College-aantekeningen over Psychopathologie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


Sheetnotes 18/19

Hoorcollege 13

Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

  • Er worden aanpassingen gemaakt in het boek van Cacioppo. 
  • pagina 562: angst patienten zijn ambivalent over realiteit van de dreiging, in plaats van wat er stond over spinnen angst en de neigende gedachte dat de spin de persoon zou aanvallen. Het gaat hierbij om de veranderende term ambivalentie.
  • Cacioppo heeft het over hoge concordantie bij MZ (monozygotische) tweelingen bij psychische stoornissen, maar alle gedrag heeft een hoge concordantie bij MZ tweelingen.
  • Wat belangrijk is om te weten als psycholoog: stoornissen zijn een groep symptomen, niet de verklaring van symptomen. 

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

  • Er wordt informatie gegeven over GGZ als werkveld en wat voor loopbaan je moet nemen als je deze de GZopleiding wilt doen of klinisch neuropsycholoog wilt worden. Dit is buiten de literatuur om.

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

  • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

  • Er worden geen opmerkingen over het tentamen gemaakt.

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

  • Er worden geen vragen behandeld voor het tentamen.

Hoorcollegeaantekeningen 15/16

Algemene opmerkingen over klinische psychologie

Klinisch psychologen stellen verschillende vragen. Diagnostiek gaat over het ontstaan en de behandeling. Dus eerst kijken wat er aan de hand is, hoe is het ontstaan en wat kun je eraan doen. Voorbeeld: een man die een zak met niet gebruikte pillen terug wil brengen naar de apotheek. Bij de apotheek ziet hij dat er een gat in de zak zit. De man is bang dat hij pillen verloren is. In de buurt is een basisschool. Het kan zijn dat een kind die pillen inneemt, ziek wordt en dood gaat. Hij ontwikkelt een stoornis door altijd te kijken of hij nog pillen in zijn zakken heeft. Er is een dwang ontstaan. Hij is elke ochtend 20 min. bezig om alles te controleren op pillen die hij anders mogelijk kan verliezen.

Hoe moet je onderzoeken?

  • Psychometrisch onderzoek: onderzoek waarmee je kenmerken/eigenschappen van personen kan onderzoeken, vaak via vragenlijsten. Nadelen aan deze methode: Onbewust gedrag kan niet onderzocht worden via een vragenlijst en sociaal wenselijke antwoorden.
  • Psychofysiologie: meten aan het lichaam van een individu wat voor veranderingen er optreden. Voorbeeld uit niet klinisch onderzoek: man kon raden wat de naam van een nog niet geboren kind zou worden. De zwangere vrouw moest een aantal namen opschrijven onder andere de naam van het nog niet geboren kind. Als de naam die ze had gekozen werd opgelezen schrok ze, omdat ze dan moest liegen. Dit was aan het lichaam terug te zien.
  • Neuropsychologie: Via een functie-test onderzoeken doen naar hoe de hersenen functioneren.
  • Experimenteel labonderzoek: Er wordt iets gemanipuleerd. Voorbeeld: mensen met depressie. Als je mensen met een depressie vraagt een herinnering op te halen en ze moeten zo specifiek mogelijk antwoorden, krijg je hele algemene antwoorden met geen specifieke details. Is het een tijdelijk stemmingseffect, of kenmerk van depressie? Er werd een onderzoek naar gedaan. Er waren twee groepen een controle groep en experimentele groep. De experimentele groep hoort muziek waar mensen heel erg radeloos van worden. De controle groep hoort neutrale muziek. Vervolgens worden alle proefpersonen vragen gesteld en bleek dat de experimentele groep een veel somberdere stemming had. Vervolgens werd weer gevraagd naar een zo specifiek mogelijke herinnering. Wie doet het beter?
  • Kwalitatief onderzoek: onderzoek dat vaak gebruik maakt van diepte-interviews. Hoe is het om deze patiënt te zijn? Een ander belangrijk onderdeel is veldwerk. Je loopt met je patiënt mee om te zien hoe het is om die patiënt te zijn.

Psychische stoornissen: definitie

Wanneer is er sprake van een mentale afwijking. De definitie van Cacioppo is niet compleet. Beter als definitie is: abnormal behavior is unusual, distressing and harmful dysfunction. Er moet sprake zijn van een functie die verstoord is. Het moet harmful zijn dat die functie verstoord is. Er zijn veel verscjhillende soorten stoornissen. Het komt voor dat mensen dingen zien die er niet zijn. Die bedenken ze zelf. Het heet een waarnemingsstoornis. Er zijn ook mensen die stemmen horen. Mentale stoornis: er wordt een patroon gezien, die mensen betrekken dat op zichzelf en bedenken een complottheorie. Er komen vaak geheugenstoornissen voor bij mentale disfunctie. Functie als geheugen kan op verschillende manieren worden aangedaan. Een voorbeeld: Negatieve woorden beter onthouden dan neutrale woorden. Er kan ook een disfunctie optreden bij emotie. Emotie zelf is niet raar, maar wel de situatie waarin de emotie optreedt. Schizofrenie gaat vaak gepaard met een motorisch probleem. Ze kunnen zich soms niet bewegen. Andere functie is seks. Er kunnen seksuele stoornissen optreden waar andere mensen last van hebben. Bijvoorbeeld pedofilie. Het is zeker harmful voor de slachtoffers.Een ander voorbeeld is homoseksualiteit: Tot 1980 werd het gezien als psychische stoornis. Dit illustreert dat cultuur ook een hele belangrijke rol speelt bij psychische stoornissen en de bepaling wanneer iets een stoornis is.

Psychische stoornissen: prevalentie

Hoe vaak komt een psychische stoornis voor? Hoe vaak in een jaar: jaar-prevalentie. Life-time prevalentie is hoe vaak iets voorkomt in een leven. Er zitten enorme hoge kosten verbonden aan bijvoorbeeld angststoornissen. De behandeling kost geld en die mensen kunnen niet werken. Dus hoge maatschappelijke kosten.

Hoge concordantie bij MZ tweelingen. Je hebt eeneiig en twee-eiige tweelingen. Eeneiige tweelingen zijn volledig genetisch identiek. Twee-eiige tweelingen hebben evenveel overeenkomsten als andere broers en zussen in een gezin. Partnerkeuze is een complex gedrag, net als autokeuze. Toch is deze keuze bij eeniige tweelingen hetzelfde, ook als ze gescheiden zijn opgegroeid.

Psychische stoornissen: diagnostiek

Unlike medical illnesses, psychological disorders are diagnosed purely on the basis of observablebehaviors. There are no blood tests, scans or other medical procedures to determine whether a person has a psychological disorder.

Of iemand een psychische stoornis heeft wordt bepaald door wat de persoon er zelf over te zeggen heeft. Een voorbeeld:

A) Peter is rijk omdat hij veel geld heeft.

B) Peter is rijk omdat hij de Lotto heeft gewonnen.

A is een cirkelredenering. B is een verklaring en geen cirkelredenering. Ze kunnen ook los van zichzelf staan. Peter is druk omdat hij ADHD heeft. Is dat een A of B verklaring? De meeste denken B. De stoornissen geven een verklaring, maar lijkt op een soort cirkelredening. Een man had een auto ongeluk gehad en liet hersenscan maken. De dokter ziet er een tumor op. De patiënt heeft nog nergens last van = Disorder without symptoms.

Een psychische stoornis is geen verklaring voor de symptomen, dat is een cirkelredering. De meest gebruikte drogreden. Eerst zegt Cacioppo dat patiënten met een angststoornis ziekte-inzicht hebben. Later zegt hij dat mensen met spinnenangst denken dat de spin hen gaat aanvallen. Deze mensen zien niet dat hun angsten irrationeel is. Het is wel een belangrijke factor of iemand ziekte-inzicht heeft. Het is beter om te zeggen dat angst-patiënten ambivalent zijn over de realiteit van dreiging. In de speekkamer zien ze het in, maar op het moment suprême zien ze dat niet meer in.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Psychopathologie II: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Artikelen + Oefenpakket Psychopathologie II
Psychopathologie II - Psychologie - UU - B2/B3 - Oefententamen 2016/2017

Psychopathologie II - Psychologie - UU - B2/B3 - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Vraag 1

Welke argumenten geeft May (2007) over etniciteit matching?

Vraag 2

Wat zijn acro-, agora- en xenophobia?

Vraag 3

Wat is grootste verschil tussen een somatische symptoomstoornis en een paniekstoornis?

Vraag 4

Hoe verloopt doorgaans de behandeling bij een alcoholverslaving? Geef de stappen zoals besproken in college en in het boek.

Vraag 5

Wat zijn fysieke kenmerken en complicaties van Boulimia Nervosa?

Vraag 6

Welke drie neurotransmitters worden geassocieerd met angst en welk algemeen systeem in ons lichaam speelt daarbij een rol?

Vraag 7

Wat is de prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen in de GGZ en in de ‘gewone’ bevolking?

Vraag 8

Een centraal kenmerk bij CT is de cognitieve triade; hoe mensen over zichzelf denken, hun persoonlijke wereld en de toekomst. Wat zijn de drie componenten bij CT?

Vraag 9

De seksuele responsecyclus bestaat uit verlangen, opwinding, plateau, orgasme en ontspanning. Wat gebeurt er tijdens opwinding en koppel hieraan een stoornis.

Vraag 10

Wat is parasuïcidaal gedrag en wat zijn de risicofactoren voor het plegen van zelfmoord?

Vraag 11

Hoe worden stoornissen gezien volgens de netwerktheorie van Nijten en wat zijn brugsymptomen?

Vraag 12

Wat is het verschil tussen classificatie en diagnose van stoornissen?

Vraag 13

Wat zijn de drie doelen van een psychiatrisch onderzoek?

Vraag 14

Geef voorbeelden van bezodiazepines, TCA’s en SSRI’s. Vertel daarnaast wat de mogelijke bijwerkingen zijn per groep.

Vraag 15

Hoe vaak komt Anorexia Nervosa voor? Geef een range of de life time prevalence.

Vraag 16

Wat is de prevalentie van OCD? Noem tevens welke stoornissen het meest comorbide zijn en geef voorbeelden van compulsies en obsessies.

Vraag 17

Wat is het verschil tussen angst en vrees?

Vraag 18

Welke verstoringen van de slaap treden op bij depressieve patiënten?

Vraag 19

Wat stelt de Kindling Hypothese over depressie ?

Vraag 20

Wat zijn de goede en slechte prognostische indicatoren voor een Major Depression?

Vraag 21

Wat is schematherapie en bij welke categorie stoornissen wordt dit vaak toegepast? Noem tevens waar de focus op wordt gelegd.

Vraag 22

Wat zijn volgens de participanten de voordelen van gecomputeriseerde CBT in het artikel over E-Health?

Vraag 23

Wat is de life time prevalentie van een specifieke fobie en van een sociale fobie?

Vraag 24

Wat is het verschil tussen genderidentiteit en seksuele identiteit? Leg tevens uit wat seksuele oriëntatie is.

Vraag 25

Wat is het verschil tussen gedachte inhoud, vorm en proces bij schizofrenie patiënten?

Vraag 26

Wat is het verschil in seksuele fantasieën bij een man en een vrouw. Noem daarnaast de meest gecompliceerde factor voor de vrouw bij de arousal.

Vraag 27

Welke risicofactoren correleren met seksuele recidive ?

Vraag 28

Andrews & Bonta hebben een Risk , Need and Responsivity Model (RNR) opgesteld. Dit gaat over het recidiverisico, leg dit model uit.

Vraag 29

Wat zijn de

.....read more
Access: 
JoHo members
Psychopathologie II - UU - Extra oefenvragen

Psychopathologie II - UU - Extra oefenvragen


Vragen

Vraag 1

  1. De stoornis in de lichaamsbeleving (Body Dismorfic Disorder) komt tot een bepaalde hoogte overeen met Anorexia Nervosa en gender-identiteitstoornissen. Wat kenmerkt (1) deze overeenkomst en (2) waarin is de stoornis in de lichaamsbeleving verschillend van de twee andere stoornissen?

  2. Zou de tegenwoordig zo populaire plastische chirurgie een uitkomst kunnen bieden voor mensen met een stoornis in de lichaamsbeleving? Motiveer u w antwoord.

Vraag 2

Esther meldt zich aan bij het Ambulatorium van de Universiteit Utrecht met klachten van diverse aard. Ze lopen uiteen van hartkloppingen, zweten, beven, kortademigheid, misselijkheid en duizeligheid tot het gevoel elk moment gek te kunnen worden. Soms heeft ze last van tintelende handen of gevoelloosheid in haar rechterarm. Vooral dit laatste maakt haar bezorgd. Haar tante heeft wel eens een knobbeltje in haar borst gehad (gelukkig onschuldig van aard) en haar opa is aan een hartaanval overleden.

  1. Wat is het meest waarschijnlijk aan de hand? Licht het antwoord toe.

  2. Wat zou er nog meer aan de hand kunnen zijn en welke informatie ontbreekt om dit met zekerheid te kunnen uitsluiten? Er zijn meerdere mogelijkheden; kies er één.

Vraag 3

In deze opdracht geeft u een aantal antwoorden voor ieder van de volgende begrippen paren:

  • stemming – affect
  • waan – overwaardig idee
  • derealisatie - depersonalisatie

Geef van ieder van deze begrippen paren

  1. een omschrijving van het verschil tussen beide begrippen in het paar.

  2. een zo nauwkeurig mogelijke definitie van elk begrip.

  3. een voorbeeld van beide begrippen in het paar met toelichting

Vraag 4

Een vrouw meldt zich in totale wanhoop aan bij haar huisarts. Ze vertelt dat haar man het afgelopen anderhalf jaar toenemend jaloers en beschuldigend is geworden. De laatste tijd waren zijn beschuldigingen volkomen irrationeel geweest. Hij was ervan overtuigd dat ze een groot aantal minnaars had, dat ze ’s nachts opstond om naar hen toe te gaan en dat ze met hen communiceerde door middel van licht en spiegels. Telefoontjes van mensen die verkeerd verbonden waren, zag hij als bewijs dat mannen contact met haar zochten. Tevens meende hij dat er ’s nachts auto’s langs het huis reden die met hun koplampen knipperden, om haar een signaal te geven. Hij bracht plakband op de ramen aan, spijkerde deuren dicht en ging nauwkeurig de positie van alle meubels opmeten. Elke verandering liep uit op een tirade over haar ontrouw. Hij weigerde voedsel of sigaretten van haar aan te nemen. De beschuldigingen gingen niet gepaard met mishandeling en hun seksuele omgang bleef hetzelfde, maar hij leek steeds verdrietiger en afgetobd en was in de tussentijd twaalf kilo afgevallen. De vrouw voelde zich zo ellendig over het gedrag van

.....read more
Access: 
JoHo members
Psychopathologie II - UU - Extra oefenvragen II

Psychopathologie II - UU - Extra oefenvragen II


MC-vragen

Vraag 1

Wat is geen risicofactor voor het ontwikkelen van een psychotische stoornis?

  1. sekse
  2. migratie
  3. slechte hechting
  4. geboortecomplicaties

    Vraag 2

    Vrouwen worden vaker gedood door een partner met vermijdende persoonlijkheidsstoornis dan anti-sociale persoonlijkheidsstoornis.

    1. Waar
    2. Niet waar

    Vraag 3

    Dialectische therapie gaat uit van een biosociale verklaring van Borderline persoonlijkheidsstoornis. Onderzoekster Linehan stelt een interactie tussen invaliderende omgeving en emotionele disregulatie. Wat is volgens haar invaliderende omgeving en emotionele disregulatie?

    1. Emotionele disregulatie is een sterke respons op emotionele stimuli met een vertraagd niveau van terugkeer naar de baseline. Invaliderende omgeving is een omgeving waarbij de gevoelens van de patient worden verdraaid of ontkend.
    2. Emotionele disregulatie is een volledig verstoord beeld van emotie. Alle emoties voel je als een geheel. Emoties worden niet meer van elkaar onderscheiden. De invaliderende omgeving is dat mensen achter de rug van de patient om praten.
    3. Emotionele disregulatie wordt gezien als negatieve opvatting jegens zichzelf en anderen. Invaliderende omgeving wordt gekenmerkt door negatieve projecties jegens zichzelf en anderen.
    4. Emotionele disregulatie is een sterke respons om emotionele stimuli zonder vertraagd niveau, maar juist een overmatige terugkeer naar de baseline, waardoor er een discrepantie (afwijking) is. Invaliderende omgeving wordt gezien als een omgeving waarbij de patient juist de gedachten en gevoelens verdraait en ontkent.

    Vraag 4

    Persoonlijkheidsstoornissen worden onderscheiden in drie verschillende clusters, welk cluster omvat de ontwijkende, de afhankelijke en de obsessief compulsieve persoonlijkheidsstoornis?

    1. A (het "vreemde" excentrieke cluster)
    2. B (het "dramatische", emotionele, impulsieve cluster)
    3. C (het "angstige" cluster)

    Vraag 5

    Wanneer iemand psychologisch (genderidentiteit) en biologisch geslacht samenvallen noemt men dit een:

    1. cisgender
    2. egodystoon
    3. identiteitsdiffusie
    4. genderidentiteit

    Vraag 6

    Stelling: iemand met een opposititioneel opstandige stoornis (ODD) heeft vaak ook overeenkomsten met gedragsstoornis (conduct disorder = CD).

    1. Waar
    2. Niet waar

    Vraag 7

    Welke uitspraak is onjuist omtrent angststoornissen?

    1. Heeft een hoge comorbiditeit met depressie
    2. Abnormaliteit is de intensiteit van response niet in verhouding tot de ernst van de dreiging
    3. Abnormaliteit is de aard van de angstresponse zelf
    4. Er is sprake van subjectief lijden/hinder

    Vraag 8

    Wat is geen ondersteuning voor het transdiagnostische model bij angststoornissen?

    1. Cohen's Kappa (interbeoordelaar-betrouwbaarheid) valt bij veel DSM stoornissen tegen.
    2. Er bestaat een gezamenlijke gevoeligheid voor het ontwikkelen van angst- en stemmingsstoornissen.
    3. Een risicofactor voor het ontwikkelen van angststoornissen zijn overbeschermende ouders.
    4. Dezelfde behandeling kan effectief zijn bij verschillende stoornissen.

      Open vragen

      Vraag 1

      Bij angstoornissen wordt vaak gebruik gemaakt van het conditioneringsmodel als onderzoeksparadigma. Leg kort uit wat met de US en CS wordt bedoeld.

      .....read more
      Access: 
      Public
      Oefenpakket Psychopathologie II

      Oefenpakket Psychopathologie II

      Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


      Begrippenlijsten

       

      .....read more

      Tabel 6.1-3 Verwerings-mechanismen

      Ontkenning (denial, narcistisch)

      Het bewustzijn van een pijnlijk aspect van de realiteit vermijden.

      Vertekening (distortion, narcistisch)

      Extreme vervorming van externe realiteit om aan innerlijke behoeftes te voldoen. Hierbij komen onder andere hallucinaties voor.

      Projectie (Narcistisch)

      Het richten van onacceptabele innerlijke impulsen op iets externs.

      Acting out (onontwikkeld)

      Een onbewuste wens of impuls uiten door middel van actie om bewustwording van gevoelens te vermijden.

      Blokkeren (onontwikkeld)

      Het abrupte of tijdelijk onderbreken van het denken.

      Hypochondrie (onontwikkeld)

      Het overdrijven van een ziekte, waarbij verantwoordelijkheid en schuldgevoelens worden vermeden.

      Introjectie (onontwikkeld)

      Het identificeren van kwaliteiten van een persoon of object.

      Passief-agressief gedrag (onontwikkeld)

      Het uiten van agressie tegenover anderen op een indirecte manier door middel van passiviteit en masochisme (het verkrijgen van genot door anderen te vernederen).

      Regressie (onontwikkeld)

      Onbewust verweringsmechanisme waarbij iemand een gedeeltelijke of totale terugkomst van eerdere patronen ondergaat.

      Schizoïde fantasie (onontwikkeld)

      Het willen oplossen van conflicten en verkrijgen van bevrediging. Interpersoonlijk contact wordt vermeden en excentriciteit wordt gebruikt om anderen af te stoten.

      Somatisatie (onontwikkeld)

      Het omzetten van psychische processen in lichaamsuitingen.

      Beheersen (controlling, neurotisch)

      Gebeurtenissen of objecten op een zodanige manier reguleren dat angst geminimaliseerd wordt.

      Verplaatsing (displacement, neurotisch)

      Het verschuiven van een emotie van het ene naar het andere idee. De symbolische representatie van het originele idee zorgt zo voor minder distress.

      Externalisatie (neurotisch)

      In de externe wereld elementen van de eigen persoonlijkheid zien, inclusief stemming en attitudes. Dit is een meer algemene term dan projectie.

      Inhibitie (neurotisch)

      Het bewust limiteren van ego functies om angst te vermijden.

      Intellectualisering (neurotisch)

      Het overmatig gebruiken van intellectuele processen om affectieve expressie of gebeurtenissen te vermijden.

      Isolatie (neurotisch)

      Het scheiden van een idee en een bijbehorend onderdrukt

      Access: 
      Public
      Psychopathology 2 - Utrecht - Notes

      Psychopathology 2 - Utrecht - Notes


      Hoorcollege 1 Week 1

      Algemene inleiding op psychopathologie

      In deze cursus gaan we het hebben over de praktijk van de GGZ. Dit verloopt volgens bepaalde stappen. 1) Eerst meldt de patiënt zich aan. 2) Dan volgt er een intake/psychiatrisch onderzoek. 3) Daarna wordt een behandelplan opgesteld. 4) En als laatste volgt de behandeling. In deze cursus komt vooral stap 2: Het psychiatrisch onderzoek aanbod. Dit bestaat uit exploratie (een anamnese), observatie en psychodiagnostiek.

      Door exploratie en observatie komt men tot een diagnose en classificatie. Een diagnose gaat over de aard, ‘oorzaken’ en gevolgen van de stoornis of symptomen. Een classificatie houdt in het toekennen van een descriptief label met de DSM. In de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) staan descriptieve labels van alle gedragsstoornissen. Belangrijk om hierbij te weten is dat een psychische stoornis een cluster symptomen is van verstoringen in psychische functies die samen gaan met lijden (distress) en disfunctioneren (disability). Soms zijn psychische stoornissen lastig te onderscheiden van lichamelijke stoornissen. Zo kan er een evidente lichamelijke oorzaak zijn die samengaat met psychische symptomen. Een delirium door hersenbeschadiging is hier een voorbeeld van. Ook kan er een potentiële lichamelijke oorzaak zijn met psychische symptomen bijvoorbeeld bij hypothyreoïde (tekort aan schildklier hormoon, waardoor geestelijke processen vertragen). Vervolgens kan er ook een psychische oorzaak zijn die samen gaat met lichamelijke symptomen, zoals bij de conversiestoornis.

      Voor een psychische stoornis moeten dus ten eerste verstoringen in psychische functies zijn. Dit kan op verschillende vlakken. Ten eerste kan er een verstoring zijn in cognitief functioneren, het informatie verwerken. Dit heeft te maken met aandacht, geheugen en waarneming. Bij psychotische stoornissen uit zich dit bijvoorbeeld in wanen, bij depressie door verminderde concentratie en bij angst door piekeren. Ten tweede kan er een verstoring zijn in de affectieve functies, het voelen. Dit heeft te maken met emotie, stemming en regulatie affect. Dit kan zich bij psychotische stoornissen uiten in een vlak affect, bij depressie in anhedonie en bij angst in paniek. Ten derde kunnen er verstoringen zijn in conatieve functies, het doen. Dit heeft te maken met de psychomotoriek. Bij psychotische stoornissen treedt bijvoorbeeld bizar gedrag op, bij depressie lethargie en bij angst dwanghandelingen. Verder is het dus van belang om te bedenken in welke mate er sprake is van lijden, hoeveel last is er van de verstoringen in psychische functies, en van disfunctioneren, in welke mate wordt het functioneren gehinderd door de verstoringen.

      Het psychiatrisch onderzoek heeft als doel om 1) de aard.....read more

      Access: 
      JoHo members
      College-aantekeningen over Psychopathologie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Psychopathologie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 13

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Er worden aanpassingen gemaakt in het boek van Cacioppo. 
      • pagina 562: angst patienten zijn ambivalent over realiteit van de dreiging, in plaats van wat er stond over spinnen angst en de neigende gedachte dat de spin de persoon zou aanvallen. Het gaat hierbij om de veranderende term ambivalentie.
      • Cacioppo heeft het over hoge concordantie bij MZ (monozygotische) tweelingen bij psychische stoornissen, maar alle gedrag heeft een hoge concordantie bij MZ tweelingen.
      • Wat belangrijk is om te weten als psycholoog: stoornissen zijn een groep symptomen, niet de verklaring van symptomen. 

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er wordt informatie gegeven over GGZ als werkveld en wat voor loopbaan je moet nemen als je deze de GZopleiding wilt doen of klinisch neuropsycholoog wilt worden. Dit is buiten de literatuur om.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen opmerkingen over het tentamen gemaakt.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen behandeld voor het tentamen.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Algemene opmerkingen over klinische psychologie

      Klinisch psychologen stellen verschillende vragen. Diagnostiek gaat over het ontstaan en de behandeling. Dus eerst kijken wat er aan de hand is, hoe is het ontstaan en wat kun je eraan doen. Voorbeeld: een man die een zak met niet gebruikte pillen terug wil brengen naar de apotheek. Bij de apotheek ziet hij dat er een gat in de zak zit. De man is bang dat hij pillen verloren is. In de buurt is een basisschool. Het kan zijn dat een kind die pillen inneemt, ziek wordt en dood gaat. Hij ontwikkelt een stoornis door altijd te kijken of hij nog pillen in zijn zakken heeft. Er is een dwang ontstaan. Hij is elke ochtend 20 min. bezig om alles te controleren op pillen die hij anders mogelijk kan verliezen.

      Hoe moet je onderzoeken?

      • Psychometrisch onderzoek: onderzoek waarmee je kenmerken/eigenschappen van personen kan onderzoeken, vaak via vragenlijsten. Nadelen aan deze methode: Onbewust gedrag kan niet onderzocht worden via een vragenlijst en sociaal wenselijke antwoorden.
      • Psychofysiologie: meten aan het lichaam van een individu wat voor veranderingen er optreden. Voorbeeld uit niet klinisch onderzoek: man kon raden wat de naam van een nog niet geboren kind zou worden. De zwangere vrouw moest een aantal namen opschrijven onder andere de naam van het nog niet geboren kind. Als de naam die ze had gekozen werd opgelezen
      .....read more
      Access: 
      Public
      Collegeaantekeningen Psychopathologie II compleet

      Collegeaantekeningen Psychopathologie II compleet

      Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


       

      College 1: Algemene inleiding

      (Marcel van den Hout, 6 februari 2013).

       

      Het doel van de cursus Psychopathologie II is door exploratie en observatie leren komen tot diagnose en classificatie van stoornissen. Een hulpmiddel hiervoor is psychiatrisch onderzoek. Eerst wordt uitgelegd wat psychische stoornissen definieert, daarna wordt ingegaan op het psychiatrisch onderzoek.

       

      Psychische stoornissen

      ‘Een psychische stoornis is een psychisch syndroom met verstoringen in psychische functies, in combinatie met lijden (distress) en disfunctioneren (disability).’ In dit gedeelte zal deze definitie in delen worden uitgelegd. Onder psychisch worden geestelijke, niet-lichamelijke verschijnselen verstaan. Het onderscheid tussen lichaam en geest is echter een lastig, filosofisch onderscheid. Verder wordt er pas gesproken van een stoornis als er hinder is voor de patiënt of de omgeving van de patiënt. Psychische functies zijn er in drie soorten:

      - Cognitieve functies (denken). Dit heeft onder andere te maken met bewustzijn, waarneming en aandacht.

      - Affectieve functies (voelen). Dit heeft te maken met emotie, stemming en regulatie van affect.

      - Conactieve functies (doen). Dit heeft te maken met psychomotoriek.

       

      Er wordt pas gesproken van een psychische stoornis als er sprake is van lijden. Maar hoeveel lijden is er nodig om te kunnen spreken van een stoornis? Dit is niet altijd duidelijk en de grenzen zijn arbitrair omdat lijden een subjectieve beleving is. Disfunctioneren is een objectievere maat die bekijkt in welke mate functioneren gehinderd wordt door verstoringen. Een voorbeeld hiervan is of iemand na een auto-ongeluk nog kan werken.

       

      Psychiatrisch Onderzoek

      Het psychiatrisch onderzoek kent drie doelen:

      1) De aard van de psychische symptomen in kaart brengen. Een speciele anamnese bepaalt de hoofdklacht. Verder is het belangrijk om een differentiaal diagnose te stellen waarbij andere klachten worden uitgesloten.

      2) De ernst en gevolgen van de symptomen vaststellen door middel van een sociale anamnese. In welke mate is er sprake van lijden en disfunctioneren?

      3) Het vaststellen van mogelijke etiologische factoren door middel van een biografische anamnese. Het vaststellen van etiologie is echter moeilijk omdat men de oorzaak van psychische stoornissen vaak niet goed weet. Toch is het goed om een poging te doen om de oorzaken in kaart te brengen. Zijn er bijvoorbeeld gebeurtenissen in de jeugd, factoren in persoonlijkheid of actuele stressoren die aanleiding zou kunnen zijn voor de symptomen? Wees met dit vaststellen voorzichtig en terughoudend.

       

      Aan de hand van het bovenstaande wordt de diagnose gesteld, die een uitgebreide uitspraak doet over de symptomen ofwel huidige klachten, kwetsbaarheidsfactoren, luxerende factoren en gevolgen. Luxerende factoren bekijken hoe het beloop in de tijd was en of er processen zijn geweest die de klachten in gang gezet kunnen hebben. Dit is allemaal een.....read more

      Access: 
      Public
      Artikelen gastcolleges - Blok 2 Psychopathologie II - Bundel

      Artikelen gastcolleges - Blok 2 Psychopathologie II - Bundel

      ...

      Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht - - Jaargang 2022/2023

      Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht - - Jaargang 2022/2023

      Image

      In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Psychologie, jaar 2&3 aan de Universiteit Utrecht

      Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Psychologie - UU B2/3 op JoHo.org

      College-aantekeningen bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen van Inleiding Psychologie / Genetica bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen van Inleiding Psychologie / Genetica bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • 3 gen letters (keuze uit Cytosine, Adenie, Guanine, Thymine) coderen voor één eiwit, één aminozuur
      • Eiwitten dienen de functie van(zenuw)cellen
      • Een gen wordt doorgegeven van generatie op generatie: eenheid van erfelijkheid
      • Ieder mens heeft 23 chromosoomparen.
      • Elk chromosoompaar heeft 2 varianten van hetzelfde gen, soms subtiele verschillen.

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Ontstaan van ziekte van huntington (herhaling letters CAG op chromosoom)

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen extra opmerkingen gemaakt.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Wat is een gen? Antw: Genetische code, bestaande uit letters, voor een eiwit.
      • Hoe verhouden zich DNA, RNA en eiwit molecuul? Antw: DNA bevat de code, RNA kopieert deze code. 3 letters staan voor één aminozuur. Een hele reeks van aminozuren staat voor een ewit. Eiwitten vormen de structuur van het lichaam.
      • Hoe werken de letters van het genetische alfabet (hoeveel verschillende zijn er en hoeveel heb je nodig voor de code van een aminozuur)? Antw: 4 verschillende letters en er zijn drie letters nodig voor de cde van een aminozuur.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Introductie

      Meten is weten: Als je iets te weten wil komen over processen in de hersenen moet je verschillen meten. (Als je niet direct naar de hersenen kunt kijken). Een voorbeeld is het experiment van Donders. Mensen moesten alleen drukken als ze een hoge toon hoorden. De interpretatie van dit experiment is dat je verschillen kan meten omdat iemand eerst moet beslissen of het een hoge of een lage toon is. Het duurt dus langer voordat iemand op de knop drukt. De langere reactietijd zegt iets over een proces dat plaatsvindt in de hersenen. Infereren is een ander woord voor iets te weten komen. Bij het filmpje in het college zie je een jongen achter zijn computer zitten. Bij het opengaan van de deur krijgt de jongen een bal op zijn hoofd gegooid. Na een paar keer duikt de jongen bij het opengaan van de deur al weg, omdat hij bij de vorige keren heeft geleerd dat hij een bal tegen zijn hoofd aan kreeg. Dit is een voorbeeld van klassiek conditioneren. Een neutrale stimulus wordt geconditioneerd. Reinforcement is een belangrijk onderwerp voor de schrijfopdracht. Leren = conditioneren. Mensen vertonen gedrag zonder dat ze het zelf doorhebben. Expliciet leren is iets wat alleen mensen kunnen. Bijvoorbeeld iets wat je drie slides geleden hebt gezien nog kunnen benoemen. Nurture kan

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen van Genetica van gedrag / Neuronen bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen van Genetica van gedrag / Neuronen bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • ATG is het startcodon in de keten.
      • Evolutie:
      • Reproductieve isolatie leidt tot soortvorming
      • Soorten die een recentere gemeenschappelijke voorouder hebben, lijken vaak meer op elkaar.
      • Neuron bestaat uit cellichaam, axon en dendrieten.
      • Bij genoeg depolarisaties ontstaat een actiepotentiaal.
      • Actiepotentiaal geeft output naar de volgende neuron.

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er worden geen extra onderwerpen besproken.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Guillain‐Barré syndroom: een overmatige reactie van het immuunsysteem op virus‐ infectie. Gevolg hierbij is ontstoken/ beschadigde neuromusculaire axonen. Dit geneest als de infectie voldoende onderdrukt is

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      Er worden geen extra opmerkingen gemaakt.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Wat is het verschil tussen sexlinked en sexlimited genen? Antw: Sex-linked genen komen voor op geslachtschromosomen, en sexlimited genen kunnen voorkomen op autosomale chromosomen. Sex-limited genen zijn aanwezig in beide geslachten maar komen tot expressie in maar één van de geslachten, en blijven uitgeschakeld in het andere geslacht. Dit gebeurt onder invloed van het geslachtshormoon.
      • Wat is evolutie? Antw: verandering van een gen in populaties over generaties.
      • Wat zijn de essentiële principes van de evolutietheorie? Antw: Overerfbaarheid, mutaties en natuurlijke selectie.
      • Lokalisatie van cellichaam, axon en dendriet in neuron.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Van Gen naar Gedrag

      Allelen kunnen hetzelfde zijn, maar kunnen ook iets verschillen. Genen die op geslachtschromosomen liggen heten sex-linked genen. Een voorbeeld hiervan is het gen voor kleurenblind zijn. Mannen hebben hier veel meer last van dan vrouwen. Vrouwen hebben twee X'en en hebben dus nog een intacte DNA reeks waarin geen kleurenblindheid is. Een vrouw kan het gen wel dragen, maar heeft er geen last van. Bij mannen komen genen anders tot expressie dan bij vrouwen, hoewel ze op autosomen liggen. Het wordt anders afgelezen. Genen die mannen en vrouwen beide hebben = sex-limited. Door verhouding van geslachthormonen komen bepaalde genen tot expressie en worden wel of niet afgelezen. Seks linked genen liggen op geslachtchromosomen. Seks-limited genen liggen op autosomen. Ze worden geactiveerd onder invloed van hormonen.

      Een voorbeeld over het paringsgedrag van fruitvliegjes. Mannetjes maken vrouwtjes het hof. Een stof bindt aan promotor regio, leest dat af en maakt er kopieën van. Zo gaat het normaal. Maar door ervaring is er een blokje methyl op de genenreeks terecht gekomen, en worden de genen daaronder niet meer afgelezen. Zo kan een fruitvlieg zijn genen aanpassen door ervaringen en begaat hij niet meer altijd dezelfde fout. Op dia 21 zie je dieren met het percentage aan gelijke genen. Een bolletje

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen van Neuronen / Synaps bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen van Neuronen / Synaps bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Hoorcollege 3b gaat over de synaps en niet over de Brain Computer Interface. Dit is verschoven naar hoorcollege 4a.
      • Drempelwaarde(threshold) -50mv. wanneer deze drempelwaarde bereikt wordt, ontstaat een actiepotentiaal.

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er worden geen extra onderwerpen behandeld.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Neurotoxine: gifstoffen die de werking van het zenuwstelsel beinvloeden. Een voorbeeld in hoorcollege: tetrodotoxine in de kogelvis blokkeert natriumgeladen kanalen. Gevolg: uitvalsverschijnselen in motoriek, gevoeligheid.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen extra opmerkingen gemaakt.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • De actiepotentiaal ontstaat op de axon-heuvel doordat er … naar binnen stroomt. Antw: Natrium.
      • Als er ergens op een axon een actiepotentiaal is geweest, kan er dan meteen een nieuwe komen? Of helemaal niet, of alleen met intensere stimulatie? Antw:  Eerst absolute refractaire periode waarin geen nieuw actiepotentiaal kan onstaan. In de relatieve refractaire periode is het niet onmogelijk om een nieuw actiepotentiaal te laten ontstaan.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Van zenuwcel naar zien en bewegen

      Waarom ziet de kat in het voorbeeldfilmpje de ene beweging niet en de andere wel? De banen vanuit het oog naar de hersenen zijn in verval geraakt, omdat de kat weinig ervaringen heeft gehad met verticale bewegingen. De retina is het netvlies. Je hebt verschillende cellen voor horizontale bewegingen en verticale bewegingen. Neuronen sturen signalen naar elkaar. Antwoorden op de studievragen in de dia: Axon output. Dendriet input, soma beide beetje,

      Hoe komen signalen binnen?

      Het membraan is een soort velletje. Het is een soort buisprincipe. Dit geldt voor een zenuwcel. Ionen zweven rond in een waterige vloeistof. Na+ veel buiten de cel en weinig binnen in de cel. De pomp helpt om de rusttoestand in stand te houden. Het zijn geladen deeltjes die rondzweven. Er is veel meer plus, dus meer positieve lading dan negatieve lading. Op dit moment is er sprake van potentiaalverschil. Dit wordt ook wel de rustpotentiaal genoemd. Dit potentiaalverschil is de binnenkantlading ten opzichte van buitenkantlading. Het verschil is dus -70 mV.

      Depolarisatie

      In rusttoestand zit de ‘poort’ dicht, maar natrium kan wel door de poort heen. Hoe maak je de kanalen open? Dit gaat door neurotransmissie. Dit is een chemisch proces. Er komen moleculen vrij die binden met de poorten en daardoor gaan de poorten open. Door depolarisatie gaat het verschil naar 0 V tussen de binnen- en buitenkant van de cel.

      Hoe meet je het? Bij mensen kan je ook potentialen meten. Je meet dan

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen van Synaps / Brain Computer Interfaces bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen van Synaps / Brain Computer Interfaces bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 4

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Hoorcollege 4 is veranderd. In de vorige aantekeningen was dit hoorcollege 3, dit is nu omgedraaid. Dit college gaat dus over Brain computerface onderzoek. Het college over van synaps tot verslaving deel 2 klopt wel qua volgorde.
      • Denken aan handelingen verandert de hersengolven. 
      • Met nieuw onderzoek kan men met hersenen auto´s besturen en muziek maken. 
      • EEG scan is beperkt: De signalen van de hersenen zijn zwak, de scan werkt maar een paar uur per dag en het is niet voor iedereen werkend. Daarnaast is er een deskundige nodig om de electrodes goed te plaatsen. 

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Signalen onder de schedel kunnen gemeten worden met een implantaat voor communicatie tussen gebruiker en computer. Tip: kijk filmpjes in de slides.

      • Er worden implantaten ontwikkeld om de hersenen te laten `praten`. 

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • De nieuwe technologieen rond brain computerface onderzoek zijn met name voor mensen met verlamming of mensen met een spierziekte een grote uitkomst. 

      • In Utrecht is het Neuro Prothese Project dat als doel heeft om mensen met LIS een nieuwe communicatie methode te bieden. Dit wordt geboden door een implantaat in te brengen. 

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Effecten kunnen indirect invloed hebben op de synaps. Inhibitie op inhibitie en excitatie op excitatie zijn belangrijke combinaties. 

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      De Actiepotentiaal

      Hoe ontstaat hij? Een heuvel is een depolarisatie. Boven een bepaalde drempel is er sprake van een actiepotentiaal. Hoe werkt het? De voltage gevoelige kanalen gaan open door de lading. Ze kunnen door de poortjes heen en weer. Dit proces gaat in drie stadia. Eerste stand is de stand van de rustpotentiaal. De poort is dan gesloten. Als de drempelwaarde bereikt wordt gaat het klepje open en natrium stroomt de cel in. Derde poort van het plaatje met de drie roze poorten op de dia: het bolletje schiet vlak na het openen in de opening om het kanaal te sluiten. Het bolletje is niet potentiaalgevoelig. Hetlijft daar even zitten en gaat vervolgens weer weg om het kanaal weer te openen. De trigger voor het balletje is een tijdsafhankelijk proces. Het is een mechanisch iets. Dan heb je nog kaliumkanalen (K+). Kalium wil naar buiten, maar de poort is gesloten. De poort reageert langzamer dan het natriumkanaal. Het duurt allemaal iets langer.

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen van Neuroanatomie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen van Neuroanatomie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 5

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • De grijze stof in de hersenen bestaat uit neuronen. De witte stof bestaat uit axonen. 
      • Verbindingen in de hersenen worden gelegd tussen nabij gelegen gebieden, tussen veraf gelegen gebieden en tussen hersenhelften. 
      • Het symaptisch zenuwstelsel reageert op flight-fight reactie en verbruikt energie. het parasympatisch zenwstelsel reageert op rest-digest reactie en spaart energie.

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • De cerebrale cortex bestaat grotendeels uit dorsaal lateraal.

      • Subcorticale gebieden bestaan uit ventraal, mediaal (bijv. Thalamus, basale ganglia, cerebellum; nucleus accumbens)

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Deze collegeslides hebben enorm veel toegevoegde waarde omdat er verhelderende plaatjes en afbeeldingen van het brein in staan. 

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Van neuron naar neuroanatomie

      Het ruggenmerg is heel belangrijk voor de communicatie. Via de buitenkant komt informatie binnen via de sensory nerves, en motornerves zitten aan de binnenkant. Witte stof is wit door meyline schedes die om de axonen zit. Grijze stof zijn cellichamen van neuronen. Witte stof zijn verbindingen en grijze stof zijn clusters cellichamen.

      Functie = verbinding

      Als je de functie van cellen wilt weten, moet je de verbindingen volgen en zie je bijvoorbeeld dat ze allemaal uitkomen bij de spieren van de arm. De zenuwen van het oog komen uiteindelijk achter in het brein terecht en zo weet je dus dat dat gebied het visuele gebied is. Als dat gebied verbonden is met een ander gebied, heeft dat gebied ook iets te maken met het visuele aspect.

      Globale organisatie

      Het perifere zenuwstelsel (PZS) stuurt dingen aan die je bewust doet met je spieren, maar ook de input (sensory) hoort bij het PZS. Onwillekeurige spieren waar je niet direct controle over hebt, horen bij het autonome zenuwstelsel. Sympathisch is actief worden en parasympathisch is juist rustig worden. Het activeert ook het verteringssysteem. Het sympathische en parasympathische zenuwstelsel werken tegenovergesteld.

      Dorsaal is de bovenkant van het brein en ventraal is de onderkant in het brein. Bij het ruggenmerg is ventraal de buitenkant en dorsaal de rugkant. De cortex is de buitenkant van het brein, maar kan helemaal naar binnen gevouwen zijn. Temporal lobe heet ook wel slaapkwab in het Nederlands. Lateraal is de buitenkant van het brein, mediaal is de binnenkant van het brein.

      Subcortex

      Basale ganglia reguleren

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen van Placticiteit / Ontwikkeling bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen van Placticiteit / Ontwikkeling bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Nieuw onderdeel over fantoompijn: fantoompijn ontstaat omdat de sterkte van verbindingen tussen lichaasdelen en specifieke delen van de somatosensorische cortex. Fantoompijn ontstaat omdat de sterkte van de verbindingen tussen specifieke lichaamsdelen en specifieke delen van de somatosensorische cortex verandert.
      • Verbindingen in de hersenen komen tot stand door de chemische gradient. 

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er wordt verteld over far transfer, het ontwikkelen van plasticiteit in de hersenen. Dit is een onderdeel waar Kalat niet over spreekt. zie vraag hieronder. 

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het tentamen. 

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Wat is far transfer en is het iets wat makkelijk aan te tonen is? Antwoord: Far transfer is training door middel van computer games met het detecteren van cijfers. dit werkt alleen in de multitask versie. Het is niet makkelijk aan te tonen.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Plasticiteit door directe stimulatie van het brein

      Neuroplasticiteit is het vermogen van het brein om zichzelf te reorganiseren (de verbindingen). Met TMS (Transcraniële magnetische stimulatie) kun je neuronen stimuleren of remmen. Dit kan voor blijvende veranderingen zorgen van de hersenen. Zo kan een gebied geïnhibeerd worden, waardoor de testpersoon even niet kan praten. Een TMS behandeling herstelt balans tussen linker en rechter hemisfeer. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan bij mensen die last hebben van een depressie.

      Plasticiteit door leren

      Klassieke conditionering versterkt de verbinding tussen de CS (geconditioneerde stimulus) en de UCR (ongeconditioneerde respons). Door reinforcement (bekrachtiging) en Law of effect wordt het geleerde gedrag herhaald. In het begin is er geen voorkeur tussen de twee paden. Na de reinforcement wordt de verbinding naar een van de twee paden sterker.

      Hoe komen verbindingen tot stand

      Hoe komt het dat de axonen groeien naar de goede plek waar ze een functie kunnen hebben? Evidentie is gevonden door axonen door te snijden en te kijken waar de axonen naartoe groeien. Nadat de axonen en dendrieten zijn gegroeid volgt de vorming van synapsen. Kikkers hebben ook gekruiste zenuwbanen. Ook voorkant naar achterkant is gekruist. Vervolgens is een baan doorgesneden tussen het oog en het tectum, en hebben ze het oog gedraaid. Groeien de axonen nu nog steeds op dezelfde plek terug? Ze groeien terug naar de oude plek. Dit experiment heet het experiment van Sperry. De kikker heeft eerst nog niet door dat

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen over Motoriek bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Motoriek bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 7

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Nieuw onderwerp: beweging berust op activiteit in spierweefsel. 
      • Innervatie ontstaat door motor neuronen die meestal worden aangestuurd vanuit het ruggemerg. 
      • Contractie betekent het korter worden van een spier. 

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen opmerkingen over het tentamen gedaan.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Beweging berust op ... van spieren? Antwoord: samentrekking

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Voetballen en gitaar spelen

      De hamstring zorgt er dus dat het achterbeen zich naar achteren buigt. Vanuit het brein komt de beslissing dat je je spier wil bewegen. Intrisic neuron zorgt ervoor dat er bij de samentrekking van één spier, de tegenovergestelde spier nog minder samentrekt. Voor stabiliteit trekken beide tegengestelde spieren samen, zoals bijvoorbeeld bij het standbeen. Receptor voor de acetylcholine is de nicotine receptor. Alles begint bij signalen uit het brein bij vrijwillige beweging. Gitaar spelen is nog complexer. De linker en rechter hand moeten met elkaar communiceren en precies op het juiste moment samentrekken. Ook de vingers van de hand moeten onderling bewegen. Hoe krijg je dit voor elkaar? De aansturing gaat vanuit de primaire motor-cortex naar aansturing vanuit de supplementary motor area. Voor complexe motoriek komt er een extra hersengebied bij (supplementary cortex) om de motorcortex te reguleren en aan te sturen.

      Reflexen

      Reflexen. Een sensory neuron voelt direct pijn en stuurt een signaal naar het ruggenmerg. Die stuurt het signaal door naar een hoger deel in de ruggenmerg die de bovenbeenspieren aan kan sturen om je voet weg te trekken. Dit gaat dus niet via je brein. Maar er zijn reflexen die niet automatisch gaan op ruggenmerg niveau. Als je in een bange toestand bent schrik je harder, dus je hebt niet altijd dezelfde reactie. Deze reflex is dus niet volledig automatisch.

      Door het patroon van spierspanning weet het brein in wat voor een houding en stand je lichaam staat: proprioceptie. In elke spier zitten receptoren die spierspoeltjes heten. In die spoeltjes zitten kanalen, maar die hebben alleen geen receptoren. Als een spier wordt uitgerekt gaan de kanalen open. Dan kan natrium erdoor en dat kan doorgestuurd worden naar het brein om beweging te monitoren. Een typische reflex is dat als je hand omlaag geslagen wordt, je je hand direct weer omhoog beweegt. Dit gaat via

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen over Slaap bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Slaap bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 8

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Hoorcollege 8 en 9 zijn een beetje in elkaar verloren gegaan. Het loopt niet meer hetzelfde als de sheetnotes uit 2015, verschillende punten zijn in de colleges verwisselt.
      • Wat is slaap? Slaap is een periodieke (reversibele) toestand van verminderde reactiviteit ten opzichte van externe stimuli. Dit verschilt per soort, individu of stimuli. 
      • Er bestaan twee processen die invloed hebben op slaap: 
      • Proces C: circadiane druk om wakker te blijven (melatonine en cortisol component)
      • Proces S: homeostatische druk om te gaan slapen (zie afbeelding in slides)
      • Hoe langer we wakker zijn, hoe dieper de daaropvolgende slaap is.

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Melatonine is geen slaapmiddel zoals vaak gesteld wordt, maar een circadiaan ritme-middel wat bij draagt aan de vermindering in tijd om in slaap te vallen.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken. 

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen opmerkingen met betrekking tot het tentamen gemaakt. 

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen behandeld.

      Hoorcollege 9

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Orexine-neuronen activeren waak-inducerende kernen in de hersenen. 
      • Daarnaast wordt de wederzijdse inhibitie uitgelegd aan de hand van de slaap-waak switch. De waak- slaap balans wisselt door activiteit in verschillende hersengebieden. 

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Aan de slaap waak switch wordt in dit college uitgebreid aandacht aan besteed. Uitgebreider dan in de literatuur. Collegeslides bevatten informatieve afbeeldingen ter ondersteuning. 

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Samengevat door de hoorcollegedocent: wederzijds inhiberende kernen zorgen voor stabiele fases van waak en slaap. 
      • verstoring van wederzijdse inhibitie kan van invloed zijn in verschillende neuropsychologische stoornissen. 

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen behandeld.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Waarom slaap?

      Hoe komt het dat we slapen? Is er iets aan te wijzen wat dit stuurt? De biologische klok is de fysiologische oorzaak. Cafeïne heeft direct effect op de biologische klok. Cafeïne blokkeert bindingsplaats van adenosine. Adenosine is normaal een rem. Maar het heeft nog meer functies, te lezen op dia 23. Het aflezen van RNA wordt geremd door cafeïne. Daardoor wordt de melatonine piek uitgesteld en kan je

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen over Hormonen bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Hormonen bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 10

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Extra uitleg over de maandcyclus. In de cyclus van de vrouw zijn veranderingen in het gedrag tijdens de periovulatoire periode of laat follucalaire dag (9-15). In deze fase is er meer waardering voor erotische videos, is er een sterkere voorkeur voor masculine mannen en lap dancers krijgen een grotere fooi. 
      • De essentie van de cyclus is als volgt: 1e fase is de folliculaire fase. Hierbij is er sprake van een stijgende FSH (follikelstimulerendhormoon), estradiol. De tweede fase is de periovulatoire periode. Hierbij is er een piek in de FSH, estradiol en LH (luteiniserend hormoon, stimulerend voor de eisprong).  De laatste fase is de Laat luteale fase. Deze fase bevat een hoog progesteron gehalte en ook nog een hoog estradiol.  

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er worden geen onderwerpen buiten de literatuur om besproken.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken. 

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Studievraag 9 over de volgorde van de cyclus is een nuttige vraag voor het oefenen voor het tentamen.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Sekse en Hormonen

      Vrouwen zetten in de eierstokken testosteron om in estradiol. Daarom meet je bij mannen meer testosteron. Sekshormonen zijn verdeeld over het hele brein en lichaam. Prenataal hebben ze hun sterkte effect. Bij ratten en muizen vindt dit na de geboorte plaats. Mensen zijn ook sensitief tijdens de puberteit. De baseline is dat je als vrouw begint. Iedereen begint als vrouw, mannen worden mannen door testosteron. Je gedrag wordt altijd bepaald door een interactie tussen nature en nurture. Je omgeving stimuleert de aanleg die hebt, of keert die juist om.

      Organiserende effecten van sekse hormonen

      Organiserende effecten zijn langlopende veranderingen. Activerende effecten zijn acute effecten. Testosteron zorgt dat je binnen een minuut sterkere spieren krijgt. Als je testosteronniveau van iemand op nul zet verdwijnt zijn of haar zin om te leven. Testosteron is dus een heel belangrijk hormoon. Sekse is biologische ordening, gender is welk geslacht je je voelt. Estradiol komt voort uit testosteron. Cortisol is een belangrijk stresshormoon voor mensen. Voor ratten en muizen is dat een ander hormoon. Je moet er altijd rekening mee houden dat de meeste kennis die we hebben van ratten en muizen komt.

      Activerende effecten van sekse hormonen

      Er zijn drie verschillende pathways voor effecten van een sekse hormoon.

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen over Emoties bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Emoties bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 11

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Er wordt extra informatie gegeven over verschillende delen in de hersenen en het autonome zenuwstelsel wat betrokken is bij emotie:
      • wordt informatie gegeven over de fysiologie in het autonome zenuwstelsel bij emotie die gevaar is. Hierbij gaat er meer bloed naar de spieren, meer zuurstof naar het bloed, meer suikers naar het  bloed, en sommige lichaamsfuncties worden onderdrukt. Dit samen is de functie van het sympatishe zenuwstelsel. 
      • Thalamus is een hersengebied wat emotionele informatie verwerkt. De informatie wordt naar de amygdala gestuurd, maar gaat in eerste instantie voorbij aan de cortex.
      • Startle reflex: Een defensief reflex waarbij men automatisch de schouders omhoog doet en de ogen verkleint, dit is een automatisch beschermingsmechanisme voor de nek en de ogen, de meest kwetsbare lichaamsdelen.

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er worden geen onderwerpen buitend de literatuur om besproken.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • De functies van de amygdala begrijpen in relatie tot emotie.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen voor het tentamen behandeld.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Inleiding

      Emoties kun je onderscheiden in cognities, gevoelens en acties. Is er cognitie nodig om gevoelens te hebben? In welke volgorde gebeurt dit? Reptielen hebben die cognitie op bewust niveau niet.

      Mensen & dieren, verschillende volgorde emoties

      Logisch denken en James-Lange theorie verschillen, zie slide 4. Mensen zijn op hoger cognitief niveau bezig en kunnen een situatie beter evalueren, en kunnen onze emoties beter beheersen. Wij kunnen doen alsof we boos zijn op iemand. Dit kunnen dieren niet. Bij mensen is de cortex heel erg groot. Dit zorgt voor inhibitie en modulatie. Hoe meer naar binnen je gaat in het brein, hoe primitiever de systemen. Neuro evolutionaire theorieën: onderzoek naar emoties bij mensen voegt niets extra’s toe aan onderzoek. Je kan het net zo goed bij kippen onderzoeken. Cognitieve theorie: Betekent in feite dat dieren en kinderen geen emoties hebben omdat ze niet in staat zijn gebeurtenissen bewust te ondervinden. Beide zijn extreem en niet waar. Een middenweg moet gezocht worden. Empathie is ook in ratten geobserveerd. Empathie is hogere orde emotie. Conclusie van dit onderzoek is dat je geen bewuste processen nodig hebt om empathie te ervaren. Ratten kiezen ervoor om uit het bakje te eten waardoor een andere rat geen shock krijgt. Bij dit experiment is moreel gedrag te zien. De prefrontale cortex remt emoties,

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen over Depressie / Schizofrenie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Depressie / Schizofrenie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 12

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Over depressie wordt het volgende extra gezegd:
      • Het verschil tussen unipolaire en bipolaire depressie is dat unipolair alleen depressieve kenmerken heeft en bipolair een samenwerking is tussen manie en depressie. 
      • In de sheetnotes uit 2015 staat erg weinig over schizofrenie. Er wordt in de sheetnotes uit 2018 veel meer verteld over schizofrenie: 
      • Positieve symptomen van schizofrenie: wanen en hallucinaties. 
      • negatieve symptomen: onvermogen tot: doelmatig handelen, spreken, bewegen, uiten van emoties
      • Ongeorganiseerde symptomen: Uitslingerende stroom van gedachten, incoherente onnavolgbare vloed van woorden, 'inappropiate effect' (ongepast reageren, dus bij blijde berichten verdrietig reageren en bij verdrietige berichten blij reageren). 
      • Een overmatige werking van het dopamine D2 receptor kan leiden tot schizofrenie. Een blokkerende dopamine D2 receptor wordt gebruikt om positieve symptomen te reduceren. Deze blokkade gebeurt in het mesostriataal systeem dat bestaat uit de bassale ganglia of stratium, wat motorische bijwerkingen heeft.

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er worden geen onderwerpen buiten de literatuur om besproken. 

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen opmerkingen over het tentamen gedaan.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Uitgaande van het BIS (linkerhersenhelft) en BAS (rechterhersenhelft) systeem, wat verwacht je bij depressie? Antwoord: de BIS is hypoactief en de BAS is hyperactief. De BAS is namelijk de benaderingscortex en mensen met een depressie zijn juist geneigd zich terug te trekken en inhiberend gedrag te vertonen. 

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Major depressive disorder (MDD)

      Mensen die permanent depressief zijn, kunnen niet leven. Je hebt altijd stemmingswisselingen nodig. Genetica is gekoppeld aan de omgeving. Genetische predisposities worden vaak verkeerd begrepen. De omgeving is in controle. Het gen is afhankelijk van de omgeving of het tot uiting komt, en van hormonen. Bij major depression disorder (MDD) heb je geen blijdschap meer. In Amerika heb je veel mooddisorders. Dit komt door de individualistische sociale cultuur. In Afrikaanse volken is er veel geweld en de mensen zijn arm, maar er is wel veel sociale eenheid. Deze mensen hebben minder last van depressie. Vrouwen zoeken meer social support, ze zijn er gevoelig voor en de support helpt beter dan bij mannen. Depressieve mannen zijn dus moeilijker te behandelen.

      Postnatale depressie van de moeder zorgt voor een probleem van de bonding tussen kind en moeder. De sensitiviteit voor posttraumatisch stresssyndroom is belangrijk. Hoe reageer je op een traumatische situaties. Sommige mensen zijn veel eerder getraumatiseerd.

      Middelen tegen depressie

      Met Transcranial Magnetic Stimulation

      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen over Psychopathologie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Psychopathologie bij Hersenen en Gedrag aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Hoorcollege 13

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Er worden aanpassingen gemaakt in het boek van Cacioppo. 
      • pagina 562: angst patienten zijn ambivalent over realiteit van de dreiging, in plaats van wat er stond over spinnen angst en de neigende gedachte dat de spin de persoon zou aanvallen. Het gaat hierbij om de veranderende term ambivalentie.
      • Cacioppo heeft het over hoge concordantie bij MZ (monozygotische) tweelingen bij psychische stoornissen, maar alle gedrag heeft een hoge concordantie bij MZ tweelingen.
      • Wat belangrijk is om te weten als psycholoog: stoornissen zijn een groep symptomen, niet de verklaring van symptomen. 

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er wordt informatie gegeven over GGZ als werkveld en wat voor loopbaan je moet nemen als je deze de GZopleiding wilt doen of klinisch neuropsycholoog wilt worden. Dit is buiten de literatuur om.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen opmerkingen over het tentamen gemaakt.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Er worden geen vragen behandeld voor het tentamen.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Algemene opmerkingen over klinische psychologie

      Klinisch psychologen stellen verschillende vragen. Diagnostiek gaat over het ontstaan en de behandeling. Dus eerst kijken wat er aan de hand is, hoe is het ontstaan en wat kun je eraan doen. Voorbeeld: een man die een zak met niet gebruikte pillen terug wil brengen naar de apotheek. Bij de apotheek ziet hij dat er een gat in de zak zit. De man is bang dat hij pillen verloren is. In de buurt is een basisschool. Het kan zijn dat een kind die pillen inneemt, ziek wordt en dood gaat. Hij ontwikkelt een stoornis door altijd te kijken of hij nog pillen in zijn zakken heeft. Er is een dwang ontstaan. Hij is elke ochtend 20 min. bezig om alles te controleren op pillen die hij anders mogelijk kan verliezen.

      Hoe moet je onderzoeken?

      • Psychometrisch onderzoek: onderzoek waarmee je kenmerken/eigenschappen van personen kan onderzoeken, vaak via vragenlijsten. Nadelen aan deze methode: Onbewust gedrag kan niet onderzocht worden via een vragenlijst en sociaal wenselijke antwoorden.
      • Psychofysiologie: meten aan het lichaam van een individu wat voor veranderingen er optreden. Voorbeeld uit niet klinisch onderzoek: man kon raden wat de naam van een nog niet geboren kind zou worden. De zwangere vrouw moest een aantal namen opschrijven onder andere de naam van het nog niet geboren kind. Als de naam die ze had gekozen werd opgelezen
      .....read more
      Access: 
      Public
      College-aantekeningen over Psychopathologie bij Stress en gezondheid aan de Universiteit Utrecht

      College-aantekeningen over Psychopathologie bij Stress en gezondheid aan de Universiteit Utrecht


      Sheetnotes 18/19

      Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?

      • Er wordt een toevoeging gedaan op de effecten van stress. Kortdurende stress heeft gunstige effecten op biologische systemen waaronder het immuunsysteem. Chronische stress heeft negatieve effecten op biologische systemen. Hieronder ook weer het immuunsysteem in relatie tot lymfocieten (witte bloedcellen) omdat die worden onderdrukt.
      • Stress is verder nadelig voor slaap, stemming en obesitas.

      Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

      • Er worden geen onderwerpen buiten de literatuur om besproken.

      Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

      • Er worden geen recente ontwikkelingen besproken.

      Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

      • Er worden geen opmerkingen over het tentamen gemaakt.

      Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

      • Onderaan de slides staan 12 studievragen die je kunnen helpen bij het leren van de stof.

      Hoorcollegeaantekeningen 15/16

      Definities

      Op dia 4 staat een film die zeker de moeite waard is om te kijken bij het bestuderen van de stof. Stress is heel erg fysiologisch. De definitie van stress: een onplezierige emotionele toestand die optreedt bij de waarneming van gevaar. Een stressor is een bron van stress. Een stressor leidt tot stress. Het kan gezond zijn omdat het je waarschuwt voor dreigingen. De stress zal minder worden als de dreiging weg is. Het is ongezond als je stress niet weg gaat, omdat je niets aan de stressor kan doen. Dan word je ziek. Het sympathische zenuwstelsel is belangrijk voor stress. Het filmpje op dia 7 laat zien hoe belangrijk het fight or flight systeem is. Stressreactie is enorm nuttig.

      General adoption system

      Het overzicht van dit systeem staat op dia 8. In de alarmfase van de stressrespons vindt het fight or flight proces plaats. Je hebt dan weinig weerstand omdat het belangrijk is dat je hele lichaam ingezet wordt voor fight or flight. Dan komt er een tweede fase. De weerstand tegen stress is extra hoog. Het afweersysteem zet ook alles in (je immuunsysteem) en gaat extra aan het werk. Als je bijvoorbeeld verwondingen hebt opgelopen tijdens het gevaar, moet je immuunsysteem extra hoog zijn om te behandelen. De derde fase is de uitputtingsfase. De fysiologische bronnen zijn uitgeput en de weerstand is erg laag.

      Bronnen van stress

      Individuen verschillen heel erg qua bronnen van stress. De een heeft wel ergens last van en de ander niet. Een posttraumatisch stress stoornis is een ernstige bron van stress. Dit kan al gevolgen hebben voor een foetus in de buik van een moeder die PTSS ervaart. Andere bronnen van stress zijn

      .....read more
      Access: 
      Public
      Hersenen en gedrag: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Promotions
      Image

      Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

      Werkzaamheden: o.a.

      • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
      • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
      • PR & communicatie werkzaamheden

      Interesse? Reageer of informeer

      Check how to use summaries on WorldSupporter.org


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
        • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the topics and taxonomy terms
        • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      3. Check or follow your (study) organizations:
        • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
        • this option is only available trough partner organizations
      4. Check or follow authors or other WorldSupporters
        • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Use the Search tools
        • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
        • The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      2452 1