Collegeaantekeningen Onderneming en Recht - Rechten UL B2 - 2019/2020
- 1735 reads
Deze week gaat over de vertegenwoordiging met betrekking tot derden. Er is hier sprake van een extern element. Vandaag gaat het over wie vertegenwoordigingsbevoegd is en welke controlemechanismen daarop mogelijk zijn. Om te beginnen zijn er drie vertegenwoordigingssystemen.
De eerste is de algemene vermogensrechtelijke vertegenwoordiging, het leerstuk van volmacht uit boek 3 BW. Dit is niet gebonden aan enige rechtsvorm en ook natuurlijke personen kunnen dit ook regelen. Dit staat in art. 3:60 e.v. BW en geldt als een lex generalis op de andere twee manieren.
De tweede manier ziet puur op de personenvennootschappen en de derde op de rechtspersonen.
De personenvennootschappen worden vertegenwoordigd door de maten / vennoten, met uitzondering van de commanditaire vennoten. Het uitgangspunt is dat iedereen een volmacht nodig heeft voor het verrichten van een rechtshandeling namens de vennootschap. Dit is het geval bij de maatschap. Er zijn twee uitzonderingen in art. 7A:1679 en 1681 BW. Degene die onbevoegd handelt en geen bekrachtiging ontvangt, bindt volgens art. 7A:1679 BW zichzelf. Deze specifieke vennoot treedt in de plaats van de gehele vennootschap. De tweede uitzondering compliceert dit alleen maar meer: de eerste uitzondering gaat volgens art. 7A:16781 BW niet op indien de overeenkomst gunstig blijkt. Maar wat is gunstig? Het arrest Diesel garage biedt uitkomst. Een overeenkomst die uiteindelijk voordelig blijkt, dan is de overeenkomst gunstig.
Het uitgangspunt van de vof is volledig omgekeerd. Iedere vof-vennoot is geacht gevolmachtigd te zijn, tenzij het tegendeel blijkt uit de inschrijving in het handelsregister. Artikel 17 lid 2 BW sluit twee zaken uit: zij die niet mogen vertegenwoordigen en transacties die niets van doen hebben met het doel van de vof. Deze uitgangspunten gelden ook voor de beherend vennoten van de commanditaire vennootschap.
Bij de bv en de nv gaat dit via het richtlijnstelsel. Bestuur (als geheel of een individu) is automatisch vertegenwoordigd. De lex generalis uit boek 3 BW speelt hier echter geen enkele rol meer. Beperkingen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid moet dus intern geregeld worden, via wet en statuten. De wet regelt een aantal basiszaken en de rest moet maar statutair gebeuren.
Statuten kunnen niet strijdig zijn met de wet. Ingeval dat wel zo is, dan zijn de statuten van rechtswege nietig. Een ander kenmerk van statuten is dat ze alleen interne werking hebben. Een derde kan de rechtspersoon niet op hun statuten wijzen en zo proberen rechten af te dwingen. Dat kan alleen iemand binnen de rechtspersoon. Daarnaast kunnen statuten ook niet ingezet worden tegen derden. Statuten hebben puur interne werking.
Een wet kan ruimte laten om iets in de statuten anders te regelen. Dit met zinsneden als “de statuten kunnen bepalen dat” of iets dergelijks. Dan mogen statuten afwijken van de wet zonder direct nietig te zijn, maar de statuten hebben nog steeds alleen puur interne werking.
Twee statutaire bepalingen staan als opties in de wet. Het betreft lid 2 van art. 2:130 en 2:140 BW. Omdat statuten opvraagbaar zijn bij de Kamer van Koophandel en de wet bij fictie bij iedereen bekend wordt geacht, kan een wederpartij erachter komen of er dergelijke clausules gemaakt zijn. De twee statutaire bepalingen die op deze manier externe werking kunnen hebben zijn de uitsluitings- en de handtekeningenclausule.
De uitsluitingsclausule sluit bepaalde bestuursleden of –functies uit van de vertegenwoordiging van de rechtspersoon. Een bestuurslid wat de leiding heeft over het functioneren van de onderneming heeft vrij weinig te maken met derden en kan vrij logisch dus statutair worden uitgesloten van zijn vertegenwoordigingsrechten. Hiermee wordt een bestuurslid geheel uitgesloten van het recht van vertegenwoordiging. Deels uitsluiten kan ook.
De meerhandtekeningenclausule houdt in dat een bestuurslid een handtekening van een of meer anderen nodig heeft. Dit kan een ander bestuurslid zijn, maar ook een lid van de raad van commissarissen.
Overigens vallen onder “derden” ten opzichte van een bv / nv ook de aandeelhouders.
Dat het bestuur belast is met de bestuurstaak is helder, volgens artikel 138 respectievelijk 248. Maar er is een onderscheid tussen bestuur als collectief of een enkele bestuurder. Bestuur als collectief (alle bestuurders tezamen) zijn in lid 1 altijd bevoegd verklaard. Dit is alleen maar bevestigd in arrest ABN AMRO. Het bestuur mag immers doen wat deze wil. Er is geen mogelijkheid van afwijking of beperking in de statuten.
In lid 2 staat de bevoegdheid van een bestuurder in zijn eentje. Hier is een mogelijkheid van beperking in de statuten, namelijk in het kader van de taakverdeling et cetera. Deze taakverdeling heeft verder alleen interne werking.
Een bv met een bestuurder is het collectief en is dus bevoegd om te besturen. Eventuele beperkende maatregelen hebben dan geen werking, want het collectief kan niet beperkt worden.
Alleen een meerhandtekeningenclausule en een geldclausule hebben externe werking. Om andere (interne) regelingen naar buiten kenbaar te maken, moet de onderneming dit in laten schrijven in het handelsregister. Een bestuur moet een interne regeling in laten schrijven bij een handelsregister, volgens art. 2:6 BW. Volgens art. 25 Hrgw mag er dan geen beroep gedaan op het niet kennen van een statutaire bepalingen.
Een soortgelijke combinatie van artikelen geldt ook voor een volmacht. Let wel, dit is een gewone volmacht uit 3:60 BW, maar deze moet wel afgesloten worden door de rechtspersoon. In art. 14 Hrgb staat dat de gevolmachtigden van een rechtspersoon opgenomen kunnen worden in het handelsregister, met de bijbehorende voorwaarden. Zo moet de rechtspersoon voorkomen dat deze de schijn opwekt dat de gevolmachtigde overal toe bevoegd is.
Via de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt er door de rechtspersoon heen gekeken. Door een personenvennootschap wordt toch al heen gekeken. Daarom gaat dit kopje alleen over de rechtspersoon. Het hoofdelijk aansprakelijk stellen gebeurt alleen bij uitzondering, namelijk als er sprake is van een ernstig verwijt. Dan mag het bestuur voor hun wanbeleid aangesproken worden.
Er zijn drie soorten volmachten. De eerste is een algemene vorm van volmacht en staat in boek 3 BW. De tweede geldt alleen voor personenvennootschappen, de derde geldt voor rechtspersonen.
De algemene vermogensrechtelijke volmacht kan bij elke rechtspersoon, maar iedereen kan dat. De volmachtgever wordt door art. 3:66 lid 1 BW niet gebonden als de gevolmachtigde buiten de grenzen van zijn volmacht handelt. Er moet echter wel een volmacht getoond worden.
De personenvennootschapsvolmacht lijkt in beginsel op de lex generalis-volmacht uit art. 3:60 BW, maar er zijn enkele bepalingen die de volmacht iets veranderen. Hier wordt de gevolmachtigde gebonden, ingeval deze zijn bevoegdheden overschrijdt.
De kapitaalvennootschapsrechtelijke vennootschap regelt de volmacht van alleen het bestuur, maar deze is al beschreven.
Indien een vof (en dus ook een cv) niet zijn doelen ingeschreven heeft in het Handelsregister, dan geldt artikel 29 WvK en dat is een heel streng artikel, waarmee in de uitleg ook niet ruim mee omgegaan wordt. Deze inschrijving in het Handelsregister is in beginsel verplicht, alvorens deze mag beginnen aan ondernemingsactiviteiten. Dat neemt niet weg dat een onderneming niet als vof gekwalificeerd mag worden, indien de feiten dat toelaten. Maar een vof die zijn activiteiten niet heeft ingeschreven, kan zijn doel niet kenbaar maken. Dan kan een derde ook nooit weten wanneer een vennoot een volmacht nodig heeft en wanneer niet. De oplossing: art. 29 WvK.
In art. 29 WvK staat dat, als er geen doel is vermeld, alles als doel van de vennootschap dient en dat iedere vennoot voor elk handelen bevoegd is om de vennootschap aansprakelijk te stellen, blijkt uit de tekst. Zelfs als het overduidelijk nergens mee te maken heeft, dan mag ook de niet zo stabiele vof gebonden worden.
De verschillende mogelijke rechtspersonen (institutioneel - contractueel), en de personen- en kapitaalvennootschappen (maatschap, vof, cv - NV, BV).
Er worden geen onderwerpen behandeld die niet in de literatuur besproken worden.
Er worden geen recente ontwikkelingen besproken, alleen de basics van het ondernemingsrecht.
De tussentoets zal bestaan uit 30 MC-vragen, 15 over het onderdeel onderneming & recht, en 15 over het onderdeel bedrijfswetenschappen. De eindtoets zal bestaan uit open vragen over de stof van alle weken.
Er worden geen tentamenvragen behandeld. Belangrijk is om het verschil tussen kapitaal- en personenvennootschappen te zien. De kapitaalvennootschappen zijn niet gebaseerd op een persoonlijke verbintenis tussen de vennoten, de personenvennootschappen zijn dit wel.
Wanneer er onderscheid is tussen privévermogen en ondernemingsvermogen, kan de eigenaar van een bedrijf niet in zijn privévermogen aangesproken worden bij een eventueel faillissement. Dit is de kern van het ondernemingsrecht: Proberen te voorkomen dat het mislukken van maatschappelijke (economische) activiteiten andere personen of entiteiten besmet. Ondernemingsrecht draait dus om het afzonderen van vermogensbestanddelen.
Deze afzondering vindt plaats via het creëren van rechtsvormen. Er zijn twee soorten:
Een rechtspersoon staat vermogensrechtelijk gezien gelijk met een natuurlijk persoon (art 2:5 BW). Het is geen overeenkomst, maar een zelfstandig instituut dat opgericht wordt. De vermogensbestanddelen van de rechtspersoon zijn het bezit van de rechtspersoon zelf.
De NV en de BV lijken op elkaar. Zij worden ook wel kapitaalvennootschappen genoemd. Ook de vereniging en stichting lijken op elkaar. In Boek 2 BW staan materiële kenmerken voor de verschillende rechtspersonen. Zo mag een vereniging geen winst onder haar leden verdelen (art 2:26 lid 3).
De stichting is opgericht om een in de statuten vermeld doel te verwezenlijken en mag alleen uitkeringen die een ideële of sociale strekking hebben verstrekken (art 2:285 BW).
De coöperatie is een vereniging die met de leden gezamenlijk een bedrijf uitoefent (art 2:53 lid 1). Het komt vaak voor in de landbouw. Het verbod van winstuitkeringen geldt hier niet.
Een NV en een BV hebben een in aandelen verdeeld kapitaal. De aandeelhouder is niet aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap, en hoeft eventuele
.....read morePersonenvennootschappen (definitie en varianten: Maatschap, vof, cv). Aansprakelijkheid bij personenvennootschappen. Het vermogen van de vennootschap.
Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.
Er worden geen recente ontwikkelingen besproken. Het gaat om de basisbegrippen van het ondernemingsrecht.
Er worden geen opmerkingen m.b.t. het tentamen gedaan.
Er worden geen tentamenvragen behandeld. Een mogelijke vraag zou echter kunnen zijn: Wat bepaalde de Hoge Raad in de casus Astense Dierenartspraktijk? Het antwoord zou dan zijn: Om te bepalen of er sprake is van een maatschap, zijn de volgende elementen van belang:
Er moet sprake zijn van: een overeenkomst
Samenwerking op voet van gelijkheid/gelijkwaardigheid
Verdeling van voordeel
Inbreng van de maten
Gerichtheid op voordeel voor alle deelnemers
De basisvorm personenvennootschap is de maatschap. In een verder uitgewerkte vorm kan er sprake zijn van een vof (vennootschap onder firma) of een cv (commanditaire vennootschap). Een maatschap wordt 'aangegaan'. Dit betekent dat er sprake is van een overeenkomst, en dat er dus in beginsel geen vormvereisten zijn. Bij een vof is er wel het schriftelijkheidsvereiste voor de afspraken tussen de vennoten onderling. De naam die de betrokkenen aan hun verhouding geven, is niet altijd de rechtens juiste naam. De rechter kijkt naar de omstandigheden, dat wat de betrokkenen feitelijk hebben gedaan, in plaats van dat wat ze dachten dat ze aan het doen waren.
Volgens art. 7A:1679 zijn de maten proportioneel (voor het deel van hun inbreng) aansprakelijk voor de verbintenissen van de maatschap. In de artikelen 7A:1680 en 1681 wordt dit verder uitgewerkt. Wanneer er dus vijf maten zijn, zijn zij alle vijf voor 1/5 van de schuld aansprakelijk. Soms is er wel hoofdelijke aansprakelijkheid buiten het maatschapsrecht om mogelijk (7:407 lid 2). Dit is het geval wanneer men op persoonlijke titel een verbintenis aangegaan is. In de regel is een volmacht van de andere maten nodig om hen hoofdelijk te kunnen verbinden.
De vof is een maatschap, 'tot de uitoefening van een bedrijf onder eenen gemeenschappelijken naam aangegaan'. Hier geldt een strenger aansprakelijkheidsregime. Volgens art. 18 WvK zijn de vennoten hoofdelijk verbonden voor verbintenissen
.....read moreVermogensstructuur bij de personenvennootschap
Vermogensstructuur bij de Nv/Bv
Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.
Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.
Er worden geen opmerkingen met betrekking tot het tentamen gedaan.
Er worden geen tentamenvragen behandeld.
Basisbepaling: art. 7A:1655 BW. De inbreng staat aan de basis van de vennootschappelijke gemeenschap, maar de inhoud hiervan kan wisselen door latere inbreng, winst, uitkeringen aan de vennoten of verlies. De inbreng kan bestaan uit geld, goederen, genot van goederen en arbeid. Zo kunnen vennoten alleen het gebruiksrecht van een goed inbrengen in de vennootschap. Het goed zélf blijft dan juridisch gezien eigendom van de vennoot. Uiteraard kunnen vennoten ook de volledige gerechtigdheid tot een goed inbrengen in de vennootschap. Alle vennoten worden dan eigenaar van het ingebrachte goed of geld.
Bij ontbinding van de personenvennootschap houdt de eigendom op en heeft de inbrengende vennoot weer recht op het goed. Waardeveranderingen komen dan voor rekening van de gezamenlijke vennoten, zij waren immers eigenaar geworden. Dit betekent dat de inbrengende vennoot bij waardestijging de waardestijging naar rato moet verdelen over de andere vennoten. Bij inbreng van alleen een gebruiksrecht is dit niet het geval.
Dan is er nog inbreng van de economische gerechtigdheid van een goed mogelijk. Dit lijkt op de gebruiksrecht-inbreng, maar hier komen waardestijgingen wél voor rekening van de gezamenlijke vennoten, hoewel zij niet de juridische eigendom hebben.
Bij de beëindiging van de vennootschap moet er een verrekening plaatsvinden. Hiervoor moet een peilmoment bepaald worden. Welk moment is dit? Het moment van de ontbinding, of het moment van de vereffening? Bij inbreng van alleen de economische gerechtigdheid, is het rekenmoment het moment van ontbinding. Wanneer een goed echter volledig is ingebracht, is het moment van de vereffening het rekenmoment. Dat is in dit arrest bepaald.
Via een voortzettingsbeding kan een vennootschap voortgezet worden wanneer één van de vennoten de vennootschap opzegt.
Het gaat hier om storting op aandelen en winstuitkering. De band tussen de aandeelhouder en de Nv/Bv bestaat uit de aandelen. De nominale waarden van de aandelen zijn onder meer belangrijk voor de verdeling van
.....read moreOndernemingstheorieën
Ondernemingskenmerken
Waardeconversie
Oprichting
Er worden geen onderwerpen behandeld die niet worden besproken in de literatuur.
Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.
Er worden geen opmerkingen gedaan met betrekking tot het tentamen.
Er worden geen specifieke tentamenvragen behandeld.
De essentie van een onderneming is dat ze probeert waarde toe te voegen. In Nederland zijn er erg veel kleine ondernemingen. Slechts een klein deel van de ondernemingen heeft bijvoorbeeld meer dan 100 personeelsleden. Alle ondernemingen hebben activiteiten en doelen.
Transactiekostentheorie: De onderneming ontstaat vanuit de verhouding tussen transactiekosten en organisatiekosten. Wanneer de transactiekosten van de markt erg hoog zijn, loont het om die betreffende activiteiten binnen een onderneming te doen. De onderneming is dan dus een alternatief voor de markt, zonder transactiekosten.
Agencytheorie: De onderneming is een systeem om 'moral hazard' van bestuurders tegen te gaan, die handelen volgens hun eigenbelang, en niet volgens het belang van de aandeelhouders.
"De onderneming is een organisatie van mensen die bedrijfsmiddelen inbrengen en converteren, gericht op behalen van verwachte economische voordelen". Iedereen die een bepaalde inbreng in de onderneming heeft, wil hier ook iets voor terug hebben. Personeel wil bijvoorbeeld loon, en verschaffers van kapitaal willen rente of winstuitkeringen. Uiteindelijk is productie een middel om het doel van winst te behalen, te bereiken. Er is altijd ook echter sprake van onzekerheid: het is niet zeker of er ook winst behaald zal worden. Ondernemingen houden zich dus bezig met waardeconversie: ze transformeren bedrijfsmiddelen in de hoop daarmee winst te behalen.
De onderneming heeft informatie over de waardeconversie nodig, om zo nodig de bedrijfsvoering bij te kunnen sturen. Hiertoe dienen de verschillende financiële overzichten van de balans, de winst- en verliesrekening, en het kasstroomoverzicht. De financiële stroom is de tegenhanger van de stroom van de fysieke input. De aankoop van grondstoffen gaat immers gepaard met de uitgave van geld. Er zit vaak een tijdsverschil tussen de uitgaven en de ontvangsten. Dit tijdsverschil wordt overbrugd op de vermogensmarkt, via leningen van de bank en de inbreng van vermogen van aandeelhouders.
De balans geeft de positie van de onderneming op een bepaald moment weer. Het is als het ware een foto. De
.....read moreBalans, winst- en verliesrekening en kasstroomoverzicht.
Accounting principles en waardering
Kosten en operationele structuur
Boek- versus markt- en liquidatiewaarde van de onderneming
Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.
Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.
Er worden geen opmerkingen gedaan met betrekking tot het tentamen.
Er worden geen specifieke tentamenvragen behandeld.
De balans bestaat uit het eigen vermogen + het vreemd vermogen (art 2:364 BW). Bezittingen zijn 'activa'. Deze worden onderverdeeld in vaste activa (duurzame goederen van de onderneming, die langdurig gebruikt worden) en vlottende activa (grondstoffen, etc. Deze worden sneller verbruikt). Vaste activa hebben afschrijvingen. Hoe verder naar beneden aan de linkerzijde van de balans, hoe meer liquide het bezit. Aan de rechterzijde geldt: hoe verder naar beneden, hoe acuter de schuld! Belangrijk is om te onthouden dat vreemd vermogen ruimer is dan alleen schulden.
Wanneer is er sprake van een actief? Dit is een bedrijfsmiddel waarover de onderneming door een gebeurtenis in het verleden de beschikking heeft verkregen, waarvan in de toekomst economisch voordeel verwacht wordt, en het moet betrouwbaar te waarderen zijn. Dit kan bijvoorbeeld op basis van de aanschafprijs. Personeel, merknaam, etc. kan dus niet op de balans vermeld worden. Dit is namelijk te subjectief. Over het algemeen kunnen zaken die een bepaalde duidelijke prijs hebben, wel op de balans vermeld worden.
Dit wordt omschreven in art. 2:377 BW. Deze rekening laat opbrengsten en kosten zien. Kosten zijn de geldwaarde van de voor de productie gebruikte productiemiddelen (input). Opbrengsten zijn de waarde van de geleverde output aan de klanten. Dus van het resultaat van het productieproces. Dit is duidelijk iets anders dan ontvangsten en uitgaven, omdat er vaak een verschil in tijd in zit.
Dit laat de uitgaven en de ontvangsten zien. Ten eerste is er de operationele kasstroom. Hierin staan ontvangsten van afnemers en uitgaven aan leveranciers, werknemers, etc. Er is een investeringskasstroom waarin de investeringen/desinvesteringen in vaste activa te zien zijn. Daarnaast is er de financieringskasstroom, waarin het aantrekken/afstoten van vermogen weergegeven is.
Dit zijn principes die gehanteerd worden bij het opstellen van de balans
.....read moreHoe bepaal je nu de waarde van een eenmanszaak. Dit is nodig om te weten als je je eenmanszaak wilt omzetten naar een rechtspersoon. De rechtspersoon krijgt dan een afgescheiden vermogen, en de ondernemer komt 'in dienst' van de rechtspersoon. Verder is het eigen vermogen verdeeld in aandelen, met beperkte aansprakelijkheid voor aandeelhouders. Een nadeel is echter wel dat er ook veel meer wettelijke regels gaan gelden. Het aandeel vormt de kern van de NV. Er zijn verschillende kapitaalbegrippen:
Ook zijn er verschillende waardebegrippen voor aandelen: de nominale waarde (de waarde die in de statuten vermeld staat), de intrinsieke waarde (het eigen vermogen per aandeel) en helemaal los hiervan, de marktwaarde van het aandeel.
De oprichting van een eenmanszaak of een vennootschap is vergelijkbaar. In beide gevallen wordt er geld of natura ingebracht. Bij vennootschappen bestaat er een balans voor, en een balans na winstverdeling. Tegen welke prijs moeten eventuele nieuwe aandelen uitgegeven worden? Mogelijk is de marktwaarde ervan sinds de oprichting van de onderneming gestegen. Stortingen boven de nominale waarde als gevolg hiervan komen in de balans onder de post 'agioreserve'. Het is echter onjuist om te veronderstellen dat de onderneming hiermee winst behaald heeft.
Een andere reserve wordt gevormd door de herwaarderingsreserve. Deze ontstaat als de vervangingswaarde van machines hoger is dan de historische
.....read moreDe nv is een rechtspersoon waarvan het kapitaal verdeeld is in aandelen. Deze aandelen moeten een duidelijke vorm krijgen in de balans. Ze staan op EV en kas.
Om het verdeelde kapitaal een overzichtelijke vorm te geven, worden er subcategorieën gebruikt om het eigen vermogen nog verder te rubriceren. Hieronder staan de rubrieken opgesomd.
Het aandelenkapitaal bestaat uit alle aandelen naar de markt gebracht (geplaatst kapitaal). Er is statutair bepaald hoeveel dit mag zijn. Het aandelenkapitaal kan alleen wijzigen als het aantal geëmitteerde aandelen verandert.
Alle aandelen worden in beginsel verkocht voor de nominale waarde. Verkoop voor minder dan de nominale waarde is wettelijk verboden. Verkopen voor een meerwaarde mag wel. Deze meerwaarde (alleen de meerwaarde, dat is de verkoopprijs min de nominale aandeelwaarde) moet op de agioreserve geboekt worden.
Bij aandelen horen dividend, dus deze moet ook geboekt worden. Normaal gesproken wordt eerst geld verdiend, wat bestemd is voor de aandeelhouders. Zodra dit geld verdiend is, wordt dit op de rekening ‘te betalen dividend’ geboekt. Zodra er een dividenduitkering plaatsvindt, gaat dat deze rekening uit.
De winstreserves zijn de verschillen tussen de inkoopwaarde en verkoopwaarde bij de operationele activiteiten van de onderneming. Denk terug aan de verkoop van een product voor 5 wat voor 3 is ingekocht. Voorraad daalt met 3, kas stijgt met 5 en om de balans in evenwicht te houden stijgt EV met 2. Die stijging van 2 komt nu in de subcategorie winstreserves.
Een tweede geldstroom die bij winstreserves terechtkomt, zijn aandelen waarvan geen dividend wordt uitgekeerd. Dit is immers niet altijd het geval bij aandelen.
Ratio’s zijn berekeningen die de onderneming beoordeelt naar zijn gezondheid. Deze ratio’s zien alleen op het verleden.
De solvabiliteitsratio is EV / totaal vermogen. Dit bepaalt de solvabiliteit.
De liquiditeitsration kan op twee manieren.
De quick ratio: (vlottende activa – voorraad) / vreemd vermogen korte termijn
De current ratio: vlottende activa / vreemde vermogen korte termijn.
Met deze twee ratio’s wordt bepaald hoe de liquiditeit van de onderneming is.
De rentabiliteit zegt hoe goed de onderneming vermogen kan aantrekken.
De rentabiliteit van het totale vermogen: (winst + rentekosten) / gemiddeld totaal vermogen
De rentabiliteit van het eigen vermogen: winst / gemiddeld eigen vermogen
De rentabliliteit van het vreemd vermogen: rentekosten / gemiddeld vreemd vermogen
Gemiddelde van het vermogen is als volgt: EV op 1 januari en op 31 december van hetzelfde jaar optellen, en dan vervolgens delen door 2.
Met deze gegevens kan de gemiddelde vermogenskostenvoet berekend worden. Dat gebeurt door het gemiddelde van de rentabiliteit van het eigen vermogen en van het vreemd vermogen te nemen, vermenigvuldigd met hoeveel ze bijdragen aan het ondernemingsvermogen.
Een onderneming heeft een rechtsvorm nodig om aan het rechtsverkeer deel te kunnen nemen. De meest basale is de natuurlijke persoon, maar er zijn ook echte rechtsvormen, personenvennootschappen en vennootschappen. de focus ligt deze week op de personenvennootschappen. Dit zijn de maatschap, de vof en de commanditaire vennootschap.
De maatschap, vof en cv staan geregeld in boek 7A BW en de Wet van Koophandel. Deze artikelen komen en zijn uit 1838. Gezien de onleesbaarheid zijn er wijzigingen ingediend. Deze vennootschappen moeten in boek 7 komen, waar de bijzondere overeenkomsten staan. De rechtsvormen moeten aan de ondernemers worden aangereikt, en de betrokkenen moet bescherming geboden worden tegen machtsmisbruik. Deze doelen van de wet zitten ook in Boek 7A en de Wet van Koophandel. De conceptwet bleek deze doelen niet na te streven, volgens de Minister van Justitie en Veiligheid. Oftewel: de huidige wetten zullen niet gewijzigd gaan worden. Poging tot aanpassing is mislukt.
De maatschapsdefinitie in art. 7A:1655 BW wordt op voortgebouwd door de definitie voor de vof en de cv. De vof en cv kennen eigen bijzondere regels, die ze van de maatschap onderscheiden. Van een maatschap is sprake als aan de elementen van art. 7A:1655 BW is voldaan. Volgens het arrest Astense dierenartspraktijk zijn de eisen als volgt:
overeenkomst
samenwerking: op basis van gelijkheid
verdeling: voordeel moet verdeeld worden
inbreng
doel: voordeel voor alle deelnemers
Een overeenkomst wordt aangegaan. Een maatschap gaat de ondernemer dus aan. Een ondernemer richt geen maatschap op. Oprichten is voor rechtspersonen.
De maatschapsovereenkomst vereist geen vormvereisten. Mondelinge overeenkomst volstaat dus ook. Notariële akte is dus niet nodig. Een maatschap heeft ook geen statuten. Inschrijven bij het Handelsregister is wel noodzakelijk, maar die informatie kan niet door derden worden opgevraagd. Artikel 22 BW zegt dat de vof een notariële of een authentieke akte nodig is. Een akte is alleen van nut tussen de vennoten. Derden kunnen niets bereiken met het gemis van een akte. Omdat die akte alleen maar interne werking heeft, werkt e-mailverkeer tussen de vennoten dus ook als akte.
Samenwerking op basis van gelijkheid onderscheidt de maatschap van de relatie tussen werknemer en werkgever. De ondergeschiktheid bestaat niet binnen de maatschap.
De verdeling van voordeel staat in art. 7A:1670 BW. De wet zegt dat de overeenkomst vooraan staat. Is er niets geregeld, dan geldt lid 1. Dat zegt dan dat ieders aandeel gelieerd is aan de ingebrachte inbreng. Met betrekking tot degene die alleen arbeid ingebracht heeft: volgens lid 2 wordt zijn aandeel gelijkgesteld met het aandeel van de vennoot die het minst heeft ingebracht. Natuurlijk mag hiervan afwijken altijd.
Inbreng staat in art. 7A:1662 BW. De inbreng is in de moderne wereld
.....read moreDit hoorcollege zijn met name veel relevante wetsartikelen aan bod gekomen. Hieronder komen ze gecategoriseerd aan bod.
De nv kent alleen een balanstest, die verwoordt staat in art. 2:216 lid 2 BW en noemt dat er alleen uitgekeerd mag worden als het eigen vermogen groter is dan het aandelenkapitaal, wettelijke en statutaire reserves. Daarnaast staat daar ook de goedkeuringseis van het bestuur. In artikel 2:216 lid 3 BW staat dat het bestuur van de nv hoofdelijk aansprakelijk is ten aanzien van de tekorten als de uitkeringstest incorrect is uitgevoerd.
Aandelen zijn voor de nv op naam of aan toonder, afhankelijk van wat er op de aandelen staat of wat de statuten vermelden. Artikel 2:82 noemt dat de nv aandelen op naam of aan toonder heeft. Voor aandelen op naam heeft de nv een aandeelhoudersregister, op grond van 2:85 lid 1 BW. Overdracht moet via artikel 2:86 lid 1 BW met een notariële akte, tenzij het een beursgenoteerd bedrijf betreft. Dan volstaat volgens 2:86c lid 2 BW een (onderhandse) akte.
Voor aandelen aan toonder geldt de regel dat er niet in aandelen aan toonder gehandeld mag worden zonder dat deze zijn volgestort, volgens art. 2:82 lid 3 BW. De verdere verhandeling wordt beschreven in art. 3:93 BW. Handel gaat via (feitelijke) levering.
De bv kent volgens art. 2:175 BW alleen aandelen op naam. Het aandeelhoudersregister staat in art. 2:194 BW en de vereiste van een notariële akte voor emissie en overdracht staat in art. 2:196 BW.
Aandeelhouders hebben bepaalde rechten die voortvloeien uit het feit dat ze aandeelhouder zijn. Deze kunnen onderscheiden worden in financiële rechten en zeggenschapsrechten.
De financiële rechten zijn heel simpel de rechten om in de winst van de vennootschap mee te delen.
Art. 2:105 lid 9 verbiedt winstuitsluiting binnen de nv. Iedere vennoot moet kunnen delen in de winst. Art. 2:216 lid 7 BW zegt dat voor een bepaalde soort aandelen in een bv een beperking of een uitsluiting in de winst (wettelijk) toegestaan is.
Het zeggenschapsrecht is het recht op medezeggenschap uitoefenen in de vennootschap.
Voor de nv regelt art. 2:118 BW de medezeggenschap. Deze is evenredig en iedereen heeft naar rato stemrecht. Leden 4 en 5 voorzien van enige maatregelen om van de evenredigheid af te wijken, maar deze zijn streng en interpretatie moet vooral niet te ruim opgevat worden.
Voor de bv regelt art. 2:228 BW de medezeggenschap, deze is nagenoeg gelijk aan die van de nv, maar lid 4 geeft ook de mogelijkheid aan de statuten om stemrechtloze aandelen te creëren. Overigens kunnen aparte regelingen voor aparte besluiten niet. Deze zijn ook verboden. Een aandeel mag volgens lid 5 niet zowel stemrechtloos als winstrechtloos zijn. Art. 2:190 BW bevestigt
.....read moreHet bestuur van de nv, bv, stichting of vereniging heeft de verplichting om de rechtspersoon te besturen. Deze nietszeggende bepaling wordt ruim uitgelegd in jurisprudentie, namelijk arrest ABN AMRO. Het bestuur bepaalt de strategie, niemand anders. Het bestuur bepaalt de dagelijkse gang van zaken, niemand anders.
De algemene vergadering heeft de bevoegdheid om bestuur te benoemen in art. 132 en 242 BW, commissarissen te benoemen in art. 134 en 244 BW en deze mensen allemaal te ontslaan volgens art. 142, 144, 252 en 254 BW. Daarnaast heeft het ook een restbepaling in art. 217 BW, waarin staat dat elke niet specifiek toegewezen bevoegdheid toebehoort aan de algemene vergadering van aandeelhouders.
Het toezicht op het bestuur kan op twee manieren. De eerste is via een niet-uitvoerend bestuurslid of meerdere niet-uitvoerende bestuursleden. Dit is geregeld in de artikelen 129a en 239a BW. Deze bestuurders hebben een controletaak die ze niet mag worden ontnomen. Dit wordt het monistische model genoemd.
De andere optie is om een raad van commissarissen in het leven te roepen via art. 140 en 250 BW. Deze commissarissen fungeren los van het bestuur en kunnen alle controlerende maatregelen treffen. In dit model, het dualistische model, zijn er dus twee organen. Een heeft de leiding en de ander controleert dit.
In art. 140 en 250 wordt ook nog aangegeven dat een raad van commissarissen alleen kan bestaan als er geen toepassing gegeven wordt aan art. 129a of 239a BW. Een niet-uitvoerend bestuurder kan dus niet bestaan in een vennootschap terwijl er een raad van commissarissen is.
Voor stichtingen en verenigingen is er vrijwel niets geregeld in de wet. In art. 2:44 en 2:291 BW staat hetzelfde nietszeggende artikel over bestuur als bij de bv en de nv. De vereniging kent geen algemene vergadering van aandeelhouders, maar een algemene ledenvergadering. Een stichting heeft een ledenverbod, dus het enige verplichte orgaan van een stichting is het bestuur. De statuten kunnen meer regelen wat betreft extra organen, maar de wet doet dat niet.
Een structuur-nv of –bv is een gekwalificeerde kapitaalvennootschap. De vennootschap moet voor drie jaar lang aan drie verschillende criteria voldoen.
Een bij Koninklijk Besluit genoemd bedrag voor kapitaal.
Er is een Ondernemingsraad, conform de WOR.
Er zijn minstens 100 werknemers werkzaam in Nederland.
Het bij Koninklijk Besluit genoemde bedrag is 16 miljoen. Dit staat niet in de wet, dus dat moet je onthouden! Het gevolg is dat er een aantal zaken verplicht gesteld worden, zoals de raad van commissarissen in art. 158 en 268 BW. Hiermee wordt een niet-uitvoerend bestuurslid onmogelijk gemaakt.
Besluiten moeten redelijk en billijk zijn, conform art. 2:8
.....read moreDeze week gaat over de vertegenwoordiging met betrekking tot derden. Er is hier sprake van een extern element. Vandaag gaat het over wie vertegenwoordigingsbevoegd is en welke controlemechanismen daarop mogelijk zijn. Om te beginnen zijn er drie vertegenwoordigingssystemen.
De eerste is de algemene vermogensrechtelijke vertegenwoordiging, het leerstuk van volmacht uit boek 3 BW. Dit is niet gebonden aan enige rechtsvorm en ook natuurlijke personen kunnen dit ook regelen. Dit staat in art. 3:60 e.v. BW en geldt als een lex generalis op de andere twee manieren.
De tweede manier ziet puur op de personenvennootschappen en de derde op de rechtspersonen.
De personenvennootschappen worden vertegenwoordigd door de maten / vennoten, met uitzondering van de commanditaire vennoten. Het uitgangspunt is dat iedereen een volmacht nodig heeft voor het verrichten van een rechtshandeling namens de vennootschap. Dit is het geval bij de maatschap. Er zijn twee uitzonderingen in art. 7A:1679 en 1681 BW. Degene die onbevoegd handelt en geen bekrachtiging ontvangt, bindt volgens art. 7A:1679 BW zichzelf. Deze specifieke vennoot treedt in de plaats van de gehele vennootschap. De tweede uitzondering compliceert dit alleen maar meer: de eerste uitzondering gaat volgens art. 7A:16781 BW niet op indien de overeenkomst gunstig blijkt. Maar wat is gunstig? Het arrest Diesel garage biedt uitkomst. Een overeenkomst die uiteindelijk voordelig blijkt, dan is de overeenkomst gunstig.
Het uitgangspunt van de vof is volledig omgekeerd. Iedere vof-vennoot is geacht gevolmachtigd te zijn, tenzij het tegendeel blijkt uit de inschrijving in het handelsregister. Artikel 17 lid 2 BW sluit twee zaken uit: zij die niet mogen vertegenwoordigen en transacties die niets van doen hebben met het doel van de vof. Deze uitgangspunten gelden ook voor de beherend vennoten van de commanditaire vennootschap.
Bij de bv en de nv gaat dit via het richtlijnstelsel. Bestuur (als geheel of een individu) is automatisch vertegenwoordigd. De lex generalis uit boek 3 BW speelt hier echter geen enkele rol meer. Beperkingen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid moet dus intern geregeld worden, via wet en statuten. De wet regelt een aantal basiszaken en de rest moet maar statutair gebeuren.
Statuten kunnen niet strijdig zijn met de wet. Ingeval dat wel zo is, dan zijn de statuten van rechtswege nietig. Een ander kenmerk van statuten is dat ze alleen interne werking hebben. Een derde kan de rechtspersoon niet op hun statuten wijzen en zo proberen rechten af te dwingen. Dat kan alleen iemand binnen de rechtspersoon. Daarnaast kunnen statuten ook niet ingezet worden tegen derden. Statuten hebben puur interne werking.
Een wet kan ruimte laten om iets in de statuten anders te regelen. Dit met zinsneden als “de statuten kunnen bepalen dat” of iets dergelijks. Dan mogen statuten afwijken van de wet zonder direct nietig te zijn, maar
.....read moreEen bestuurder heeft verantwoordelijkheden, waar van alles in mis kan gaan. In beginsel is de rechtspersoon aansprakelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, zoals art. 2:5 BW dicteert. Vandaag hebben we het over zo’n uitzondering. De uitzondering waar deze week over gaat, betreft bestuur wat simpel gezegd hun werk verprutst.
Daarin zijn drie varianten mogelijk. De eerste situatie is intern, die alleen binnen de rechtspersoon werkt. Het bestuur is dus verantwoording schuldig aan een orgaan, zoals de aandeelhoudersvergadering, raad van commissarissen of elk orgaan wat bij de statuten gecreëerd is.
De tweede situatie heeft externe werking. Het bestuur is verantwoording verschuldigd aan een groep schuldeisers. De eisers is in deze situatie de curator. De derde situatie is ook extern, maar dan zonder faillissement. Een bestuurder wordt ter verantwoording geroepen door een schuldeiser.
De interne aansprakelijkheid staat geregeld in art. 2:9 BW voor het bestuur, en art. 2:149 / 259 BW ziet op commissarissen, die in een aantal artikelen gelijkgesteld worden met bestuurders, waaronder art. 2:9 BW. In lid 1 wordt er in de eerste plaats verplicht tot een degelijke taakvervulling en in de tweede plaats tot de mogelijkheid van verdeling van de taken. In lid 2 wordt een drempel genoemd. Deze drempel heet ernstig verwijt. Zonder ernstig verwijt is er geen bestuursaansprakelijkheid. Maar wat is een ernstig verwijt?
Deze drempel is afkomstig uit jurisprudentie, arrest Staleman. Daar is tevens het begrip van ernstig verwijt uitgelegd. Een ernstig verwijt wordt niet zomaar afgegeven, dus het vereist wel iets waarvan geklungel duidelijk moet blijken. Daarnaast zegt de Hoge Raad dat het beoordeeld moet worden naar de omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling houdt men rekening met de aard van de activiteiten, kans op risico’s, taakverdeling van het bestuur, richtlijnen voor het bestuur, de te verwachten kennis en inzicht en de te verwachten zorgvuldigheid. Oftewel: lees een casus, neem een positie in, benoem dit arrest en geef een complete motivering.
Als tweede punt in lid 2 wordt naast een ernstig verwijt ook genoemd dat een bestuurder niet nalatig geweest is om de nadelige gevolgen af te wenden. Hierop beroept de bestuurder zich persoonlijk.
Omdat er in art. 2:9 BW genoemd wordt dat het bestuur voor het geheel aansprakelijk gehouden kan worden. Hieruit blijkt een hoofdelijke aansprakelijkheid. Maar aan het bestuur kan kwijting verleend worden. Kwijting is hetzelfde als decharge, maar kwijting is het woord wat je terugvindt in de wettekst. Kwijting wordt door de algemene vergadering verleend en ziet op alles wat op de aandeelhoudersvergadering bekend gemaakt is. Een decharge is dus niet oneindig en overal en altijd inroepbaar. Een decharge heeft immers alleen interne werking en is beperkt tot hetgeen bekend gemaakt is.
In deze situatie komen
.....read moreEen concern lijkt een beetje op een kartel, een verboden prijsafspraak. Toch is een concern iets anders, en in tegenstelling tot een kartel, een volledig legaal concept. Een concern wordt in de wet een ‘groep’ genoemd, maar omdat dat een te vaag woord is om mee te beginnen, wordt hier het woord concern gebruikt. Een concern staat beschreven in art. 2:24b BW. Daarin staan de volgende eisen: Ten eerste een economische eenheid en ten tweede een organisatorische verbondenheid.
De economische verbondenheid houdt in dat de rechtsvormen (personenvennootschappen en rechtspersonen kunnen allebei) samenwerken op economisch gebied. Een argument voor aanwezigheid hiervan is dat een slecht presterende onderneming ook economische gevolgen heeft voor een andere onderneming. Een organisatorische verbondenheid blijkt uit aandelen. Een aandeelhouder kan immers ook een bv of nv zijn. De ene rechtspersoon houdt aandelen in de andere rechtspersoon, die ook weer aandelen houdt.
Als hieraan voldaan is, is er sprake van een concern en daar horen enige rechtsgevolgen bij, zoals het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening. Daarover meer volgende week.
Herstructurering kan op twee typen manieren: fusie en splitsing. Fusie staat beschreven in afdeling 2 van titel 7 van boek 2 BW, splitsing in afdeling 4.
Een activa-passivatransactie, ook wel bedrijfsfusie genoemd, is een goederentransactie. De achterliggende gedachte is als volgt: elk goed is overdraagbaar. Een cessie is overdraagbaar via vormvereisten, een registergoed is met inachtneming van de vormvereisten overdraagbaar en zo kan de gehele gemeenschap worden overgedragen. De onderneming als geheel overdragen kan niet, want alleen zaken zijn overdraagbaar. Volgens art. 3:1 BW zijn zaken goederen of vermogensrechten. Een onderneming is geen van beide, dus niet overdraagbaar. De gemeenschap kan dus niet overgedragen worden, maar deze wordt goed voor goed geleegd en vormt bij de volgende weer een gemeenschap.
Voordelen van een activa-passivatransactie is dat niet alles overgedragen hoeft te worden. Een pand wat voor ondernemer A een gemeenschapsonderdeel was, hoeft niet overgedragen te worden. Verkrijgend ondernemer B gebruikt zijn eigen pand, als hij dat wil. Hij hoeft niet alles over te nemen, hij kan kiezen. Een tweede voordeel is er niemand die tegen een activa-passivatransactie bezwaar kan maken, omdat het alleen een verkoop bedraagt van een goed. En nog een, en nog een, en nog een, totdat de gemeenschap over is, zodat de verkrijger een onderneming kan vormen.
Het nadeel van een activa-passivatransactie is overduidelijk de omslachtigheid. De registergoederen vereisen allemaal een notariële akte, de schuldvorderingen gaan via art. 3:94 juncto 6:155 BW. Daar komt zoveel bij kijken en het duurt heel erg lang voordat de verkrijger kan gaan ondernemen.
Een juridische fusie staat beschreven in afdeling 2 van titel 7 van boek 3 BW. Dat is art. 2:309 en verder. Een rechtspersoon verkrijgt het vermogen van een andere
.....read moreDit college bestaat uit twee onderdelen: corporate governance en een uurtje vragen van studenten beantwoorden.
Moeten de aandelen verkregen uit fusie of splitsing volgestort worden?
Nee. Er is immers al gestort op deze aandelen voor de fusie. Alleen voor genomen aandelen (aandelen gekocht van de vennootschap) geldt de stortingsplicht. Aandelen verkregen in de context van fusie of splitsing worden niet genomen, maar gegeven.
Hoeveel aandelen in de verkrijgende rechtspersoon krijgt de aandeelhouder?
Dat verschilt per geval. Art. 2:326 lid 1 sub a BW vereist voor de fusie en art. 2:334y lid 1 sub a BW vereist voor de splitsing dat iedere aandeelhouder een aandelenpakket van gelijke waarde zal ontvangen. Hierbij maakt het niet uit of art. 2:334e of 2:334cc BW toegepast wordt.
In art. 2:403 BW verklaart de moeder zichzelf volledig hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de dochter. Zo hoeft de dochter geen eigen aparte jaarrekening op te maken. Dit staat geregeld in art. 2:406 BW. De dochtervennootschap openbaart haar gegevens wel via de geconsolideerde jaarrekening.
Het voortzettingsbeding -en de twee vermogensbedingen. Dit is nagevraagd bij de hoorcollegedocent tevens vakcoördinator.
Het voortzettingsbeding houdt in dat een personenvennootschap in beginsel beëindigd wordt indien een van de vennoten uittreedt, volgens 7A:1683 onder 3° BW. Een voortzettingsbeding voorkomt dit. Een voortzettingsbeding voorkomt ontbinding via art. 7A:1683 onder 3° BW.
Vermogensbedingen zien op het ontlopen van de gevolgen van afrekening van de uittredend vennoot. Vermogensbedingen doen zich dus alleen voor bij personenvennootschappen met een voortzettingsbeding. Elke vennoot brengt immers iets in, wat deze terugkrijgt bij de uittreding. Welk beding van toepassing is, hangt af van de wijze van de inbreng.
Is er economisch eigendom ingebracht, dan is het overnemingsbeding mogelijk. De vennootschap neemt het goed over van de uittredend vennoot (want het juridisch eigendom ligt alleen bij de uittredend vennoot en dat heeft het altijd gelegen). Zij kopen het goed over, om zo te voorkomen dat zij een vervangend goed moeten faciliteren.
Is er juridisch en economisch eigendom ingebracht, dan is het verblijvensbeding een goede optie. Het verblijvensbeding houdt in dat een goed in de gemeenschap blijft bij uittreding van een vennoot. Deze krijgt wel een som geld mee. De uittredend vennoot wordt in deze situatie dus uitgekocht door de vennootschap.
Wat is het verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid en wat is het verschil in de toepassing van deze twee begrippen binnen het ondernemingsrecht?
Nietigheid staat in art. 2:14 BW. Nietigheid volgt uit strijd met wet en statuten, tenzij uit de wet (niet de statuten) anders voortvloeit. Nietigheid is de lex generalis, nietigheid is het uitgangspunt.
Vernietigbaarheid staat in art. 2:15 BW en betreft een strijd met procedures, strijd met redelijkheid en billijkheid of strijd met een reglement. Vernietigbaarheid van
.....read moreIn deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Onderneming & Recht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2, aan de Universiteit Leiden
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution