk, indien de opvatting van rechter Smit wordt gevolgd?

Vraag 1c 

Tot welke einduitspraak komt de rechtbank ter zake van de mishandeling, in het (onwaarschijnlijke) geval de rechters het beroep op noodweer aanvaarden? 

Vraag 1d 

Waarom is het onwaarschijnlijk dat de rechters Victors beroep op noodweer zullen aanvaarden?

Vraag 2a 

Moet de rechter zijn beslissing over het verweer van Gert in

.....read more
Summaries and supporting content: 
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6a

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6a


Vragen

Jurisprudentievragen

Verpleegster-arrest

Vraag 1 

Ter zake van welk delict werd de verpleegster vervolgd?

Vraag 2 

Op welke wijze is de culpa in de tenlastelegging verwoord? Duidt deze omschrijving op bewuste of onbewuste culpa?

Vraag 3 

Was een beroep op “avas” in dit geval een beroep in de zin van art. 358 lid 3 geweest?

Vraag 4 

Stelling: Indien de verdachte een feit niet kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (art. 39 Sr), is culpa misschien nog wel te bewijzen, maar opzet in ieder geval niet. Is deze stelling juist of onjuist.

Onvoldoende rechtshouden in Winssen

Vraag 1

Voor welk delict had het Hof de verdachte in hoger beroep veroordeeld?

Vraag 2

Waarom vond de verdachte dat ze niet onachtzaam had gereden en (dus) geen schuld had aan het ongeval (en het letsel)?

Vraag 3

Stelling: “ Volgens de HR kan uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat er sprake is van aanmerkelijke mate van onoplettendheid en/of onachtzaamheid.” Is deze stelling juist/onjuist? Licht uw antwoord toe.

Vraag 4 

Waarom heeft de HR de bestreden uitspraak van het Hof vernietigd?

Oefenvragen

Wanneer Bas en Chantal in de bebouwde kom van Zuidhorn een door verkeerslichten beveiligde oversteekplaats voor voetgangers naderen, steekt Anton over. Hoewel het licht voor hem op rood staat en hij de Vespa ziet aankomen, steekt hij rustig over. “Dat moet nog wel lukken". Anton schat de snelheid van de Vespa echter totaal verkeerd in. Bas heeft groen licht en remt niet af. Bas en Chantal komen met een snelheid van 65 km per uur aanrazen. De scooter komt tegen de paal van een verkeerslicht tot stilstand. Op het moment van de botsing vliegt Chantal van de scooter af.

De OvJ vervolgt Anton succesvol wegens het overtreden van artikel 62 RVV. Die bepaling luidt: “Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod in houden”. De OvJ overweegt vervolgens de bestuurder van de scooter te vervolgen wegens overtreding van art. 20 aanhef onder b sub 2 RVV. Daaruit blijkt dat de scooter niet harder had mogen rijden dan 45 km per uur.  De officier besluit beide personen te vervolgen wegens zwaar letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW)

Vast staat dat Chantal is overleden als gevolg van de botsing. Anton wordt veroordeeld.

Vraag 1a 

Bas: I. “Anton is de enige die schuld heeft. Hij is immers onherroepelijk veroordeeld en dat is ook terecht: als hij niet was overgestoken was er niets aan de hand geweest. Ik moet vrijuit gaan”.

Heeft het genoemde verweer kans van slagen?

Vraag 1b 

Bas: II. “Het ernstige letsel van Chantal is niet mijn schuld. Het verkeerslicht was groen voor mij. Ik mocht erop vertrouwen dat de weg vrij was. Ik heb ook

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6b

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6b

Uitwerkingen Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6b bij het vak Strafrecht 1 aan de universiteit Groningen


Vragen

Jurisprudentievragen

Porsche - arrest

Vraag 1a

Ter zake van welk delict had het hof de verdachte veroordeeld?

Vraag 1b

Welke straf heeft het hof de verdachte opgelegd?

Vraag 2

Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er geen sprake was van opzettelijk handelen. Het hof heeft dit verweer in het arrest gemotiveerd verworpen. Was het hof op grond van het bepaalde in art. 358 lid 3 Sv (jo. 359 lid 2, 1e zin, Sv) hiertoe verplicht?

Vraag 3

Waarom is het hof van oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld?

Vraag 4

Waarom casseert de Hoge Raad?

 Vraag 5 

Welke gevolgen zal het arrest waarschijnlijk voor de verdachte hebben?

Vraag 6a 

Stel, de bestuurder wordt in eerste aanleg alleen vervolgd ter zake van art. 6 WVW 1994 (dood door schuld). Ter zitting verklaart hij dat het hem allemaal niets kon schelen of er doden zouden zijn gevallen. Welke uitspraak zal de rechter dan geven?

Vraag 6b

Wat kan het OM doen om dit te voorkomen?

Bewijsklacht schuldheling - arrest

Vraag 1

Hoe luidt de tenlastelegging in deze zaak en welk bestanddeel staat ter discussie in dit arrest?

Vraag 2 

Hoe wordt het ten laste gelegde delict in de stafrechtelijke literatuur ook wel getypeerd lettende op de door de wetgever gekozen schuldvorm(en)?

Vraag 3 

Welke opzetgradatie is ten minste nodig om de opzetvariant van dit delict te bewijzen? En waarop heeft dit opzet betrekking?

Vraag 4 

Welk verweer voerde de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en hoe is dit verweer juridisch te kwalificeren?

Vraag 5 

Het hof kwam tot een veroordeling. Waarover klaagde de verdediging in het cassatiemiddel?

Vraag 6

Hoe oordeelt de Hoge Raad over het cassatiemiddel? Waarom?

Oefenvragen

Frenk wordt vervolgd voor doodslag (art. 287 Sr). Om een verkeerscontrole te ontwijken, zou hij op de A28, met een onverminderde snelheid van 140 km/u, door dikke mist op een agent zijn ingereden. Die overlijdt ter plekke. Frenk stelt ter terechtzitting: “Het was druk op de weg en ik was al te laat voor een belangrijke afspraak. Ik vond op dat moment dat ik gewoonweg maar even het gas moest intrappen. Ik wilde hoe dan ook aan die controle ontkomen. Ook al liepen er agenten op de weg naar auto’s te seinen. Tja, dat was natuurlijk risicovol en ik heb er ook enorme spijt van. Het was helemaal niet mijn bedoeling om die agent te doden”. De rechter gelooft Frenk.

Vraag 1 

Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?

Vraag 2

Tot welke materiële einduitspraak komt u? Licht uw antwoord toe.

Frenk moet terechtstaan ter zake van moord (art. 289 lid 1 Sr). Zijn raadsman voert

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 7

Strafrecht 1 - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 7


Vragen

Jurisprudentievragen

Letale longembolie

Vraag 1

Welke bestanddelen in art. 6 WVW 1994 hebben betrekking op de causaliteit?

Vraag 2 

Welk causaal verband bestreed de raadsman en waarom?

Vraag 3 

Op grond van welk criterium nam de Hoge Raad dit causaal verband wel aan?

Vraag 4

Stel, een grove fout van de behandelende arts in het ziekenhuis heeft in de plaats van de in het ziekenhuis ingetreden longembolie geleid tot de dood. Zal de rechter tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde causaliteit komen? 

Haarlemse steekpartij

Vraag 1

Op welk delict is de tenlastelegging toegepist?

Vraag 2

Valt dit delict in te delen in één van de op p. 79 van het boek genoemde groepen van delicten? Zo ja, welke?

Vraag 3 

Wat heeft de raadsman in het tweede middel aangevoerd?

Vraag 4 

Hoe heeft het Hof op dit verweer gereageerd en hoe de Hoge Raad?

Vraag 5

Sluiten de overwegingen van de Hoge Raad aan bij het op p.92 van het boek betoogde over "differentiatie" bij causaliteit?

Vraag 6

Had mishandeling, de dood ten gevolge hebbend, indien dit alleen was ten laste gelegd, bewezen kunnen worden?

Oefenvragen

Dirk en Casper gaan naar een attractiepark. Ze gaan in een achtbaan en drukken de beugels naar beneden. Vakantiekracht Gijs bedient die dag de achtbaan. Hij staat aan de ene kant van de stoeltjes en controleert of ze goed vastzitten. Echter ziet hij een knappe dame en is afgeleid, hij vergeet de controle. Hij verzuimt de veiligheidsvoorschriten. 

Dirk voelt vervolgens dat de beugel niet goed vastzit wanneer de achtbaan begint te rijden. Hij valt uit zijn stoeltje en wordt naar het ziekenhuis gebracht. Dirk heeft een rugwervel gebroken en tijdens een riskante operatie wordt de wervel weer aan elkaar gezet. Na de operatie heeft Dirk geen gevoel meer in zijn benen. Tijdens de tweede operatie blijkt dat de eerste operatie niet geheel goed is gegaan. De chirurg stelt dat de schade onherstelbaar is. 

Gijs wordt art. 308 lid 1 Sr ten laste gelegd. Zijn raadsman stelt in zijn verweer: "het causale verband tussen de gedraging van mijn cliënt en de beschadigde zenuw ontbreekt. De directe oorzaken van dit letsel zijn namelijk de fout van de arts en overbelasting tijdens de revalidatie" 

Vraag 1a 

In welke causaliteitstheorie(ën) past het betoog van de raadsman? 

Vraag 1b

Kan de rechter het vereiste causale verband aannemen?

Kristen steekt haar vriend Mattie met volle kracht in zijn buik. Ze besluit snel de ambulance te bellen, in het ziekenhuis blijkt zijn maag doorboord. Tijdens de operatie overlijdt Mattie. Kristen wordt vervolgd voor art. 287 Sr en subsidiair art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr. Ter terechtzitting betwist de raadsman van Kirsten het causaal verband tussen haar messteek en de dood van Mattie. Ook stelt hij dat Kristen niet de bedoeling had

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafrecht 1 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1798