Oefententamen 2019 - Staatsrecht - UL


Vragen

Vraag 1 (20 punten)

Tijdens de behandeling van een wetsvoorstel over het wettelijk collegegeld door de Eerste Kamer, op 10 juli 2018, zegde minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) toe om ‘te reflecteren op de betekenis van artikel 13, tweede lid, sub c van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR)’

  1. Heeft artikel 13 lid 2 sub c IVESCR interne werking in de Nederlandse rechtsorde? (5 punten)
  2. Beoordeel op basis van het arrest Spoorwegstaking (HR 30 mei 1986) de vraag of studenten zich succesvol bij de rechter kunnen beroepen op artikel 13 lid 2 sub c IVESCR. (5 punten).
  3. Een van de redenen waarom de Eerste Kamer in het bijzonder aandacht vroeg voor de betekenis artikel 13 lid 2 sub c IVESCR zou zijn gelegen in het arrest Rookverbod (HR 10 oktober 2014). Leg uit hoe het arrest Rookverbod een rol zou kunnen spelen bij de nieuwe extra aandacht van de Eerste Kamer voor de betekenis van artikel 13 lid 2 sub c IVESCR. (10 punten).

Vraag 2 (15 punten)

De essentie van het huidige Nederlandse parlementaire stelsel is de vertrouwensregel: de regel dat bewindslieden hun ontslag moeten aanbieden aan de Koning als de Tweede Kamer het vertrouwen in hen heeft opgezegd.

  1. Noem drie manieren waarop de Tweede Kamer zijn vertrouwen kan opzeggen. (5 punten)
  2. Stel: u bent een Kamerlid dat de vertrouwensregel wil wijzigen. U wilt dat voortaan alle bewindspersonen en aanzien van wie de Kamer een ingediende motie van vertrouwen niet aanneemt, hun ontslag moeten aanbieden aan de Koning. Leg uit op welke manier de Nederlandse vertrouwensregel zou kunnen worden gewijzigd. (10 punten)

Vraag 3: Straatintimidatie Rotterdam (30 punten)

Seksuele straatintimidatie is een groot probleem in Rotterdam, concludeerden onderzoekers van de Erasmus Universiteit in 2017. Voor het in kaart brengen van de omvang, spreiding en aanpak van seksuele straatintimidatie hadden zij gebruik gemaakt van de volgende definitie: “Seksuele uitlatingen of gedragingen van mannen of jongens op straat waarmee zij u irriteren, tot last zijn, kwetsen, beledigen, bedreigen, of beperken in uw gevoel van persoonlijke vrijheid.”
 
Op basis van die definitie concludeerden de onderzoekers over de omvang van het probleem het volgende:
‘De vormen van seksuele toenadering die in het onderzoek naar voren komen zijn in te delen in verbale, non-verbale en fysieke vormen van toenadering. Verbale vormen die veel vrouwen meemaken zijn het maken van geluiden zoals fluiten, sissen, klakken, het krijgen van complimenten over het uiterlijk en het naroepen van seksueel getinte opmerkingen. Deze gedragingen zijn door 40 tot 55 procent van de vrouwen drie of meer keer meegemaakt in het afgelopen jaar. Beledigingen (12%) en het daadwerkelijk om seks vragen (3%) komen minder voor. De non-verbale vormen die genoemd worden zijn nastaren (64%), seksuele gebaren en op een intimiderende wijze kijken. Deze non-verbale vormen van gedrag worden door vrouwen meestal als indringender beschreven dan de verbale vormen. De fysieke vormen van seksuele toenadering komen het minst voor maar worden als meest indringend benoemd. Daarbij gaat het om achternalopen (14%) en in het nauw drijven (2%). In de interviews werden ook vaak aanrandingen op drukke plekken (zoals de markt) en exhibitionisme genoemd.’
Voor de Rotterdamse gemeenteraad is dit onderzoek reden om in de APV een verbod op straatintimidatie op te nemen. Dat gebeurt in artikel 2:1a APV:
 
Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw individueel of in groepsverband een ander of anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen.
Op grond van artikel 6:1 APV Rotterdam is overtreding van artikel 2:1a APV Rotterdam strafbaar gesteld als overtreding, te straffen met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
U bent jurist en werkt voor het kabinet van de burgemeester van Rotterdam. Daags na het besluit van de gemeenteraad wordt daar door u en uw collega’s stevig gediscussieerd over de juridische kwaliteit van de nieuwe bepaling in de APV. Sommigen bepleiten dat deze bepaling onmiddellijk moet worden vernietigd wegens strijd met de ondergrens van de regelgevende bevoegdheid van de gemeenteraad. Anderen denken dat de ondergrensproblemen wel mee zullen vallen, maar zien mogelijk wel problemen met de bovengrens: de vrijheid van meningsuiting. Ze zijn benieuwd wat de rechter straks zal doen, als er geprocedeerd zal worden over overtreding van deze bepaling.
 
De burgemeester hoort het allemaal aan, maar is zelf niet bang voor een beroep op de vrijheid van meningsuiting. Straatintimidatie, zo bleek immers uit het onderzoek van de Erasmus Universiteit, heeft weinig te maken met het openbaren van gedachten of gevoelens in de zin van artikel 7 Grondwet. En voor zover dat er wel op lijkt, is het volgens de burgemeester ‘evident’ dat straatintimidatie niet onder het bereik van de vrijheid van meningsuiting valt.
 
Toch wil de burgemeester de kwestie goed uitgezocht hebben. Dus hij benadert u met de vraag om hem van advies te dienen: mag hij de bepaling vernietigen of kan hij beter afwachten wat de rechter ermee gaat doen? En wat zal de rechter dan doen? U buigt zich over deze vragen en schrijft een notitie waarin u op basis van de beschikbare kennis een inschatting geeft van de juridische kansen en risico’s.
 
In uw notitie behandelt u in ieder geval:
  • De vraag wie in Nederland bevoegd is om artikel 2:1a APV Rotterdam te vernietigen (5 punten).
  • De vraag of deze bepaling in strijd is met de ondergrens van de regelgevende bevoegdheid van de gemeenteraad (6 punten).
  • De vraag of hier sprake is van strijd met artikel 7 Grondwet (7 punten).
  • Een verkenning van wat de rechter zou kunnen doen als er een beroep wordt gedaan op de vrijheid van meningsuiting uit artikel 7 Grondwet (7 punten).
Voor de kwaliteit van de notitie worden maximaal 5 punten toegekend. Onder de kwaliteit vallen: spelling, stijl en niveau van de juridische argumentatie.

Vraag 4 (15 punten)

In de literatuur wordt de rechterlijke rechtsvorming onderscheiden in meer autonome en meer heteronome rechtsvinding.

  1. Is het toepassen van het briefgeheim uit artikel 13 Grondwet op een e-mail heteronome rechtsvinding, autonome rechtsvinding of van allebei een beetje? (5 punten)
  2. Is het toepassen van het begrip ‘criminal charge’ uit artikel 6 EVRM op een administratieve verkeersboete door het EHRM in het arrest Öztürk (EHRM 21 februari 1984) heteronome rechtsvinding, autonome rechtsvinding of van allebei een beetje? (10 punten)

Vraag 5 (20 punten)

In het aanvullende artikel ‘The Undemocratic Dilemma’, dat als rode draad tijdens de hoorcolleges fungeerde, stelt Yascha Mounk dat in de loop van de afgelopen decennia veel landen in Noord-Amerika en West-Europa onbewust tot de categorie ondemocratisch liberale stelsels zijn gaan behoren.

  1. Leg aan de hand van één van de tijdens de verschillende hoorcollegeweken behandelde onderwerpen uit wat in dit verband onder ‘ondemocratisch liberalisme’ moet worden verstaan. (10 punten).
  2. In haar eindrapport Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans doet de Staatscommissie parlementair stelsel een reeks aanbevelingen van verschillende aard en zwaarte. Deze betreffen onder meer: ‘Invoering van een bindend correctief referendum’ en ‘Invoering van een constitutionele toets ex post, uit te voeren door een Constitutioneel Hof’. Met behulp van welke van bovenstaande twee aanbevelingen is het in haar algemeenheid beter mogelijk de gevolgen van het ‘ondemocratisch liberalisme’ te verzachten en waarom? Licht de door u geselecteerde aanbeveling kort toe. (10 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Verdragsartikelen hebben in beginsel altijd interne werking, want gematigd monistisch systeem (3 punten) zie HR Grenstractaat Aken (2 punten).

Vraag 1b

Bij gebrek aan een bepaling in het verdrag over de rechtstreekse werking van de betrokken bepaling is naar Nederlands recht slechts de inhoud van de bepaling beslissend: geschikt om als objectief recht in de rechtsorde te functioneren of niet. Toepassing van dit criterium: deze bepaling is niet geschikt om als objectief recht in de rechtsorde te functioneren. Hij is namelijk te vaag. OF: er is nadere regelgeving nodig (criterium: 2 punten, toepassing 3 punten) [Compensatiepunten voor wie ziet dat de Hoge Raad in het Harmonisatiewetarrest een (negatief) oordeel velt over de een ieder verbindendheid van dit artikel)

Vraag 1c

Onder HR Rookverbod zijn twee dingen gewijzigd: 1) een bepaling is reeds in staat om in de rechtsorde als objectief recht te functioneren wanneer een resultaat voldoende onvoorwaardelijk is voorgeschreven (dus: beleidsvrijheid ten aanzien van de wijze waarop dat resultaat behaald moet worden leidt minder snel tot een negatief oordeel over de rechtstreekse werking) en 2: de rechtstreekse werking moet worden beoordeeld in de context van het geval waarin de bepaling wordt ingeroepen. (max 5 punten voor de theorie) Door HR Rookverbod is de kans dat artikel 13 lid 2 sub c IVESCR kan worden ingeroepen vergroot. De motivering daarvan kan twee kanten op. OF in zijn algemeenheid is de inroepbaarheid van internationale bepalingen vergroot en dus ook dit artikel. OF het collegegeld gaat al jaren omhoog, en door de relatieve rechtstreekse werking zal dit artikel dus kunnen worden ingeroepen tegen de voortdurende verhoging van het collegegeld. Conclusie: omdat de rechter zich hier dus wellicht mee zal gaan bemoeien is ook de aandacht van de Eerste Kamer getrokken. (max 5 punten voor de toepassing van de theorie)

Vraag 2a

De aanneming van een (door de bewindspersoon opgevatte) motie van wantrouwen, het verwerpen van zijn/haar begroting, aanneming door de Tweede Kamer van een door de bewindspersoon als onaanvaardbaar aangeduid amendement of het omlaag amenderen van het salaris van de minister naar 1 euro per jaar. (2 punten per goed antwoord, maximaal 5 punten)

Vraag 2b

De vertrouwensregel is ongeschreven staatsrecht. Dat wil zeggen: een combinatie van staatkundige praktijk en bijbehorende rechtsovertuiging. De vertrouwensregel zoals wij die kennen is ontstaan in 1866-1868 in de Kwestie-Mijer en de Luxemburgse kwestie (max 5 punten voor de theorie).  Ongeschreven staatsrecht kan worden gewijzigd dus worden gewijzigd door een gewijzigde praktijk en een gewijzigde rechtsopvatting. De Tweede Kamer kan dus een motie van vertrouwen verwerpen en vervolgens van mening zijn (en bewerkstelligen) dat de bewindspersoon zijn ontslag moet aanbieden. (max 5 punten toepassen) OF: wijzigen door omzetten in formele wetgeving en toelichten hoe dat bewerkstelligd wordt (4 punten)

Vraag 3

Vernietiging geschiedt niet door de burgemeester, maar bij Koninklijk Besluit (artikel 132 lid 4 Grondwet) (3 punten) dus door de regering. (1 punt) De burgemeester kan wel besluiten van het gemeentebestuur, zoals het besluit van de raad om deze bepaling vast te stellen, voor vernietiging door de kroon voordragen wegens strijd met het recht of het algemene belang (artikel 273 lid 1 Gemeentewet).

De ondergrens van de autonome regelgevende bevoegdheid van de gemeente ex artikel 147 juncto 149 Gemeentewet is uitgewerkt in de arresten HR Wilnisser Visser, Anticonceptiva Bergen op Zoom en Maastrichts Schakelkastje. Daarin is verboden dat bepalingen waarin elk openbaar belang ontbreekt of bepalen die in hun toepassingsbereik óók in de privésfeer van de burgers treden onrechtmatig zijn. (max 3 punten voor de theorie) Deze bepaling is niet in strijd met de ondergrens, omdat sprake is van de toevoeging op of aan de weg en voor het publiek toegankelijke gebouwen. Daarmee wordt niet getreden in bijzondere belangen van de ingezetenen, zoals het arrest Wilnisser Visser verbiedt. Eventueel zou het beter zijn als in dit geval zou zijn gesproken over de openbare weg (max 3 punten voor de toepassing).

Strijd met de vrijheid van meningsuiting vereist dat de bepaling valt onder de reikwijdte van artikel 7 lid 3 Grondwet én dat de bepaling uit de APV geen toegelaten beperking is. Ten aanzien van het bereik is het nog maar de vraag of alles wat in het artikel staat genoemd onder de vrijheid van meningsuiting kan worden gebracht. Voor ‘aanstootgevende taal’ zal dat veel makkelijker zijn, dan voor de enkele gebaren of geluiden. Eventueel kan met symbolic speech meer dan alleen spreken onder de vrijheid van meningsuiting worden gebracht, maar ook daaraan zit een grens. Het idee van de burgemeester dat sommige dingen gewoon ‘evident’ geen mening zijn, is in de rechtspraak immers al eens geaccepteerd. (zie ABRvS Pastafari) (max 4 punten voor de kwestie van het bereik) Voor zover de bepaling onder artikel 7 lid 3 valt, is uit het competentievoorschrift in het artikel meteen duidelijk dat dit artikel alleen bij formele wet beperkt kan worden (zie HR APV Tilburg of het gebruik van de woorden ‘volgens de wet’ in de tekst van de Grondwet). Als het sisverbod dus onder de vrijheid van meningsuiting valt, dan is het een beperking daarvan bij APV per definitie uitgesloten (max 3 punten voor de kwestie van beperking) Aanvullende toetsing aan artikel 10 EVRM is overbodig omdat de bepaling immers al onverbindend is. Wat zal de rechter doen? Twee variabelen zijn met name van belang: het gaat hier om punitieve sancties. Arbeidskostenforfait-achtige constructies liggen daarom niet voor de hand; rechtsbescherming achterwege laten in verband met de staatsrechtelijke terughoudendheid is hier per definitie onevenredig. Buiten toepassing laten ligt hier dus voor de hand. Ten tweede: de bepaling kan worden gesplitst. Bijvoorbeeld alleen het deel ‘aanstootgevende taal’ kan buiten toepassing gelaten waarbij het niet onder het bereik van de vrijheid van meningsuiting vallende gedrag wel strafbaar blijft. Eventueel kan de APV bepaling grondwetsconform worden geinterpreerd, in de zin dat de rechter daarin leest dat het niet om meningen gaat. (max 7 punten naar de mate waarin de twee belangrijkste variabelen zijn uitgewerkt) (ECLI:NL:RBROT:2018:10493)

Vraag 4a

Het is van allebei een beetje. Het toepassing van artikel 13 Grondwet op een mail is niet volledig heteronoom, want dan zou de conclusie hebben moeten zijn dat een ‘email’ geen brief is. Het toepassing van artikel 13 Grondwet op een mail is echter ook niet volledig autonoom, want de stap van een papieren brief naar een elektronische mail is ook weer niet zo groot. Met een klein beetje teleologische interpretatie ben je er al. (5 punten)

Vraag 4b

Het is van allebei een beetje. Een volledig heteronome rechtsvinding had niet toegelaten dat een administratieve boete wordt begrepen onder het begrip strafrechtelijke vervolging. Dat is het namelijk niet. Een volledig autonome rechtsvinding is het echter ook niet. De drie criteria van Özturk (nationale classificatie, aard van de overtreding, aard en zwaarte van de sanctie) hebben een sterke verbinding met het begrip vervolging. Een boete moet op drie relevante punten op een vervolging lijken. (max 7 punten voor wie de theorie goed toepast op Özturk.) De laatste drie punten zijn voor wie in de motivering iets meer laat zien. Dat kan zijn: OF begrip voor het EHRM dat het als internationale grondrechtenbeschermer nu eenmaal aan iets autonomere rechtsvinding moet doen. OF een zinvolle vergelijking met vraag 3a. OF een opmerking dat het begrip ‘autonome interpretatie’ net niet helemaal samenvalt met autonome rechtsvinding.

Vraag 5a

 Volgens Mounk zijn ondemocratisch liberale stelsels ‘liberal, yet fail to live up to democracy’s promise to let the people rule. Although they (mostly) respect the rule of law [and (largely) protect the rights of minorities], they fail to translate popular preferences into public policy’ (p. 100). (5 punten). Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van één van de navolgende voorbeelden: ‘The expanding authority of bureaucrats’, ‘Technocratisering van de lokale democratie’, ‘The growth of international treaties and organizations’, ‘The rise of judicial review’ of ‘the debasement of human rights’. (5 punten). Noemen van alleen een goed voorbeeld levert 3 punten op, goede uitleg wat er ondemocratisch aan is de resterende 2.

Vraag 5b

Dat betreft de invoering van een bindend correctief referendum. Dit voorstel is immers gericht op het verbeteren van de inhoudelijke representatie, hetgeen de eerste rode draad in het rapport is. De invoering van een constitutionele toets ex post, uit te voeren door een Constitutioneel Hof, is gericht op de versterking van de weerbaarheid van de democratische rechtsstaat. Dat vormt de tweede rode draad in het rapport, die echter het ‘ondemocratische’ gehalte van het bestel potentieel nog kan vergroten (5 punten) ‘Nederland heeft een meerpartijenstelsel. Politieke besluiten zijn dan ook vaak compromissen. Maar soms zijn burgers het écht niet eens met een besluit. Met het bindend correctief referendum kunnen burgers zich toch nog uitspreken over al aangenomen wetten. Correctief, omdat een door het parlement aangenomen wet alsnog kan komen te vervallen. Bindend, omdat de politiek zich moet houden aan de uitspraak. Een bindend correctief referendum kan zo de democratie in Nederland daadwerkelijk aanvullen.’ (p. 137) (5 punten)
 

 

 

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Staatsrecht - UL

Oefententamen 2019 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2019 - Staatsrecht - UL


Vragen

Vraag 1 (20 punten)

Tijdens de behandeling van een wetsvoorstel over het wettelijk collegegeld door de Eerste Kamer, op 10 juli 2018, zegde minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) toe om ‘te reflecteren op de betekenis van artikel 13, tweede lid, sub c van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR)’

  1. Heeft artikel 13 lid 2 sub c IVESCR interne werking in de Nederlandse rechtsorde? (5 punten)
  2. Beoordeel op basis van het arrest Spoorwegstaking (HR 30 mei 1986) de vraag of studenten zich succesvol bij de rechter kunnen beroepen op artikel 13 lid 2 sub c IVESCR. (5 punten).
  3. Een van de redenen waarom de Eerste Kamer in het bijzonder aandacht vroeg voor de betekenis artikel 13 lid 2 sub c IVESCR zou zijn gelegen in het arrest Rookverbod (HR 10 oktober 2014). Leg uit hoe het arrest Rookverbod een rol zou kunnen spelen bij de nieuwe extra aandacht van de Eerste Kamer voor de betekenis van artikel 13 lid 2 sub c IVESCR. (10 punten).

Vraag 2 (15 punten)

De essentie van het huidige Nederlandse parlementaire stelsel is de vertrouwensregel: de regel dat bewindslieden hun ontslag moeten aanbieden aan de Koning als de Tweede Kamer het vertrouwen in hen heeft opgezegd.

  1. Noem drie manieren waarop de Tweede Kamer zijn vertrouwen kan opzeggen. (5 punten)
  2. Stel: u bent een Kamerlid dat de vertrouwensregel wil wijzigen. U wilt dat voortaan alle bewindspersonen en aanzien van wie de Kamer een ingediende motie van vertrouwen niet aanneemt, hun ontslag moeten aanbieden aan de Koning. Leg uit op welke manier de Nederlandse vertrouwensregel zou kunnen worden gewijzigd. (10 punten)

Vraag 3: Straatintimidatie Rotterdam (30 punten)

Seksuele straatintimidatie is een groot probleem in Rotterdam, concludeerden onderzoekers van de Erasmus Universiteit in 2017. Voor het in kaart brengen van de omvang, spreiding en aanpak van seksuele straatintimidatie hadden zij gebruik gemaakt van de volgende definitie: “Seksuele uitlatingen of gedragingen van mannen of jongens op straat waarmee zij u irriteren, tot last zijn, kwetsen, beledigen, bedreigen, of beperken in uw gevoel van persoonlijke vrijheid.”
 
Op basis van die definitie concludeerden de onderzoekers over de omvang van het probleem het volgende:
‘De vormen van seksuele toenadering die in het onderzoek naar voren komen zijn in te delen in verbale, non-verbale en fysieke vormen van toenadering. Verbale vormen die veel vrouwen meemaken zijn het maken van geluiden zoals fluiten, sissen, klakken, het krijgen van complimenten over het uiterlijk en het naroepen van seksueel getinte opmerkingen. Deze gedragingen zijn door 40 tot 55 procent van de vrouwen drie of meer keer meegemaakt in het afgelopen jaar. Beledigingen (12%) en het daadwerkelijk om seks vragen (3%) komen minder voor. De non-verbale vormen die genoemd worden zijn nastaren (64%), seksuele
.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2018 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2018 - Staatsrecht - UL


Vragen

Vraag 1 (10 punten)

Het boek Staatsrecht onderscheidt vier elementen van de rechtsstaat. Een van die elementen is de machtenscheiding.

  1. Wat is het belangrijkste verschil tussen machtenscheiding en machtenspreiding? (5 punten)

De auteurs van het boek Staatsrecht stellen dat in Nederland het concept van de machtenscheiding ‘niet integraal’ te vinden is. Wel is er volgens hen een zekere mate van machtenspreiding in de Nederlandse constitutie gerealiseerd.

  1. Onderbouw aan de hand van twee normen uit de constitutie dat Nederland niet een integrale scheiding van machten, maar wel een zekere mate van machtenspreiding kent (5 punten).

Vraag 2 (10 punten)

Het boek Staatsrecht onderscheidt diverse staatsvormen, waarvan de eenheidsstaat en de federale staat de meest voorkomende zijn.

  1. Wat is het belangrijkste verschil tussen een eenheidsstaat en een federale staat? (5 punten)

In 1815 heeft de Grondwetgever (de huidige) artikelen 50 en 67, derde lid in de Grondwet opgenomen. Uit deze bepalingen valt op te maken dat Nederland een eenheidsstaat is.

  1. Verklaar waarom uit artikel 50 en artikel 67, derde lid van de Grondwet blijkt dat Nederland een eenheidsstaat is (5 punten).

Vraag 3 (15 punten)

Op 6 april 2016 vond in Nederland een raadgevend correctief referendum over de Wet tot goedkeuring van de (onder andere) door de lidstaten van de Europese Unie gesloten Associatieovereenkomst met Oekraïne (hierna: de Goedkeuringswet) plaats. Na afloop stelde de Kiesraad vast dat, mede gelet op de opkomst van het referendum, de uitslag van het referendum geldt als een uitspraak tot afwijzing van de Goedkeuringswet. In het licht van die vaststelling schreef artikel 11 Wet raadgevend referendum voor dat ‘zo spoedig mogelijk een voorstel van wet wordt ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet’.

Op 29 april 2016, vlak nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk was geworden, daagde Forum voor Democratie (FvD) de Staat voor de Rechtbank Den Haag. FvD eiste dat de rechter voor recht zou verklaren dat de Staat jegens FvD onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het bepaalde in artikel 11 Wrr niet ‘zo spoedig mogelijk’ een wetsvoorstel in te dienen dat strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.

In haar uitspraak van 12 april 2017 over deze zaak buigt de Rechtbank Den Haag zich onder andere over de vraag of zij, gelet op haar positie in het staatsbestel, in staat is om de door FvD gevraagde verklaring voor recht te geven. Het had bijna een jaar geduurd voordat de regering toepassing gaf aan artikel 11 Wrr. Pas op 16 december 2016 ging zij tot de indiening van het wetsvoorstel tot regeling van de inwerkingtreding van de Wrr over.

    .....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2017 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2017 - Staatsrecht - UL


Vragen

Vraag 1 (10 punten)

Om van een rechtsstaat te kunnen spreken, moet aan verschillende eisen worden voldaan. Motiveer per eis sinds wanneer Nederland aan die vereisten voldoet. (10 punten)

Vraag 2 (10 punten)

‘Als regel verloopt de totstandkoming van een verdrag in verschillende fasen’, schrijft het boek Staatsrecht. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen fasen op internationaal niveau en op nationaal niveau.

  1. Welke zes fasen onderscheidt het boek bij de totstandkoming van een verdrag? (5 punten)
  2. Vanaf welke fase heeft een verdrag interne werking? (5 punten)

Vraag 3 (15 punten)

Op het casuscollege is de benoeming van de leden van het Amerikaanse Supreme Court vergeleken met de benoeming van de leden van de Hoge Raad der Nederlanden.

  1. Wie benoemt de leden van de Hoge Raad? (5 punten)

In de Amerikaanse politiek is altijd veel te doen rondom de benoeming van een nieuwe rechter in het Supreme Court. In Nederland staan de kranten er niet vol mee en kennen weinig mensen de naam van de president van de Hoge Raad.

  1. Hebben in Nederland de vertegenwoordigende organen in de zin van artikel 4 Grondwet een rol in de benoeming van de leden van de Hoge Raad? (5 punten)
  2. Geef een mogelijke verklaring voor het feit dat rechterlijke benoemingen in de Verenigde Staten zoveel ‘politieker’ zijn dan in Nederland. (5 punten, plus 1 bonuspunt voor het noemen van de naam van de huidige President van de Hoge Raad)

Vraag 4 (15 punten)

De gemeenteraad van Amsterdam wil straatintimidatie strafbaar stellen. In de media is dit het ‘sisverbod’ gaan heten. Wetgevingsjuristen spreken in dit kader van een verbod om ‘anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen’.

  1. Mag een gemeenteraad strafbepalingen vaststellen? (5 punten)
  2. Formuleer een sisverbod voor de APV van Amsterdam dat de ondergrens van de regelgevende bevoegdheid niet overschrijdt. (5 punten)

De PvdA-fractie in de Tweede Kamer is zeer gecharmeerd van het Amsterdamse idee en één van de leden maakt een initiatiefwetsvoorstel aanhangig om het sisverbod landelijk in het Wetboek van Strafrecht in te voeren. Voor dit idee bestaat brede steun.

  1. Maakt het in dit geval verschil of de wijziging van de APV van Amsterdam eerder of later van kracht wordt dan de wijziging van het Wetboek van Strafrecht? (5 punten)

Vraag 5: De initiatiefvoorstellen-waterval (30 punten)

In zijn blog ‘Initiatiefvoorstellen-waterval: eindsprint of parlementaire coup?’ schreef prof. Voermans over de grote stijging van het aantal door Tweede Kamerleden ingediende initiatiefwetsvoorstellen. De indiening van een initiatiefwetsvoorstel betekent echter lang niet altijd dat het betreffende voorstel ook daadwerkelijk het Staatsblad haalt. Voermans becijferde dat tot 2012 ongeveer 25 tot 30 procent van de initiatiefwetsvoorstellen werd aangenomen, terwijl na dit jaar het.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2016 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2016 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1 (10 punten)

In 1879 wees de Hoge Raad het zogenoemde Meerenberg-arrest, dat een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van het legaliteitsbeginsel.

Geef aan of en in hoeverre de huidige (zelfstandige) regelgevende bevoegdheid van de regering strookt met het door de Hoge Raad in het Meerenberg-arrest geformuleerde uitgangspunt. (5 punten)

Hoe verhoudt de huidige (zelfstandige) regelgevende bevoegdheid van de regering zich met de meer materiële benadering van het legaliteitsbeginsel, zoals die naar voren komt in het Fluorideringsarrest? (5 punten)

Opgave 2 (10 punten)

U bent bekend met de reikwijdte van het toetsingsverbod zoals die valt af te leiden uit de diverse arresten die hierop betrekking hebben. Stel dat inmiddels wel ‘in brede kring overeenstemming is ontstaan over de wenselijkheid om verandering te brengen in de traditionele plaats van de rechterlijke macht in ons staatsbestel.’ Zou dit gevolgen kunnen hebben voor de rechterlijke interpretatie van het toetsingsverbod van art. 120 GW? (10 punten)

Opgave 3 (15 punten)

In zijn artikel ‘Diplomademocratie’ (2006) betoogt de Utrechtse hoogleraar Bestuurskunde Mark Bovens dat Nederland een zogenaamde ‘diplomademocratie’ (meritocratie) aan het worden is. Hij schrijft onder meer:

‘Burgers hebben beduidend meer politieke invloed naarmate hun opleiding hoger is. Hoger opgeleiden waren altijd al politiek actiever dan lager opgeleiden, maar in de afgelopen decennia is het verschil sterk toegenomen. Hoogopgeleide burgers gaan vaker stemmen, bezoeken vaker inspraakavonden en staan veel vaker vooraan bij interactieve beleidsvorming dan laagopgeleide burgers. En ofschoon nog ruim de helft van de bevolking alleen maar lager of middelbaar onderwijs heeft gevolgd, zijn laagopgeleide burgers in ons land inmiddels vrijwel volledig afwezig in de vertegenwoordigende organen en onder politieke bestuurders’.

Wat is volgens Bovens de (belangrijkste) oorzaak van het ontstaan van deze diplomademocratie? (5 punten)

Terwijl Bovens waarschuwt voor een Kamer vol academici, wilde Thorbecke juist zoveel mogelijk hoogopgeleide Kamerleden. Het kiesstelsel heeft tot het begin van de twintigste eeuw de laagopgeleiden buiten ‘de politiek’ proberen te houden. Tegelijkertijd bepaalt de Grondwet al sinds 1814 dat de Staten-Generaal ‘het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigt’ (artikel 50 Grondwet).

Leg uit hoe het ideaal van een hoogopgeleid parlement toch in overeenstemming kon worden geacht met artikel 50 Grondwet. (5 punten)

Beargumenteer op welke manier de Wet raadgevend referendum de nadelen die kleven aan een ‘diplomademocratie’ kan verminderen. Geef twee argumenten. (5 punten)

Opgave 4 (15 punten)

De regeringsvorm van de Verenigde Staten van Amerika wordt in het staatsrecht als een ‘presidentieel stelsel’ gekwalificeerd.

Wat zijn de kenmerken van een ‘presidentieel stelsel’? (5 punten)

De recente politieke geschiedenis van de Verenigde Staten laat zien dat er regelmatig sprake is van een politieke patstelling tussen het Congres (het Amerikaanse parlement) en de president: door politieke tegenstellingen is het zeer moeilijk om over bepaalde onderwerpen tot besluitvorming te komen.

De Nederlandse regeringsvorm is anders dan die van de VS. Welke.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015 Versie 1 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2015 Versie 1 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1 (10 punten)

Geef voor de hieronder beschreven geschillen kort aan of artikel 6 EVRM van toepassing is. Indien ja, geef dan eveneens aan op welke wijze.
a) Het beroep tegen een fiscale boete van 275 Euro vanwege het indienen van een niet juiste belastingaangifte (5 punten);

b) Het beroep tegen het besluit van een medisch tuchtcollege om een arts een jaar lang te schorsen omdat hij geslachtsgemeenschap heeft gehad met een van zijn patiënten (5 punten).

Opgave 2 (15 punten)

Mark Bovens, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit Utrecht, stelde enkele jaren terug in een artikel dat ons land in een zogenaamde diplomademocratie aan het veranderen is. Hij schreef onder meer het volgende:
‘Burgers hebben beduidend meer politieke invloed naarmate hun opleiding hoger is. Hoger opgeleiden waren altijd al politiek actiever dan lager opgeleiden, maar in de afgelopen decennia is het verschil sterk toegenomen. Hoogopgeleide burgers gaan vaker stemmen, bezoeken vaker inspraakavonden en staan veel vaker vooraan bij interactieve beleidsvorming dan laagopgeleide burgers. En ofschoon nog ruim de helft van de bevolking alleen maar lager of middelbaar onderwijs heeft gevolgd, zijn laagopgeleide burgers in ons land inmiddels vrijwel volledig afwezig in de vertegenwoordigende organen en onder politieke bestuurders’.

Bovens toonde veel weerstand tegen de diplomademocratie. Noem drie van zijn bezwaren en licht ze kort toe.

Opgave 3 (10 punten)

Railey Roberto heeft besloten dat hij bij de lokale eilandsraadverkiezingen van Aruba, die in 2015 zouden plaatsvinden, wil stemmen. Hij dient meerdere verzoeken in bij de juiste autoriteiten maar is na lange tijd proberen nog altijd niet toegelaten tot de verkiezingen. Railey is het zat en besluit zich tot de rechter te wenden. Hij beroept zich daar niet alleen op artikel 46 van het Statuut, maar ook op het kiesrecht zoals vastgelegd in artikel 4 van de Nederlandse Grondwet en in artikel 3 Eerste Protocol bij het EVRM.

Bespreek of, en zo ja waarom de Nederlandse Grondwet respectievelijk het EVRM van toepassing zijn op Aruba.

Opgave 4 (30 punten)

Veronderstel dat in de Wegenverkeerswet een bepaling wordt opgenomen die alle weggebruikers verplicht tot het betalen van tol wanneer zij gebruik maken van de snelweg. Er ontstaat ophef over de tol met als gevolg dat het kabinet besluit om (Nederlandse) automobilisten via de wegenbelasting voor een gedeelte te compenseren. Lang niet iedereen heeft het idee dat daarmee de kous af is. Duitse automobilisten uit de grensregio die met regelmaat gebruik maken van de Nederlandse snelweg worden namelijk niet via de belasting gecompenseerd. Zij hebben daardoor het idee dat zij in verhouding zwaarder belast worden dan de Nederlandse medeweggebruikers – ze spreken over een vorm van discriminatie. Hun advocaat stelt voor de Nederlandse rechter dat de Wegenverkeerswet hier strijdig is met artikel 18 van het.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015 Versie 2 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2015 Versie 2 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1 (20 punten)

'Hal17' is een Amsterdamse popzaal. In de zomer van 2015 organiseert men daar een Duits bierfeest. Op de reclameposters staat een bewerkte foto van een beruchte tiran in kinderoutfit. De posters worden overal in de Utrechtse binnenstad opgehangen. Een gemeenteraadslid noemt de posters 'smakeloos' en roept de popzaal op om ze uit de stad en van internet te verwijderen. Volgens de directie van de popzaal was het de bedoeling 'om op ironische wijze een discussie op gang te brengen'. Men legt de oproep naast zich neer.

a) Is de gemeenteraad van Amsterdam bevoegd om in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) het ophangen van posters met een bewerkte foto van de tiran strafbaar te stellen? (10 punten)

b) In hoeverre mogen regering en parlement in het Wetboek van Strafrecht een bepaling opnemen die het gebruik van de foto van de tiran voor reclamedoeleinden strafbaar stelt? (10 punten)

Opgave 2 (15 punten)

In een artikel uit 2010 merkt Alphons Dölle, een Groningse staatsrechtgeleerde, op:

'De burgemeester wordt meer en meer gezien als frontofficier in de strijd om de openbare ruimte. De kampioen van benarde ingezetenen die de orde op straten, pleinen, parken, plantsoenen en lokaliteiten, maar soms ook achter de voordeur in woningen en in gezinnen moet trachten te handhaven'.

Noem, en bespreek kort, drie bevoegdheden van de burgemeester die passen bij deze rol van de burgemeester als 'bevelhebber'.

Opgave 3 (15 punten)

Sinds 2008 zijn schoolboeken in het voortgezet onderwijs kosteloos. Scholen zijn wettelijk verplicht hun leerlingen de boeken die zij voorschrijven ter beschikking te stellen. Op hun beurt krijgen de scholen een vast bedrag per leerling van de rijksoverheid voor de boeken. In de Wet op het voortgezet onderwijs is dat als volgt geregeld:

Artikel 6e (beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen)

1. [De school] stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal terbeschikking.

2. Onder lesmateriaal wordt verstaan: lesmateriaal dat naar vorm en inhoud is gericht op informatieoverdracht in onderwijsleersituaties en waarvan het gebruik binnen het onderwijsaanbod door [de school] voor het desbetreffende leerjaar is voorgeschreven.

Artikel 86 (Bekostiging exploitatiekosten)

1. De bekostiging voor de exploitatiekosten van de scholen heeft betrekking op: ()

c. middelen, waaronder mede wordt verstaan lesmateriaal als bedoeld in artikel 6e;

3. De bekostiging omvat:

a. een vast bedrag per school, ()

c. een bedrag dat afhankelijk is van het aantal leerlingen van de school, ()

5. Bij ministeriële regeling worden jaarlijks () de in het derde lid bedoelde bedragen vastgesteld. Bij deze regeling worden tevens nadere voorschriften gegeven omtrent de wijze waarop de bekostiging wordt berekend ()

a) Is in artikel 86 lid 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs volgens u sprake van attributie, delegatie of subdelegatie? (5 punten)

Na de verkiezingen van 2016 wordt in het regeerakkoord van een nieuw kabinet.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2013 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2013 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1

Is het mogelijk dat een voorstel in tweede lezing zou kunnen worden aangepast in de Tweede Kamer?

Opgave 2

Heeft de regering naast delegatie tevens de beschikking over regelgevende bevoegdheden in de vorm van attributie?

Opgave 3

Henk de Vries heeft na een auto-ongeluk een rolstoel nodig en aanpassingen aan zijn huis, maar hij is door zijn auto-ongeluk voor een groot gedeelte arbeidsongeschikt geraakt. Hierdoor is hij zijn inkomen als lasser verloren. Door de hoge medische kosten die hij maakt heeft hij niet genoeg geld om een elektrische rolstoel aan te schaffen en om zijn huis aan te passen aan zijn fysieke toestand. Hij klopt op basis van advies van zijn buurmeisje (die een juriste in opleiding is) aan bij de gemeente Rhenen. Henk krijgt van zijn buurmeisje te horen dat hij op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wel een tegemoetkoming kan vragen in zijn kosten.

Henk de Vries schrijft hierop een brief met een verzoek aan de gemeente Rhenen dat hij een tegemoetkoming wil hebben in zijn medische kosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierop wordt hij uitgenodigd voor een gesprek. In dat gesprek zegt de betreffende ambtenaar aan Henkdat hij zeker in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. Echter valt een paar weken later een brief bij Henk op de deurmat dat zijn verzoek is afgewezen. Henk gaat naar zijn buurmeisje toe en die vertelt aan hem dat de gemeente het vertrouwensbeginsel heeft geschonden en dat een mogelijke toetsing aan de wetgeving en het beginsel mogelijk kans van slagen zou kunnen hebben. Klopt deze veronderstelling van het buurmeisje van Henk?

Opgave 4

Op Prinsjesdag leest de koning zoals gebruikelijk de troonrode voor in de Ridderzaal. Dit jaar verlopen de zaken niet zo gesmeerd zoals gewoonlijk. Een nalatige en overwerkte politieagent neemt even een slok uit zijn mok met pure whiskey. Dit moment van onachtzaamheid wordt afgestraft door student Annemarie van Balen die er in slaagt om met een kunstof bloempot de Ridderzaal in de lopen, ondanks de strenge beveiliging. Hierop veroorzaakt zij een rumoer in de zaal. Ze roept onder meer: ‘Weg met de koning, het is 2014. Tijd voor een republiek.’. Om haar woorden wat meer kracht bij te zetten gooit ze met de kunstof bloempot naar de koning. Alleen bukt de koning net op tijd. Hierdoor wordt de partijleider van de PvdA, Diederik Samson, geraakt op zijn rug. De studente wordt uiteindelijk opgepakt. Mark Rutte, de minister-president van de VVD, wordt door dit incident ernstig in verlegenheid gebracht. Hij wordt dan door de geschokte en verontwaardigde Tweede Kamer op het matje geroepen.

Mark Rutte, minister-president, verschijnt voor de kamer om antwoord te geven op de vragen. Kan de minister-president verantwoordelijk worden gehouden voor de nalatige politieagent en de actie van de studente? Kan de.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2012 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2012 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1

Het vraagstuk van de binding van ambten en/of organen en onderdanen van een staat door internationale verdragsbepalingen wordt beantwoord aan de hand van twee benaderingen: het dualisme en het monisme.

Leg uit wat deze twee benaderingen inhouden en leg uit waarom ze binnen één rechtsstelsel niet samengaan.

Opgave 2

In maart 2014 besluit de Nederlandse regering tot een militaire bijdrage aan een vredesmissie in Syrië. Bij deze vredesmissie komen twintig soldaten om het leven door een aanslag van IS. Een onderzoekscommissie concludeert later dat er bij de uitzending ernstige fouten zijn gemaakt. Zo waren de Nederlandse soldaten te slecht bewapend en waren er geen afspraken met andere landen over mogelijke assistentie. Bovendien blijkt de beslissing tot uitzending genomen te zijn zonder dat er adequate informatie beschikbaar was over de veiligheidssituatie. Het rapport wijst de minister van Defensie aan als hoofdverantwoordelijke voor het drama.

a) Op grond van welke bevoegdheid kunnen de Tweede Kamerleden de minister
van Defensie ter verantwoording roepen en waar is deze bevoegdheid nader geregeld?

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de onderzoekscommissie verzoeken nabestaanden van de overleden soldaten het Openbaar Ministerie bij de rechtbank Den Haag om tot strafvervolging over te gaan van de minister van Defensie, wegens overtreding van de artikelen 307 en 309 Wetboek van Strafrecht.

b) In hoeverre acht u dit verzoek kansrijk?

Ook de media mengen zich uitgebreid in de zaak. Een verslaggeefster van het AD doet bij de minister van Defensie een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Hiermee wil zij inzage krijgen in de debriefingsverslagen van de uitgezonden soldaten. In die verslagen luchten soldaten naar verluidt openlijk hun hart over de fouten die in de voorbereiding van de uitzending en ter plekke zijn gemaakt.

De minister van Defensie wijst het verzoek van de verslaggeefster af. De verslaggeefster is het hier niet mee eens.

c) Beschrijf de rechtsgang tot in hoogste instantie die tegen dit besluit open staat.

Opgave 3

In Constitutioneel recht schrijft Kortmann het volgende:

‘Men gaat er van uit dat de wetgeving of de belangrijkste wetgeving door de kiezers zelf of (mede) door een volksvertegenwoordiging tot stand worden gebracht.’

In de praktijk blijkt dat de wetgever in toenemende mate (1) regelgevende bevoegdheden delegeert aan het bestuur en (2) het bestuur discretionaire bevoegdheden toekent.

a) Met welke elementen van de rechtsstaat staat deze praktijk van de wetgever op gespannen voet? Noem er twee.

Het toekennen van discretionaire bevoegdheden aan het bestuur heeft ook invloed op de manier waarop de rechter de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid door het bestuur toetst.

b) Hoe toetst de rechter de uitoefening door het bestuursorgaan van een discretionaire bevoegdheid? Motiveer uw antwoord in het licht van de scheiding der machten.

Opgave 4

Het is 2012 en de zesjarige David maakt een.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2011 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2011 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1

Lees de volgende passage:

‘De Nederlandse Grondwet ontvangt het internationale recht met open armen. Om die reden wordt er wel voor gepleit in de Grondwet een bepaling op te nemen die beschermt tegen internationaal recht dat niet voldoet aan rechtsstatelijke eisen.’

Noem drie bepalingen uit de grondwet waaruit blijkt dat de Nederlandse Grondwet het internationale recht met open armen ontvangt en licht uw keuzes toe.

Opgave 2

Artikel 89, eerste lid, van de Grondwet geeft de regering in beginsel een ruime bevoegdheid om zogenoemde zelfstandige algemene maatregelen van bestuur vast te stellen.

Waarom staan zelfstandige algemene maatregelen van bestuur desalniettemin op gespannen voet met het legaliteitsbeginsel?

Opgave 3

In de afgelopen jaren is er meerdere malen de nodige politieke discussie geweest over de staatsrechtelijke positie van zelfstandige bestuursorganen (hierna: ‘zbo’s’).

a) Waarom zijn zbo’s omstreden vanuit staatsrechtelijk perspectief?

b) In 2006 is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (hierna: ‘Kaderwet zbo’s’) in werking getreden. In deze Kaderwet zbo’s zijn onder meer drie verschillende vormen van bestuurlijk toezicht met betrekking tot beslissingen van zbo’s te vinden. Welke zijn dit?

Antwoordindicatie

Opgave 1

Art. 90 GW de regering bevordert de internationale rechtsorde

Art. 91 GW geeft ruime mogelijkheden om verdragen goed te keuren zonder expliciete instemming van de Staten-Generaal: bij wet kan worden geregeld in welke gevallen geen goedkeuring vereist is + ook stilzwijgende goedkeuring is mogelijk.

Art. 91 lid 3 GW maakt het zelfs mogelijk om verdragen te sluiten die afwijken van de GW, zonder die GW formeel te wijzigen.

Art. 92 GW geeft toestemming om bevoegdheden, ook regelgevende, over te dragen aan internationale organisaties.

Art. 93 GW drukt uit dat een ieder verbindende verdragsbepalingen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties nadat zij bekend zijn gemaakt als zodanig doorwerken en verbindende kracht hebben binnen de Nederlandse rechtsorde, zonder dat omzetting door de nationale wetgever is vereist.

Art. 94 voegt daaraan toe dat de een ieder verbindende verdragsbepalingen en bepalingen van besluiten van volkenrechtelijke organisaties voorrang hebben boven daarmee strijdige nationale wetgeving.

Zie samenvatting 32 en de artikelen 90-94 Grondwet.

Opgave 2

Een zelfstandige amvb = een amvb die wordt vastgesteld zonder dat de regering de bevoegdheid om die amvb vast te stellen ontleent aan een specifieke wet in formele zin die aan de regering de bevoegdheid delegeert om in de betreffende amvb op een bepaald terrein regels uit te vaardigen.

Het legaliteitsbeginsel eist juist (onder meer) dat de uitoefening van regelgevende bevoegdheid uiteindelijk te herleiden moet zijn tot een wet in formele zin. Achtergrond daarvan is dat die wet in formele zin (mede) wordt vastgesteld door de volksvertegenwoordiging en derhalve democratisch gelegitimeerd is.

Als er nu een wet is die aan de regering de bevoegdheid delegeert om bij amvb voor een bepaald.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2010 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2010 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1

Eén van de beginselen van de rechtsstaat betreft het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel wordt naar geldend recht doorgaans gedefinieerd als het vereiste dat ingrijpend optreden door de overheid moet berusten op en in overeenstemming moet zijn met wettelijke regels.

Waarom is het mede vanuit rechtsstatelijk perspectief onwenselijk om voor ál het overheidsoptreden het vereiste van een wettelijke grondslag te stellen? Noem twee argumenten en licht beide kort toe.

Opgave 2

De vaststelling van wetten in formele zin geschiedt ingevolge artikel 81 Grondwet: ‘door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk’. Vaak worden wetsvoorstellen ingediend door de regering. Ook de Tweede Kamer heeft echter het recht om wetsvoorstellen in te dienen.

Leg uit hoe ook bij zogenoemde initiatief-wetsvoorstellen de regering en het parlement op elkaar zijn aangewezen om de desbetreffende wet tot stand te brengen en in werking te laten treden.

Opgave 3

De verhouding tussen wetgever en rechter is een thema dat in de staatsrechtelijke literatuur in Nederland doorgaans veel aandacht krijgt.

a) In hoeverre wordt in de jurisprudentie van de Hoge Raad ruimte gelaten om de toepassing van een wet in formele zin te toetsen aan ongeschreven rechtsbeginselen?

b) In de rechtspraak komen situaties voor waarin de rechter strijdigheid constateert tussen een verdragsbepaling en een nationaal wettelijk voorschrift, maar desondanks het nationale wettelijk voorschrift niet buiten toepassing laat en ook niet verdragsconform interpreteert, omdat de strijdigheid volgens de rechter moet worden opgelost door de wetgever. In welke gevallen doet de rechter dit en wat is hiervoor dan de achterliggende reden?

Opgave 4

In zijn boek Constitutioneel recht onderscheidt Kortmann een drietal functies van het constitutioneel recht: de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie. Daarnaast spreekt Kortmann over de legitimerende functie. Ook geeft hij aan dat bepaalde mensenrechtenverdragen, zoals het IVBPR en het EVRM, gerekend kunnen worden tot het Nederlandse constitutionele recht.

Welke van de vier bovengenoemde functies vervullen deze mensenrechtenverdragen? Noem er twee en licht deze kort toe.

Opgave 5

Op het weblog “Publiekrecht en politiek” schrijft een schrijver het volgende:

“De vertrouwensregel is een kernregel van ons parlementaire stelsel. Deze regel vergt onder meer dat de Tweede Kamer het vertrouwen opzegt in een minister indien ambtenaren van zijn departement ernstige fouten hebben begaan of onrechtmatig hebben gehandeld.”

Heeft deze schrijver gelijk?

Opgave 6

In het kader van de bestrijding van het zogenoemde ‘wildplakken’ (illegaal teksten en affiches plakken op gebouwen en objecten) is het volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Utrecht overal in de gemeente verboden om affiches te plakken tenzij de burgemeester hiervoor ontheffing verleent. Om voor ontheffing in aanmerking te kunnen komen, moeten de affiches met de bijbehorende tekst worden voorgelegd aan de burgemeester. De burgemeester heeft daarbij als vast beleid dat áls ontheffing wordt verleend, dit enkel gebeurt voor het plakken op de speciaal daarvoor bedoelde.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2009 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2009 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1

Kortmann merkt in zijn boek Constitutioneel recht op dat de vertrouwensregel ook geldt tussen bewindslieden (of het kabinet) en de Eerste Kamer. Wel geeft hij aan dat de Eerste Kamer zich in de praktijk terughoudend opstelt wat betreft het opzeggen van vertrouwen.

Noem twee redenen die deze terughoudendheid van de Eerste Kamer kunnen verklaren.

Opgave 2

Veronderstel dat de Nederlandse regering onderhandelt over een nieuw verdrag ter bestrijding van terrorisme. In het verdrag is onder meer vastgelegd dat de verdragsstaten zeer ernstige terroristische misdrijven bestraffen zullen met de doodstraf. Aangezien bijna alle fracties in de Tweede en Eerste Kamer voorstander zijn van dit verdrag, besluit de regering om het betreffende verdrag ter stilzwijgende goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen. Is dit mogelijk? Motiveer uw antwoord.

Opgave 3

Wanneer de rechter in een bij hem aanhangige zaak constateert dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift onverenigbaar is met een ieder verbindende verdragsbepaling, moet hij het wettelijk voorschrift volgens artikel 94 Grondwet buiten toepassing laten. Echter, in de praktijk blijken rechters in dat geval soms voor alternatieve, niet door art. 94 Grondwet voorgeschreven benaderingen te kiezen.

a) Noem twee van deze alternatieve benaderingen.

Van één van de onder a bedoelde alternatieve benaderingen wordt in de juridische literatuur wel eens gesteld dat dit eigenlijk een vorm van ‘rechtsweigering’ betreft.

b) Geef aan in welke gevallen de rechter doorgaans deze benadering volgt en welk argument daarbij dan door de rechter wordt aangevoerd.

Opgave 4

Voor wat betreft de doorwerking van internationaal recht binnen de nationale rechtsorde wordt gesproken over (verdrags)bepalingen die ‘een ieder verbindend’ zijn en bepalingen die ‘interne werking’ hebben.

a) Wanneer is sprake van ‘een ieder verbindende’ verdragsbepalingen en waarom is het van belang te weten of een verdragsbepaling al dan niet een ieder verbindend is?

b) Wat wordt bedoeld met ‘interne werking’ van verdragsbepalingen en van welk systeem gaat het Nederlandse constitutionele recht uit ten aanzien van deze interne werking?

Opgave 5

‘De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk’. Dit valt te lezen in artikel 42 lid 2 Grondwet. Dit artikel bevat de grondslag voor de zogenaamde politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Nu wordt in de staatsrechtelijke literatuur doorgaans opgemerkt dat deze ministeriële verantwoordelijkheid voor het optreden van de Koning tijdens kabinetsformaties niet naar behoren functioneert. Leg uit waarom dit het geval is.

Opgave 6

In 2006 bestond enige onduidelijkheid over de vraag of Hirsi Ali, Tweede Kamerlid, in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. Omdat art. 51 Grondwet stelt dat de Tweede Kamer bestaat uit 150 leden en Kamerleden op grond van art. 56 Grondwet de Nederlandse nationaliteit moeten bezitten, rees de vraag of de wetgeving die gedurende het Kamerlidmaatschap van Hirsi Ali tot stand was gebracht wel rechtsgeldig was. Veronderstel dat Nederlandse rechter de vraag voorgelegd krijgt of.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2008 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2008 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1

Lees aandachtig de volgende tekst, zoals geplaatst in het Staatsblad.

Besluit van 10 september 1981 tot vaststelling van een nieuw Reglement voor de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen te Rotterdam

Wij BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, d.d. 16 juLi 1981, no. 7631, Directie Volksgezondheid, afd. Medische Beroepen en Ziektenbestrijding;

De Raad van State gehoord (advies van 17 augustus 1981, no. 28);

Gelet op het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, d.d. 23 augustus 1981, no. 11047, Directie Volksgezondheid, afd. Medische Beroepen en Ziektenbestrijding;

Hebben goedgevonden en verstaan:

(….)

a) Van welk ambt is het bovenstaande besluit afkomstig en om wat voor soort regeling gaat het hier?

Stel: de verantwoordelijke minister wil dat in de betreffende regeling een bepaling wordt opgenomen die overtreding van een voorschrift uit deze regeling strafbaar stelt.

b) Onder welke voorwaarde kan een dergelijke bepaling worden opgenomen?

Opgave 2

In de afgelopen jaren is herhaaldelijks gediscussieerd over het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet. Toch is het debat in de juridische literatuur voor de Hoge Raad tot dusverre geen aanleiding geweest om zijn koers te veranderen, zo blijkt uit verschillende arresten. De Nijmeegse hoogleraar Verkuijl stelt: ‘Een ruime uitleg van het toetsingsverbod blijft derhalve het uitgangspunt.’

a) Beargumenteer waarom Verkuijl terecht van mening is dat de Hoge Raad een ruime uitleg van het toetsingsverbod hanteert

Ondanks de ruime uitleg van het toetsingsverbod, ziet de Hoge Raad in bepaalde gevallen toch mogelijkheden voor de rechter om een oordeel uit te spreken over de verenigbaarheid van (bepalingen uit) een formele wet met ongeschreven rechtsbeginselen of grondwettelijke bepalingen.

b) Aan welke gevallen denkt de Hoge Raad dan?

Opgave 3

Geef voor beide onderstaande stellingen gemotiveerd aan of zij waar dan wel niet waar zijn.

Stelling I: ‘De gedachte dat op de overheid tevens positieve verplichtingen rusten ten aanzien van de klassieke grondrechten houdt in dat de overheid actief moet ingrijpen in situaties waarin er een dringende maatschappelijke behoefte is om de uitoefening van een bepaald grondrecht aan beperkingen te onderwerpen.’

Stelling II: ‘Deze gedachte van positieve verplichtingen is vooral tot ontwikkeling gekomen in de jurisprudentie over de EVRM-rechten en heeft aldus geen betekenis voor de grondwettelijke grondrechten.’

Opgave 4

Energiebedrijf Nuon wil een pijpleiding aanleggen. Daarvoor moet een geul (in landbouwgrond) worden gegraven. Voor de aanleg van de geul is bemaling nodig. Dat betekent dat grondwater zal worden onttrokken. Hiervoor vraagt Nuon bij het bevoegde bestuurorgaan van de provincie (gedeputeerde staten) een Grondwaterwetvergunning aan.
Op grond van artikel 14 lid 1 Grondwaterwet (niet opgenomen in uw wettenbundels) is het namelijk verboden grondwater te onttrekken, tenzij daarvoor door gedeputeerde staten een vergunning is verleend. Volgens het tweede lid van dit.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2007 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2007 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1

In de Scheepvaartverkeerswet van 7 juli 1988 is een algemene regeling opgenomen met betrekking tot het scheepvaartverkeer op de binnenwateren en op zee.

Artikel 42 lid 1 Scheepvaartverkeerswet luidt:

“De bevoegdheid van provinciale staten, gemeenteraden, waterschappen en havenschappen tot het stellen van regels blijft ten aanzien van het onderwerp waarin deze wet voorziet, gehandhaafd, voor zover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet gestelde regels.”

In de memorie van toelichting valt verder te lezen:

“Voor de kustgemeenten zal vorenbedoelde bevoegdheid tot het stellen van aanvullende bepalingen in beginsel ook bestaan voor de strook van 1 km vanaf de kust in de territoriale zee. Het zal hierbij gaan om bepalingen die deels de verkeersveiligheid van de kustgebonden recreatievaart, deels de regeling van de recreatie aan zee tot doel hebben.”

Op 23 maart 2008 heeft de gemeenteraad van Vlissingen een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aangenomen, waarin onder meer bepalingen staan over recreatie aan strand en zee in de Gemeente Vlissingen.

Heeft de gemeenteraad van Vlissingen de bepalingen over recreatie aan strand en zee opgesteld op basis van een medebewindsbevoegdheid of een autonome bevoegdheid? Op welke grondslag berust deze bevoegdheid?

Opgave 2 (Extra opgave Staatsrecht BD (oude stijl))

Eind 2006 besloot de gemeenteraad van Hilversum, vanwege toenemende overlast van grote terreinwagens (SUV’s), tot een parkeerverbod voor auto’s langer dan 5.10m en/of breder dan 1,95 meter. Dit verbod strekte zich uit over het gehele gebied van de Gemeente Hilversum.

Mark van Vliet is in het bezit van een enorm grote Jeep. Tegen de weigering van het college van B&W hem een vergunning te verlenen voor de parkeerplek voor zijn woning in het centrum van Hilversum komt hij bestuursrechtelijk op. Hij voert daarbij (onder meer) aan dat het verbod te algemeen is gesteld en ook ziet op plaatsen die niet tot de openbare ruimte behoren. Volgens Mark is de desbetreffende bepaling in de verordening daarom onverbindend.

a) Heeft dit betoog van Mark kans van slagen?

De gemeente erkent dat het algehele parkeerverbod mogelijk onverbindend is als het gaat om plaatsen die niet tot de openbare ruimte behoren, maar wijst er op dat Van Vliet zijn auto in het centrum aan een drukke straat wenst te parkeren. Deze straat is onmiskenbaar publieke ruimte. De gemeente stelt dat de verordening wél verbindend is als het gaat om de openbare weg.

b) Heeft dit betoog van de gemeente kans van slagen?

Na jaren procederen krijgt Van Vliet gelijk van de bestuursrechter. Maar zijn Jeep heeft hij inmiddels met een aanzienlijk verlies verkocht. Hij daagt de gemeente Hilversum daarom voor de civiele rechter met de stelling dat de bepaling, inhoudende het algehele parkeerverbod voor de genoemde categorie voertuigen, jegens hem een onrechtmatige daad oplevert

c) Is het mogelijk dat een door de gemeenteraad uitgevaardigd.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2006 - Staatsrecht - UL

Oefententamen 2006 - Staatsrecht - UL


Vragen

Opgave 1

Eind 2005 voerden toenmalig Kamerlid Hirsi Ali en VVD-erelid Wiegel middels open brieven in NRC Handelsblad een discussie over de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Deze gelijkstelling, neergelegd in artikel 23 Grondwet, is in 1917 gelijktijdig met een andere fundamentele wijziging van het constitutionele bestel tot stand gekomen .

a) Om welke andere fundamentele wijziging gaat het?

Stel: mevrouw Hirsi Ali had in 2005 een poging willen ondernemen, lid 6 van artikel 23 Grondwet te doen wijzigen.

b) Geef kort aan op welke punten de procedure grondwetsherzieningsprocedure afwijkt van de gewone wetgevingsprocedure.

In de grondwetsherzieningsprocedure liggen extra waarborgen omtrent democratische legitimatie besloten.

c) Hoe beoordeelt u deze extra waarborgen gelet op de huidige praktijk van grondwetsherzieningen?

Opgave 2

Het zuiden van ons land wordt in toenemende mate geconfronteerd met overlast veroorzaakt door zogeheten ‘drugsrunners’ uit België. In een poging de negatieve gevolgen van dit drugstoerisme te beperken, is de Nederlandse regering aan de grens met België weer douanepersoneel in gaan zetten. Het idee is dat deze douaneambtenaren potentiële drugsrunners afschrikken door steekproefsgewijs controles uit te voeren ingeval van verdacht uitziende voertuigen. De afgelopen weken worden de stopbevelen van de douaneambtenaren echter nogal eens genegeerd. De Minister van Justitie overweegt nu, als spoedmaatregel, voor de laatste twee zomermaanden een bijzondere sanctie te verbinden aan het negeren van de stopbevelen van de douaneambtenaren. Wie in weerwil van een stopbevel van een douaneambtenaar aan de grens doorrijdt en wordt aangehouden, wordt daarvoor bestraft door inbeslagname van zijn of haar auto. De Wegenverkeerswet, noch enige andere wet, voorziet in deze mogelijkheid.

Is de Minister van Justitie bevoegd de genoemde regeling vast te stellen?

Opgave 3

Rechters worden geacht onafhankelijk te zijn bij de uitoefening van hun rechterlijke functie.

a) Welke waarborgen biedt de Grondwet voor de zogenoemde rechtspositionele onafhankelijkheid van de rechter?

b) Wat houdt de functionele onafhankelijkheid van rechters in en waaruit vloeit deze naar ongeschreven staatsrecht voort?

Opgave 4

Stel: een Nederlandse rechter constateert dat het toepassen van een wet in formele zin in strijd komt met een ‘een ieder verbindende verdragsbepaling’.

a) Wat moet volgens de Grondwet het gevolg zijn?

In de praktijk blijkt dit gevolg niet in alle zaken een oplossing te bieden.

b) Waar liggen in dergelijke zaken de grenzen van de rechtsvormende taak van de rechter volgens de jurisprudentie?

Opgave 5 (Extra opgave voor Staatsrecht BD (oude stijl))

In het kader van de verkeersveiligheid bepaalt artikel 3 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) het volgende:

‘Fietsers mogen met zijn tweeën naast elkaar rijden. Dit geldt niet voor snorfietsers.’

Voor de inwerkingtreding van het RVV was in de Gemeente Tiel al een gelijkluidende APV-bepaling van kracht. Aanleiding voor het aannemen van deze APV-bepaling vormde destijds het groot aantal ongevallen waarbij een snorfiets betrokken was dat.....read more

Access: 
Public
Extra oefenvragen Q&A sessies - Staatsrecht - UL

Extra oefenvragen Q&A sessies - Staatsrecht - UL


Deze oefenvragen zijn gebaseerd op de Q&A colleges bij het vak uit 2016/2017

Week 1

Vragen

Vraag 1

Wat is het probleem rondom het arrest leges?

Vraag 2

Hoe geschiedt de gehele procedure rondom het maken van een nieuwe wet in formele zin?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het probleem van het arrest leges is dat in art. 229 lid 1 sub b Gemeentewet is dat de gemeentewet betaling vragen aan een overheidsdienst niet kwalijk acht. Maar vervolgens kwamen er nieuwe wetten over de identificatieplicht. Het rijbewijs kon ook gebruikt worden om legitiem mee auto te rijden en het paspoort was vereist voor reizen buiten de Europese Unie. De identiteitskaart kun je het minste mee, maar identificatie is wel verplicht. Om aan deze plicht te voldoen, moet je dus een identiteitskaart kopen. Dat kost geld, maar de Hoge Raad besliste dat dit geen overheidsdienst betrof. Een dienst heb je iets aan en kun je iets mee. Een fabriek beginnen, de EU uitreizen, autorijden, een schuur bouwen, noem het allemaal maar op. Maar een identiteitskaart is geen dienst, het is het vervullen van een verplichting. Geld vragen voor de ID kan dus niet gestoeld zijn op art. 229 lid 1 sub b Gem. wet.

Vraag 2

De reparatiewet die ingediend werd, wordt als voorbeeld gebruikt. Als eerst wordt een wet opgesteld door iemand van de regering, die ook een Memorie van Toelichting schrijft. Daarna dient de regering het wetsvoorstel in. Dat gaat langs de ministerraad. Voor wet in formele zin en een AMvB is het ook verplicht dat er advies gevraagd wordt aan de Raad van State. De Raad van State kan op zes verschillende manieren reageren, waarmee in gradatie hun akkoord uit blijkt (volledig akkoord, volledig niet akkoord en vier tussenvarianten). Dan gaat het besluit vervolgens terug naar de regering.

Als ze besluiten om het wetsvoorstel in te dienen, gaat het naar de Tweede Kamer. Pas op dit moment wordt alles openbaar. We zullen dus nooit weten hoeveel wetten er zijn opgesteld, naar de Raad van State gezonden zijn en daarna nooit naar de Tweede Kamer gekomen zijn. Als eerste komt het voorstel bij de vaste kamercommissie, die een verslag maakt. De plenaire behandeling is een onderdeel wat vooral uit showbizz bestaat. Er kunnen echter wel moties en amendementen worden ingediend worden bij de plenaire behandeling. Vervolgens op grond van art. 85 Gw moet de conceptwet, indien de meerderheid akkoord is, naar de Eerste Kamer. Daar wordt ook weer gestemd, maar recht van amendement hebben ze niet. Vragen mogen wel gesteld worden. De regering antwoordt in de Memorie van Antwoord. Ten slotte bekrachtigt de Koningin, wat ook meer ritueel is dan wat anders. Bekendmaking wordt op grond van art. 88 Gw jo. 3a Wet op het Staatsblad.....read more

Access: 
Public
Staatsrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Staatsrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, collegeaantekeningen en oefententamens gedeeld voor het vak Staatsrecht voor de opleiding Rechten, jaar 2 aan de Universiteit Leiden. 
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp voor rechten en juridische vaardigheden maak je gebruik van de startpagina voor rechten of de zoekpagina
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1827
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.