Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen herfst 2015

Meerkeuze vragen

Vraag 1

De vereniging van Frisdranken, Waters en Sappen is niet tevreden over de belastingverhoging op water en sap die laatst is aangekondigd door de regering. De vereniging wil de kwestie door middel van een burgerinitiatief, art. 132 a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, op de agenda van de Tweede Kamer krijgen. Dit burgerinitiatief zal echter niet zijn toegestaan omdat het belastingen betreft.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 2

Een anterieure gemeentelijke verordening die hetzelfde onderwerp bestrijkt als een hogere regeling komt van rechtswege te vervallen.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 3

Op grond van art. 9 lid 2 Gw kan de regering in een algemene maatregel van bestuur beperkingen stellen aan het recht tot vergadering en betoging ter bescherming van gezondheid, mits de formele wetgever de bevoegdheid om beperkingen te stellen heeft gedelegeerd aan de regering.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 4

Leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast kunnen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal disciplinair worden ontslagen.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 5

Artikel 3, eerste lid van het IVRK luidt:

'Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.'

Uit het arrest Spoorwegstaking (HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688) volgt dat deze bepaling slechts 'een ieder verbindend' in de zin van artikelen 93 en 94 Gw kan zijn, indien de opstellers van het betreffende verdrag dit hebben geoogd.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 6

De regering kan een door haar ingediend wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is geamendeerd altijd intrekken, zolang het nog niet is aangenomen door de Staten-Generaal.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 7

De procedure voor het vormen van een nieuw kabinet kan alleen worden veranderd als er tweederdemeerderheid van de Tweede Kamer ermee instemt.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 8

Artikel 89 lid 1 Gw:

  1. atribueert een regelgevende bevoegdheid
  2. delegeert een regelgevende bevoegdheid

Vraag 9

Om zijn 'positieve verplichtingen' na te komen, dient de staat zich te onthouden van inmenging in de vrijheden van de burgers.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 10

Bij mandaat is het bestuursorgaan niet langer verantwoordelijk voor de wijze waarop de gemandateerde taak wordt uitgevoerd, terwijl het bestuursorgaan bij delegatie wel verantwoordelijk blijft voor de uitoefening van een gedelegeerde bevoegdheid.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 11

Welke stelling klopt?

  1. Uit art. 17 VEU volgt dat de Europese Commissie een onafhankelijk orgaan is en geen instructies accepteert van de regeringen van de EU-lidstaten.
  2. Uit art. 15 VEU volgt dat de Europese Raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten en wetgevende taken uitoefent.

Vraag 12

Welke stelling is correct?

  1. Internationaalrechtelijk bestaat als rechtssubject alleen het Koninkrijk der Nederlanden.
  2. Het Statuut bevat een volledige regeling van de verhouding tussen de vier landen van het Koninkrijk

Vraag 13

De Raad van State adviseert zowel over een wetsvoorstel ingediend door de regering als over een wetsvoorstel ingediend door een lid van de Tweede Kamer.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 14

Nederland is een democratische rechtsstaat, wat betekent dat al het staatsrecht is gecodificeerd in de Grondwet.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 15

Vrouwen kunnen sinds 1917 worden verkozen in de Tweede Kamer.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 16

In geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, kan de burgemeester een noodverordening uitvaardigen, mits de inhoud daarvan niet afwijkt van wetten in formele zin of de Grondwet.

  1. Correct
  2. Niet correct

Vraag 17

Welke stelling is juist als het gaat om de rol van de overheid in de klassiek-liberale rechtsstaat (ook wel nachtwakersstaat genoemd)?

  1. In een nachtwakersstaat beschermt de overheid gelijke kansen voor burgers door hen een bestaansminimum te garanderen.
  2. In een nachtwakersstaat waarborgt de overheid dat de burgers sociale voorzieningen, zoals onderwijs en huisvesting, kunnen gebruiken.
  3. In een nachtwakersstaat is de taak van de overheid beperkt tot het nemen van maatregelen ter bescherming van arme burgers.
  4. In een nachtwakersstaat beschermt de overheid burgers door zich zoveel mogelijk te onthouden van inmenging in hun vrijheidsrechten.

Vraag 18

Stel je voor: De gemeenteraad van Utrecht besluit na de Pegida-demonstratie van begin deze maand geen enkele demonstratie meer toe te staan voor de duur van één jaar. Het algemene verbod om te demonstreren wordt opgenomen in de gemeentelijke verordening 'Voorkoming overlast demonstraties'. Volgens de Stichting Demonstratievrijheid Nul komt dit verbod in strijd met bestaand hoger recht. U dient als rechter hierover te oordelen. Welk antwoord geeft het meest volledige beeld van uw toetsingsmogelijkheden.

  1. De verordening kan worden getoetst aan de Wet openbare manifestaties.
  2. De verordening kan worden getoetst aan de Wet openbare manifestaties en het EVRM.
  3. De verordening kan worden getoetst aan de Wet openbare manifestaties, het Statuut en het EVRM.
  4. De verordening kan worden getoetst aan de Wet openbare manifestaties, de Grondwet, het Statuur en het EVRM.

Vraag 19

Als aan besturen van decentrale overheden, de bevoegdheid tot regeling en bestuur van de 'huishouding' van provincie of gemeente wordt overgelaten, is er sprake van:

  1. delegatie
  2. medebewind
  3. autonomie
  4. centralisatie

Vraag 20

Als de rechter beoordeelt of een beperking van een in artikel 8 EVRM neergelegd recht gerechtvaardigd is, gaat hij na of deze beperking 'in een democratische samenleving noodzakelijk' is. Dat wil zeggen dat de rechter bekijkt of de beperking:

  1. bij wet is voorzien
  2. proportioneel is
  3. een ieder verbindend is
  4. directe werking heeft.

Vraag 21

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Wethouders zijn lid van de gemeenteraad
  2. Wethouders worden benoemd door de gemeenteraad
  3. Een wethouder kan niet tegelijkertijd lid zijn van de provinciale staten
  4. Wethouders worden benoemd door de burgemeester

Vraag 22

Voor het nemen van welke van de volgende besluiten is geen grondslag in de wet of Grondwet vereist?

  1. Het besluit van het College van B&W van de gemeente Voorschoten om ritalin aan het drinkwater toe te voegen.
  2. Het besluit van de Minister van Infratrucstuur & Milieu om de hoogte van de verkeersboetes voor max. 10 km te hard rijden op snelwegen te verhogen
  3. Het besluit van de gemeenteraad van Leiden om een belasting op het bezit van cavia's in te voeren.
  4. Het besluit van de Minister-president om zijn ambtswoning, het Catshuis, groen te verven.

Vraag 23

Welke van de onderstaande stellingen is onjuist wat betreft bestuurlijk toezicht?

  1. Bij uitoefening van repressief toezicht is goedkeuring van een orgaan van een hoger lichaam vereist voor de inwerkingtreding van besluiten van een orgaan van een lager lichaam.
  2. Besluiten van een organen van lagere lichamen kunnen door de regering uitsluitend worden vernietigd wegens strijdigheid van die besluiten van organen met het recht of het algemeen belang.
  3. De regering kan op eigen initiatief besluiten van organen van lagere lichamen schorsen dan wel vernietigen.
  4. De bevoegdheid besluiten vooraf goed te keuren, kan uitsluitend worden uitgeoefend wanneer deze bij of krachtens de wet aan een orgaan van een hoger lichaam is verleend.

Vraag 24

Stel: Uw cliënt heeft een verfbom naar de Rolls Royce van de staatssecretaris. Zij wil zich beroepen op vrijheid van meningsuiting. U bent bekend met het arrest Verfbommetje (HR 19 april 2005, NJ 2005, 556) en u kunt haar vertellen:

  1. Zij zich op dit arrest zou moeten beroepen, omdat hierin duidelijk is geworden dat het gooien van een verfbommetje, binnen vrijheid van meningsuiting valt.
  2. Een beroep op vrijheid van meningsuiting geen kans van slagen heeft, dit blijkt uit dit arrest.
  3. Een beroep op vrijheid van meningsuiting naar alle waarschijnlijkheid niet zal slagen, omdat vrijheid van meningsuiting in veel gevallen beperkt mag worden.
  4. Zij zich op dit arrest moet beroepen, omdat hierin naar voren komt dat beperkingen van vrijheid van meningsuiting nauwelijks zijn toegestaan.

Vraag 25

Welke stelling is niet correct?

  1. Een wet in formele zin treedt in werking nadat hij is ondertekend door de regering.
  2. Een wet in formele zin wordt vastgesteld door de regering en de Staten-Generaal samen.
  3. Een wet in materiële zin kan geen zuiver intern voorschrift zijn.
  4. Een wet in materiële zin die onbevoegd is vastgesteld is onverbindend.

Vraag 26

Wilma Mansveld, had kritische rapporten over het functioneren van ProRail aanvankelijk niet aan de Tweede Kamer gestuurd, waardoor de Kamer pas in een laat stadium op de hoogte raken van de problemen. De Tweede Kamer is ontevreden over deze gang van zaken en neemt een motie jegens Mansveld waarin staat dat de Kamer teleurgesteld is in het handelen van de staatssecretaris en haar aanmoedigt de Tweede Kamer in de toekomst beter op de hoogte te brengen. Dient de staatssecretaris volgens geldend staatsrecht af te treden na het aannemen van de motie?

  1. Nee, want de staatssecretaris dienst slechts af te treden als zij aangenomen motie zelf interpreteert als een motie van wantrouwen.
  2. Ja, want de staatssecretaris dient altijd af te treden als de Tweede Kamer een motie jegens de staatssecretaris aanneemt, ongeacht wat de inhoud van de motie is.
  3. Nee, want de staatssecretaris dienst slechts af te treden als een Tweede Kamer de begroting van haar ministerie verwerpt.
  4. Dat hangt af van het oordeel van de minister-president. De staatssecretaris dient slechts af te treden, als de minister-president van oordeel is dat de staatssecretaris het algemeen belang heeft geschaad.

Vraag 27

In Nederland bestaan verschillende zelfstandige bestuursorganen. Welke van de onderstaande stellingen over zbo's klopt niet?

  1. De minister kan leden van zbo's benoemen en ontslaan.
  2. De minister kan beleidsregels vaststellen inzake de taakuitoefening van zbo's.
  3. Zbo's zijn hiërarchisch ondergeschikt aan de minister.
  4. Zbo's verstrekken desgevraagd inlichtingen aan de minister.

Vraag 28

Er wordt wel betoogd dat de democratische legitimatie van de Eerste Kamer minder sterk is dan die van de Tweede Kamer. Dit zou komen doordat:

  1. De Eerste Kamer minder leden telt dan de Tweede Kamer
  2. De Eerste Kamer wordt gekozen door provinciale staten.
  3. De Eerste Kamer geen recht van amendement heeft.
  4. De Eerste Kamer geen recht van initiatief heeft.

Vraag 29

Welke stelling klopt niet?

  1. Wanneer een kabinet zijn ontslag heeft aangeboden, houdt de Koning dit ontslag in beraad totdat een nieuw kabinet is gevormd.
  2. De informateur leidt de onderhandelingen met de betrokken fractievoorzitters van de Tweede Kamer over de vorming van een nieuw kabinet.
  3. Na de informatieprocedure benoemt de Koning een formateur, die het uiteindelijke kabinet zal samenstellen.
  4. De kabinetsformatie is beëindigd met het afleggen van de regeringsverklaring in de Tweede Kamer.

Vraag 30

Volgens de Hoge Raad in het Fluoridering arrest (HR 22 juni 1973, NJ 1973, 386):

  1. had de staatssecretaris onterecht zijn goedkeuring verleend aan de gemeente Amsterdam om een fluorverbinding toe te voegen aan het drinkwater, omdat art. 4 lid 1 Waterleidingwet geen wettelijke grondslag bood voor het toevoegen van een fluorverbinding aan het drinkwater.
  2. had de staatssecretaris terecht zijn goedkeuring verleend aan de gemeente Amsterdam om een fluorverbinding toe te voegen aan het drinkwater, omdat de gemeente voldoende praktische mogelijkheden bood aan de bezwaarden om te beschikken over ongefluorideerd drinkwater anders dan via het normale waterleidingnet.
  3. had de staatssecretaris onterecht zijn goedkeuring verleend aan de gemeente Amsterdam om een fluorverbinding toe te voegen aan het drinkwater, omdat de gemeente geen alternatieve mogelijkheden bood aan de bezwaarden om te beschikken ober ongefluorideerd drinkwater anders dan via het normale waterleidingnet.
  4. had de staatssecretaris terecht zijn goedkeuring verleend aan de gemeente Amsterdam om een fluorverbinding toe te voegen aan het drinkwater, omdat art. 4 lid 1 Waterleidingwet een voldoende wettelijke grondslag bood voor het toevoegen van een fluorverbinding aan het drinkwater.

Vraag 31

In artikel 6 lid 2 Gw staat:

  1. Een procedurevoorschrift en een doelcriterium.
  2. Een procedurevoorschrift en een proportionaliteitseis.
  3. Een competentievoorschrift en een proportionaliteitseis.
  4. Een competentievoorschrift en een doelcriterium.

Vraag 32

Stel u bent werkzaam als ambtenaar bij de gemeente Den Haag en houdt zich onder andere bezig met de beoordeling van aanvragen voor gehandicaptenparkeerkaarten. U weet dat de Nederlandse regering in 2007 het IVRPH heeft ondertekend, maar dat zij dit verdrag nog niet heeft geratificeerd. In een gesprek met uw leidinggevende zegt deze daarover: Voor ons maakt het allemaal niets uit, het bestuur is pas aan de bepalingen uit het IVRPH gehouden zodra de rechter heeft bepaald dat deze 'een ieder verbindend' zijn. Heeft hij gelijk?

  1. Nee want zodra de regering een verdrag heeft geratificeerd zijn de drie staatsmachten eraan gebonden.
  2. Ja want als de regering een verdrag heeft geratificeerd is enkel het volk eraan gebonden.
  3. Nee want zodra de regering een verdrag heeft ondertekend zijn de drie staatsmachten eraan verbonden.
  4. Ja want het bestuur is alleen gebonden aan verdragsbepalingen die 'een ieder verbindend' zijn. \

Vraag 33

Stel er is een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet ingediend bij de Tweede Kamer. Wat moet er gebeuren, en in welke volgorde, voordat kan worden overgegaan tot de tweede lezing van dit wetsvoorstel?

  1. Aanname door een gekwalificeerde meerderheid van de Twee en Eerste Kamer; bekendmaking van het wetsvoorstel; ontbinding van de Tweede Kamer.
  2. Aanname door een normale meerderheid van de Tweede en Eerste Kamer; ontbinding van de Tweede Kamer; bekendmaking van het wetsvoorstel.
  3. Aanname door een normale meerderheid van de Tweede en Eerste Kamer; bekendmaking van het wetsvoorstel; ontbinding van de Tweede en Eerste Kamer.
  4. Aanname door een normale meerderheid van de Tweede en Eerste Kamer; bekendmaking van het wetsvoorstel; ontbinding van de Tweede Kamer.

Vraag 34

Welke stelling ober het Europese hof voor de Rechten van de Mens is niet correct?

  1. De uitspraak van het EHRM in een zaak is bindend voor de staat die partij is bij die zaak.
  2. Het EHRM doet uitspraak op basis van individuele klachten.
  3. Een klacht bij het EHRM is slechts ontvankelijk indien de nationale rechtsmiddelen reeds zijn uitgeput.
  4. In geval van onduidelijkheden over de uitlegging van het EVRM dient de hoogste nationale rechter prejudiciële vragen te stellen aan het EVRM.

Vraag 35

Welke van de onderstaande stellingen, is correct?

  1. Het houden van een parlementaire enquête kan worden afgedwongen door een minderheid van een van beide kamers.
  2. De regering moet haar goedkeuring verlenen aan een besluit tot het houden van een parlementaire enquête.
  3. Het houden van een parlementaire enquête is wel geregeld in het Reglement van Orde van Tweede Kamer, maar niet in Reglement van Orde van de Eerste Kamer.
  4. Een parlementaire enquête wordt uitgevoerd door een commissie van de Kamer.

Vraag 36

De schrijvers van het boek Beginselen van het Nederlandse staatsrecht onderscheiden naast het legaliteitsbeginsel nog drie beginselen die kunnen worden gezien als voorwaarden voor het bestaat van een rechtsstaat, welke drie?

  1. Machtsverdeling, rechterlijke controle en democratie.
  2. Rechterlijke controle, grondrechten en machtsverdeling.
  3. Delegatie, machtsverdeling en grondrechten..
  4. Grondrechten, rechterlijke controle en soevereiniteit.

Vraag 37

In welk van de onderstaande gevallen is sprake van gezag, zoals door de schrijvers van het boek Beginselen van het Nederlandse staatsrecht wordt gedefinieerd?

  1. Een overvaller bedreigt een winkelier in de Kalverstraat om geld uit de kas te krijgen.
  2. Een politieke groepering blokkeert de ingang van een winkel om aandacht te krijgen voor de hoge voedselprijzen.
  3. Een politieagente beboet een fietser zonder licht op een donkere avond.
  4. De Minister van Infratrucstuur & Milieu knipt een lintje door en opent daarmee een grote snelweg.

Vraag 38

De arresten Gend & Loos en Costa/ENEL zijn van belang voor het Nederlandse staatsrecht, omdat:

  1. Hierin is bepaald dat de rechten die zijn opgenomen in het EVRM in het Nederlandse recht zowel op interne als rechtstreekse werking toekomt.
  2. Hierin is bepaald dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen het laatste woord heeft over zowel de uitlegging van het EVRM als de geldigheid van handelingen van EU-instellingen.
  3. Hierin is bepaald dat EU-recht automatisch doorwerkt in de nationale rechtsorde en bij eventuele strijd met Nederlandse wetgeving voorrang heeft.
  4. Hierin is bepaald dat Nederland een dualistisch uitgangspunt dient in te nemen ten aanzien van de doorwerking van bepalingen van internationaal recht.

Vraag 39

Waaruit vloeit de macht van de vorst volgens de theorie van het maatschappelijk of sociaal contract voort?

  1. Uit de positie van de vorst als plaatsvervanger van God, wat maakt dat hij boven de wet staat.
  2. Uit de documenten waarin het natuurrecht is gecodificeerd, zoals de Magna Carta en de Blijde Incomste.
  3. Uit de instemming van de individuele burgers, die hun vrijheid willen beperken in ruil voor bescherming van de vorst.
  4. Uit de aanstelling van de vorst door de adel, die op grond van onderling geldende afspraken militaire diensten aan de vorst levert.

Vraag 40

De gemeente Almere had deze zomer last van nudisme. In de zomermaanden ontving de gemeente veel klachten van inwoners over Duitse toeristen die naakt recreëerde. De gemeente Almere neemt dit zeer serieus en neemt in de gemeentelijke verordening het volgende op:

'Het is in de maanden juni, juli en augustus verboden naakt te zwemmen binnen de gemeentegrenzen van Almere'.

Kan deze bepaling in stand blijven?

  1. Ja, want de toevoeging 'binnen de gemeentegrenzen van Almere' is in overeenstemming met de territoriale grens.
  2. Nee, want de bepaling is ook van toepassing op personen die niet in Almere wonen.
  3. Ja, want de verbodsbepaling dient het algemeen belang van de inwoners van Almere.
  4. Nee, want de bepaling reguleert ook gedragingen waaraan elk openbaar karakter ontbreekt.

Open vragen

De democratische rechtsstaat van Nederland kan niet meer los worden gezien van de internationale juridische ontwikkelingen en daarnaast ook de verdragen. Onderwerpen zoals grondrechtenbescherming, economische samenwerking en milieubescherming zijn opgenomen in verdragen. De vergaande invloed van deze verdragen leidt tot de vraag wat de rol van het parlement is bij de totstandkoming hiervan.

In februari 2015 diende Joost Taverne van de VVD een initiatiefwetsvoorstel in tot het veranderen van de Rijkswet, namelijk goedkeuring en bekendmaking verdragen (Zie hiervoor Kamerstukken II 2014/15, 34 158 (R 2048) nr. 2). Met dit voorstel beoogt men de mogelijkheid van stilzwijgende goedkeuringen van verdragen met een ieder verbindende bepalingen te laten vervallen. Onder meer door art. 6 Rijkswet aan te vullen met het volgende:

'Indien een verdrag bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden als bedoeld in art. 93 Gw, wordt dit verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring onderworpen. '

Het doel van deze toevoeging is de democratische legitimatie bij het sluiten, wijzigen en opzeggen van verdragen te vergroten.

Stel u het volgende voor: U bent een student en daarnaast ook werkzaam als medewerker van Tweede Kamerlid Valerie Lutjes, lijsttrekker van PDV (Partij van Democratie en Volksinvloed). Mevrouw Lutjes heeft wel oren naar dit nieuwe wetsvoorstel, maar weet niet (vanwege een gebrekkige juridische kennis) of dit mogelijk is en/of correct. Daarom vraagt ze u aan de hand van deze vragen om de juridische aspecten uit te leggen:

  1. Wat houdt het legaliteitsbeginsel in en waarom is het gezien dit beginsel van belang dat niet enkel de regering maar ook de Staten-Generaal betrokken zijn bij de totstandkoming van verdragen?

  2. Hoe geschiedt ‘uitdrukkelijke goedkeuring’ van een verdrag en wanneer is dit naar huidig recht in elk geval vereist?

  3. Welke opties heeft de Tweede Kamer om invloed uit te oefenen op de inhoud van een verdrag en waarin verschillen deze van de mogelijkheden die de Tweede Kamer heeft om invloed uit te oefenen op de inhoud van een wetsvoorstel?

  4. Wie beslist in laatste instantie of een verdragsbepaling ‘een ieder verbindend’ is en wat maakt een bevestigend antwoord op deze vraag uit voor de rechtspositie van individuen?

Onderdeel B: Essayvraag

De Nederlandse democratische rechtsstaat kan niet meer los worden gezien van internationale juridische ontwikkelingen en verdragen in het bijzonder. Steeds meer onderwerpen, zoals (klassieke en sociale) grondrechtenbescherming, economische samenwerking en milieubescherming, worden internationaal bij verdrag geregeld. De vergaande invloed van verdragen leidt tot discussie over de rol van het parlement bij de totstandkoming ervan.

In maart van dit jaar diende Tweede Kamerlid Henk Zoetjes (D66) een initiatiefwetsvoorstel in tot wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Kamerstukken II 2014/2015, 34 519 (R2048), nr. 2). Dit voorstel beoogt de mogelijkheid van stilzwijgende goedkeuring van verdragen met een ieder verbindende bepalingen te laten vervallen, onder meer door aan artikel 6 van deze rijkswet het volgende toe te voegen: 'Indien een verdrag bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden als bedoeld in aritkel 93 van de Grondwet, wordt dit verdrag aan uitdrukkelijke goedkeuring onderworpen'. Het doel van dit, thans bij de Tweede Kamer bij het sluiten, wijzigen en opzeggen van verdragen te vergroten.

Stel: u bent student aan de Universiteit Leiden en tevens werkzaam als medewerker van Tweede Kamerlid Sarah Bloemen, lijsttrekker van de Partij voor de Stem van het Volk (PvSvV). Deze oppositiepartij is met een zetel vertegenwoordigd in de Tweede Kamer en richt zich met name op het 'vergroten van de stem van het volk' bij overheidshandelen. Om deze reden heeft Bloemen wel oren naar het initiatiefwetsvoorstel van Zoetjes, maar als niet-jurist moet zij ook bekennen dat ze eigenlijk geen idee heeft hoe het een en ander momenteel geregeld is. Omdat ze heeft begrepen dat u zojuist het vak Beginselen van de democratische rechtsstaat heeft gevolgd, vraagt ze u als medewerker een notitie te schrijven over enkele juridische aspecten van de parlementaire invloed bij de totstandkoming van verdragen.

Specifiek vraag Bloemen u in uw notitie in te gaan op de volgende punten:

  1. Wat houdt het legaliteitsbeginsel in en waarom is het gezien dit beginsel van belang dat niet enkel de regering maar ook de Staten-Generaal betrokken zijn bij de totstandkoming van verdragen?

  2. Hoe geschiedt 'uitdrukkelijke goedkeuring' van een verdrag en wanneer is dit naar huidig recht in elk geval vereist?

  3. Welke mogelijkheden heeft de Tweede Kamer om invloed uit te oefenen op de inhoud van een verdrag en waarin verschillen deze van de mogelijkheden die de Tweede Kamer heeft om invloed uit te oefenen op de inhoud van een wetsvoorstel?

  4. Wie beslist in laatste instantie of een verdragsbepaling 'een ieder verbindend' is en wat maakt een bevestigend antwoord op deze vraag uit voor de rechtspositie van individuen?

Schrijf een beknopte notitie van 1 à 1,5 pagina (250-350 woorden). Voorzie uw notitie van een titel, maak duidelijk wat het onderwerp is en zorg ervoor dat u Kamerlid Bloemen een duidelijk en logisch antwoord op haar vragen biedt. Schrijf u notitie in goed lopende zinnen en niet in telegramstijl. Maak in uw notitie gebruik van de begrippen die u in de studiestof bent tegengekomen en verwijs waar nodig naar relevante wetsartikelen en/of jurisprudentie.

Voor de beantwoording van deze essayvraag kunt u maximaal 10 punten verdienen: voor elk onderdeel maximaal 2,5 punten. Uw essay wordt ook beoordeeld op een goede tekstuele structuur en opbouw en op een correct taalgebruik (voor taalkundige gebreken kunnen maximaal 2 punten van de totaal 10 punten worden afgetrokken).

Antwoordindicatie meerkeuzevragen

  1. a

  2. a

  3. b

  4. b

  5. a

  6. b

  7. a

  8. b

  9. b

  10. a

  11. a

  12. a

  13. b

  14. a

  15. b

  16. d

  17. d

  18. c

  19. b

  20. b

  21. d

  22. a

  23. b

  24. a

  25. a

  26. c

  27. b

  28. c

  29. a

  30. d

  31. a

  32. d

  33. a

  34. d

  35. c

  36. c

  37. c

  38. c

  39. d

Antwoordindicatie open vragen

  1. Het legaliteitsbeginsel houdt in dat er geen overheidsbevoegdheid is zonder grondslag in de wet of Grondwet (1 punt voor een goede omschrijving van het staatsrechtelijke legaliteitsbeginsel waarbij het belang van wettelijke grondslag voor overheidshandelen genoemd moet worden; geen punten worden toegekend voor het noemen/omschrijven van artikel 16 Grondwet/het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel). Omdat wetten in formele zin worden gemaakt door regering en Staten-Generaal, garandeert dit betrokkenheid van de volksvertegenwoordiging bij machtsuitoefening door de overheid (1 punt voor een goede uitleg van het legaliteitsbeginsel waarbij wordt verwezen naar de democratische legitimatie/invloed van de volksvertegenwoordiging). In lijn met het belang van democratische legitimatie is het belangrijk dat de Staten-Generaal invloed hebben op het tot stand komen van verdragen, en dat dit niet alleen aan de uitvoerende macht wordt overgelaten (0,5 punt voor een goede link tussen democratische legitimatie en de rol van de Staten-Generaal bij verdragen).

  2. Uitdrukkelijke goedkeuring wordt verleend bij wet (0,5 punt). Zie artikel 4 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (0,5 punt). Dit is naar huidig recht vereist indien binnen dertig dagen na een daartoe strekkende overlegging van een verdrag aan de Staten-Generaal door of namens een van de kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de kamers de wens daartoe te kennen wordt gegeven (0,5 punt) en wanneer verdragen bepalingen bevatten die afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken (0,5 punt). Zie artikel 5, eerste lid Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (of artikel 124/125 Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal) en artikel 6, eerste lid Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (of artikel 91, derde lid Grondwet) (0,5 punt ).

  3. Gedurende een onderhandelingsfase kan de Tweede Kamer middels haar controlebevoegdheden invloed uitoefenen op de inhoud en tekst van een verdrag (0,5 punt; in plaats hiervan kan 0,5 punt worden toegekend voor het noemen en omschrijven van artikel 1 eerste lid Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, mits daarbij de link wordt gelegd met de controlemogelijkheden die hierdoor ontstaan). De Tweede Kamer kan verdragen echter niet amenderen/de Tweede Kamer kan een verdrag alleen goed- of afwijzen (1 punt). Dit is anders bij voorstellen van wet, die de Tweede Kamer wel kan amenderen (0,5 punt). Zie artikel 84 lid 1 Gw of artikel 96 e.v. Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (0,5 punt).

  4. De nationale rechter bepaalt in laatste instantie of een verdragsbepaling een ieder verbindend is (0,5 punt). Zie een van de volgende arresten: HR Spoorwegstaking of Rookverbod (0,5 punt). Als een bepaling een ieder verbindend is, kunnen individuen zich er voor de rechter op beroepen (1 punt voor een goede omschrijving waarin zowel de rechter als het individuele beroep worden genoemd). Zie artikel 93 Grondwet (0,5 punt).

Antwoordindicatie onderdeel B: essayvraag

1. Het legaliteitsbeginsel houdt in dat er geen overheidsbevoegdheid is zonder grondslag in de wet of Grondwet (1 punt voor een goede omschrijving van het staatsrechtelijke legaliteitsbeginsel waarbij het belang van wettelijke grondslag voor overheidshandelen genoemd moet worden; geen punten worden toegekend voor het noemen/omschrijven van artikel 16 Grondwet/het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel). Doordat wetten in formele zin worden gemaakt door regering en Staten-Generaal, garandeert dit betrokkenheid van de volksvertegenwoordiging bij machtsuitoefening door de overheid (1 punt voor een goede uitleg van het legaliteitsbeginsel waarbij wordt verwezen naar de democratische legitimatie/invloed van de volksvertegenwoordiging). In lijn met het belang van democratische legitimatie is het belangrijk dat de Staten-Generaal invloed hebben op het tot stand komen van verdragen, en dat dit niet enkel aan de uitvoerende macht wordt overgelaten (0,5 punt voor een goede link tussen democratische legitimatie en de rol van de Staten-Generaal bij verdragen).

2. Uitdrukkelijke goedkeuring wordt verleend bij wet (0,5 punt). Zie artikel 4 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (0,5 punt). Dit is naar huidig recht vereist indien binnen dertig dagen na een daartoe strekkende overlegging van een verdrag aan de Staten-Generaal door of namens een van de kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de kamers de wens daartoe te kennen wordt gegeven (0,5 punt) en wanneer verdragen bepalingen bevatten die afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken (0,5 punt). Zie artikel 5, eerste lid Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (of artikel 124/125 Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal) en artikel 6, eerste lid Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (of artikel 91, derde lid Grondwet) (0,5 punt ).

3. Tijdens de onderhandelingsfase kan de Tweede Kamer middels haar controlebevoegdheden invloed uitoefenen op de inhoud en tekst van een verdrag (0,5 punt; in plaats hiervan kan 0,5 punt worden toegekend voor het noemen en omschrijven van artikel 1 eerste lid Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, mits daarbij de link wordt gelegd met de controlemogelijkheden die hierdoor ontstaan). De Tweede Kamer kan verdragen echter niet amenderen/de Tweede Kamer kan een verdrag alleen goed- of afkeuren (1 punt). Dit is anders bij voorstellen van wet, die de Tweede Kamer wel kan amenderen (0,5 punt). Zie artikel 84, eerste lid Grondwet of artikel 96 e.v. Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (0,5 punt).

4. De nationale rechter bepaalt in laatste instantie of een verdragsbepaling een ieder verbindend is (0,5 punt). Zie het arrest HR Spoorwegstaking of Rookverbod (0,5 punt). Als een bepaling een ieder verbindend is, kunnen individuen zich er voor de rechter op beroepen (1 punt voor een goede omschrijving waarin zowel de rechter als het individuele beroep worden genoemd). Zie artikel 93 Grondwet (0,5 punt).

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2636