Vraagstukken Bewegen thema 7: multipele gewrichtsklachten

HC46+47: Auto-immuun systeemziekten

Achtergrond

RA is niet alleen maar een ziekte waarbij er polyartritis is → andere weefsels zoals de sclera en bloedvaten zijn ook aangedaan. Echter is het meest kenmerkende symptoom de betrokkenheid van het bewegingsapparaat.

Afweer

Het immuunsysteem is bedoeld om schadelijke invloeden van buitenaf op te ruimen en weg te werken. Zo worden bacteriën die via een wondje onderhuids terecht zijn gekomen gefagocyteerd door macrofagen. Bij een infectie worden cytokines uitgescheiden. Deze cytokines hebben invloed op de endotheelcellen, waardoor er ruimte tussen de endotheelcellen en vasodilatatie ontstaat. Hierdoor komen leukocyten de huid in en wordt de bacterie opgeruimd.

Auto-immuunziekte:

Bij een systemische auto-immuunziekte zijn de antistoffen en lymfocyten gericht tegen lichaamseigen eiwitten. Omdat lichaamseigen eiwitten nooit zijn opgeruimd, ontstaat er een chronische ontsteking die kan leiden tot weefselschade. De oorzaak hiervan is niet exact bekend, maar heeft een multifactoriële achtergrond.

Klachten

Bij een systemische auto-immuunziekte (AIZ) kunnen alle organen zijn aangedaan. Welke organen zijn aangedaan, hangt af van de ziekte. Een patiënt met een AIZ heeft typisch inflammatoire klachten van het bewegingsapparaat:

  • Diffuse pijn van gewrichten, pezen en spieren
  • Artritis of tendinitis

Omdat het gaat om een systeemziekte, zijn de klachten vaak diffuus en niet op slechts 1 locatie aanwezig.

Inflammatoir versus non-inflammatoir:

Inflammatoire klachten kunnen op basis van een aantal kenmerken van non-infammatoire klachten onderscheiden worden:

  • Inflammatoir
    • Stijfheid in de ochtend
    • Zwelling van zachte weefsels
    • Ochtendstijfheid van langer dan 1 uur
    • BSE/CRP is verhoogd
    • NSAIDs werken
  • Non-inflammatoir
    • Stijfheid in de avond
    • Benige zwelling of geen zwelling
    • BSE/CRP is gelijk
    • NSAIDs werken niet

Overige klachten:

Bijkomende klachten die wijzen op een inflammatoire systeemziekte zijn:

  • Moeheid
  • Subfebriele temperatuur of koorts
  • Gewichtsverlies

Diagnostiek

Bij verdenking van artritis moet er gekeken worden naar het patroon van de klachten:

  • Monoarticulair
    • Kristalartritis
    • Septische artritis
    • Reactieve artritis
    • Osteoartritis: een “flare” bij artrose
    • Aandoeningen die lijken op artritis zoals hemartros, bursitis en cellulitis
  • Oligo- of polyarticulair
    • Asymmetrisch: vaak zijn er in totaal minder gewrichten aangedaan
      • Gonokokkenartritis
        • Jongere patiënten waarbij de kans op expositie aan een gonokok verhoogd is → seksueel contact
      • Spondyloartropathieën (SpA)
    • Symmetrisch: dezelfde gewrichten zijn zowel aan de linker als rechterzijde aangedaan
      • RA
      • Systeemziekte
      • Virale artritis

Anamnese:

Bij verdenking op een systeemziekte moet een gehele tractusanamnese gedaan worden. Er zijn een aantal “red flags” in de anamnese:

  • Algemeen
    • Malaise
    • Koorts
    • Gewichtsverlies
  • Huidafwijkingen
    • Overgevoeligheid voor zonlicht
    • Verstrakking
    • “Vlekjes” haaruitval
  • Handen
    • “Winterhanden”/Raynaud
    • Afwijkingen aan nagels
  • Ogen
    • Droge ogen
    • “Rood oog”/pijnlijk oog
  • Hart/longen
    • Hartkloppingen
    • Kortademigheid
    • Droge hoest
  • Pijn bij plassen en veranderde ontlasting
  • Mond
    • Moeite met slikken
    • Reflux
    • Droge mond
  • Bloedneuzen
  • Holteontstekingen

Als er inflammatoire gewrichtsklachten zijn en de patiënt niet helemaal fit is, moet hij doorgestuurd worden naar de reumatoloog.

Stappenplan:

Een arts kan in 4 stappen tot een classificerende diagnose komen:

  1. Patroon van artritis
  2. Extra-articulaire symptomen
  3. Specifieke auto-antistoffen
  4. Kennis van epidemiologie

Specifieke auto-antistoffen:

Bij bloedonderzoek kan er gekeken worden naar een aantal antistoffen die veel voorkomen bij bepaalde auto-immuunziekten:

  • Reumatoïde artritis (RA)
    • Reumafactor (RF)
    • Anti-CCP
  • Systemische lupus erythematosus (SLE)
    • ANF/ANA
    • Anti dsDNA
      • Dit is heel specifiek voor SLE
  • Systemische sclerose (SSc)
    • Anti-centromeren
    • Anti-RNP

De sensitiviteit en specificiteit zijn echter niet 100%, maar de kans dat de ziekte ontwikkeld wordt is wel duidelijk verhoogd.

Epidemiologie:

Bij het diagnosticeren moet er ook gekeken worden naar de epidemiologie:

  • RA
    • Prevalentie: 1%
    • 2x zo veel vrouwen als mannen zijn aangedaan
    • De gemiddelde patiënt is 50-60 jaar
  • Jicht
    • Prevalentie: 2%
    • Vaak patiënten van middelbare leeftijd met metabool syndroom
  • Spondylartritis
    • Prevalentie: 0,5-1%
    • Meer mannen dan vrouwen zijn aangedaan
    • De gemiddelde patiënt is 20-30 jaar
    • Er zijn geen auto-antistoffen
  • Systemische sclerose
    • Prevalentie: 0,005-0,03%
    • 5x zoveel mannen als vrouwen zijn aangedaan
    • De gemiddelde patiënt is 40-60 jaar

Classificatiecriteria:

Classificatiecriteria kunnen als hulpmiddel gebruikt worden om de diagnose van een auto-immuunziekte te stellen.

Aanvullend onderzoek:

Als er helemaal geen aanwijzingen voor iets inflammatoirs gevonden worden, wordt de patiënt teruggestuurd naar de huisarts. Als er wel aanwijzingen zijn, wordt aanvullend onderzoek verricht:

  • Laboratoriumonderzoek
  • Beeldvormende diagnostiek

Uiteindelijk heeft 30% van de patiënten met een artritis RA.

SLE

Casus:

Een vrouw is bekend met gewrichtsontstekingen die komen en weer verdwijnen → palindroom RA. Ze is seronegatief voor reumafactoren, maar heeft wel ANF en anti-dsDNA. Ze is geopereerd geweest aan een hallux valgus. Er is 1 keer op de poli oligoartritis vastgesteld, waarna ze met spoed op de poli met acrocyanose van de vingers kwam → blauwe vingertoppen. Dit wijst op kritische ischemie. Vervolgens is ze binnen een half uur opgenomen en krijgt ze medicatie voor maximale vaatverwijding om de ischemie te laten verdwijnen. Echter blijven de klachten alsmaar toenemen en is er verder onderzoek gericht. Het blijkt dat ze een actieve systemische myositis heef → SLE.

Bij bloedonderzoek in het geval van myositis is er een stijging van CPK. Als prednison wordt voorgeschreven daalt dit weer.

Epidemiologie:

Typisch bij SLE is een vlindervormige vlek in het gelaat. Epidemiologische gegevens van SLE zijn:

  • Prevalentie: 2-150 per 100.000
  • Incidentie: 1-25 per 100.000
  • Komt 7x zo vaak bij vrouwen als bij mannen voor
  • De eerste symptomen treden tussen de 20 en 40 jaar op
  • Komt vaker bij Aziaten, Afro-Amerikanen en Afro-Carribeanen voor

Symptomen:

SLE kan meerdere organen beïnvloeden en heeft meerdere symptomen:

  • Koorts
  • Huid
  • Nieren
  • Hart
  • Longen
  • Spieren: artritis

Klachten die hierbij gepaard gaan zijn:

  • Moeheid/malaise
  • Gewichtsverlies
  • Koorts/verhoging
  • Spierpijn
  • Artralgie
  • Fotosensitiviteit
  • Orale aftosis: aften in de mond
  • Alopecia: kaalheid
  • Raynaud fenomeen
  • Huidafwijkingen
    • Vlinderexantheem
      • Zit in het gezicht
      • Er is geen huidverhoging
    • Discoïde rash
      • Hoeft niet per se in het gezicht te zitten
      • Heeft een opgeworpen rand
      • Niet alle roodheid kan weggedrukt worden
      • Centraal lijkt de huid te genezen

Sommige van deze klachten komen frequenter voor dan andere:

  • Huidafwijkingen: 73%
  • Artritis/artralgie: 62-65%
  • Moeheid: 50%
  • Koorts: 36%
  • Nierafwijkingen: 16-38%
  • Gewichtsverlies: 21%

Jaccoud atropathie:

SLE gaat vaak gepaard met een symmetrische polyartritis. In tegenstelling tot bij RA ontstaan er geen erosies van het bot, maar er ontstaan wel deformaties t.g.v. luxatie van de weke delen. Dit verschijnsel heet Jaccoud artropathie.

Nierfalen:

Bij SLE ontstaan er ontstekingen in de glomeruli van de nieren, wat gevolgen heeft:

  1. Hypertensie
  2. Oedeem
  3. Nierfalen
  4. Erytrocyturie en proteinurie

Serositis:

Bij SLE kan in de pleura of het pericard een serositis optreden → een ontsteking van de serosa. Dit geeft de volgende klachten:

  • Dyspneu
  • Pijn bij ademhalen
  • Pijn bij bukken

Oorzaken:

De oorzaak van SLE is niet precies bekend, maar is multifactorieel. Er zijn verschillende triggers:

  • Genetische aanleg
  • UV-licht
  • Mogelijk virussen
  • Hormonale factoren zoals anticonceptie

SLE bestaat uit een pre-klinische fase, een klinische fase en ook uit een co-morbiditeit fase, waarbij er secundaire ziektes optreden.

Auto-antistoffen:

Het belangrijkste deel van de pathofysiologie van SLE is dat het opruimen van de dode cellen niet goed verloopt:

  1. Cellen gaan in apoptose
  2. Het kernmateriaal en ander inhoudmateriaal van de cellen komt bloot te liggen
  3. Het materiaal wordt niet goed opgeruimd → delen van het kernmateriaal worden opgenomen door dendritische cellen
  4. Dendritische cellen gaan naar de lymfeklier en presenteren de antigenen aan T-cellen
  5. De T-cellen herkennen het antigeen als positief gevaarlijk → stimuleren de B-cellen om antilichamen tegen de antigenen te maken

Bij SLE zijn er verschillende antinucleaire antistoffen (ANA). ANA is een groepsnaam voor alle antistoffen gericht tegen een eiwit dat voorkomt in de celkern. Er zijn dus verschillende soorten ANAs:

  • Anti-dsDNA
  • Anti SSA
  • Anti Scl70

Classificatie:

Voor het diagnosticeren van SLE zijn er zowel klinische als immunologische classificatiecriteria opgesteld:

  • Klinische criteria
    • Acute huidafwijkingen
    • Chronische huidafwijkingen
    • Aften in het slijmvlies van de mond/neus
    • Serositis
    • Proteinurie of erytrocyturie
    • Neurologische afwijkingen
    • Hemolytische anemie
    • Leukopenie of lymfopenie
    • Trombopenie
  • Immunologische criteria
    • ANA positief
    • Anti-dsDNA positief
    • Anti-Sm positief
    • Aanwezigheid van antifosfolipide antistoffen
    • Verlaagd complementsysteem
    • Directe Coombs test positief

Volgens deze criteria kan de diagnose SLE worden gesteld indien er tenminste 4 criteria aanwezig zijn, waarvan tenminste 1 klinisch en 1 immunologisch is.

Behandeling:

De behandeling van SLE bestaat vooral uit het onderdrukken van het immuunsysteem. Hier kunnen verschillende medicamenten voor gebruikt worden, afhankelijk van de orgaanbetrokkenheid:

  • Bij artralgie en geen artritis of afwijkingen aan de organen:
    • NSAIDs
    • Hydroxychloroquine
  • In geval van orgaanbetrokkenheid:
    • Prednison
    • Azathioprine
    • Mycofenolzuur
    • Cyclofosfamide

De duur en dosis is afhankelijk van de mate van orgaanbetrokkenheid.

 

 

HC48: Polymyalgia rheumatica

Polymyalgia rheumatica

Polymyalgia rheumatica (PMR) heet ook wel spierreuma. Het wordt gekenmerkt door een inflammatoire pijn → er is ochtendstijfheid en de pijn verbetert door te bewegen. PMR komt alleen maar voor bij ouderen van >50 jaar.

Symptomen:

PMR wordt gekenmerkt door:

  • Pijn en stijfheid
    • Schouder/bovenarmen
    • Nek
    • Heupen/bekken
    • Dijen
  • Perifere symptomen: bij ongeveer 50% van de patiënten
    • Perifere artritis
    • Gezwollen handen met een oedeem
    • Carpale tunnel syndroom
  • Systemische symptomen: bij 40% van de patiënten
    • Lage koorts
    • Depressie
    • Moeheid
    • Anorexia
    • Gewichtsverlies

Er is minstens 30 minuten ochtendstijfheid. 70-95% van de patiënten heeft pijn in de schouder en 50-70% van de patiënten heeft last van de heupen en nek. Beide kanten van het lichaam zijn evenveel aangedaan en de klachten kunnen plotseling komen. De pijn kan 1 schouder of heup beginnen, maar wordt snel bilateraal.

De stijfheid kan zo erg worden dat er op veel gebieden problemen kunnen ontstaan, zoals:

  • Verstoorde slaap
  • Moeite met ’s ochtends aankleden
  • Moeite met opstaan van de bank
  • Moeite met uit de auto komen

Zo is het lastig om de armen boven de schouders te heffen.

Epidemiologie:

PMR komt voor bij volwassenen boven de 50 jaar. De gemiddelde leeftijd waarbij de eerste symptomen komen is 70 jaar. De ziekte komt iets meer voor bij vrouwen dan bij mannen. PMR komt voor bij alle rassen, maar is het meest frequent bij blanken.

Diagnostiek:

PMR kan met bloedtesten om inflammatie op te sporen gediagnosticeerd worden → de niveaus zijn abnormaal hoog.

Ook is er door wetenschappers een puntensysteem vastgesteld

Klinische wetenschap:

Door het grote scala aan symptomen van PMR is het lastig te diagnosticeren. De proximale pijn en stijfheid komt ook bij veel andere reumatische aandoeningen bij ouderen voor. PMR komt vaak voor bij laat-opgetreden RA en spondylartritis. Bij het vaststellen van PMR kan er daarom worden gekeken naar het respons bij toediening van corticosteroïden (prednison).

Er moet aan PMR gedacht worden in de volgende gevallen:

  • Klassieke symptomen
    • Patiënt van >50 jaar
    • Bilaterale schouderpijn
    • Verhoogde bezinking
  • Klinisch symptomen complex: bij 4 punten is er sprake van PMR
    • Ochtendstijfheid langer dan 45 minuten → 2 punten
    • Bekkenpijn of verminderde beweeglijkheid van de heup → 1 punt
    • Afwezige reumafactoren of CCP → 2 punten
    • Afwezigheid van andere gewrichtspijn → 1 punt
  • Echo: synovitis van het gewricht, de slijmbeurs of peesschede is te zien

Aanvullend onderzoek:

Aanvullend onderzoek van PMR laat verschillende dingen zijn:

  • Exemplaar van het synoviale membraan van de schouder: verhoogde hoeveelheid van macrofagen en CD4+ T-lymfocyten
  • Beeldvormend onderzoek: een bursitis/tendinitis/synovitis van het synoviale membraan
    • Gerelateerd aan anterieure ischemische optische neuropathie veroorzaakt door een vernauwde arteria ciliaris posterior
      • Komt bij minder dan 20% van de patiënten voor
      • Vaak een vroege manifestatie

Behandeling:

De behandeling van PMR bestaat uit aan lage dosis van corticosteroïden → vaak 10-15 mg prednison per dag. Indien er inderdaad PMR is, zorgt de medicatie ervoor dat de stijfheid snel verdwijnt. Soms merken patiënten al na 1 dosis verbetering.

Als de symptomen na 2-3 weken behandeling nog niet verdwijnen is de diagnose PMR onwaarschijnlijk en moet de dokter zijn werkdiagnose heroverwegen.

Arteritis temporalis

PMR kan tegelijkertijd met arteritis temporalis optreden → zijn waarschijnlijk verschillende manifestaties van dezelfde ziekte:

  • Arteritis temporalis/“giant cell arteritis” (GCA): inflammatie van de grote en mediale arteriën, met name de takken van de proximale aorta
    • Deze arteriën hebben een prominent elastisch membraan en vasa vasorum
      • Intra-craniële arteriën hebben een dunnere dura en minder elastisch membraan → worden zelden geassocieerd met GCA
  • PMR: gekarakteriseerd door pijn en stijfheid in de ochtend

Epidemiologie:

Deze PMR en GCA kunnen apart of samen optreden bij mensen boven de 50 jaar

  • 16-21% van de patiënten met PMR heeft ook GCA
  • 40-60% van de patiënten met GCA heeft ook PMR

Hierbij zijn vrouwen en mannen evenveel aangedaan. Ook bij behandeling van deze ziekte werken glucocorticoïden erg goed. De pathogenese van GCA en PMR is anders:

  • Bij PMR is er geen zorg voor onderdiagnose
  • Bij GCA is er geen zorg voor overdiagnose → een biopt helpt

Histologie:

Het klassieke histologische plaatjes van een GCA wordt gekarakteriseerd door een granulomateus inflammatoir infiltraat met lymfocyten, macrofagen en multinucleaire reuscellen, die meestal gelokaliseerd bij de kruising van de tunica intima en media zijn.

Symptomen:

Symptomen van GCA zijn:

  • Systemische manifestaties
    • Koorts
      • Meestal is er geen hoge koorts, maar in 15% van de gevallen bereikt het 39-40 °C
    • Malaise
      • Hoofdpijn
        • Komt voor bij 2/3 van de patiënten
        • Vaak in het temporale of occipitale gebied
    • Anorexia
    • Gewichtsverlies
  • Claudicatio van de kaak

Bij lichamelijk onderzoek bij GCA ziet de arts:

  • Verdikte en gevoelige frontale of pariëtale takken van de arteria temporalis superficialis
  • Verlaagde of afwezige pulsen
  • Gevoeligheid van de hoofdhuid
    • Bij ongeveer 50% van de patiënten
    • Wordt vaak erger tijdens het kammen of borstelen van de haren
  • Permanent of gedeeltelijk verlies van zicht in 1 of beide ogen

Osteoartritis

Osteoartritis is een degeneratieve gewrichtsziekte. Hierbij is er degeneratie of slijtage van het gewrichtskapsel, wat lijdt tot:

  • Zwelling
  • Pijn
  • Ontwikkeling van osteofyten
    • Als het uiteinde van 2 botten samenkomt

Osteoartritis kan optreden in de schouder, met name in het AC-gewricht. Symptomen van schouder osteoartritis zijn:

  • Pijn
    • Zowel tijdens als na het bewegen van de schouder
    • Kan zelfs tijdens de slaap optreden
  • Verminderd bewegingsbereik
    • Zichtbaar als de patiënt zijn arm probeert te bewegen
    • Kan gepaard gaan met een klikkend of krakend geluid

Behandeling:

Behandeling van schouder osteoartritis bestaat uit:

  • Beweegprogramma: om de spieren te versterken en de schouder zo beweeglijk mogelijk te houden
  • Injectie met corticosteroïden in het gewricht
  • NSAIDs: om beweeglijkheid te laten toenemen
  • Operatie: een schouderprothese
    • Bij ernstige artrose in het glenohumerale gewricht
  • Osteotomie: zodat botuiteinden elkaar niet meer raken en de pijn wegblijft
 

 

PD: Jicht

Kliniek

Jicht wordt vooral ontwikkeld in de voeten, met name het MTP gewricht van de grote teen. Een symptoom van jicht is dan ook podagra → een zere voet. Symptomen van jicht zijn:

  • Zwelling
  • Roodheid
  • Warmte
  • Pijn
    • Patiënten kunnen niet meer lopen door de pijn

Bij jicht zijn er deposities van urinezuur in het gewricht. Het urinezuur zit dan in het bloed en wordt door het hele lichaam verspreid, terwijl het normaal door de nieren uitgescheiden hoort te worden. Omdat er te veel urinezuur in het lichaam zit, gaat het neerslaan op het gewricht → zorgt voor een immuunrespons. Er zijn dan urinezuurkristallen te zien in het synoviale vocht. Granulocyten proberen deze kristallen op te eten.

Urinezuur kan zich ook in de huid ophopen → er ontstaan dan tophi (jichtknobbels). Jichtaanvallen leiden bijna altijd tot functiebeperkingen.

Oorzaak

Urinezuur komt oorspronkelijk uit inosinezuur en ontstaat als volgt:

  1. Inosinezuur
  2. Hypoxanthine
  3. Xanthine
  4. Urinezuur

Xanthine oxidase zet hypoxanthine om in xanthine en zet vervolgens xanthine om in urinezuur.

Het overschot aan urinezuur kan ontstaan door:

  • Overproductie: door consumptie van bepaalde voedingsstoffen met een makkelijk resorbeerbare vorm van purine
    • Alcohol
      • Met name bier
    • Bonen
    • Erwten
    • Vlees
    • Vis
  • Verminderde klaring: door chronische nierziekte

Behandeling

Er zijn 3 soorten behandeling van jicht:

  • Niet-medicamenteus
    • Leefstijladviezen
      • Gewichtsreductie
      • Minder alcohol
      • Minder dierlijke eiwitten
  • Chirurgisch
    • Decompressie van geknelde zenuwen t.g.v. tophi
    • Verwijderen van ulceratie door tophi
  • Medicamenteus
    • Urinezuurklaring verbeteren
      • Benzobromaron
      • Losartan
    • Ontsteking verminderen
      • NSAIDs
      • Colchicine
        • Zorgt ervoor dat de lymfocyten en granulocyten minder migreren en delen door microtubuli te depolariseren→ de jichtaanval is minder heftig
      • Steroïden
      • IL-1 blokkers
    • Urinezuurproductie verminderen: door het remmen van xanthine-oxidase
      • Allopurinol
      • Febuxostat
    • Urinezuurafbraak verbeteren: door reabsorptie van urinezuur in de proximale tubuli te blokkeren
      • Uricase

Het algemene beleid is als volgt:

  • Om het urinezuur gehalte te verlagen:
    • Allopurinol/febuxostat
    • Benzobromaron
  • Tegen acute aanvallen
    • Uricase: is intraveneus en duur
    • NSAIDs: heeft veel contra-indicaties
    • Colchicine: indien het getolereerd wordt
    • Prednison: heeft veel bijwerkingen
Check page access:
Public
Check more or recent content:

Vraagstukken Bewegen 2020/2021 UL

Vraagstukken Bewegen thema 1: de knie

Vraagstukken Bewegen thema 1: de knie

HC2: Anatomie van de knie

Gewrichten

Een gewricht is een verbinding tussen botten. Alle gewrichten hebben iets met elkaar te maken. Synoviale gewrichten zijn de “echte” gewrichten → maken beweging mogelijk. Een synoviaal gewricht bestaat uit:

  • Botten met een laagje kraakbeen
  • Fibreus kapsel
    • Zorgt voor stevigheid
    • Zit rondom de botten
    • Bevat heel veel collageen
  • Synoviaal membraan
    • Produceert synoviaal vloeistof → gewrichtsvloeistof
      • Voeding voor het kraakbeen omdat het kraakbeen niet doorbloed is
      • Maakt het gewricht smeerbaar

Vorm:

De bewegingsmogelijkheden in een gewricht hangen af van de vorm van de gewrichtsvlakken. Deze vlakken moeten goed op elkaar aansluiten, anders ontstaat er luxatie → het gewricht schiet uit de kom. Luxatie wordt voorkomen door:

  • Ligamenten
    • Vormen meestal een onderdeel van het kapsel
  • Spieren
  • Oppervlaktespanning van synoviale vloeistof

Er zijn 6 basisvormen voor typen gewrichten die 1, 2 or 3 assen bevatten:

  • Scharniergewricht
  • Cilindrisch gewricht
  • Zadelgewricht
  • Rolgewricht
  • Kogelgewricht
  • Vlakke gewricht

Onderste extremiteit:

De onderste extremiteiten bestaan uit meerdere gewrichten:

  • Heup
    • 3-assig gewricht
  • Knie
    • 2-assig gewricht
    • Flexie/extensie
    • Rotatie van het onderbeen 45° t.o.v. het bovenbeen
      • Dit kan alleen in flexie-stand van de knie (zittend) → in extensie-stand (staand) lukt dit niet omdat het kniegewricht niet kan draaien
        • Komt vooral door alle ligamenten om de knie heen, die de knie erg stabiel maken in extensie-stand
        • Staand kan het onderbeen niet t.o.v. het bovenbeen draaien
        • In gestrekte stand zijn de ligamenten rondom de knie volledig stabiel
      • Knie rotatie wordt altijd in flexie-stand getest
    • Gewrichten rondom de tibia en fibula
      • Articulatio tibiofibularis superior
        • Zorgt ervoor dat de tibia en fibula t.o.v. elkaar kunnen bewegen
      • Tibiofibulaire syndesmose
        • Een bot/bot-verbinding → bindweefsel aan de onderkant van de botten raken de tibia en fibula elkaar
        • Ook een gewricht
      • Membrana interossea: membraan tussen de tibia en fibula
  • Enkel
    • 1-assig: flexie/extensie

Lichaamszwaartepunt

Het algemene lichaamszwaartepunt ligt:

  • Op de hoogte van de navel (L4)
  • Iets achter de heup
    • Dit is voordelig omdat de spieren niet aangespannen hoeven te worden → staan in rust is mogelijk
  • Net voor de knie-as
    • Positief voor extensie (en dus staan)
    • De quadriceps zijn helemaal ontspannen
  • Voor de enkel
    • Alleen plantairflexoren (kuitspier) zijn nodig om het bovenste spronggewricht tijdens het staan te stabiliseren
    • De as valt precies in het staanvlak

Stand van de knie

Er zijn 2 ongewenste knie-standen:

  • Valgus stand: het distale bot staat meer naar lateraal dan het proximale bot
  • Varus stand: het proximale bot staat meer naar lateraal dan het distale bot

Ligamenten van de knie

De knie bestaat uit 2 hele grote condylen (knobbels) die op een glad plateau met in het midden een verhoging staan. Die knie is eigenlijk geen stabiel gewricht → ligamenten die in verbinding staan met spieren maken de knie stabiel. De knie is

.....read more
Access: 
Public
Vraagstukken Bewegen thema 2: hand, pols en elleboog

Vraagstukken Bewegen thema 2: hand, pols en elleboog

HC12: Anatomie onderarm

Botten en spieren

Botten:

De elleboog bestaat uit 3 gewrichten:

  • Humerus → radius
  • Humerus → ulna
  • Radius → ulna
    • Pro- en supinatie beweging: de radius beweegt rondom de ulna
      • De beweging vindt plaats in flexie en om de pink heen

Deze botten zitten dankzij ligamenten extra goed vast:

  • Ligamentum anulare: gaat vanuit de ulna rondom de kop van de radius en vervolgens weer terug naar de ulna → de radiuskop zit stevig vast
  • Collaterale ligamenten: zetten de humerus vast aan de botten van de onderarm → voorkomt luxatie
    • Mediale collaterale ligament: gaat van de humerus naar de ulna
    • Radiale collaterale ligament: zit vast aan het ligament anulare → de humerus zit vanaf het ligament van de ulna “vast” aan de radiuskop → draaiing in het gewricht is moeilijk
      • Dit maakt wel de kans op luxatie veel groter

Spieren:

Verschillende spieren zijn betrokken bij de bewegingen van de onderarm:

  • Flexie
    • Musculus biceps brachii
      • Zit vast aan de radius
    • Musculus brachialis
      • Zit vast aan de ulna
  • Extensie
    • Musculus triceps brachii
  • Pronatie: bevinden zich ventraal → komen van de mediale epicondyle van de distale humerus en lopen soms door tot in de hand
    • Musculus pronator teres
      • Loopt schuin naar de radius schacht
    • Musculus flexor carpi radialis
      • Loopt naar de radiale carpalia
    • Musculus palmaris longus
      • Loopt ook naar de radiale carpalia
  • Supinatie
    • Musculus biceps brachii
      • Zit met zijn pezige distale gedeelte vast aan de tuberositas van de radius
      • De enige supinator die zit in de bovenarm → de rest bevindt zich dorsaal in de onderarm en heeft een schuin verloop
    • Musculus supinator
    • Musculus abductor pollicis longus
    • Musculus extensor pollicis brevis
    • Musculus extensor pollicis longus
    • Musculus extensor indicis

Er zijn dus veel spieren die een rol spelen in pro- en supinatie. Hoe verder de werklijn van de as, hoe groter het moment van de spier. Dit is het geval bij de aanhechting van de biceps op de radius → de biceps kunnen beter getraind worden in een supinatie stand en dan in volledige flexie. In pronatie stand wordt de musculus brachialis juist getraind.

Handwortel

Botten:

In de pols zijn veel botten aanwezig:

  • Radius
  • Ulna
  • 2 rijen carpalia

De carpalia staan ook wel bekend als de handwortelbeentjes en bestaan uit 2 rijen:

  • Eerste rij
    • Scaphoïd/naviculare
    • Lunatum
    • Triquetum
    • Pisiforme
      • Een rond sesambotje → kan goed gevoeld worden
  • Tweede rij
    • Trapezium
    • Trapezoideum
    • Capitatum
    • Hamatum
      • Lijkt op een hamer

Een ezelsbruggetje hiervoor is: “Some lovers try positions that they cannot handle”.

Polsgewricht:

Het polsgewricht is een elipsoied gewricht → een platgeslagen bol gewricht. Het bestaat uit 2 assen:

  • Flexie/extensie
  • Abductie/adductie
    • Maakt een zwaaibeweging mogelijk

Andere polsbewegingen

.....read more
Access: 
JoHo members
Vraagstukken Bewegen thema 3: de schouder

Vraagstukken Bewegen thema 3: de schouder

HC20: Schouderanatomie

Schouderbewegingen

Abductie:

Schouderabductie vindt plaats via:

  • 90° abductie van het schoudergewricht → de humerus beweegt t.o.v. de scapula
  • 60° laterorotatie van de scapula → de scapula beweegt t.o.v. de romp (clavicula)
  • 30° lateroflexie van de wervelkolom
  • Eventuele abductie van het heupgewricht

Deze bewegingen zijn in samenspel met elkaar → vinden allemaal tegelijkertijd plaats. In totaal kan schouder dus 180° abduceren → de arm beweegt 180° omhoog. Als bijvoorbeeld de clavicula beschadigd is, kan er maar 90° schouderabductie plaatsvinden. De mate waarin onderdelen van de keten worden gebruikt is individueel variabel → door te trainen kan het opzij brengen van de arm zonder scapulabeweging plaatsvinden.

Spieren:

De schouder heeft veel bewegingsmogelijkheden en is daarom een redelijk instabiel gewricht. Er zijn daarom veel sterke spieren die de schouder ondersteunen en er bevinden zich veel spieren in en rondom de schouder:

  • Spieren tussen de romp en scapula: bewegen de scapula
    • Musculus pectoralis minor
    • Musculus serratus anterior
    • Musculus rombiodei
    • Musculus trapezius
    • Musculus levator scapulae
  • Spieren tussen de romp en humerus: bewegen in het humeraal scapulaire gewricht waar de scapula overheen loopt → bepaalt de positie van de scapula
    • Musculus pectoralis major
    • Musculus latissimus dorsi
  • Spieren tussen de scapula en humerus: bewegen de humerus t.o.v. de scapula
    • Rotatoren
    • Musculus teres major
    • Musculus coracobrachialis
    • Musculus deltoideus
    • Musculus subscapularis
  • Spieren tussen de scapula en het antebrachium: gaan naar de onderarm toe
    • Musculus biceps brachii
    • Musculus triceps brachii

Deze spieren zijn of oppervlakkig, of diep, gelegen. Om de functie van een spier te bepalen moet het volgende gedaan worden:

  • Bepaal de as: de bewegings-as van een spier moet altijd weergegeven worden als een punt
  • Bepaal de werklijn: van origo tot insertie
  • Bepaal het moment: de afstand van de werklijn → de kracht wordt omgezet in een beweging

Musculus trapezius:

De musculus trapezius is als volgt gelokaliseerd:

  • Origo: wervelkolom
  • Insertie: de bovenzijde van de spina scapulae

De functie van de musculus trapezius hangt af van welke spiervezels worden aangespannen:

  • Alleen de bovenste spiervezels: elevatie, retractie en laterorotatie van de scapula
    • De schouders gaan omhoog en het schouderblad naar achteren
    • Het acromioclaviculaire gewricht komt in beweging
  • Horizontale vezels: retractie
    • Het sternoclaviculaire gewricht komt in beweging
  • Vezels die naar beneden gaan: depressie, retractie en laterorotatie van de scapula
    • Het scapulothoracale glijvlak komt in beweging

De musculus trapezius werkt samen met de musculus serratus anterior om laterorotatie van de scapula mogelijk te maken.

Musculus latissimus dorsi:

De musculus latissimus dorsi is als volgt gelegen:

  • Origo: wervelkolom
  • Insertie: voorzijde van de humerus

De spier komt dus van de rug en gaat over de scapula naar de humerus toe.

De musculus latissimus dorsi heeft 2 functies:

  • Adductie van de arm
  • Endorotatie

Schoudergewricht

Het schoudergewricht bestaat uit een vrij kleine kom met een zeer grote kop → is zeer instabiel. Om deze reden heeft het glenohumerale gewricht

.....read more
Access: 
JoHo members
Vraagstukken Bewegen thema 4: uitgebreide traumata

Vraagstukken Bewegen thema 4: uitgebreide traumata

HC26: Polyneuropathie

Definitie

Polyneuropathie is een ziekte van meerdere zenuwen. Dit zorgt voor sensibele en motorische problemen, waarbij de motorische problemen vaak al te zien zijn bij inspectie van de voet → holvoet. Polyneuropathie is een chronische aandoening die een grote impact op het dagelijks leven heeft.

Polyneuropathie is vaak te zien in zowel de handen als de voeten:

  • Voeten
    • Sensibiliteit: dikke en dunne vezels
    • Motoriek: lopen en/of afwijkende stand → holvoet
      • 60% door een neurologische afwijking
      • 40% door een onduidelijke oorzaak
      • Een soort varus houding van de voet → wordt ook wel pes cavo-varus genoemd
        • De voet kantelt naar buiten
    • De DD is vrij uitgebreid → goed neurologisch onderzoek is belangrijk
  • Handen
    • Standsafwijking en uitval van bijv. de handspieren
    • Heeft impact op de functie bij ernstige (sensibele) uitval

Anatomie

Het ruggenmerg heeft een motorisch en sensibel gedeelte:

  • Voorhoorn: motorisch
  • Achterhoorn: sensibel
    • Heeft een dorsaal ganglion

Zenuwen vanuit de voorhoorn en achterhoorn komen samen tot een spinale zenuw die uitloopt naar zijn traject. Zo’n spinale zenuw bestaat uit bundels van meerdere zenuwen. In de bundels zitten dikke en dunne vezels:

  • Dikke vezel: heeft een axon met myelineschede
  • Dunne vezel: zitten met meerdere in een neurolemma zonder myelineschede

Hoe zo’n vezel is opgebouwd hangt af van de functie:

  • Motorische vezels
    • Gemyeliniseerd: dikke vezels → spiercontrole
  • Sensibele vezels
    • Gemyeliniseerd: dikke vezels → aanraking, vibratie en proprioceptie
    • Dun gemyeliniseerd: dunne vezels → kou perceptie en pijn
    • Ongemyeliniseerd: dunne vezels → warmte perceptie en pijn
  • Autonome vezels
    • Ongemyeliniseerd: zeer smalle vezels → vele functies zoals hartslag en bloeddruk

Klachten

De symptomen van polyneuropathie zijn afhankelijk van welke van deze vezels zijn aangetast:

  • Gemengd sensibel-motorisch
    • Diabetes mellitus
    • Hereditaire motorische sensibele neuropathie
      • Dit is een erfelijke aandoening
  • Puur motorisch
    • Immuungemedieerd → auto-antistoffen
  • Puur sensibel
    • Lepra
    • Toxisch na chemotherapie
    • Erfelijke aandoeningen
    • Amyloïdosis
  • Autonoom
    • Amyloïdosis
    • Porfyrie

Om deze reden is zenuwletsel onder te verdelen in letsels van de dikke gemyeliniseerde vezels en dunne ongemyeliniseerde vezels:

  • Dikke vezels
    • Motoriek
      • Atrofie
      • Zwakte
    • Sensibiliteit
      • Nociceptief
      • Positieve symptomen: tintelingen, “pins & needles”
      • Negatieve symptomen: doofheid
      • Verlaagde gnostische sensibiliteit
        • Positiezin
        • Bewegingszin
        • Vibratiezin
    • Verlaagde reflexen
    • Zenuwgeleiding: afwijkende amplitude en/of snelheid
    • Impact op het dagelijks leven
      • Mobiliteit
      • Balans → sensorische ataxie
      • Valgevaarlijk
  • Dunne vezels
    • Motoriek: niet aangedaan
    • Sensibiliteit
      • Neuropathische pijn → brandend en elektrisch
      • Positieve symptomen: brandend, elektrisch en allodynie
      • Negatieve symptomen: geen
      • Verlaagde vitale sensibiliteit
        • Temperatuurzin
        • Pijnzin
    • Normale reflexen
    • Zenuwgeleiding: niet afwijkend
    • Impact op het dagelijks leven
      • Pijnklachten
      • Autonome dysfunctie
      • Beperkingen

Iemand met een letsel aan de dikke vezels heeft dus eerder last van vallen of dingen niet goed vast kunnen houden, iemand met een

.....read more
Access: 
JoHo members
Vraagstukken Bewegen thema 5: looppatroon

Vraagstukken Bewegen thema 5: looppatroon

HC35: Normaal looppatroon

Looppatroon

Snel en rustig lopen:

Er zijn 2 soorten lopen:

  • Rustig lopen: er is 1 fase waarbij 1 been op de grond staat en 1 fase waarbij 2 benen op de grond staan
  • Snel lopen: er staat steeds maar 1 been op de grond

Dit college gaat alleen over rustig lopen. Hierbij moet men nadenken over:

  • Het been dat neer wordt gezet
  • De standfase
  • De zwaaifase waarbij er 1 been in de lucht is

Gangpadanalyse:

Bij een gangpadanalyse wordt het lopen geobserveerd. Zo’n analyse wordt altijd over 1 been gedaan. Het volgende hoort plaats te vinden:

  1. Zwaaifase: het been wordt naar voren gezwaaid
  2. Bipedale fase: met de hak op de grond hielcontact hebben
    • Bij hielcontact raakt de calcaneus de grond
  3. Unipedale fase: het been staat op de grond en de rest van het lichaam gaat eroverheen → het been beweegt t.o.v. de romp naar achteren
    • De buitenkant van de voet raakt de grond
  4. Middenstand fase: de romp staat precies boven het been
    • Het hele voetoppervlak raakt de grond → de voetzool, calcaneus en tenen
  5. Afzet fase: de romp beweegt nog verder over het standbeen en men gaat op de tenen staan
    • Afzetten vindt vooral plaats met de grote teen
  6. Zwaaifase: het been wordt naar voren gezwaaid

 

Lopen bestaat dus uit een cyclus die continu wordt herhaald. De standfase bestaat uit de bidpedale, unipedale, middenstand en afzet fase. De zwaaifase bestaat uit de zwaaifase en eind zwaaifase.

Spieren

Spieractiviteit is op verschillende momenten tijdens het lopen nodig:

  • Bewegen van een gewricht → de hoek van een gewricht wordt kleiner gemaakt
  • Stabiliseren van een gewricht → bewegingen worden tegengegaan
  • De zwaartekracht tegengaan → voorkomt bewegingen
  • Tegengaan van traagheid → door bij het naar voren brengen van het been het been niet te laten doorzwiepen
    • De antagonisten van de spieren die de beweging hebben ingezet worden gebruikt

Tijdens het rustig lopen doen er in het bovenbeen relatief weinig spieren mee, vergeleken met het onderbeen.

Flexoren en extensoren:

Embryologisch gezien is de anterieure zijde van het been de dorsale zijde. Hier liggen dan ook de extensoren. De posterieure zijde van het been is embryologisch de ventrale zijde, waar juist de flexoren liggen:

  • Extensoren
    • Van het bovenbeen: musculus quadriceps
      • De musculus quadriceps bestaat uit:
        • Musculus rectus femoris
        • Musculus vastus medialis
        • Musculus vastus lateralis
        • Musculus vastus intermedialis
      • Liggen ventraal
    • Van de heup: musculus gluteus
      • Ligt dorsaal
      • Een romspier
  • Flexoren
    • Van het bovenbeen: zijn tegelijkertijd flexoren van de knie en extensoren van de heup
      • Liggen dorsaal
      • Sommige spieren zijn over het heupgewricht komen te liggen
    • Van de heup: musculus iliopsoas
      • Liggen ventraal
      • Een rompspier
      • Komen uit het bekken en de lumbale wervelkolom

Compartimenten:

Het onderbeen heeft 4 compartimenten:

  • Anterieure compartiment
    • Spieren:
      • Musculus tibialis
.....read more
Access: 
Public
Vraagstukken Bewegen thema 6: de rug

Vraagstukken Bewegen thema 6: de rug

HC41: Inflammatoire rugklachten

Rugklachten

In totaal hebben 1-2 miljoen Nederlanders last van rugklachten. Grofweg zijn de oorzaken van rugklachten te verdelen in 3 groepen:

  • Niet-specifiek
  • Mechanisch
  • Niet-mechanisch

De meest voorkomende oorzaak van lage rugpijn is aspecifieke rugpijn → vormt 70-80% van de gevallen. De oorzaak van aspecifieke rugpijn is onduidelijk.

Axiale spondyloartritis

Axiale spondyloartritis (axSpA) staat ook wel bekend als de ziekte van Bechterew of ankyloserende spondylitis. Het vormt 1% van de gevallen van rugklachten en begint voor het 45elevensjaar. Vaak treden de eerste klachten rond een leeftijd van 16 jaar op.

Casus:

Een 28-jarige vrouw heeft al 6 jaar last chronische rugpijn en stijfheid in de rug. De pijn is altijd aanwezig en er is geen uitstraling naar de benen of krachtsverlies. De vrouw slaapt slecht en is hierdoor depressief. Ook heeft ze kleine psoriasis plekjes op haar hoofd. Er is geen sprake van trauma, afvallen of koorts.

De patiënte is al 2x naar de neuroloog gegaan om een MRI te maken. Ook heeft ze in Duitsland een “total body scan”, een MRI van het hele lichaam, gehad. Op internet heeft de gelezen over de ziekte van Bechterew.

Pathofysiologie:

In tegenstelling tot veel andere rugklachten is axSpA een ontstekingsziekte → er is een chronische inflammatie van de rug die op termijn kan leiden tot vergroeiingen. De ontstekingen zorgen ervoor dat er botbruggen ontstaan tussen de wervels, waardoor de wervels gaan fuseren. Als dit gebeurt bij alle wervels, verdwijnt de bewegelijkheid van de rug. Door de ontstekingen groeien de wervels dus aan elkaar vast, waardoor de patiënt krom kan gaan lopen.

Symptomen:

Spondylitis bestaat uit alles rondom de wervels. AxSpA is een vorm van spondyloartritis, een multi-orgaan aandoening waarbij er reumatische manifestaties in de wervels zijn. Spondyloartritis gaat vaak gepaard met andere ontstekingsziektes buiten het bewegingsapparaat, zoals darmziekten of oogontstekingen:

  • Artritis: ontsteking van een groot gewricht
    • Bijv. de knie
  • Enthesitis: ontsteking van de aanhechting van de pees of het bot
    • Er ontstaat een zwelling
    • Gebeurt vaak in de achillespees
  • Dactylitis: bestaat uit een rechterwijsvinger die aan alle kanten dik is
    • De pees is aan alle kanten ontstoken
    • Ontstaat vaak in combinatie met psoriasis
  • Uveitis: ontsteking van de binnenkant van het oog
    • Anterieure uveitis: ontsteking van de voorste oogkamer
      • Komt het meeste voor
      • Witte bloedcellen zijn zichtbaar
    • Posterieure uveitis: ontsteking van de achterste oogkamer
      • Geeft andere symptomen dan conjunctivitis
      • Pijn en druk in het oog
  • Inflammatoire darmziektes
    • Collitis ulcerosa
    • Ziekte van Crohn

In het geval van axSpA komt vooral uveitis veel voor. Mannen ervaren vaak ernstigere klachten dan vrouwen.

Genetica:

Erfelijkheid speelt een belangrijke rol in het ontwikkelen van spondyloartritis, vooral het gen HLA-B27. Dit gen is belangrijk in de variabiliteit van het immuunsysteem en komt bij 8% van de bevolking voor. De meerderheid van spondyloartritis patiënten is drager van dit gen, en in het geval van axSpA zelfs 70-80%.

Behandeling:

De behandeling van axSpA

.....read more
Access: 
JoHo members
Vraagstukken Bewegen thema 7: multipele gewrichtsklachten

Vraagstukken Bewegen thema 7: multipele gewrichtsklachten

HC46+47: Auto-immuun systeemziekten

Achtergrond

RA is niet alleen maar een ziekte waarbij er polyartritis is → andere weefsels zoals de sclera en bloedvaten zijn ook aangedaan. Echter is het meest kenmerkende symptoom de betrokkenheid van het bewegingsapparaat.

Afweer

Het immuunsysteem is bedoeld om schadelijke invloeden van buitenaf op te ruimen en weg te werken. Zo worden bacteriën die via een wondje onderhuids terecht zijn gekomen gefagocyteerd door macrofagen. Bij een infectie worden cytokines uitgescheiden. Deze cytokines hebben invloed op de endotheelcellen, waardoor er ruimte tussen de endotheelcellen en vasodilatatie ontstaat. Hierdoor komen leukocyten de huid in en wordt de bacterie opgeruimd.

Auto-immuunziekte:

Bij een systemische auto-immuunziekte zijn de antistoffen en lymfocyten gericht tegen lichaamseigen eiwitten. Omdat lichaamseigen eiwitten nooit zijn opgeruimd, ontstaat er een chronische ontsteking die kan leiden tot weefselschade. De oorzaak hiervan is niet exact bekend, maar heeft een multifactoriële achtergrond.

Klachten

Bij een systemische auto-immuunziekte (AIZ) kunnen alle organen zijn aangedaan. Welke organen zijn aangedaan, hangt af van de ziekte. Een patiënt met een AIZ heeft typisch inflammatoire klachten van het bewegingsapparaat:

  • Diffuse pijn van gewrichten, pezen en spieren
  • Artritis of tendinitis

Omdat het gaat om een systeemziekte, zijn de klachten vaak diffuus en niet op slechts 1 locatie aanwezig.

Inflammatoir versus non-inflammatoir:

Inflammatoire klachten kunnen op basis van een aantal kenmerken van non-infammatoire klachten onderscheiden worden:

  • Inflammatoir
    • Stijfheid in de ochtend
    • Zwelling van zachte weefsels
    • Ochtendstijfheid van langer dan 1 uur
    • BSE/CRP is verhoogd
    • NSAIDs werken
  • Non-inflammatoir
    • Stijfheid in de avond
    • Benige zwelling of geen zwelling
    • BSE/CRP is gelijk
    • NSAIDs werken niet

Overige klachten:

Bijkomende klachten die wijzen op een inflammatoire systeemziekte zijn:

  • Moeheid
  • Subfebriele temperatuur of koorts
  • Gewichtsverlies

Diagnostiek

Bij verdenking van artritis moet er gekeken worden naar het patroon van de klachten:

  • Monoarticulair
    • Kristalartritis
    • Septische artritis
    • Reactieve artritis
    • Osteoartritis: een “flare” bij artrose
    • Aandoeningen die lijken op artritis zoals hemartros, bursitis en cellulitis
  • Oligo- of polyarticulair
    • Asymmetrisch: vaak zijn er in totaal minder gewrichten aangedaan
      • Gonokokkenartritis
        • Jongere patiënten waarbij de kans op expositie aan een gonokok verhoogd is → seksueel contact
      • Spondyloartropathieën (SpA)
    • Symmetrisch: dezelfde gewrichten zijn zowel aan de linker als rechterzijde aangedaan
      • RA
      • Systeemziekte
      • Virale artritis

Anamnese:

Bij verdenking op een systeemziekte moet een gehele tractusanamnese gedaan worden. Er zijn een aantal “red flags” in de anamnese:

  • Algemeen
    • Malaise
    • Koorts
    • Gewichtsverlies
  • Huidafwijkingen
    • Overgevoeligheid voor zonlicht
    • Verstrakking
    • “Vlekjes” haaruitval
  • Handen
    • “Winterhanden”/Raynaud
    • Afwijkingen aan nagels
  • Ogen
    • Droge ogen
    • “Rood oog”/pijnlijk oog
  • Hart/longen
    • Hartkloppingen
    • Kortademigheid
    • Droge hoest
  • Pijn bij plassen en veranderde ontlasting
  • Mond
    • Moeite met slikken
    • Reflux
    • Droge mond
  • Bloedneuzen
  • Holteontstekingen

Als er inflammatoire gewrichtsklachten zijn en de patiënt niet helemaal fit is, moet hij doorgestuurd worden naar de reumatoloog.

Stappenplan:

Een arts kan in 4 stappen tot een classificerende diagnose komen:

  1. Patroon
.....read more
Access: 
Public
Vraagstukken Bewegen thema 8: zwelling

Vraagstukken Bewegen thema 8: zwelling

HC56: Pijnloze zwelling gewricht

Diagnose van een zwelling

Bij een zwelling komt een arts als volgt tot een classificerende diagnose:

  • Observatie van de patiënt
  • Aard, ontstaan, grootte en lokalisatie van de zwelling
  • Bijkomende symptomen
  • Bevindingen op röntgenfoto’s of in het laboratorium
  • Kennis van epidemiologie

Het is belangrijk een reumatologische tractus anamnese gevolgd door een interne tractus anamnese uit te voeren. Bij een reumatologische tractus anamnese wordt er gekeken naar:

  • Bewegingsapparaat
    • Inflammatoire pijnklachten
      • Gewrichten
      • Rug
      • Spieren
    • Gewrichtszwellingen
  • Huid
    • Afwijkingen
  • Haar
    • Alopecia
  • Handen
    • Raynaudfenomeen
  • Slijmvlies
    • Siccaklachten
    • Aftosis
  • Oogontstekingen
  • KNO
    • Bloedneuzen
    • Holteontstekingen

Casussen

Spondylartritis:

Een man van 33 jaar heeft links een dikke enkel. Deze is in de loop van enkele dagen ontstaan. De enkel is vooral dik aan de achterzijde en is lokaal warm. Tijdens het lopen is er meer pijn dan tijdens rust, maar alsnog is de man ’s nachts niet pijnvrij.

De arts verricht aanvullend onderzoek, waaruit blijkt dat de man een BSE van 33 mm/uur heeft → licht verhoogd. Omdat de man jong is, wordt de werkdiagnose spondylartritis gesteld.

Syndroom van Sjögren:

Een vrouw van 65 jaar heeft in 10 jaren tijd geleidelijk een opgezette hals gekregen. De zwelling voelt zacht en elastisch aan en is niet pijnlijk. De mate van zwelling wisselt per periode. De vrouw heeft nergens andere zwellingen, maar ze heeft wel last van enkele bijkomende symptomen:

  • Hele droge geïrriteerde ogen
  • Niet goed kunnen slikken
  • Vermoeidheid en overal pijn

De arts verricht aanvullend onderzoek, waaruit het volgende blijkt:

  • BSE: 56 mm/uur → verhoogd
  • Anti-ANF positief
  • Anti-SSA positief
  • Anti-SSB positief

Ook wordt een Schirmer test verricht. Hierbij krijgt de vrouw een papiertje in haar oog die de vochtigheid meet, waaruit blijkt dat er xerostomie is. Op basis van deze gegevens en epidemiologische kennis stelt de arts vast dat de vrouw het syndroom van Sjögren heeft:

  • Prevalentie: 0,5-1%
  • Rond 50% van de gevallen treedt secundair op
    • Primair: op zichzelf staand
    • Secundair: de patiënt heeft ook een andere systemische auto-immuunziekte
      • RA
      • SLE
      • Sclerodermie
  • Vrouwen zijn 9x vaker aangedaan dan mannen
  • Klachten beginnen rond het 20e en 50e levensjaar

Bij het syndroom van Sjögren is er een auto-immuun ontsteking in de speekselklieren en traanbuizen. Dit geeft droge ogen en een droge mond (“sicca”). De ontsteking kan ook uitbreiden naar organen, zoals bloedvaten, de nieren en de longen. Bij serologie zijn patiënten met Sjögren positief voor anti-ANF, anti-SSA, en anti-SSB.

Systemische sclerose:

Een vrouw van 66 jaar kreeg in 1972 de diagnose ongedifferentieerde oligoartritis met Raynaud. Daarnaast leed ze in 2000 aan een “watermelon stomach” en kreeg ze in 2009 last van knobbels aan de vingertoppen, die soms pijnlijk waren. Deze knobbels hebben de volgende kenmerken:

  • In de loop van de jaren steeds meer onderhuidse knobbels
  • Bij vlagen pijnlijk en ontstoken
  • Soms witte uitvloed
  • Met “zelf manipulatie” zoveel mogelijk onder controle

De vrouw

.....read more
Access: 
Public
Vraagstukken Bewegen thema 9: kind

Vraagstukken Bewegen thema 9: kind

HC63: Groei en groeistoornissen

Groei

Kinderen zijn geen kleine volwassenen → ze hebben een heel andere dimensie. De groeischijf heet ook wel de fyse. Stamcellen bij de fyse groeien richting de metafyse en calcificeren → de richting van de groei is naar het centrum van het bot toe. 80% van de groei van het been zit in de knie en bij de arm zit de meeste groei bij de schouders in de pols. Restgroei heet enchondrale verbening en vindt plaats in het bot zelf. Hier wordt kraakbeen omgezet in bot.

Groeihormoon:

Groeihormonen beïnvloeden de groeischijf en zorgen voor proliferatie. Deze hormonen worden omgezet in de lever en zorgen ervoor dat chondroblasten en chondrocyten uitzetten en groeien.

Rondom de puberteit is er een piek en vervolgens een rem van oestrogeen en testosteron, waarna de groeischijven sluiten en de chondrocyten volledig verbenen. Meisjes hebben vlak voor de menarche hun laatste groeispurt.

Beenlengteverschil:

Als er 1 been wat meer belast wordt dan het andere been krijgt deze meer doorbloeding → groeit meer. Hierdoor ontstaat een beenlengteverschil. Een beenlengteverschil tot 1 cm is in principe geen probleem.

Oorzaken van groeistoornissen

Groeistoornissen kunnen verschillende oorzaken hebben:

  • Trauma door de groeischijf heen
    • De meest voorkomende oorzaak van groeistoornissen
    • De groeischijf groeit door fractuurgenezing aan elkaar → groei stopt
    • Vooral ernstig als de groeischijf uit elkaar wordt getrokken of in elkaar wordt gedrukt
  • Infectie rondom de groeischijf
    • Een bacterie zorgt voor infectie van de groeischijf → zorgt voor meer doorbloeding en een hardere groei, of voor vernietiging van de groeischijf en dus voor verlies van groei
  • Tumor rondom de groeischijf
    • Ook goedaardige tumoren kunnen in de weg zitten
  • Endocrien
    • Hormonale terugkoppeling naar de groeischijf gebeurt niet goed
  • Aanlegstoornis
    • Bijv. geboren worden zonder fibula of femurkop

Varus en valgus

Normaal gesproken verloopt groei niet helemaal symmetrisch:

  • Kinderen van 0-2 jaar hebben O-benen
  • Kinderen van 2-7 jaar hebben X-benen

Een varus (O-benen) of valgus (X-benen) is dus niet altijd erg. Om de ernst te bepalen wordt er gekeken naar de belastingsas. De lijn van de belastingsas wordt getrokken vanaf het centrum van de heupkop naar het centrum van de enkel:

  • Als de belastingsas door de knie heen loopt, is er geen probleem
  • Als de belastingsas helemaal niet door de knie loopt, maar door de mediale of laterale epicondyl, is er een probleem

HME-MO:

Bij HME-MO zijn er multipele afwijkingen van het skelet waarbij groeischijfcellen ontsnappen uit de groeischijf. Dit zorgt voor een valgus stand.Het gaat dan om osteochondromen, diezichtbaar zijn als bulten die aan de zijkant van het bot groeien.

Asymmetrie:

Als een varus of valgus asymmetrisch is, is dit altijd slecht. Asymmetrie van de groeischijf kan 2 oorzaken hebben:

  • M. Blount: de groeischijf groeit aan de ene kant harder dan aan de andere kant
  • Trauma

Behandeling:

Een asymmetrische varus of valgus kan op 3 manieren gecorrigeerd worden:

  • De groeischijf aan de snel groeiende
.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1296
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.