Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
- Kernbegrippen hoofdstuk 1: Inleiding
- Kernbegrippen hoofdstuk 2: Kwaliteit van diagnostiek
- Kernbegrippen hoofdstuk 3: Het diagnostisch gesprek
- Kernbegrippen hoofdstuk 4: Gedragsobservatie
- Kernbegrippen hoofdstuk 5: Projectietest
- Kernbegrippen hoofdstuk 6: Intelligentie
- Kernbegrippen hoofdstuk 7: Neuropsychologisch onderzoek
- Kernbegrippen hoofdstuk 8: Persoonlijkheidvragenlijst
- Kernbegrippen hoofdstuk 9: Algemene en specifieke vragenlijsten
- Kernbegrippen hoofdstuk 10: Computerdiagnostiek
- Kernbegrippen hoofdstuk 11: Rapportage en ethiek
- Kernbegrippen hoofdstuk 12: Dynamische en persoonlijkheidsdiagnostiek aan de hand van de NVM
- Kernbegrippen hoofdstuk 14: Aanvullende informatie bij dementiecasus
- Kernbegrippen hoofdstuk 15: Aanvullende informatie bij forensische casus
Kernbegrippen hoofdstuk 1: Inleiding
Klinische psychodiagnostiek is een professionele activiteit die steunt op empirische kennis.
Basisvraag onderkenning is het type vraag dat gaat om het in beeld brengen en beschrijven van de klachten en de adequaat functionerende gedragingen van de cliënt en/of zijn omgeving.
Basisvraag verklaring is het type vraag dat gaat om het zoeken naar de locus, naar de aard van controle, naar de oorzaak en de reden van het probleem.
Reden maakt begrip begrijpelijk.
Oorzaak verklaart gedrag.
Inducerende conditie is een conditie die het probleemgedrag doet ontstaan.
Continuerende conditie is een conditie die het probleemgedrag in stand houdt.
Basisvraag predictie gaat over het voorspellen van probleemgedrag in de toekomst.
Predictor is het nu aanwezige (probleem)gedrag.
Criterium is het toekomstige gedrag.
Basisvraag indicatie gaat over de behandeling van de cliënt.
Basisvraag evaluatie gaat over de evaluatie van de conclusies over de diagnose en/of de behandeling.
Observatie is het verzamelen en groeperen van empirisch materiaal waaruit gedachten over de totstandkoming en het voortduren van probleemgedrag gevormd worden.
Inductie is de formulering van theorie en hypothesen over het gedrag.
Deductie is het afleiden van toetsbare voorspellingen.
Toetsing is het nagaan van de juistheid van de voorspellingen a.d.h.v. nieuw materiaal.
Analyse van de aanvraag leidt tot informatie over het referentiekader van de verwijzer en tot kennis over de relatie tussen diagnosticus en verwijzer.
Analyse van de hulpvraag omvat de exploratie van de belevingswereld van de cliënt.
Bij de diagnostisch scenario wordt er op basis van de hulpvraag, aanvraag en reflectie van de diagnosticus wordt een voorlopige theorie over de cliënt geformuleerd.
Uit een hypothese zijn concrete en verifieerbare voorspellingen uit af te leiden.
Bij argumentatie worden de uitkomsten van afname en scoring teruggekoppeld naar de hypothesen en voorspellingen.
Verslag bevat de resultaten van het diagnostisch onderzoek voor de verwijzer.
Kernbegrippen hoofdstuk 2: Kwaliteit van diagnostiek
Diagnostisch referentiekader. Er zijn drie soorten: individuele verschillen, ontwikkeling en context. Dit bepaalt hoe een diagnosticus gedragingen beschrijft, begrijpt en verklaart.
Klassieke testtheorie: Foutenmodel
Moderne testtheorie: Theorie over een gedraging (latente trek)
Individuele verschillen referentiekader: Modellen die hieronder vallen beschrijven een aantal kwantitatieve dimensies waarop gedragingen van personen verschillen
Ontwikkelings-referentiekader: Modellen gaan over de ontwikkeling van gedragingen door de tijd heen, bijv. m.b.v. lineaire, negatief versnellende of exponentiële toename van een gedraging of stadiummodellen
Contextoriëntatie-referentiekader: Modellen gaat om de effecten van een interventie op de toe-/afname van een gedraging, bijv. m.b.v. variantieanalyse
Standards for Educational and Psychological Tests: Criteria om tests, testpraktijken en testgebruik te evalueren
Standaardmeetfout (Se): De spreiding in de errorscores. Bij een hoge betrouwbaarheid is deze laag.
Klinisch georiënteerde diagnosticus: Diagnosticus die zijn ervaring, kennis en theorieën gebruikt om tot de diagnose en het advies te komen
Statistisch georiënteerde diagnosticus: Diagnosticus die een formule, ontwikkeld d.m.v. empirisch onderzoek, gebruikt om tot een diagnose en advies te komen
Availability-heuristiek: De neiging om gebeurtenissen waarschijnlijker te achten, als deze snel in het geheugen op te roepen zijn
Foreclosure: Het voortijdig stoppen met zoeken naar verklaringen
Test fairness: Het ontbreken van bias, gelijke behandeling van personen in het testproces, gelijkheid van de uitkomsten van het testen, gelijke gelegenheid om iets te leren
Kernbegrippen hoofdstuk 3: Het diagnostisch gesprek
Intake-/aanmeldingsgesprek: Gesprek met als doel informatieverzameling en het opbouwen van een goede, professionele werkrelatie
Onvoorwaardelijke positieve acceptatie: De gespreksleider accepteert en respecteert de patiënt zoals hij is
Empathie: Het vermogen tot inleven in de wereld en beleving van de patiënt
Echtheid: De gespreksleider is zich bewust van eigen gedachten, gevoelens, vooroordelen, waarden en normen, ook in de relatie met zijn patiënt
Rapport: Een positieve werkrelatie met een patiënt
Crisisinterventiegesprek: Gesprek om de crisis waarin de cliënt verkeert te verlichten
Adviesgesprek: Gesprek waarin wordt besproken hoe de hulpverlener de problematiek en de hulpvraag ziet en een advies wordt uitgebracht over eventuele behandeling
Gestructureerd interview: Interview waarin voorgeschreven vragen staan. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen breed (relatief oppervlakkig) en diep (één stoornis/cluster)
Semi-gestructureerd interview: Interview waarin voorgeschreven vragen staan, maar de hulpverlener bepaald of de vraag van toepassing is/gesteld moet worden
Positief etiketteren: Hierbij worden gedragingen van de patiënt in een positieve context geplaatst
Judoachtige benadering: Hierbij voorkomt de gespreksleider strijd met de patiënt door mee te gaan met de visie van de patiënt met als doel ruimte te creëren voor zijn eigen visie
Kernbegrippen hoofdstuk 4: Gedragsobservatie
Observatie: Waarneming, met de bedoeling conclusies te trekken
Beoordelingsschalen: Schriftelijke gedragsbeoordeling m.b.v. psychologische kennis
Observatieschaal: Schriftelijke gedragsbeoordeling m.b.v. observatie
Leniency-effect: De neiging om vrienden en bekenden hoger in te schatten op bepaalde eigenschappen
Halo-effect: De neiging om alle eigenschappen te beoordelen in de richting van een algemene indruk, i.p.v. op zichzelf staan
Logica-fout: De neiging om gelijksoortige oordelen te geven op eigenschappen die logisch met elkaar verbonden lijken te zijn, hoewel die eigenschappen in werkelijkheid geheel los van elkaar kunnen staan
Contrastfout: De neiging om anderen tegengesteld aan zichzelf op een bepaalde eigenschap te beoordelen
Actor-observatorfenomeen: De neiging om de oorzaak van het eigen gedrag bij externe factoren te leggen, maar het gedrag van anderen bij stabiele persoonlijkheidskenmerken
Toegankelijkheid-bias: De neiging om directe beschikbaarheid van bepaalde informatie te gebruiken
Eerste indruk-bias: De neiging om vast te houden aan de eerste indruk, i.p.v. aan te passen aan latere informatie
Gestandaardiseerde observatie: Observatie waarbij vooraf bepaald is op welke gedragingen gelet wordt
Molair niveau: Grotere, betekenisvolle eenheden
Moleculair niveau: Kleinere eenheden
Selectiviteit: Er wordt slechts een select deel waargenomen
Event sampling: Binnen een bepaalde tijdsduur wordt alleen geobserveerd en geregistreerd als de gedraging zich voordoet
Time sampling: Op vaste tijdstippen wordt het gedrag geobserveerd, ongeacht of het zich voordoet of niet
Kernbegrippen hoofdstuk 5: Projectietest
Projectieve methoden: Ongestructureerde taken waarbij het aan de cliënt is om daar enige structuur aan te geven.
Associatiemethoden: Er dient met het eerste woord of waarneming die iemand te binnen schiet, gereageerd te worden op een stimulus
Constructiemethoden: De onderzochte heeft als taak iets te produceren in een stimulussituatie
Afmaakmethoden: Een incomplete taak dient door de onderzochte afgemaakt te worden
Keuze-/ordeningsmethoden: Hierbij kiest de onderzochte uit een aantal alternatieven naar eigen voorkeur, of worden een aantal stimuli gerangschikt
Expressieve methoden: De onderzochte wordt gevraagd iets te tekenen
Functionele diagnostiek: Diagnostiek is toe te passen op hoe mensen op dat moment reageren en zich gedragen
Fenomenologische interpretatiewijze: Richt zich op het waarnemingsproces en de vormkenmerken van de antwoorden
Psychodynamische interpretatie: Nadruk ligt op de verbale inhoud van de antwoorden
Interpreteren: Herdefiniëren of herstructureren van iets door de presentatie van een andere beschrijving
Kernbegrippen hoofdstuk 6: Intelligentie
Intelligentiequotiënt: Ratio tussen de mentale leeftijd en de kalenderleeftijd
g: Algemene intelligentie
s: Testspecieke factor
Vloeiende intelligentie: Inductief redeneren
Gekristalliseerde intelligentie: Verbale vermogens
Wechsler Adult Intelligence Scale III: Test die verschillende cognitieve vaardigheden meet
Kaufman intelligentietest voor Adolescenten en Volwassenen (KAIT)
Test met een kern van zes subtaken, drie voor vloeiende intelligentie, drie voor gekristalliseerde intelligentie. Daarnaast is er nog een extra vloeiend onderdeel, een extra gekristalliseerd onderen en twee geheugentakenGroninger Intelligentie Test-2: Test met 9 subtests
Raven’s Progressive Matrices: Test meet alleen de vloeiende intelligentie
Nederlandse Leestest voor Volwassenen: Test om de premorbide intelligentie te schatten bij mensen met een hersenbeschadiging
Flynn-effect: Het effect dat bij niet-verbale intelligentietests de gemiddelde score van de bevolking gemiddeld met vijf IQ-punten stijgt per tien jaar
Kernbegrippen hoofdstuk 7: Neuropsychologisch onderzoek
Klinische neuropsychologie: Het hele bereik van wetenschap tot diagnostiek en behandeling op het gebied van de relaties tussen hersenstoornissen en gedrag
Lokalisationisme: Hierbij wordt de nadruk gelegd op de specifieke gedragsgevolgen van stoornissen in afzonderlijke hersendelen
Holisme: Hierbij wordt de nadruk gelegd op algemene gedragsgevolgen van stoornissen waar dan ook in de hersenen
Afasie: Een door hersenletsel veroorzaakte stoornis in het hanteren van taal
Apraxie: Een door hersenletsel veroorzaakte stoornis in het begrijpen van zintuiglijke waarnemingen
Experimentele stroming: Gebruikt tests om te bepalen in welke mate de cliënt in staat is een cognitieve functie uit te voeren, niet om een stoornis te meten
Neuro-imaging-onderzoek: Beeldvormende technieken die onderverdeeld kunnen worden in elektrische afleidingen, structurele beeldvorming en functionele beeldvorming
Centraal-executieve functies: Functies die te maken hebben met plannen, coördineren en controleren
Klinimetrische instrumenten: Instrumenten gericht op het meten van de gevolgen van ziekte en afwijkingen
Multiconditionaliteit: Scores op neuropsychologische tests worden door meerdere condities dan alleen hersenstoornissen beïnvloed
Sensitiviteit: Dit geeft aan hoe vaak een ongunstige testscore voorkomt bij personen met de betreffende diagnose
Specificiteit: Dit geeft aan hoe vaak een gunstige testscore voorkomt bij personen zonder die diagnose
Kernbegrippen hoofdstuk 8: Persoonlijkheidvragenlijst
Persoonlijkheid: Min of meer stabiele eigenschappen van een persoon, die consistent zijn over verschillende situaties en waardoor de persoon verschilt van anderen
Interne consistentie methode: Items worden gebundeld op basis van de empirische gevonden structuur of verbondenheid
Rationele methode: Items worden gebundeld op basis van overeenkomende kenmerken, berust op oordeel van deskundigen
Empirische methode: Items worden geïdentificeerd die discrimineren tussen proefgroepen die op het beoogde aspect verschillen, deze worden vervolgens tot een schaal samengevoegd
Item Response Theorie (IRT): Moderne psychometrie, die bestaat uit een verzameling mathematische modellen om unidimensionele schalen te construeren
Sociale wenselijkheid: De neiging om sociaal wenselijke antwoorden te geven
Acquiescence: Items worden bevestigend dan wel ontkennend beantwoord zonder dat op de inhoud van items is gelet
Convergerende validiteit: Schalen die dezelfde constructen pretenderen te meten, hangen hoog met elkaar samen
Divergerende validiteit: Schalen die verschillende construten pretenderen te meten, hangen niet of weinig met elkaar samen
Kernbegrippen hoofdstuk 9: Algemene en specifieke vragenlijsten
Kwaliteit van leven: De perceptie van personen van hun positie in het leven, bezien tegen de context van culturele en waardesystemen waarin zij leven in relatie tot hun doelen, verwachtingen en standaarden
Health and Disease Inventory: Test om een beeld te krijgen van de gevolgen van kanker en het aanpassen van de ziekte bij kankerpatiënten
Medisch Psychologische Vragenlijst voor Hartpatiënten: Test om het welbevinden, de sociale geremdheid, het invaliditeitsbeleven en de ontstemming van hartpatiënten te meten
Coping met Pijn Vragenlijst: Test gericht op het controleren en kunnen verminderen van pijn
Symptom Checklist-90: Veelgebruikte vragenlijst om psychopathologie te meten
RAND-36: Test die de drie dimensies van kwaliteit van leven meet, inclusief twee vragen over de algemene gezondheid
Hopkins Symptom Checklist: Test die zich richt op het psychische en fysieke onwelbevinden
General Health Questionnaire: Test specifiek gericht op het psychische onwelbevinden van cliënten
Multidimensionele Vermoeidheidsindex: Test die zowel de algemene vermoeidheid als vier dimensies van de aanhoudende vermoeidheid meten
Groninger Activiteiten Restrictie Schaal: Test die de mate waarin het individu in staat is zelfstandig te functioneren meet
Centre for Epidemiological Studies - Depression Scale: Test die depressieve symptomen meet
Kernbegrippen hoofdstuk 10: Computerdiagnostiek
Toestandsangst: Angst die op het moment van de vragenlijst invullen wordt beleefd
Dispositie-angst: Angst in het algemeen
Kernbegrippen hoofdstuk 11: Rapportage en ethiek
Online psychotherapie/psychodiagnostiek: Psychotherapie/psychodiagnostiek waarbij computers worden gebruikt
Neuropsychologische computerdiagnostiek: Het ontdekken en lokaliseren van hersenbeschadiging van een klinisch expert m.b.v. computers
Computergegenereerde rapportages: Rapportages die opgesteld worden m.b.v. computers
Adaptief testen: De computer past de moeilijkheid van de vragen aan het niveau van de cliënt aan
Kernbegrippen hoofdstuk 12: Dynamische en persoonlijkheidsdiagnostiek aan de hand van de NVM
Psychologisch rapport: De neerslag en het tastbare eindproduct van het diagnostisch proces
Shotgun approach: Benaming als een rapport een overmaat aan ongestuurde informatie geeft
Barnum-statements: Benaming als de formulering van een rapport te algemeen is
‘Nou en?’-criterium: Informatie die niet bijdraagt aan het beter begrijpen van de cliënt is niet relevant en kan men beter schrappen
Kernbegrippen hoofdstuk 14: Aanvullende informatie bij dementiecasus
Dementie: Ziekte veroorzaakt probleem met het geheugen, de oriëntatie, waarneming, psychomotoriek, het doelgericht handelen en nog meer cognitieve functiegebieden
Kernbegrippen hoofdstuk 15: Aanvullende informatie bij forensische casus
Forensische psychodiagnostiek: Hierbij draait het om waarheidsbevinding, de uitkomsten kunnen juridische consequenties hebben
Toerekeningsvatbaarheid: De mate waarin de verdachte op het moment van de misdaad mentaal en emotioneel in staat was om het verschil tussen goed en kwaad te kennen en daar naar te handelen
Risicotaxatie: Hiermee worden de kenmerken van de cliënt die de kans op terugval vergroten, ingeschat
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3515 | 2 |
Add new contribution