Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2010

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De Roemeense Roma familie Ursaru is door de Franse politie zonder pardon op het vliegtuig naar Boekarest gezet. Wat kan de familie doen?

1. Voor de Franse nationale rechter een beroep doen op het EU recht op vrij verkeer van personen.

2. De commissie dwingen een beroep wegens niet nakoming van het EU recht op vrij verkeer van personen te starten.

3. Een procedure beginnen tegen Frankrijk voor het gerecht van de EU.

4. De Roemeense regering dwingen een beroep wegens niet nakoming van het EU recht op vrij verkeer van personen te starten.

Vraag 2

In zijn conclusie bij de zaak Josemans (C-137/09) concludeert Advocaat Generaal Bot dat de handel in softdrugs in Nederlandse coffeeshops:

1. noch onder het vrij verkeer van goederen, noch onder het vrij verkeer van diensten valt.

2. onder het vrij verkeer van goederen en diensten valt.

3. onder het vrij verkeer van diensten valt.

4. moet worden bezien in het licht van Artikel 18 VWEU.

Vraag 3

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot het kartelverbod in art. 101 VWEU is niet juist?

1. Doelbeperkingen (strekkingsbeperkingen), zoals afspraken over de verkoopprijs, vallen niet onder de ‘de minimis’ bekendmaking.

2. In de Delemitis zaak (C-234/89) was sprake van zogeheten bundeleffecten, waardoor de overeenkomst onder de werking van art. 101, lid 1 VWEU viel.

3. Doelebeperkingen (strekkingsbeperkingen), zoals afspraken over de verkoopprijs, kunnen op basis van art. 101, lid 3 VWEU een vrijstelling krijgen van het kartelverbod.

4. Afspraken die de markt verdelen zijn toegestaan indien dergelijke afsprake een toename van de mededinging als effect hebben.

Vraag 4

In Nederland is de verkoop van zwaar vuurwerk niet toegestaan omdat het ieder jaar weer veel slachtoffers maakt. In België worden zogenaamde ‘Killerstrijkers’ vrij verhandeld. Omdat veel Nederlanders voor de jaarwisseling bij onze zuiderburen vuurwerk gaan kopen wordt hier door de Nederlandse politie streng op gecontroleerd.

1. Het Nederlandse verkoopverbod kan wel worden gerechtvaardigd met een beroep op art. 36 VWEU, maar niet met een beroep op de Cassis de Dijon jurisprudentie.

2. De Nederlandse regels vormen een maatregel van gelijke werking die kan worden gerechtvaardigd op basis van dwingende vereisten van algemeen belang.

3. Het Nederlandse verkoopverbod vormt een verkoopmodaliteit, maar valt toch onder art. 34 VWEU opdat niet aan de voorwaarden van het Keck-arrest (paragraaf 16) is voldaan.

4. De politiecontroles vormen een schending van het vrij verkeer van personen dat wordt gewaarborgd door art. 21 VWEU.

Vraag 5

Welke uitspraak heeft het Hof in de zaak Gebhard (C-55/94) gedaan over het onderscheid tussen de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van diensten?

1. Indien de persoon die economische activiteit uitoefent zich in het gastland voorziet van een zekere infrastructuur, zoals een kantoor, valt de situatie binnen de vrijheid van vestiging.

2. Het tijdelijke karakter van de werkzaamheden in de gastlidstaat moet worden beoordeeld aan de hand van de duur van de activiteit, de frequentie, de periodiciteit en/of de continuïteit ervan.

3. Alleen als er sprake is van een bepaalde mate van ‘duurzaamheid’ valt de betrokken werkzaamheid onder het vrij verkeer van diensten.

4. Het begrip ‘vestiging’ moet beperkt worden uitgelegd en is slechts van toepassing als de werkzaamheid onder het vrij verkeer van diensten.

Vraag 6

Welke van de volgende stellingen in verband met het EU burgerschap is juist?

1. Indien een EU burger overlijdt of ophoudt met werken in zijn gastlidstaat, dan verliest zijn/haar echtgenoot met de nationaliteit van een derde land automatisch zijn/haar verblijfsrechten in die lidstaat.

2. Wanneer een bepaalde categorie EU burgers problemen veroorzaakt in een gastlidstaat, dan kan deze lidstaat deze burgers als groep uitzetten.

3. Een levenslange verwijdering van het territorium van een lidstaat voor harddrugsgebruik en prostitutie is niet in overeenstemming met het vrij verkeer van EU burgers.

4. Wanneer de EU burger in een andere lidstaat een permanent verblijfsrecht wil verwerven kan de gastlidstaat zijn/haar familieleden verplichten een talencursus te volgen.

Vraag 7

Welke van de onderstaande voorwaarden maakt geen deel uit van de Kopenhagen criteria?

1. Stabiele instellingen die respect voor de mensenrechten kunnen garanderen.

2. Overnemen en handhaven van het geheel aan EU regels (Acuqis Communautaire)

3. Opgeven van vetorechten op het gebied van buitenland en veiligheidsbeleid

4. Functionerende markteconomie

Vraag 8

De Japanse microbioloog Haruki krijgt een aanbod om bij het LUMC (Academisch Ziekenhuis) te Leiden aan de slag te gaan. Hij woont sinds vier jaar met zijn Britse echtgenote Meredith in Denemarken. Ook Meredith heeft een baan gevonden in Nederland en zal met hem mee verhuizen. Welke EU regels kunnen Haruki van pas komen?

1. De gezinsherenigingsrichtlijn (Richtlijn 2003/86).

2. De EU regels aangaande het vrij verkeer van personen.

3. De langdurig ingezetene richtlijn (Richtlijn 2003/109).

4. Geen, zijn situatie wordt beheerst door het Nederlandse migratierecht.

Vraag 9

Indien een lidstaat een richtlijn niet tijdig omzet in nationaal recht kan het Hof van Justitie van de EU deze lidstaat in een procedure op basis van art. 258 VWEU veroordelen tot het betalen van een forfaitaire som.

1. Het Hof kan dit doen op basis van zijn uitspraak in Commissie t. Frankrijk (Zaak C-304/02, visserijcontroles).

2. Het Hof kan dit doen op basis van art. 260 VWEU.

3. Het Hof kan dit pas doen in een nieuwe procedure op basis van art. 260 VWEU.

4. Een forfaitaire som kan enkel door de Commissie worden opgelegd.

Vraag 10

Op 16 november jl. spraken de ministers van financiën van de eurozone over de stabiliteit van het eurogebied. Op dit moment is de situatie in twee lidstaten dermate zorgwekkend dat reeds wordt gesproken over het inwerkingtreden van het reddingsmechanisme voor deze landen. Het gaat hierbij om:

1. Ierland en het Verenigd Koninkrijk

2. Ierland en Portugal

3. Slowakije en Spanje

4. Italie en Griekenland

Vraag 11

Welke topfunctie vervult de Belg Herman Van Rompuy sedert begin dit jaar?

1. voorzitter van de Europese Commissie

2. voorzitter van de Europese raad

3. voorzitter van de Europese Centrale Bank

4. voorzitter van de Raad van ministers van de EU

Vraag 12

Welke landen behoren alle vier tot de Schengen-ruimte?

1. Noorwegen, Griekenland, Verenigd Koninkrijk, Polen

2. Ijsland, Ierland, Denemarken, Zwitserland

3. Zwitserland, Liechtenstein, Moldavie, Italie

4. Noorwegen, Ijsland, Zwitserland, Liechtenstein

Vraag 13

Op 9 november jl. beboette de Europese Commissie in een kartelzaak elf luchtvrachtvervoerders voor een bedrag van 799 miljoen euro. Twee maatschappijen gingen vrijuit, waaronder het Duitse Lufthansa. Waarom?

1. Lufthansa deed een succesvol beroep op de “klokkenluidersregeling” van de Commissie.

2. Lufthansa zou door het opleggen van de boete failliet dreigen te gaan.

3. Lufthansa vervoert met name vracht naar bestemmingen buiten de Europese Unie.

4. Bondskanselier Angela Merkel had grote druk uitgeoefend op de Commissie.

Vraag 14

Welke van de onderstaande stellingen in verband met het Europees mededingingsrecht is juist?

I. Een Amerikaans bedrijf kan niet binnen het toepassingbereik van art. 101 VWEU vallen.

II Als de Commissie een onderzoek doet naar een bedrijf op grond van art 102 VWEU heeft dat bedrijf er baat bij dat de markt zo klein mogelijk wordt afgebakend.

1. Stelling I is juist, Stelling II is onjuist.

2. Beide stellingen zijn juist.

3. Stelling I is onjuist, Stelling II is juist

4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 15

Wanneer een Nederlandse “pensionado” aan de Costa del Sol claimt schade te ondervinden door een schending van het EU recht door het Spaanse staat, dan kan deze persoon:

1. Een schadevergoedingsprocedure beginnen voor de Nederlandse rechter.

2. Een schadevergoedingsprocedure beginnen voor de Spaande rechter.

3. Een schadevergoedingsprocedure beginnen voor het Gerecht van de EU.

4. Geen schadevergoedingsprocedure beginnen.

Vraag 16

In het arrest Italiaanse brommers (Commissie t. Italie, Zaak 110/05) werd door het Hof van Justitie van de EU het volgende bepaald:

1. Nationale maatregelen die het gebruik van een goed beperken vallen onder de categorie verkoopmodaliteiten.

2. Nationale maatregelen die het gebruik van een goed beperken kunnen een maatregel van gelijke werking vormen.

3. Nationale maatregelen die het gebruik van een goed beperken kunnen niet met een beroep op art. 36 VWEU worden gerechtvaardigd.

4. Nationale maatregelen die het gebruik van een goed beperken vormen een beperking van de vrije mededinging op de interne markt.

Vraag 17

De twintigjarige Portugees Luis werkt sinds een jaar als pompbediende in Haarlem. Hij besluit zijn carrièrekansen te vergroten door aan de Universiteit van Leiden met een rechtenstudie te beginnen. Zijn beste vriend, de tweeëntwintigjarige Italiaan Giovanni, is naar Nederland verhuisd met het doel medicijnen te studeren aan de Universiteit van Leiden. Hij heeft geen tijd voor een bijbaantje en leeft van de maandelijkse toelage van zijn ouders. Ze dienen allebei een aanvraag voor studiefinanciering in.

1. Geen van beiden kan aanspraak maken op studiefinanciering.

2. Luis en Giovanni kunnen pas na vijf jaar verblijf in Nederland aanspraak maken op studiefinanciering.

3. Beiden hebben als EU burger recht op studiefinanciering vanaf aanvang van hun studie

4. Luis heeft recht op studiefinanciering, Giovanni niet.

Vraag 18

Welk van de volgende stellingen met betrekking tot een aantal klassieke arresten van het Hof van Justitie van de EU is juist?

1. In het arrest United Brands heeft het Hof van Justitie van de EU een enge interpretatie gegeven aan het begrip onderneming

2. In het arrest Dassonville heeft het Hof van Justitie van de EU een ruime interpretatie gegeven aan het begrip maatregel van gelijke werking.

3. In het arrest Keck en Mithouard heeft het Hof van Justitie van de EU een enge interpretatie gegeven aan het begrip dwingende eisen van algemeen belang.

4. In het arrest Plaumann heeft het Hof van Justitie van de EU een ruime interpretatie gegeven aan het begrip individueel geraakt zijn.

Vraag 19

Welk van de onderstaande stellingen in verband met het vrij verkeer van werknemers is juist?

I Een maatregel die niet discrimineert , maar enkel het vrij verkeer van werknemers belemmert is niet verboden onder artikel 45 VWEU.

II Indien de kinderen van een EU werknemer hun ouder vergezellen naar een andere lidstaat en aldaar naar school gaan, dan hebben de kinderen een verblijfsrecht in die lidstaat voor de duur van hun scholing, ook wanneer de EU werknemer eerder terugkeert naar de lidstaat van herkomst.

1. Stelling I is juist, Stelling II is onjuist.

2. Beide stellingen zijn juist.

3. Stelling I is onjuist, Stelling II is juist

4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 20

Na het sluiten van het luchtruim ten gevolge van de uitbarsting van de vulkaan Eyjafljallajokull op IJsland verkeren een hoop Europese luchtvaartmaatschappijen in financiële nood. De Italiaanse regering wil de nationale maatschappij Alitalia een steuntje in de rug geven door luchtvaartmaatschappijen die vliegen op Italiaanse luchthavens vrij te stellen van luchthavenbelasting. Ze doet hier geen melding van aan de Europese Commissie.

1. De verlaging van de omzetbelasting vormt steun die onverenigbaar is met de interne markt.

2. De verlaging van de omzetbelasting vormt geen staatssteun onder art. 107, lid 1 VWEU

3. De verlaging van de omzetbelasting vormt steun die verenigbaar is met de interne markt op grond van art 107, lid 2 VWEU.

4. De verlaging van de omzetbelasting vormt steun die verenigbaar verklaard zou kunnen worden met de interne markt op grond van art 107, lid 3 VWEU

Antwoordindicatie

1.A

2.A

3.D

4.B

5.B

6. C

7. C

8. B

9. B

10. B

11. B

12. D

13. A

14. D

15. B

16. B

17. D

18. B

19. C

20. B