De Kalat bundel II: samenvattingen, oefenvragen bij Biological Psychology van Kalat
- 1985 reads
Tinbergen onderscheidt de ontogenetische verklaring (hoe gedrag of een hersenstructuur zich ontwikkelt binnen een organisme), de fysiologische verklaring (het verband tussen de fysiologische toestand van de hersenen en het gedrag), de functionele verklaring (waarom een bepaald hersenstructuur zich op een bepaalde manier heeft ontwikkeld) en de evolutionaire verklaring (relateert gedrag aan de evolutionaire geschiedenis).
Een gen is een biologische eenheid van overerving dat zijn structuur en identiteit behoudt van generatie tot generatie.
Eén manier waarop genen veranderen is door middel van mutatie (een erfelijke verandering in een DNA molecuul).
Epigenetica is het veld dat zich richt op veranderingen in genexpressie zonder aanpassing van de DNA-volgorde.
Genen worden aan- en uitgezet door bepaalde ervaringen. Door verwijdering van de acetylgroepen krijgen de histonen weer grip op het DNA en wordt het gen uitgezet. Een andere uitkomst is het toevoegen of verwijderen van methylgroepen bij de promotorgebieden aan het begin van een gen.
Sommige mensen denken dat een bepaald lichaamsdeel dat of een bepaalde functie die niet wordt gebruikt, in volgende generaties ook in mindere mate doorgegeven zal worden. De evolutie van de mens zou volgens sommigen gestopt zijn. Dit is niet het geval. Evolutie hoeft niet noodzakelijk verbetering te betekenen. Een andere misvatting is dat evolutie komt het individu of de soort ten goede zou komen.
Neuronen ontvangen informatie en geven die door aan andere neuronen via elektrochemische prikkels.
De drie belangrijkste onderdelen van de meeste neuronen zijn: het soma of cellichaam, het axon (dat deel dat impulsen doorgeeft aan andere cellen) en de dendrieten (deze dienen voor de ontvangst van informatie).
Het elektrische gradiënt is een verschil in elektrische lading binnen en buiten het membraan.
Een actiepotentiaal is een boodschap die door axonen wordt verzonden.
Het vuren van neuronen vindt plaats volgens een alles-of-nietsprincipe: wanneer de grens eenmaal overschreden is ontstaat er een actiepotentiaal met altijd dezelfde grootte en vorm.
Een synaps is de plek waar tussen twee neuronen de informatieoverdracht plaatsvindt.
Neurotransmitters zijn chemicaliën die zijn vrijgelaten door een neuron om een andere neuron te beïnvloeden.
Het herhalen van stimuli binnen een korte periode heeft een cumulatief effect (dit is temporele summatie). Met spatiële summatie wordt bedoeld dat synaptische input van gescheiden locaties hun effecten combineert op een neuron.
Hormonen worden gesynthetiseerd door de adenohypofyse en de neurohypofyse. De hypothalamus zorgt voor uitscheiding van releasing hormonen.
Een drug die het effect van een neurotransmitter blokkeert heet een antagonist; een drug die effecten nabootst of versterkt noemt men een agonist.
Onderzoekers zeggen dat een drug een affiniteit heeft voor een receptor als hij zich eraan bindt, zoals een sleutel dat heeft met een slot. De efficiëntie van een drug is zijn neiging om de receptor te activeren.
Het zenuwstelsel is onder te verdelen in het centrale zenuwstelsel (de hersenen en het ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel (alle andere zenuwen).
Het perifere zenuwstelsel bestaat uit het autonome zenuwstelsel (neuronen die informatie van en naar organen overbrengen) en het somatische zenuwstelsel (neuronen die informatie overbrengen van de zintuigen naar het CZS).
De hersenen zijn onder te verdelen in achter-, midden-, en voorhersenen.
Binnen de hersenschors (cerebrale cortex) wordt onderscheid gemaakt tussen vier kwabben: de occipitale kwab (visie), de pariëtale kwab (lichaamssensaties), de temporale kwab (horen, gevorderde visuele verwerking) en de frontale kwab (planning, recent geheugen, emoties).
De belangrijkste categorieën van methoden om hersenfuncties te onderzoeken zijn: de effecten van hersenletsel onderzoeken, de effecten van het stimuleren van een hersengebied vastleggen, breinactiviteiten vastleggen tijdens gedrag en de anatomie van de hersenen met het gedrag correleren.
Dit wil zeggen dat de organisatie van de hersenen verandert als onderdeel van normale ontwikkeling, een leerproces of na hersenbeschadiging.
De volgende fasen worden onderscheiden: proliferatie (de productie van nieuwe cellen), migratie (de verplaatsing van cellen), differentiatie (de vorming van cel naar neuron), myelinisatie (productie van vettige isolerende schedes die de transmissie van axonen mogelijk maken) en synaptogenese (het vormen van synapsen).
Bij een cerebrovascular accident (CVA) is sprake van het tijdelijk stopzetten van de bloedstroom naar een bepaald hersengebied.
Om een CVA vroeg te behandelen wordt tPA gebruikt, een medicijn dat bloedstolsels opruimt.
Een fantoomledemaat komt voor bij mensen die een amputatie hebben gehad. Deze mensen hebben dan nog steeds het gevoel dat ze hun ledemaat hebben en ze kunnen hier zelfs pijn in voelen (fantoompijn).
De trichromatische theorie is gebaseerd op de suggestie dat wij kleur waarnemen door de reacties van een aantal receptoren (elke gevoelig voor een ander bereik van golflengtes) met elkaar vergelijken.
De opponent-process theory.
De primaire visuele cortex zendt informatie naar de secundaire visuele cortex, welke de informatie verder verwerkt en het overbrengt naar overige gebieden.
Blindsight is een fenomeen waarbij schade aan het V1-gebied is ontstaan, waardoor mensen in beperkte mate kunnen reageren op visuele informatie zonder het bewust waar te nemen.
De ventrale stroom wordt ook wel het ‘wat’-pad genoemd; het is gespecialiseerd in het herkennen van objecten. De dorsale stroom wordt ook wel het ‘waar’-pad genoemd en is gespecialiseerd in het lokaliseren van objecten.
De informatie komt terecht bij de primaire auditieve cortex, A1, gelegen in de superieure temporele cortex.
Mechanische zintuigen reageren op druk, buigen of andere verdraaiingen van een receptor.
Het somatosensorische systeem is de sensatie van het lichaam en zijn bewegingen en bevat vele bronnen van informatie.
Vanuit het ruggenmerg lopen twee paden:
1. naar de thalamus en de somatosensorische cortex; en
2. van de medulla naar de thalamus en verschillende delen van het limbische systeem.
Synesthesie is de ervaring die sommige mensen hebben waarin stimulatie van één zintuig een waarneming teweegbrengt van dat zintuig, maar ook van een ander.
De volgende drie categorieën worden onderscheiden: gladde spieren, dwarsgestreepte (skelet)spieren en hartspieren.
Fast-twitch (type II) vezels zorgen voor snelle samentrekkingen en zijn hierdoor snel vermoeid, terwijl slow-twitch vezels voor minder snelle samentrekkingen zorgen en hierdoor minder snel vermoeid zijn.
- primaire motorcortex
- posterieure pariëtale cortex
- prefrontale cortex
De primaire motorcortex is belangrijk voor het maken van bewegingen maar niet voor het plannen ervan. De posterieure pariëtale cortex bepaalt de positie en de houding van het lichaam ten opzichte van de wereld. De prefrontale cortex is belangrijk voor het plannen en organiseren van een snelle volgorde van beweging.
De symptomen van de ziekte van Parkinson zijn stijfheid, spierbevingen, langzame bewegingen en moeite met het op gang brengen van lichamelijke en mentale activiteit.
L-dopa is de belangrijkste behandeling voor Parkinson.
De ziekte van Huntington wordt gekenmerkt door kronkelingen en bevingen in verschillende lichaamsdelen waardoor vrijwillige bewegingen vrijwel onmogelijk worden.
Het circadiane ritme is het dagelijkse 24-uurs ritme dat zowel dieren als mensen beschikken.
De proteïnes PER en TIM genereren het circadiale ritme.
Een polisomnografie.
Slaapapneu is een soort van slapeloosheid waarbij een verslechterde mogelijkheid tot ademhalen optreedt.
Narcolepsie wordt gekenmerkt door frequente periodes van slaperigheid gedurende de dag.
1. De originele functie van slaap is om energie te sparen.
2. Slaap draagt bij aan het geheugen.
3. Slaap draagt bij aan het versterken van herinneringen.
Volgens de activatie-synthese hypothese is een droom een representatie van de poging van het brein om betekenis te geven aan karige en verstoorde informatie.
De Clinico-anatomische hypothese stelt dat dromen worden gezien als een manier denken die plaatsvindt onder bijzondere omstandigheden.
Homeostase is temperatuurregulatie en andere biologische processen waardoor variabelen van het lichaam constant blijven rond een bepaalde set point.
Homeostase houdt de toepassing van veranderingen in naar aanleiding van de toestand van het lichaam, terwijl allostase de toepassing is van veranderingen in de situatie/omgeving.
Osmotische druk is de neiging van water om door een deels doorlatende membraan (alleen water, geen oplossingen) te stromen vanaf een gebied met weinig oplosbare concentraties naar een gebied met een hogere concentratie.
Hersengebieden die osmotische druk opmerken zijn de organum vasculosum laminae terminalis (OVLT) en het subfornicale orgaan (SFO).
Boodschappen worden vanuit de maag aan het brein doorgegeven via de vagus zenuw en de splanchnic zenuw.
Activerende effecten van geslachtshormonen kunnen zich altijd voordoen, als een hormoon tijdelijk een bepaalde respons activeert, terwijl organiserende effecten van geslachtshormonen zich meestal alleen voordoen tijdens een gevoelige periode van ontwikkeling en bepalen of het brein en het lichaam mannelijke of vrouwelijke kenmerken zullen ontwikkelen.
FSH en LH zorgen ervoor dat de eicel vrijkomt.
Progesteron zorgt ervoor dat de baarmoeder zich voorbereidt op een innesteling van een eicel.
Sekse-identiteit is hoe we ons seksueel identificeren en hoe we onszelf noemen.
De biologische verschillen tussen mannen en vrouwen noemen we sekseverschillen. De verschillen die het resultaat zijn van de manier waarop mannen en vrouwen over zichzelf denken noemen we geslachtsverschillen.
Met seksuele oriëntatie wordt bedoeld of een individu heteroseksueel of homoseksueel is georiënteerd.
Psychologen definiëren emotie in termen van de volgende drie componenten: cognities, gevoelens en acties.
Het ‘behavioral activation system’ (BAS) is geassocieerd met lage tot matige opwinding en de neiging tot toenadering: de emoties blijdschap of woede. Het ‘behavioral inhibiting sytem’ (BIS) is geassocieerd met hoge opwinding en een remming van actie: de emoties angst of walging.
Het BAS is gerelateerd aan activiteit in de linker hemisfeer; het BIS is gerelateerd aan activiteit in de rechter hemisfeer.
De amygdala speelt de grootste rol bij angst.
Benzodiazepinen worden het meest gebruikt om angst tegen te gaan.
Stress is de niet-specifieke respons van het lichaam op alles wat van het lichaam gevraagd wordt.
Het generale adaptatie syndroom is een algemene reactie op stress en bestaat uit drie fasen: de alarmfase, weerstandsfase en uitputtingsfase.
Het grootste verschil tussen klassiek en operant conditioneren is dat in operante conditionering de respons van een individu de uitkomst bepaalt, terwijl de CS en de UCS zich voordoen op bepaalde tijden, ongeacht het gedrag van het individu.
De hippocampus is belangrijk voor:
1. het declaratief geheugen (de mogelijkheid om een herinnering in woorden aan te geven); 2. ruimtelijke herinneringen;
3. het onthouden van details en de context van een gebeurtenis
Geheugenverlies wordt ook wel ‘amnesie’ genoemd.
Er bestaan twee soorten amnesie: anterograde amnesie en retrograde amnesie.
Bij lange termijnpotentiatie (LTP) ‘bombarderen’ een of meerdere axonen aangesloten op een dendriet het met een korte maar snelle serie van impulsen.
Deze drie kenmerken zijn:
1. specificiteit;
2. coöperativiteit;
3. associativiteit.
Het corpus callosum is een bundel axonen die de twee hersenhelften met elkaar verbindt.
Lateralisatie is de verdeling van functies tussen de twee hemisferen; de verschillen in specialisatie tussen de beide hersenhelften.
Deze twee categorieën zijn: 1: we hebben taal ontwikkeld als bijproduct van algemene hersenontwikkeling, en 2: we hebben taal ontwikkeld als een hersenspecialisatie.
Mensen met de afasie van Broca ondervinden met name problemen met de productieve taal (praten, spreken), terwijl mensen met de afasie van Wernicke vooral problemen ondervinden met de receptieve taal (taalbegrip)
Het dualisme stelt dat de geest en het lichaam twee verschillende soorten stof zijn die zelfstandig bestaan, terwijl het monisme de overtuiging kent dat het universum slechts uit één stof bestaat.
Een major depressie is een staat waarbij iemand zich wanhopig en hulpeloos voelt en die zich kenmerkt door een gebrek aan plezier en energie, wat soms wekenlang kan duren
Antidepressiva zijn onderverdeeld in de volgende vier categorieën: 1. tricyclische antidepressieva, 2. selectieve serotonine reuptake inhibitors (SSRI’s), 3. monoamine oxidase inhibitors (MAOI’s), en 4. atypische antidepressiva.
Andere therapieën zijn electroconvulsieve therapie (ECT), een veranderd slaappatroon en leptine.
Mensen met een bipolaire stoornis (voorheen manisch-depressieve stoornis) wisselen tussen twee tegenpolen: depressie en manie.
Meestal wordt deze stoornis behandeld met lithium. Andere gebruikte medicijnen zijn valproaat en carbamazepine.
Schizofrenie is een stoornis die wordt gekenmerkt door een verslechterende mogelijkheid om te functioneren in het alledaagse leven.
De dopamine hypothese van schizofrenie stelt dat schizofrenie veroorzaakt wordt door overmatige activiteit in dopaminesynapsen in de hersenen. Volgens de glutamine hypothese van schizofrenie is het probleem ten dele gerelateerd aan inefficiënte activiteit in glutaminesynapsen, met name in de prefrontale cortex.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Er zijn veel vragen gesteld over de relatie tussen fysica en psychologie, maar ook over ons bestaan. Gotfried Leibniz (1714) stelde bijvoorbeeld de vraag ‘Waarom is er iets in plaats van niets?’. Andere vragen over ons bestaan zijn ‘Hoe is het universum ontstaan?’ en ‘Wat als de vier fundamentele krachten van ons universum (zwaartekracht, elektromagnetisme, sterke en zwakke kernkracht) verschillend in verhouding zouden zijn?’ Onderzoekers zijn er sinds 1980 achter gekomen dat er een haast ontelbaar aantal universums naast dat van ons moeten zijn, met verschillende natuurwetten. In veel universums zou leven zoals wij het kennen niet mogelijk zijn, denk aan de volgende redenen:
Als de zwaartekracht zwakker zou zijn, zou materie zich niet concentreren in sterren en planeten. Als de zwaartekracht sterker zou zijn, zouden sterren helderder branden en hun brandstof te snel opmaken, nog voordat leven kan ontstaan.
Als de elektromagnetische kracht sterker zou zijn, zouden de protonen binnen een atoom elkaar afstoten; zo sterk dat de atomen uit elkaar zouden spatten.
Als eerste was er waterstof. De andere elementen werden gevormd door fusie met sterren. De enige manier om deze elementen uit de sterren te krijgen en in planeten is als een ster ontploft als een supernova en zijn inhoud de Melkweg in stuurt. Als de zwakkere kernkracht òf een beetje sterker was òf een beetje zwakker, kon een ster niet ontploffen (als na de oerknal de zwakke kernkracht een beetje sterker zou zijn geweest, zou het universum uit bijna niets meer dan waterstof bestaan; als
Tinbergen onderscheidt de ontogenetische verklaring (hoe gedrag of een hersenstructuur zich ontwikkelt binnen een organisme), de fysiologische verklaring (het verband tussen de fysiologische toestand van de hersenen en het gedrag), de functionele verklaring (waarom een bepaald hersenstructuur zich op een bepaalde manier heeft ontwikkeld) en de evolutionaire verklaring (relateert gedrag aan de evolutionaire geschiedenis).
Een gen is een biologische eenheid van overerving dat zijn structuur en identiteit behoudt van generatie tot generatie.
Eén manier waarop genen veranderen is door middel van mutatie (een erfelijke verandering in een DNA molecuul).
Epigenetica is het veld dat zich richt op veranderingen in genexpressie zonder aanpassing van de DNA-volgorde.
Genen worden aan- en uitgezet door bepaalde ervaringen. Door verwijdering van de acetylgroepen krijgen de histonen weer grip op het DNA en wordt het gen uitgezet. Een andere uitkomst is het toevoegen of verwijderen van methylgroepen bij de promotorgebieden aan het begin van een gen.
Sommige mensen denken dat een bepaald lichaamsdeel dat of een bepaalde functie die niet wordt gebruikt, in volgende generaties ook in mindere mate doorgegeven zal worden. De evolutie van de mens zou volgens sommigen gestopt zijn. Dit is niet het geval. Evolutie hoeft niet noodzakelijk verbetering te betekenen. Een andere misvatting is dat evolutie komt het individu of de soort ten goede zou komen.
Neuronen ontvangen informatie en geven die door aan andere neuronen via elektrochemische prikkels.
De drie belangrijkste onderdelen van de meeste neuronen zijn: het soma of cellichaam, het axon (dat deel dat impulsen doorgeeft aan andere cellen) en de dendrieten (deze dienen voor de ontvangst van informatie).
Het elektrische gradiënt is een verschil in.....read more
Biologische psychologie | De bestudering van de fysiologische-, evolutionaire-, en ontwikkelingsmechanismen van gedrag en ervaringen. |
Lastige probleem (hard problem) | Stelt de volgende vraag: Gezien het gegeven dat het universum uit materie en energie bestaat, waarom is er dan zoiets als een bewustzijn? |
Lichaam-geest probleem (mind-body problem): | Stelt de volgende vraag: Wat is de relatie tussen mentale ervaringen en hersenactiviteiten? |
Fysiologische verklaring | Relateert bepaald gedrag aan activiteit in de hersenen of in andere organen. |
Ontogenetische verklaring | Beschrijft hoe gedrag zich ontwikkelt door de invloeden van genen, voeding, en ervaringen en de wisselwerking tussen deze drie. |
Evolutionaire verklaring | Reconstrueert de evolutionaire geschiedenis van gedrag. |
Functionele verklaring | Beschrijft waarom gedrag zich op een bepaalde manier ontwikkeld heeft. |
Dualisme | De opvatting dat geest en lichaam twee verschillende dingen zijn, die onafhankelijk van elkaar opereren. Bedenker: René Descartes. |
Monisme | De opvatting dat het heelal maar uit een soort substantie bestaat. |
Genen | De eenheid van erfelijk materiaal, die erfelijke eigenschappen van de ene naar de andere generatie overbrengt. |
Chromosomen | Structuren in het cellichaam die zijn opgebouwd uit genen. |
Deoxyribonucleic acid (DNA) | DNA bestaat uit twee vervlochten strengen van moleculen. |
Ribonucleic acid (RNA) | Enkele-streng moleculen. |
Enzymen | De biologische katalysators die chemische reacties in of buiten een cel reguleren. |
Homozygoot | Iemand is homozygoot is als hij/zij twee identieke genen heeft in een chromosomenpaar. |
Heterozygoot | Iemand die twee verschillende soorten genen heeft in een chromosomenpaar. |
Dominant | Een gen dat tot uiting komt in zowel een homozygote omgeving als in een heterozygote omgeving (ook al is het daar maar 1 keer aanwezig). |
Recessief | Een gen dat alleen tot uiting komt in een homozygote omgeving, het moet gekoppeld kunnen worden |
Waarbij spelen ribosomen in het cellichaam van een neuron een belangrijke rol?
De aanmaak van nieuwe eiwitten
Het transporteren van eiwitten naar de juiste plek in de cel
Het voorzien van de cel van energie
Wat is het belangrijkste mechanisme aan de hand waarvan uitgroeiende axonen in een vroeg stadium van ontwikkeling hun bestemming vinden?
Genetische sturing
Chemische geleiding
Elektrische geleiding
De natrium-kalium pomp ___.
Is direct betrokken bij het in gang zetten van het actiepotentiaal
Vergroot het aantal positieve ionen buiten de cel versus binnen de cel
Propageert de actiepotentiaal bij de knopen van Ranvier
Waarvoor is de natrium-kalium pomp in het celmembraan primair verantwoordelijk?
Het afbreken van transmitterstoffen
Het transport van eiwitten door het celmembraan
Het handhaven van het rustpotentiaal
Wat is het rustpotentiaal en hoeveel “bedraagt” het rustpotentiaal?
Hoe komt het dat de binnenkant van het neuron negatief geladen is ten opzichte van de buitenkant van de cel?
Welk mechanisme veroorzaakt de concentratieverschillen van ionen?
Wat is het nut van een rustpotentiaal?
A
B
B
C
De rustpotentiaal is het spanningsverschil tussen de binnen- en buitenkant van een neuron dat ‘in rust’ is (een neuron dat geen actiepotentiaal genereert). Dit spanningsverschil is doorgaans voor neuronen 70 mV (al kan dit verschillen per neuron). Het gaat hierbij om een relatief verschil. Er is hierbij afgesproken dat de buitenkant als 0 mV beschouwd wordt. Kortom, de binnenkant van de neuron is 70 mV negatiever dan de buitenkant. Dit wordt
.....read moreWat is een fysiologische verklaring voor de reden dat vogels fluiten?
Het fluiten heeft met instinct te maken
Vogels fluiten omdat ze vroeg in hun leven andere vogels hebben horen fluiten
Vogels fluiten om hun territorium te verdedigen en om wijfjes aan te trekken
Testosteron beïnvloedt de groei van bepaalde hersenstructuren die bij bepaalde vogelsoorten het fluiten controleren
Welke chemische stoffen kunnen het celmembraan het gemakkelijkst passeren?
Proteïnen, vetten en koolhydraten
Positief geladen ionen
Water, zuurstof en koolstofdioxide
Calcium en magnesium
Wat zijn ribosomen?
Structuren in de cellen van het lichaam die nieuwe eiwitten produceren
Structuren in de cellen van het lichaam die gevaarlijke chemische substanties afbreken
Structuren in de cellen van het lichaam die eiwitten afbreken
Structuren in de cellen van het lichaam die metabole activiteit vertonen
Wat is de juiste volgorde waarin informatie in een zenuwcel doorgestuurd wordt?
Cellichaam, dendriet, axon
Dendriet, axon, cellichaam
Axon, cellichaam, dendriet
Dendriet, cellichaam, axon
Onder welke noemer staan de inkepingen in het isolerende materiaal dat axonen omhult bekend?
Interpedunculaire kernen
Myeline synapsen
Knopen van Ranvier
Presynaptische uiteinden
Wat is de functie van myeline-schachten?
Het voorkomen dat actiepotentialen zich de verkeerde kant op bewegen
Het vergroten van de geleidingssnelheid van actiepotentialen langs het axon
Het verhogen van de grootte van de actiepotentialen
Het voorzien van het axon van voedingsstoffen
Een beschrijving van hoe het menselijk taalvermogen zich ontwikkelt onder invloed van genen en de gelegenheid om taal te horen
.....read moreDeze oefenvragen zijn gebaseerd op eerdere tentamens van het vak Bio- en Neuropsychologie van de Universiteit Leiden.
Je kan de effecten van lateralisatie gemakkelijker dan normaal zien na schade aan:
Een voorloper ('precursor') voor de synthese van serotonine is geïdentificeerd als:
Welke uitspraak klopt?
In welke van deze aandoeningen wordt de persoon herhaaldelijk wakker gedurende de nacht?
Het netto effect van iedere cyclus van de sodium-pottasium pomp is:
Welk type synaps activeren de meeste verslavende drugs?
Welke uitspraak klopt?
Wat leidt tot het syndroom van Korsakov?
Receptoren voor neurotransmitters die metabotropische effecten hebben zijn proteinen die binden aan ___________________ buiten het membraan, en binden aan ______________ binnen het membraan.
Wat is GEEN karakteristiek effect van chronische stress?
Hoe heet een doorsnede
.....read moreGebundelde tentamenvragen bij het boek Biological Psychology van Kalat (13e druk)
Tinbergen onderscheidt de ontogenetische verklaring (hoe gedrag of een hersenstructuur zich ontwikkelt binnen een organisme), de fysiologische verklaring (het verband tussen de fysiologische toestand van de hersenen en het gedrag), de functionele verklaring (waarom een bepaald hersenstructuur zich op een bepaalde manier heeft ontwikkeld) en de evolutionaire verklaring (relateert gedrag aan de evolutionaire geschiedenis).
Een gen is een biologische eenheid van overerving dat zijn structuur en identiteit behoudt van generatie tot generatie.
Eén manier waarop genen veranderen is door middel van mutatie (een erfelijke verandering in een DNA molecuul).
Epigenetica is het veld dat zich richt op veranderingen in genexpressie zonder aanpassing van de DNA-volgorde.
Genen worden aan- en uitgezet door bepaalde ervaringen. Door verwijdering van de acetylgroepen krijgen de histonen weer grip op het DNA en wordt het gen uitgezet. Een andere uitkomst is het toevoegen of verwijderen van methylgroepen bij de promotorgebieden aan het begin van een gen.
Sommige mensen denken dat een bepaald lichaamsdeel dat of een bepaalde functie die niet wordt gebruikt, in volgende generaties ook in mindere mate doorgegeven zal worden. De evolutie van de mens zou volgens sommigen gestopt zijn. Dit is niet het geval. Evolutie hoeft niet noodzakelijk verbetering te betekenen. Een andere misvatting is dat evolutie komt het individu of de soort ten goede zou komen.
Neuronen ontvangen informatie en geven die door aan andere neuronen via elektrochemische prikkels.
De drie belangrijkste onderdelen van de meeste neuronen zijn: het soma of cellichaam, het axon (dat deel dat impulsen doorgeeft aan andere cellen) en de dendrieten (deze dienen voor de ontvangst van informatie).
Het elektrische gradiënt is een verschil in.....read more
Tentamenvragen bij de 13e druk van Biological Psychology van Kalat uit drie vakken van drie universiteiten in 2018 / 2019
1. The two kinds of cells in the nervous system are __________, which receive and transmit information to other cells, and __________, which do not transmit information.
A) neurons, glia
B) glia, hypoglia
C) glia, neurons
D) neurons, corpuscles
2. The outer surface of a cell is called the __________ and the fluid inside the cell is the __________.
A) cytoplasm, endoplasm
B) membrane, nuclear fluid
C) wall, goo
D) membrane, cytoplasm
3. Which structure within an animal cell contains the chromosomes?
A) endoplasmic reticulum
B) mitochondrion
C) membrane
D) nucleus
4. The main feature that distinguishes a neuron from other cells is the neuron's
A) larger nucleus.
B) ability to metabolize a variety of fuels.
C) high internal concentration of sodium ions.
D) varied shape.
5. Which part of a neuron contains the nucleus?
A) cell body
B) dendrites
C) axon
D) presynaptic ending
6. Neurons have one __________, but can have any number of __________.
A) dendrite, axons
B) axon, dendrites
C) cell body, axons
D) axon hillock, cell bodies
7. An axon hillock is
A) the end of an axon, close to the next cell.
B) a swelling in the middle of an axon.
C) a point at which the axon branches in two or more directions.
D) a swelling at the start of an axon, next to the cell body.
8. As a general rule, axons convey information
A) toward dendrites of their own cell.
B) toward their own cell body.
C) away from the cell body.
D) to glia.
9. One way to tell the difference between a dendrite and an axon is that dendrites usually
A) form branches perpendicular to the main trunk of the dendrite.
B) are longer than the axon.
C) are covered with myelin.
D) taper in diameter toward their periphery.
10. An interneuron is
A) a glia cell that separates one neuron from another.
B) a neuron that receives all its information from other neurons and conveys impulses only to other neurons.
C) a neuron that has its cell body in the spinal cord and an axon that extends to a muscle or gland.
D) a cell whose properties are halfway between those of a neuron and those of a glia cell.
11. A neuron that conveys information toward the hippocampus is considered a (an) __________ cell, with regard
.....read moreWat is een fysiologische verklaring voor de reden dat vogels fluiten?
Het fluiten heeft met instinct te maken
Vogels fluiten omdat ze vroeg in hun leven andere vogels hebben horen fluiten
Vogels fluiten om hun territorium te verdedigen en om wijfjes aan te trekken
Testosteron beïnvloedt de groei van bepaalde hersenstructuren die bij bepaalde vogelsoorten het fluiten controleren
Welke chemische stoffen kunnen het celmembraan het gemakkelijkst passeren?
Proteïnen, vetten en koolhydraten
Positief geladen ionen
Water, zuurstof en koolstofdioxide
Calcium en magnesium
Wat zijn ribosomen?
Structuren in de cellen van het lichaam die nieuwe eiwitten produceren
Structuren in de cellen van het lichaam die gevaarlijke chemische substanties afbreken
Structuren in de cellen van het lichaam die eiwitten afbreken
Structuren in de cellen van het lichaam die metabole activiteit vertonen
Wat is de juiste volgorde waarin informatie in een zenuwcel doorgestuurd wordt?
Cellichaam, dendriet, axon
Dendriet, axon, cellichaam
Axon, cellichaam, dendriet
Dendriet, cellichaam, axon
Onder welke noemer staan de inkepingen in het isolerende materiaal dat axonen omhult bekend?
Interpedunculaire kernen
Myeline synapsen
Knopen van Ranvier
Presynaptische uiteinden
Wat is de functie van myeline-schachten?
Het voorkomen dat actiepotentialen zich de verkeerde kant op bewegen
Het vergroten van de geleidingssnelheid van actiepotentialen langs het axon
Het verhogen van de grootte van de actiepotentialen
Het voorzien van het axon van voedingsstoffen
Een beschrijving van hoe het menselijk taalvermogen zich ontwikkelt onder invloed van genen en de gelegenheid om taal te horen
.....read moreTinbergen onderscheidt de ontogenetische verklaring (hoe gedrag of een hersenstructuur zich ontwikkelt binnen een organisme), de fysiologische verklaring (het verband tussen de fysiologische toestand van de hersenen en het gedrag), de functionele verklaring (waarom een bepaald hersenstructuur zich op een bepaalde manier heeft ontwikkeld) en de evolutionaire verklaring (relateert gedrag aan de evolutionaire geschiedenis).
Een gen is een biologische eenheid van overerving dat zijn structuur en identiteit behoudt van generatie tot generatie.
Eén manier waarop genen veranderen is door middel van mutatie (een erfelijke verandering in een DNA molecuul).
Epigenetica is het veld dat zich richt op veranderingen in genexpressie zonder aanpassing van de DNA-volgorde.
Genen worden aan- en uitgezet door bepaalde ervaringen. Door verwijdering van de acetylgroepen krijgen de histonen weer grip op het DNA en wordt het gen uitgezet. Een andere uitkomst is het toevoegen of verwijderen van methylgroepen bij de promotorgebieden aan het begin van een gen.
Sommige mensen denken dat een bepaald lichaamsdeel dat of een bepaalde functie die niet wordt gebruikt, in volgende generaties ook in mindere mate doorgegeven zal worden. De evolutie van de mens zou volgens sommigen gestopt zijn. Dit is niet het geval. Evolutie hoeft niet noodzakelijk verbetering te betekenen. Een andere misvatting is dat evolutie komt het individu of de soort ten goede zou komen.
Neuronen ontvangen informatie en geven die door aan andere neuronen via elektrochemische prikkels.
De drie belangrijkste onderdelen van de meeste neuronen zijn: het soma of cellichaam, het axon (dat deel dat impulsen doorgeeft aan andere cellen) en de dendrieten (deze dienen voor de ontvangst van informatie).
Het elektrische gradiënt is een verschil in.....read more
Neuronen: neuronen ontvangen informatie en brengen deze informatie over naar andere cellen.
Membraan: het omhulsel van een cel dat de binnenkant van een cel scheidt van de buitenkant.
Nucleus: de celkern, het onderdeel van de cel dat de chromosomen bevat.
Mitochondrion: functioneert als energiecentrale van de cel, het levert de energie die een cel nodig heeft voor alle activiteiten.
Ribosoom: het deel van de cel dat een heel belangrijke functie heeft bij de opbouw van eiwitten.
Endoplasmisch reticulum: een netwerk van membranen dat de nieuwe eiwitten naar andere locaties transporteert.
Motorische neuronen: deze neuronen transporten impulsen naar de spieren, zorgen voor samentrekking of ontspanning van de spieren en zorgen daarmee voor beweging.
Sensorische neuronen: deze neuronen richten zich op een specifieke stimulus uit de omgeving, bijvoorbeeld geluid.
Dendrieten: vertakkingen van een neuron die aan het einde steeds smaller worden. Op de dendrieten liggen synaptische receptoren die informatie ontvangen van andere neuronen.
Dendritische spine: kort uitsteeksel op de dendrieten dat het oppervlak voor de synapsen groter maakt.
Cellichaam: bevat de nucleus, ribosomen, mitochondria, etc. Hier wordt de informatie van de andere neuronen verzameld en verwerkt.
Axon: een lange, dunne vertakking van een neuron, die een impuls van de ene naar het andere neuron brengt, of van een neuron naar een orgaan of spieren.
Myelineschede: het isolerende materiaal dat een axon bedekt.
Knoop van Ranvier: de korte onderbrekingen tussen de segmenten van myelineschede.
Presynaptische terminal: vanaf dit punt laat de axon chemische stoffen vrij die de ruimte tussen de ene en de andere neuronen overbruggen.
Afferente axon: brengt informatie ergens naartoe, bijvoorbeeld naar het brein. Sensorische neuronen zijn afferent.
Efferente axon: voert informatie ergens vanaf, bijvoorbeeld van het brein. Motorneuronen zijn efferent.
Interneuronen: deze neuronen zijn aan beide zijden verbonden met andere zenuwcellen en communiceren ook alleen met andere neuronen.
Glia: deze cellen brengen geen informatie over, maar ‘verzorgen’ de neuronen.
Astrocyten: helpen bij het synchroniseren van de activiteit van axonen, zodat deze hun berichten via golven kunnen versturen.
Microglia: heel kleine cellen die lichaamsvreemd materiaal als virussen verwijderen. Ze zijn eigenlijk een soort afweersysteem.
Oligodendrocyten: verzorgen de myelinisatie in het centraal zenuwstelsel.
Cellen van Schwann: verzorgen de myelinisatie in het perifeer zenuwstelsel.
Radiale glia: begeleiden de migratie van neuronen en de groei van axonen en dendrieten tijdens de embryonale ontwikkeling.
Bloed-hersenbarrière: zorgt ervoor dat (schadelijke) chemische stoffen niet in de hersenvloeistof kunnen komen.
Glucose:.....read more
Nederlands:
Engels:
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution