TentamenTests bij Psychological diagnostics in health care van Luteijn en Barelds - 4e druk
- Hoe verloopt het diagnostisch proces? - TentamenTests 1
- Hoe meten we de kwaliteit van diagnostiek? - TentamenTests 2
- Hoe verlopen gesprekken in de diagnostiek? - TentamenTests 3
- Hoe verloopt gedragsobservatie in de klinische psychologie? - TentamenTests 4
- Wat zijn indirecte methoden? - TentamenTests 5
- Hoe meten we intelligentie? - TentamenTests 6
- Welke vragen en methoden bestaan er in de neuropsychologie? - TentamenTests 7
- Wat zijn persoonlijkheidsvragenlijsten? - TentamenTests 8
- Hoe worden vragenlijsten gebruikt bij het meten van problemen? - TentamenTests 9
- Wat is klinische computerdiagnostiek? - TentamenTests 10
- Wat zijn de ethische aspecten van diagnostiek en hoe werkt rapportage? - TentamenTests 11
- Wat is dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek? - TentamenTests 12
- Hoe verloopt een diagnostisch besluitvormingsproces? - TentamenTests 13
- Hoe verloopt het diagnostisch proces bij dementie? - TentamenTests 14
- Hoe verloopt het forensisch psychodiagnostisch onderzoek? - TentamenTests 15
Hoe verloopt het diagnostisch proces? - TentamenTests 1
MC-vragen
Vraag 1
Wat is een diagnostisch proces?
- Als niet-wetenschappelijk gereguleerd denk- en doe-proces dat tot verantwoorde uitspraken leidt over het gedrag of een probleem van de cliënt.
- Als wetenschappelijk gereguleerd denkproces dat tot verantwoorde uitspraken leidt over het gedrag of een probleem van de cliënt.
- Als wetenschappelijk gereguleerd denk- en doe-proces dat tot verantwoorde uitspraken leidt over het gedrag of een probleem van de cliënt.
- Als wetenschappelijk gereguleerd doe-proces dat tot verantwoorde uitspraken leidt over het gedrag of een probleem van de cliënt.
Vraag 2
Welke uitspraak klopt?
- Alleen de aanvraag van de verwijzer is van belang
- Alleen de hulpvraag van de cliënt is van belang
- Zowel de aanvraag van de verwijzer als de hulpvraag van de cliënt zijn van belang
Open vragen
Vraag 1
Wat zijn de vijf basisvragen binnen de klinische psychodiagnostiek?
Vraag 2
Welke fasen doorloop je binnen de diagnostische cyclus?
Vraag 3
Uit welke stappen bestaat het diagnostisch onderzoek?
Antwoordindicatie MC-vragen
Vraag 1
C. Als wetenschappelijk gereguleerd denk- en doe-proces dat tot verantwoorde uitspraken leidt over het gedrag of een probleem van de cliënt.
Vraag 2
C. Zowel de aanvraag van de verwijzer als de hulpvraag van de cliënt zijn van belang.
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Onderkenning, verklaring, predictie, indicatie, evaluatie.
Vraag 2
De diagnostische cyclus omvat de volgende fases: observatie, inductie, deductie, toetsing en evaluatie.
Vraag 3
Het diagnostisch onderzoek bestaat uit zes stappen: (1) hypothesevorming; (2) keuze van onderzoeksmiddelen; (3) formulering van toetsbare voorspellingen; (4) afname en scoring van de tests; (5) argumentatie met een samenvatting van der resultaten van het onderzoek; en (6) verslag.
Hoe meten we de kwaliteit van diagnostiek? - TentamenTests 2
Open vragen
Vraag 1
Welke drie referentiekaders zijn er binnen de psychodiagnostiek?
Vraag 2
Wat houdt het simple-structure idee van Thurstone in?
Vraag 3
Er zijn 7 criteria waarop tests worden beoordeeld volgens de APA. Geef 3 van deze criteria.
Vraag 4
Wat is het verschil tussen een klinisch en statistisch georiënteerde diagnosticus?
Vraag 5
Er zijn vier verschillende punten in het informatieverwerkingsproces waar vertekeningen, ook wel heuristieken, kunnen voorkomen. Als voorbeeld bij het werven van informatie kan het beschikbaarheidsheuristiek voorkomen. Noem de andere drie punten waar vertekeningen voor kunnen komen.
Vraag 6
In de psychologische diagnostiek zijn er ethische regels waar leden zich aan moeten houden. Noem drie voorbeelden van ethische regels.
Vraag 7
Wat zijn de drie belangrijkste punten voor test fairness?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
De drie referentiekaders zijn: (1) individuele verschillen; (2) ontwikkeling; en (3) context.
Vraag 2
Het simple-structure idee van Thurstone houdt in dat alle variabelen die worden gemeten onafhankelijk van elkaar zijn, zo dat je ook écht verschillende dingen meet en niet twee dingen die heel veel overlap vertonen. Dit wordt bekeken met behulp van een factoranalyse.
Vraag 3
Drie van onderstaande punten:
- Uitgangspunten van de testconstructie;
- Kwaliteit van het testmateriaal;
- Kwaliteit van de handleiding;
- Kwaliteit van de normen;
- Kwaliteit van de betrouwbaarheidsgegevens;
- Begripsvaliditeit
- Criteriumvaliditeit.
Vraag 4
Een klinisch georiënteerde statisticus probeert door middel van dialogen met de cliënt meer te weten te komen over hem of haar. Ook maakt de klinische diagnosticus veel gebruik van zijn of haar eigen ervaring en intuïtie om tot een diagnose te komen. De statistische diagnosticus houdt zich veel meer bezig met formule en tests en met het vergelijken van de cliënt met een normgroep om tot een diagnose te komen.
Vraag 5
- Bij de verwerking;
- Bij het beoordelen van de uitkomst van de informatie;
- Bij het omgaan met feedback: geen zicht op kans.
Vraag 6
Noem 3 van onderstaande punten.
- geen discriminatie;
- geen misbruik maken op basis van je macht;
- alleen een professionele relatie is toegestaan;
- geen middelen hanteren die de cliënt zijn welzijn aantast;
- geheimhouding;
- dossier minimaal één jaar bewaren en ontoegankelijk houden voor niet-bevoegden;
- de cliënt mag altijd beslissen over het aangaan en beëindigen van een professionele relatie.
Vraag 7
Het belangrijkste bij test fairness is dat er geen sprake is van bias of vertekening. Ten tweede moet er een gelijke behandeling van personen in het testproces is. Ten slotte moet het voorkomen worden dat een geteste zelf oneerlijk is of zich anders voordoet.
Hoe verlopen gesprekken in de diagnostiek? - TentamenTests 3
Open vragen
Vraag 1
Welke twee doelen staan centraal in een intakegesprek?
Vraag 2
Wat betekent het als er een heteroanamnese gedaan wordt?
Vraag 3
Noem de voor- en nadelen van het gestructureerde interview.
Vraag 4
Obstakels tijdens een intakegesprek kunnen voorkomen bij de gespreksleider, de cliënt en bij de interactie tussen cliënt en gespreksleider. Noem bij elk van de drie domeinen een voorbeeld van een obstakel.
Vraag 5
Welke andere soorten gesprekken kunnen nog plaatsvinden in het intakegesprek?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Het belangrijkste doel van een intakegesprek is informatieverzameling en dan vooral informatie die antwoord geeft op de verwijsvraag. Een ander belangrijk doel is een relationeel doel, wat inhoudt dat er een goede werkrelatie wordt opgebouwd.
Vraag 2
Bij heteroanamnese worden ook goede bekenden en familie van de cliënt betrokken bij het proces.
Vraag 3
Voordelen:
- beter vast te stellen en hogere betrouwbaarheid
- betere inschatting ernst van de klachten
- vermindering van informatie- en criteriumvariantie
- grotere omvattendheid die onderzocht wordt
Nadelen:
- afname kost veel tijd en geld
- hulpverlener moet goed getraind worden
- relatief weinig aandacht voor de motivatie en context van de cliënt
Vraag 4
Obstakel bij de gespreksleider is dat hij geen emotioneel beladen onderwerp moet aansnijden, omdat dit moeilijk is om over te praten. Obstakel bij de cliënt is dat deze korte antwoorden kan geven en een laag tempo heeft. Sommige cliënten hebben baat bij een speciale manier van aanpak en moeten zich eerst op hun gemak voelen. Obstakels in de interactie zijn de verkeerde balans van informatie: de gespreksleider weet heel veel over de cliënt, maar dit is andersom niet het geval.
Vraag 5
In het intakegesprek kan je nog te maken hebben met een crisisgesprek en een adviesgesprek.
Hoe verloopt gedragsobservatie in de klinische psychologie? - TentamenTests 4
MC-vragen
Vraag 1
Welke stelling is juist?
Gestructureerde observatie…
- Gaat uit van observatie van een aantal gedragingen die vooraf niet worden vastgesteld
- Gaat uit van observatie van een aantal gedragingen die vooraf worden vastgesteld
- Gaat uit van observatie van alle gedragingen die plaatsvinden
Open vragen
Vraag 1
Wat houdt de term “reactiviteit” in?
Vraag 2
Wat is het verschil tussen event sampling en time sampling?
Vraag 3
Welke twee heuristieken zijn met name van invloed op observatie in een klinische context?
Vraag 4
Wat is Expressed Emotion (EE)?
Antwoordindicatie MC-vragen
Vraag 1
B. Gestructureerde observatie gaat uit van observatie van een aantal gedragingen die vooraf worden vastgesteld.
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Reactiviteit houdt in dat de cliënt zich waarschijnlijk iets anders zal gedragen als hij weet dat hij geobserveerd wordt.
Vraag 2
Time sampling houdt in dat gedrag op vaste tijdstippen word geobserveerd. Dit wordt gekozen als men een indruk wil krijgen in hoe variabel iemand zijn of haar gedrag is.
Event sampling houdt in dat er alleen wordt geobserveerd wanneer het gedrag voorkomt. Dus, als iemand geïnteresseerd is in buikpijn, dan wordt er bij event sampling alleen gekeken naar wanneer het kind buikpijn heeft. Dit wordt vaak gekozen wanneer men geïnteresseerd is in de inhoud, kwaliteit en frequentie van het gedrag.
Vraag 3
- Toegankelijkheid/availability bias = de directe beschikbaarheid van bepaalde herinneringen.
- Eerste indruk/halo-effect = de neiging van mensen om vast te houden aan de eerste indruk die zij hebben.
Vraag 4
Expressed Emotion gaat over de mate van kritiek en de mate van emotionele betrokkenheid in de houding van een familielid van een cliënt.
Wat zijn indirecte methoden? - TentamenTests 5
Open vragen
Vraag 1
Er zijn vijf redenen waarom indirecte methoden een toegevoegde waarde hebben in het diagnostisch proces. Noem hiervan drie redenen.
Vraag 2
In welke categorieën kunnen de indirecte methoden worden onderverdeeld?
Vraag 3
Wat zijn de twee basisregels voor een gestructureerde interpretatie?
Vraag 4
Is de volgende stelling waar? "Projectieve tests hebben een goede betrouwbaarheid en validiteit."
Vraag 5
Noem een voorbeeld van een projectieve test.
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Projectieve tests hebben toegevoegde waarde omdat: (1) ze informatie kunnen geven over processen waar de cliënt zelf geen inzicht in heeft; (2) ze minder gevoelig zijn voor sociale wenselijkheid doordat het doel niet duidelijk is; (3) het staat mogelijk ook functionele diagnostiek toe; (4) ze kunnen helpen om de impliciete processen in kaart te brengen; (5) ze kunnen de validiteit verhogen als er meerdere verschillende methoden worden gebruikt. Een goed antwoord als drie van bovenstaande redenen genoemd zijn.
Vraag 2
Alle indirecte methoden kunnen ingedeeld worden in de volgende categorieën: afmaakmethoden, expressieve methoden, associatiemethoden, keuze- of ordeningsmethoden, en constructiemethoden.
Vraag 3
Er zijn twee basisregels vanuit de hermeneutiek (de uitlegkunde):
- Een dialectiek tussen enerzijds het te interpreteren element en anderzijds de context van het element,
- Convergentie en geen divergentie van betekenissen.
Vraag 4
Niet waar.
Vraag 5
Voorbeelden van projectieve tests zijn de Rorschach test, de TAT of de Zinaanvultest.
Hoe meten we intelligentie? - TentamenTests 6
Open vragen
Vraag 1
Wat is het verschil tussen vloeiende (fluid) en gekristalliseerde (crystallized) intelligentie?
Vraag 2
Wat houdt het Flynn-effect in?
Vraag 3
Wat zijn de gevolgen van het Flynn-effect voor intelligentietests?
Vraag 4
Waarvoor is IQ een goede voorspeller?
Vraag 5
Er kunnen bij het gebruik van intelligentietests in neuropsychologische vraagstellingen drie niveaus worden onderscheiden. Welke zijn dit?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Het fluid IQ geeft het intelligentieniveau weer wanneer iemand wordt geconfronteerd met niet eerder opgeloste problemen, het crystallized IQ geeft een indicatie van het mentaal functioneren dat vooral door school en ervaring wordt gecreëerd.
Vraag 2
Het Flynn-effect houdt in dat bij niet-verbale intelligentietests de gemiddelde score van de bevolking gemiddeld met vijf IQ-punten stijgt per tien jaar.
Vraag 3
Normen voor intelligentietests verouderen snel en tests worden minder betrouwbaar vanwege de overschatting van het intelligentieniveau.
Vraag 4
Schoolsucces en leervaardigheid.
Vraag 5
- Niveau van de testprestatie (het actuele niveau);
- Niveau van inventarisatie van stoornissen, waarbij de intelligentietest wordt gebruikt als neuropsychologische test om te kijken of er sprake is van achteruitgang in specifieke gebieden;
- Medische oorzaken voor de gedragsproblemen.
Welke vragen en methoden bestaan er in de neuropsychologie? - TentamenTests 7
Open vragen
Vraag 1
Wat houdt lokalisationisme in? En wat houdt holisme in?
Vraag 2
Hoe is de hedendaagse kijk op het lokalisationisme en holisme?
Vraag 3
Welke drie belangrijke misverstanden doen zich vaak voor met betrekking tot het neuropsychologisch onderzoek?
Vraag 4
Welke drie soorten vraagstellingen zijn er binnen de neuropsychologische diagnostiek?
Vraag 5
In welke vier categorieën kunnen de huidige neuropsychologische meetinstrumenten worden ingedeeld?
Vraag 6
Op welke vier gebieden zijn er problemen met de interpretatie van een NPO?
Vraag 7
Leg de begrippen sensitiviteit en specificiteit uit.
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
- Lokalisationisme houdt in dat stoornissen in een specifiek hersengebied leiden tot specifieke gedragsveranderingen.
- Het holisme legt de nadruk op algemene gedragsgevolgen als gevolg van stoornissen in de hersenen als geheel en dus niet in specifieke hersengebieden.
Vraag 2
Tegenwoordig overheerst de gedachte dat hersendysfuncties zowel selectieve (lokalisatie) als meer algemene gevolgen hebben.
Vraag 3
Neuropsychologisch is niet multidisciplinair. Dit klopt niet: neuropsychologisch onderzoek houdt zich niet alleen bezig met het cognitief en intellectueel functioneren van iemand, maar ook met de emotionele en sociale factoren, de persoonlijkheid en het dagelijkse functioneren.
Het antwoord (de verklaringsvraag) is een medische diagnose of een lokalisatie.
De neuropsycholoog moet zich beperken tot de vraagstelling zoals geformuleerd door de opdrachtgever.
Vraag 4
- Wat is het cognitieve profiel van de patiënt? Dus: welke stoornissen zijn er in gedrag, cognitie en emotie?
- Wat is de relatie tussen gedrag en hersenbeschadiging in gevallen waar de beschadiging al is aangetoond?
- Wat is de relatie tussen gedrag en hersenbeschadiging in gevallen waar de beschadiging nog niet is aangetoond?
Vraag 5
- Algemene niveau- en screeningstests;
- Specifieke tests voor het cognitieve functioneren, opgedeeld in functiedomeinen;
- Tests voor emotioneel functioneren, persoonlijkheid en attitudes;
- Klinimetrische methoden.
Vraag 6
De testvoorwaarden, het premorbide functioneren, de multiconditionaliteit en de verhouding tussen sensitiviteit en specificiteit.
Vraag 7
Sensitiviteit geeft aan hoe vaak een ongunstige testscore (dat wil zeggen een score onder een bepaalde cut-off waarde) voorkomt bij personen met een diagnose. Met andere woorden: mensen met een diagnose in het echte leven, worden volgens een bepaalde test niet geclassificeerd.
Specificiteit houdt in hoe vaak een gunstige testscore (dat wil zeggen: een score boven een bepaalde cut-off waarde) voorkomt bij mensen zonder een diagnose. Dit zijn dus ‘gezonde’ mensen, die volgens de test wel een diagnose hebben.
Wat zijn persoonlijkheidsvragenlijsten? - TentamenTests 8
Open vragen
Vraag 1
Hoe kan persoonlijkheid het best worden gedefinieerd?
Vraag 2
Welke vijf stappen worden doorlopen bij het ontwikkelen van een persoonlijkheidsvragenlijst?
Vraag 3
Op welke drie manieren kunnen items gegroepeerd worden?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Persoonlijkheid kan worden gedefinieerd als de min of meer stabiele eigenschappen van iemand die gelijk blijven over verschillende situaties.
Vraag 2
- Het formuleren van het construct: specificeren welke persoonlijkheidskenmerken je wil meten;
- Items ontwikkelen die aansluiten bij het doel van de vragenlijst;
- Items controleren om te kijken of ze voldoen aan de criteria;
- Items bundelen tot schalen;
- Onderzoeken van de betrouwbaarheid en validiteit.
Vraag 3
- Beoordelaars voegen items samen die volgens hen hetzelfde kenmerk meten. Dit wordt de a-priori of rationele methode genoemd.
- De interne-consistentiemethode houdt in dat op grond van een empirisch gevonden structuur of samenhang items tot schalen worden samengevoegd.
- De empirische methode houdt in dat items die goed discrimineren (onderscheid maken) tussen proefgroepen samengevoegd worden tot een schaal.
Hoe worden vragenlijsten gebruikt bij het meten van problemen? - TentamenTests 9
Open vragen
Vraag 1
Wanneer worden algemene psychopathologievragenlijsten ingezet? En wanneer specifieke tests?
Vraag 2
Welke drie soorten klachten vallen onder de term distress klachten?
Vraag 3
Op welke drie theorieën is de Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag gebaseerd?
Vraag 4
Bij welke drie diagnostische vraagstellingen worden algemene vragenlijsten vooral ingezet? Kies uit: onderkenningsvragen, verklaringsvragen, predictievragen, indicatievragen en evaluatievragen.
Vraag 5
Bij welke diagnostische vraagstellingen worden specifieke vragenlijsten vooral ingezet? Kies uit: onderkenningsvragen, verklaringsvragen, predictievragen, indicatievragen en evaluatievragen.
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Algemene psychopathologievragenlijsten worden in de GGZ gebruikt om een algemeen beeld van het psychisch functioneren van een persoon te krijgen. Op basis van de scores op dergelijke tests kan worden besloten specifieke tests in te zetten.
Vraag 2
De klachten die hieronder vallen zijn depressieve klachten, angstklachten en somatische klachten.
Vraag 3
De psychosomatische theorie, externaliteittheorie en de theorie van lijngericht gedrag.
Vraag 4
De algemene vragenlijsten zijn vooral van nut bij de beantwoording van predictievragen, indicatievragen en evaluatievragen.
Vraag 5
Specifieke vragenlijsten kunnen worden
Wat is klinische computerdiagnostiek? - TentamenTests 10
Open vragen
Vraag 1
Er zijn acht voordelen van computerdiagnostiek. Noem er hiervan minstens vier.
Vraag 2
Er zijn vijf nadelen van computerdiagnostiek die in het boek genoemd worden. Noem er hiervan minstens drie.
Vraag 3
Wat verstaan we onder de equivalentie van computertests en paper-and-pencil tests?
Vraag 4
Wat is het verschil tussen lineair en adaptief testen?
Vraag 5
Wat is een nadeel van online testen?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Noem minstens vier van onderstaande voordelen:
- Het scoren van tests is betrouwbaarder;
- Het berekenen van testscores is betrouwbaarder;
- Het kan een hoop tijd besparen;
- Scores kunnen direct worden vergeleken met normtabellen;
- Soms kan een systeem direct een heel rapport opstellen;
- Cliënten antwoorden eerlijker;
- Er kan gebruik worden gemaakt van audiovisuele technieken;
- Er is de mogelijkheid tot adaptief testen.
Vraag 2
De nadelen van computerdiagnostiek zijn: (1) de aanbiedingsvorm is anders: er worden maar een beperkt aantal items aangeboden; (2) participanten kiezen sneller voor de antwoordoptie die direct in beeld komt; (3) een rapport kan scores op individuele items negeren terwijl deze voor een psycholoog juist bruikbaar en interessant zijn; (4) de interpretatie van scores is niet altijd empirisch onderbouwd; (5) de veiligheid van tests en testscores kan in het geding komen. Minstens drie noemen van bovengenoemde nadelen.
Vraag 3
De equivalentie van computertests en paper-and-pencil tests gaat over dat paper-and-pencil testen vaak zonder nader onderzoek worden overgenomen op de computer.
Vraag 4
Van lineair testen is sprake als elke proefpersoon dezelfde hoeveelheid items op dezelfde manier aangeboden krijgt, in dezelfde volgorde. Bij adaptief testen wordt de moeilijkheid aangepast aan het niveau van de cliënt.
Vraag 5
De tests die online worden aangeboden zijn vaak niet empirisch onderbouwd, niet betrouwbaar, niet valide en niet genormeerd. Dit is ongewenst, omdat ‘gewone mensen’ deze tests soms gebruiken voor zelfdiagnose.
Wat zijn de ethische aspecten van diagnostiek en hoe werkt rapportage? - TentamenTests 11
Open vragen
Vraag 1
Wat zijn de vier belangrijkste principes uit de beroepsethiek die zijn opgesteld door het NIP?
Vraag 2
Welke drie domeinen vallen onder de deskundigheid van de psycholoog, volgens het NIP?
Vraag 3
Wat wordt verstaan onder vertrouwelijkheid?
Vraag 4
Waar of niet waar?
De cliënt heeft tijdens het PO (psychodiagnostisch onderzoek) recht op alle informatie.
Vraag 5
Waar of niet waar?
De cliënt kan in sommige gevallen gedwongen worden aan een PO mee te doen, zoals bijvoorbeeld in rechtszaken.
Vraag 6
Op welke drie manieren kan het onderzoeksrapport gestructureerd worden?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Verantwoordelijkheid, integriteit, respect en deskundigheid.
Vraag 2
- De theoretische kennis en vaardigheden van de psycholoog;
- Dat een psycholoog zijn eigen grenzen en beperkingen kent;
- Het juiste verloop van een psychodiagnostisch onderzoek.
Vraag 3
Vertrouwelijkheid heeft te maken met een vertrouwelijke behandeling van alle informatie die bij de psycholoog bekend is. De cliënt en de psycholoog moeten hiervoor voorafgaand aan het psychodiagnostisch onderzoek afspraken met elkaar hebben gemaakt. De cliënt moet zelf toestemming geven voor het doorgeven van informatie over hem of haar aan derden. Ook heeft vertrouwelijkheid te maken met het dossier van een cliënt.
Vraag 4
Waar.
Vraag 5
Niet waar.
Vraag 6
- Rondom de cliënt;
- Rondom de diagnostische methoden;
- Rondom de vraagstelling/hypothesen.
Wat is dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek? - TentamenTests 12
Open vragen
Vraag 1
Wat is het verschil tussen beschrijvende (descriptieve) en structurele psychodiagnostiek?
Vraag 2
Wat houdt 'the rich get richer' in?
Vraag 3
Welke drie niveaus van persoonlijkheidsorganisatie (PO) onderscheidde Kernberg?
Vraag 4
Doordat er verschillende schalen zijn van de NVM waar betekenis aan wordt toegekend, zijn er ook meerdere vormen van validiteit, waaronder soortgenootvaliditeit en construct validiteit. Wat houden deze twee vormen van validiteit in?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Beschrijvende diagnostiek kan worden omschreven als het in kaart brengen van stoornissen en klachten. Structurele diagnostiek kijkt naar de mechanismen die ten grondslag liggen aan deze klachten, zoals draagkracht, integratieve vermogens en dynamiek.
Vraag 2
Dit houdt in dat patiënten met een hoog niveau van functioneren beter reageren op behandeling dan patiënten die laag functioneren.
Vraag 3
Een neurotische persoonlijkheidsorganisatie (NP), een borderline-persoonlijkheidsorganisatie (BPO) en een psychotische persoonlijkheidsorganisatie (PPO).
Vraag 4
- De soortgenootvaliditeit is de empirisch-statistische relatie van een construct (bijv. verlegenheid) met andere constructen.
- Bij construct validiteit wordt er vooral gekeken naar de theorie. Is er op basis van literatuur een goede definitie van het construct beschikbaar en worden alle relevante aspecten van het construct gemeten?
Hoe verloopt een diagnostisch besluitvormingsproces? - TentamenTests 13
Open vragen
Vraag 1
Wat zijn de twee hoofdfases van een diagnostisch onderzoek?
Vraag 2
Wat is een voorbeeld van een diagnostische onderkennende vraag?
Vraag 3
Waar of niet waar?
Wanneer de resultaten de vooraf opgestelde hypothesen bevestigd, betekent dit dat we de hypothesen aannemen als mogelijke verklaring.
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
De eerste fase van het diagnostische onderzoek is een open informatieverzameling met als doel de problemen van de cliënt te formuleren als hypotheses. Hierbij zijn literatuuronderzoek en het kennismakingsgesprek van groot belang. De tweede fase is het testen van de hypotheses om te bepalen of de hypotheses behouden dan wel verworpen dienen te worden.
Vraag 2
Een voorbeeld van een onderkennende vraag is: Welke problemen zijn er aanwezig?
Vraag 3
Waar.
Hoe verloopt het diagnostisch proces bij dementie? - TentamenTests 14
Open vragen
Vraag 1
Wat voor soort onderzoek moet worden uitgevoerd om dementie te kunnen diagnosticeren?
Vraag 2
Waar of niet waar?
Bij de meeste individuen met dementie verergeren de klachten.
Vraag 3
Wat is de kans op dementie voor de algemene populatie?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
Neuropsychologisch onderzoek.
Vraag 2
Waar.
Vraag 3
De kans is 1%.
Hoe verloopt het forensisch psychodiagnostisch onderzoek? - TentamenTests 15
Open vragen
Vraag 1
Noem twee verschillen tussen de klinische diagnosticus vergeleken met de forensische diagnosticus.
Vraag 2
Wat wordt er bedoeld met post-dictie?
Vraag 3
Noem twee redenen waarom het voor de forensische diagnosticus lastig is om te bepalen of iemand een psychische stoornis heeft?
Vraag 4
Wat zijn de eisen die worden gesteld aan de meetinstrumenten binnen de forensische psychodiagnostiek?
Vraag 5
Wat zijn de gradaties van toerekeningsvatbaarheid?
Antwoordindicatie Open vragen
Vraag 1
De cliënt neemt niet vrijwillig deel aan het onderzoek en het welzijn van de cliënt staat niet centraal bij de forensische diagnosticus. Ook kent de forensische diagnosticus strengere regels en een aparte beroepscode.
Vraag 2
Dit houdt in dat de forensische diagnosticus pas ná dat er een misdrijf is gepleegd, moet bepalen of er sprake is van een psychische stoornis tijdens het plegen van het misdrijf.
Vraag 3
- Het bepalen hiervan kan pas gedaan worden nadat het misdrijf heeft plaatsgevonden.
- De cliënt wordt gedwongen mee te doen in het onderzoek en is daarom niet gemotiveerd.
- Er is vaak sprake van persoonlijkheidsstoornissen waardoor de cliënt geen realistisch beeld geeft.
Vraag 4
- Een multimethodisch testinstrumentarium.
- Niet alleen zelfrapportage.
- Gebruik maken van collaterale informatie.
- Gebruik maken van specifieke meetinstrumenten.
Vraag 5
- toerekeningsvatbaar;
- enigszins verminderd toerekeningsvatbaar;
- verminderd toerekeningsvatbaar;
- sterk verminderd toerekeningsvatbaar;
- ontoerekeningsvatbaar.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1743 | 1 |
Add new contribution