Materieel Strafrecht - UL - Extra oefententamen 1

Vragen

Casus: De ballonvaart

Op zaterdag 2 september 2014 is Maaike Vaart jarig. Van haar man (Mitchell) heeft ze een ballonvaart cadeau gekregen. De ballonvaart moest plaatsvinden in de buurt van de Zuid-Hollandse plaats Boskoop. Niet alleen Maaike behoorde tot de passagiers, ook Mitchell en hun beide kinderen (Charley en Jack) waren van de partij. De ballonvaart is geregeld bij het bedrijf Zuid-Hollandse Ballonvaart BV, dat wordt gerund door Menno Moors en Theo De Hemel.

Menno Moors is eigenaar van een ballon en in het bezit van alle benodigde vergunningen om ballon te mogen varen. Onderdeel van de cursus voorafgaand aan het mogen varen met een ballon is kennismaking met de geldende regelgeving, waaronder de Regeling vluchtuitvoering ballonnen. Deze regeling vereist onder meer dat een ballonvaarder een minimaal aantal vluchten moet hebben gevaren, alvorens passagiers aan boord te mogen nemen. Bij gebreke daarvan kan de vergunning worden ingetrokken, maar dat gebeurt in de regel zelden. Door het matige zomerweer had Menno nog niet genoeg vaartervaring opgedaan.

Theo De Hemel helpt onder andere bij het startklaar maken van de ballon. Over het gebrek aan vaartervaring werd tussen Menno en Theo niet gesproken. Het was bij beide bekend. Er werd van uitgegaan dat die onervarenheid vanzelf zou verdwijnen. Veel varen was het devies. 2 september 2014 was een uitgelezen vaartdag. De gemeente Alphen aan den Rijn (waar Boskoop onder valt) had Menno vrij snel een vergunning die dag te mogen varen gegeven. De gemeente controleert een aanvraag vrijwel altijd oppervlakkig en zo ook deze keer. Met de toestemming op zak, belt Menno Mitchell Vaart en deelt hem mede dat de ballonvaart aan het begin van de avond zou plaatsvinden. Mitchell en zijn gezin spoedden zich naar de plaats van vertrek. Tijdens het gereed maken van de ballon ontdekt Theo dat het startgewicht niet klopte. Tevens merkt Theo dat Menno een passagier te veel meeneemt. Theo maakt Menno hierop attent. Menno weigert aan de grond te blijven, terwijl hij daartoe wel verplicht is op grond van het vlieghandboek. ‘Kijk eens hoe mooi weer het is. Eindelijk. Laat me lekker varen. Ik maak me niet druk over het gewicht’, aldus Menno. Het argument van Theo dat hij verplicht is het startgewicht te bepalen op grond van het vlieghandboek weet Menno evenmin te overtuigen. ‘Het zal wel loslopen’, aldus opnieuw Menno. Ook het overschrijden van het maximaal aantal mee te voeren passagiers wuift Menno weg: ‘Eentje meer of minder zal niet uitmaken.’

Theo laat na er verder op in te gaan en de ballon wordt voor vertrek gereed gemaakt. Vlak voor de afvaart mogen Maaike, Mitchell en de kinderen instappen. Daarna stijgt de ballon op. Zo´n vijftig minuten na vertrek zet Menno de landing in. Recht voor hem ligt een veld dat goed als landingszone dienst kan doen. Het weiland ligt bij het dorpje Nieuwkoop, gemeente Alphen aan den Rijn. De ballon begint vrij snel te dalen. Te snel. Menno doet zich kalm voor en zegt tegen de passagiers dat er niets aan de hand is, maar het wordt snel duidelijk dat hij de macht over de ballon is kwijtgeraakt. Hij vergeet de brander voluit open te doen, om daarmee de snelheid van de daling af te remmen. De ballon komt op enig moment met een flinke klap op het weiland terecht.

Maaike valt tijdens de landing flauw en blijft roerloos in de bak liggen. Met behulp van de GPS-ontvanger op zijn telefoon bepaalt Mitchell de locatie en belt direct met 112. Er wordt een ambulance gestuurd. Het lukt Mitchell en zijn zoons niet om Maaike bij kennis te brengen. De ambulancebroeders, die een half uur na het ongeluk ter plaatse zijn, onderzoeken Maaike. Ze blijkt te zijn overleden.

Menno Moors wordt onder andere vervolgd voor overtreding van artikel 169, aanhef en onder 2° Sr. Aan hem wordt onder andere ten laste gelegd dat:

hij op 2 september 2014 te Boskoop en Nieuwkoop, als gezagvoerder van een luchtvaartuig, te weten een ballon (merk Cameron, type Z-105, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-XHX) zich zeer nalatig heeft gedragen zodat het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat genoemde ballon is verongelukt, immers heeft hij verdachte zich zeer nalatig gedragen door:

met vier passagiers (Maaike Vaart, Mitchell Vaart, Charley Vaarten Jack Vaart) een vlucht met een ballon uit te voeren:

  • terwijl dit aantal het maximaal aantal te vervoeren passagiers overschreed en

  • zonder voldoende vaartervaring en

  • zonder goede vluchtvoorbereiding (te weten berekening startgewicht) en

  • zonder voldoende gebruik te maken van de gasbrander (op het moment dat de daalsnelheid te hoog was), ten gevolge waarvan:

die ballon (na ongeveer 55 minuten varen) zodanig hard landde ten gevolge waarvan voornoemde Maaike Vaart is overleden (artikel 169, aanhef en onder 2° Sr).’

Vraag 1

Het lichaam van Maaike wordt door een patholoog-anatoom onderzocht. Maaike is overleden aan een hartaanval. De patholoog-anatoom ontdekt dat Maaike al een tijd een hartafwijking had. Mitchell geeft, gehoord door de politie, toe dat Maaike hartklachten had en met de huisarts had besproken of ze naar de cardioloog zou worden doorverwezen. Daarover was op het moment van de ballonvaart nog geen beslissing genomen.

Is er naar uw mening naar geldend recht sprake van het vereiste causaal verband tussen het verongelukken van de ballon en de dood van Maaike Vaart? (15 punten)

Vraag 2

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting voert Menno Moors het volgende verweer:

Edelachtbare, er is naar mijn mening geen sprake geweest van schuld. Ik heb een opleiding gehad tot ballonvaren en naar mijn beste kunnen de ballon de lucht in gebracht. De vlucht is tot op het laatst prima verlopen. Het startgewicht was weliswaar niet op orde, maar het was zulk mooi weer dat dat geen probleem is. Ook het feit dat ik meer passagiers bij me had dan toegestaan, is zuiver getalsmatig juist, maar het betrof vrij magere mensen zodat het totale gewicht van deze vier mensen volgens mij niet veel hoger lag dan het gemiddelde gewicht van drie normale mensen. De brander heb ik niet voluit aangedaan omdat mij dat op dat moment niet verstandig leek.’

Kan de rechtbank, gelet op het verweer, de overige in de casus vermelde informatie en naar

geldend recht, bewezen verklaren dat de dood van Maaike aan de schuld van Menno is te wijten? Bij de beantwoording van deze vraag hoeft u slechts het causale verband tussen de gedragingen van Menno en het verongelukken van de ballon te betrekken. (25 punten)

Vraag 3

Stel, anders dan tot nu toe is aangenomen, dat Maaike het kort na het opstijgen erg benauwd krijgt. In eerste instantie denkt ze dat die benauwdheid het gevolg is van de enerverende ervaring die ze beleeft. Zo’n vijftien minuten nadat de ballon is opgestegen, valt Maaike echter flauw. Mitchell en haar zoons zien al snel dat er iets heel ernstigs aan de hand is en eisen dat Menno Moors de ballon aan de grond zet. Menno zet daarop de landing in, op dezelfde wijze als hiervoor beschreven en met dezelfde fatale afloop. Ter zitting voert Menno aan dat hij vond dat hem geen andere keuze openstond. Hij dacht dat hij door de landing snel in te zetten een bijdrage zou leveren aan het redden van het leven van Maaike.

a. Licht toe op welke strafuitsluitingsgrond Menno Moors een beroep doet, en of dit beroep naar geldend recht kans van slagen heeft. (15 punten)

b. Stel dat volgens de rechtbank de onder vraag 3a. bedoelde strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden, tot welke einduitspraak zal dat naar geldend recht moeten leiden? Vermeld in uw antwoord de relevante wettelijke bepalingen. (5 punten)

c. Stel dat volgens de rechtbank de onder vraag 3a. bedoelde strafuitsluitingsgrond niet aannemelijk is geworden. Moet de rechtbank die beslissing opnemen in het vonnis? En moet de rechtbank die beslissing motiveren? Motiveer uw antwoord onder verwijzing naar de toepasselijke wettelijke voorschriften. (7 punten)

Vraag 4

Theo De Hemel wordt eveneens vervolgd voor de dood van Maaike Vaart. Aan hem wordt ten laste gelegd dat:

hij op 2 september 2014 te Boskoop en Warten, tezamen en in vereniging met Menno Moors, althans een ander dan verdachte, als gezagvoerder van een luchtvaartuig, te weten een ballon (merk Cameron, type Z-105, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-XHX) zich zeer nalatig heeft gedragen zodat het aan zijn schuld te wijten is geweest dat genoemde ballon is verongelukt, immers heeft hij zich zeer nalatig gedragen door:

met vier passagiers (Maaike Vaart, Mitchell Vaart, Charley Vaarten Jack van Veen) vlucht met een ballon uit te voeren:

  • terwijl dit aantal het maximaal aantal te vervoeren passagiers overschreed en

  • zonder voldoende vaartervaring en

  • zonder goede vluchtvoorbereiding (te weten berekening startgewicht) en

  • zonder voldoende gebruik te maken van de gasbrander (op het moment dat de daalsnelheid te hoog was), ten gevolge waarvan:

die ballon (na ongeveer 55 minuten varen) zodanig hard landde ten gevolge waarvan voornoemde Maaike Vaart is overleden (artikel 169, aanhef en onder 2° jo. 47 Sr).’

Kan de rechtbank naar geldend recht tot een bewezenverklaring komen van de in de tenlastelegging tot uitdrukking komende deelnemingsvorm? Motiveer uw antwoord. (20 punten)

Vraag 5

Mitchell Vaart meent dat de gemeente Alphen aan den Rijn Menno Moors nooit de vergunning om op 8 september 2012 te varen had mogen verlenen, nu hij onvoldoende vaartervaring had. Hij wil dat de gemeente wordt vervolgd voor het door schuld veroorzaken van de dood van zijn vrouw (artikel 307 lid 1 Sr). Is het naar geldend recht, in het bijzonder gelet op de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad, mogelijk de gemeente voor de dood van Maaike Vaart te vervolgen? (13 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Voor het vaststellen van een causaal verband hanteert de Hoge Raad het criterium van de redelijke toerekening. Voor de vraag of sprake is van redelijke toerekening, geldt normaal gesproken de conditio sine qua non als uitgangspunt. Dat betekent dat in de keten van gebeurtenissen de gedraging van de verdachte een onmisbare voorwaarde is zonder welke het gevolg niet zou zijn ingetreden. Echter, het conditio sine qua non verband is te weinig onderscheidend en op zichzelf dus niet voldoende om te kunnen spreken van een causaal verband in strafrechtelijke zin.

Bij de beoordeling van de redelijke toerekening kunnen andere, oudere causaliteitsleren, zoals causa proxima en redelijke voorzienbaarheid een rol spelen. Ook jurisprudentie waarin het criterium van de redelijke toerekening is gehanteerd, is van belang. In casu blijkt het volgende. Maaike Vaart is betrokken geraakt bij een ongeluk met een ballon. De ballon is met een flinke klap geland, terwijl de landing te snel was ingezet zonder daarbij de brander op de juiste wijze te gebruiken. Maaike, die, zo moet worden benadrukt, een hartafwijking blijkt te hebben, valt tijdens de landing flauw en krijgt naar later blijkt een fatale hartaanval. Was de landing anders ingezet en was de ballon niet met een flinke klap geland, dan was Maaike niet flauw gevallen etc. Van een conditio sine qua non tussen de gedragingen van Menno, hij heeft de ballon te snel laten dalen en heeft ervoor gezorgd dat de ballon met een flinke klap landde, en de dood van Maaike Vaart lijkt aldus sprake te zijn.

Zijn gedragingen zijn een noodzakelijke factor geweest voor het intreden van het gevolg. Let op dat de gedragingen ‘slechts’ een noodzakelijke factor moeten zijn geweest voor het intreden van het gevolg. Zekerheid hoeft daarover niet te bestaan. Je kan echter stellen dat de gedragingen van de verdachte geen noodzakelijke factor waren voor het intreden van het gevolg, omdat de gedragingen niet van dien aard waren dat iemand daardoor noodzakelijkerwijs zou kunnen komen te overlijden. Daarbij komt dat Maaike Vaart een hartafwijking blijkt te hebben, die reeds tijdens het ongeval bestond. Die hartafwijking kan als de noodzakelijke factor worden beschouwd. In dat geval komen zij tot de conclusie dat er geen sprake is van een conditio sine qua non. Dat hoeft echter aan het redelijkerwijs kunnen toerekenen van het gevolg aan de gedragingen van Menno Moors niet in de weg te staan. In beide gevallen moet je de vraag of er sprake is van redelijke toerekening nog bespreken. In beide gevallen behoort een voldoende (8 punten of hoger) voor deze vraag tot de mogelijkheden.

De hartafwijking van Maaike Vaart moet de aandacht krijgen, of je nu wel of niet tot een conditio sine qua non bent gekomen. Wanneer je wel van oordeel bent dat er sprake is van een conditio sine qua non, dan kan met behulp van de bestudeerde jurisprudentie worden bezien of de dood van Maaike Vaart redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend. Hierbij geldt dat die arresten niet één op één kunnen worden gebruikt, in de casus die leidde tot het arrest letale longembolie ontstond de dodelijke ziekte pas na de gedragingen van de verdachte. Je zou kunnen beargumenteren dat een hartafwijking niet dermate zwaar weegt dat daardoor het gevolg niet meer redelijkerwijs kan worden toegerekend.

Wanneer je meent dat de gedragingen van verdachte geen noodzakelijke factor waren, of daaraan tenminste kan worden getwijfeld, dan staat dat aan redelijke toerekening niet in de weg. Met behulp van het arrest Groninger HIV dien je dan aan te geven of de gedragingen van Menno Moors een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, alsmede dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid is verhoogd. Dat laatste hangt af van de omstandigheden, waarbij als hulpmiddel kan dienen of in de gegeven omstandigheden de gedraging van de verdachte geschikt is om dat gevolg teweeg te brengen en bovendien dat naar ervaringsregels van dien aard is dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van het gevolg. Het noemen van Groninger HIV en het min of meer correct weergeven van de wijze waarop een rechter toch tot redelijke toerekening zonder c.s.q.n. verband moet ook worden gehonoreerd.

Daarbij kan worden betrokken in hoeverre aannemelijk is geworden dat andere niet aan de gedraging van de verdachte gerelateerde oorzaken hoogstwaarschijnlijk niet tot dat gevolg hebben geleid. In casu kan hier twee kanten op worden geredeneerd.

Enerzijds kan worden gesteld dat de gedragingen van Menno een onmisbare schakel hebben gevormd in de gebeurtenissen. De verklaring van de patholoog-anatoom is niet zo sterk dat Maaike Vaart sowieso zou komen te overlijden. Zij is overleden in een situatie waarin een ballon te snel daalt en een flinke smak maakt bij de landing. De ballon heeft die klap gemaakt doordat Menno Moors verzuimd heeft de landing op ordelijke wijze uit te voeren. Lastiger is wellicht of ervaringsregels leren dat een dergelijke landing tot de dood kan leiden, maar dat is niet zonder meer uitgesloten. Voel je vrij je fantasie hier de vrije loop te laten.

Conclusie: ja, er is hier sprake van het vereiste causale verband.

Vraag 2

Culpa kan worden omschreven als aanmerkelijke, verwijtbare onvoorzichtigheid of verwijtbare, aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Hoe dan ook valt deze omschrijving uiteen in twee delen: aanmerkelijke onvoorzichtigheid en (aanmerkelijke) verwijtbaarheid. Voor de beoordeling van culpa is noodzakelijk allereerst de gedragingen zorgvuldig te omschrijven.

Gelet op artikel 169 Sr is ook het vaststellen van een causaal verband noodzakelijk. Eigenlijk gaat het in artikel 169 Sr om twee causale verbanden, maar in de stam van de vraag wordt slechts gevraagd het verband tussen de gedragingen van Menno en het verongelukken van de ballon te betrekken.

Wat is er gebeurd? Menno Moors, een onervaren ballonvaarder met te weinig vluchturen, heeft op 2 september 2014 vier passagiers meegenomen op een ballonvaart. Hij had te veel passagiers meegenomen en het startgewicht klopte niet. De landing verliep dramatisch, doordat hij bij de landing geen gebruik maakte van de brander om het dalen van de ballon te beheersen en een rustige landing te bewerkstelligen. Deze gedragingen hebben ertoe geleid dat de ballon is verongelukt; ze kwam immers met een flinke klap op het weiland terecht. Van een causaal verband tussen de gedragingen van Menno Moors en het verongelukken van de ballon is sprake.

Is datgene wat Menno Moors heeft gedaan aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig? Om die vraag te beantwoorden, moeten de gedragingen van Menno Moors worden getoetst aan in het geding zijnde normen. Dat kunnen geschreven en ongeschreven (sociale) normen zijn. Uit de casus blijkt dat ballonvaren is gereguleerd. Er gelden regels voor het startgewicht, het aantal mee te nemen passagiers en minimumeisen voor ballonvaarders. Zij mogen pas bij een aantal vaarturen passagiers meenemen. Menno Moors voldeed niet aan deze eisen. Daaruit kan reeds een zekere onvoorzichtigheid worden afgeleid. Maar niet moet worden vergeten de gedragingen tijdens de landing mee te nemen. Waren die onvoorzichtig? Ook zonder kennis van alle regels omtrent ballonvaren kan men aannemen dat een landing met de nodige voorzichtigheid en kunde moet worden ingezet. Daarbij kan men zich voorstellen dat het goed gebruiken van een brander cruciaal is. Menno Moors heeft die landing onvoorzichtig uitgevoerd, waardoor de ballon is verongelukt. Let op dat het gevolg niet relevant is voor de onvoorzichtigheid; het gaat om de gedragingen die tot het gevolg hebben geleid. Aangenomen kan worden dat er sprake is van onvoorzichtigheid, zowel gebaseerd op protocollen als ongeschreven regels. Maar is dat wat Menno Moors heeft gedaan aanmerkelijk onvoorzichtig.

Hij heeft meerdere belangrijke regels van ballonvaren overtreden en heeft nagelaten de brander te gebruiken. Die combinatie mag de conclusie rechtvaardigen dat er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Doet zijn verweer daarbij iets ter zake? Daarover kan worden getwist? Hij toont zich ietwat onverschillig over de regels en het belang ervan. Dat kan een extra argument voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid opleveren. Voor een ander antwoord lijkt in ieder geval geen plaats.

Tot slot moet nog worden ingegaan op de verwijtbaarheid. Uitgangspunt is dat aanname van de aanmerkelijke onvoorzichtigheid leidt tot het kunnen aannemen van verwijtbaarheid. Dat kan anders zijn wanneer de gedragingen en de overige omstandigheden tot een ander oordeel moeten leiden. Noch de casus, noch het verweer van Menno Moors biedt echter voldoende aanwijzingen om tot een ander oordeel te moeten komen. Studenten moeten dit wel goed uitwerken.

De enkele opmerking dat aanmerkelijke onvoorzichtigheid ook betekent dat verdachte verwijtbaar heeft gehandeld is in de praktijk misschien vaak wel juist, maar gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (Blackoutarrest) verdient de vraag of verdachte verwijtbaar onvoorzichtig heeft gehandeld toch nadere toelichting aan de hand van de feiten uit de casus.

Conclusie: er is sprake van schuld aan het veroorzaken van het verongelukken van de ballon.

Vraag 3

3a. Menno Moors doet een beroep een overmacht in de zin van noodtoestand (artikel 40 Sr). Noodtoestand geldt als een rechtvaardigingsgrond. Voor noodtoestand is vereist dat er sprake is van een actuele en concrete nood, ook wel een concrete crepeersituatie genoemd.

Het gaat om een conflict van plichten, de plicht om de strafwet na te leven (i.c. dus het voorkomen dat de ballon verongelukt), anderzijds de plicht om hulp te bieden aan hen die deze hulp behoeven. Om van een gerechtvaardigde noodtoestand te kunnen spreken moet de keuze die de verdachte heeft gemaakt en die neerkomt op het overtreden van de strafwet gerechtvaardigd of juist zijn geweest. Het belang dat de verdachte nastreeft moet het zwaarstwegende belang zijn geweest.

Voor de beoordeling van een beroep op noodweer gelden ook de algemeen regulerende beginselen: proportionaliteit en subsidiariteit (samengevat ook wel adequatie genoemd), culpa in causa en de Garantenstellung. Voor wat betreft proportionaliteit en subsidiariteit gaat het erom dat de gedragingen van de verdachte een zinnige bijdrage heeft geleverd aan het beoogde doel. Er moet namelijk een redelijke verhouding zijn tussen doel en gedraging. Daarbij kan worden meegewogen of de verdachte ook echt het beoogde doel trachtte te bereiken. De Hoge Raad heeft ten aanzien van noodtoestand aangenomen dat een beroep daarop slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan worden aangenomen.

In casu kan het conflict van belangen als volgt worden omschreven. Enerzijds heeft Menno Moors de plicht om een veilige ballonvaart uit te voeren en daarbij te voorkomen dat passagiers gewond raken of zelfs komen te overlijden. Anderzijds heeft Menno Moors ook de plicht om mensen die hulp behoeven hulp te bieden of daaraan een bijdrage te leveren binnen de grenzen van het eigen kunnen. Menno Moors heeft die laatste plicht zo ingevuld door de landing snel in te zetten. Dat is lovenswaardig omdat in de lucht weinig professionele hulp kan worden geboden. De landing is dermate heftig uitgevoerd dat Maaike Vaart is komen te overlijden. Hoewel de afloop fataal is geweest, kan men echter wel stellen dat van een actuele, concrete nood, of van een concrete crepeersituatie sprake is. Maaike was flauw gevallen en hulp was nodig.

Maar is het conflict van plichten dermate groot dat de handelwijze van Menno Moors was gerechtvaardigd. Vanuit zijn positie als ballonvaarder dient hij de meest juiste oplossing te kiezen. Het laten verongelukken van een ballon lijkt vanuit dat perspectief bezien niet de meest juiste oplossing. Het lijkt eerder dat Menno was bevangen door angst en paniek en dus niet het meest juiste heeft gedaan. Ook vanuit het adequatievereiste kan men vragen stellen bij de gedragingen van Menno. Levert hij een zinnige bijdrage aan het verlenen van hulp aan Maaike Vaart door de ballon te laten verongelukken? Enerzijds was men snel op de grond zodat hulp kon worden ingeschakeld, anderzijds was de landing dermate onbehouwen dat hij meer kwaad dan goed zou kunnen doen. Geheel adequaat lijkt de handelwijze van Menno dus niet.

Conclusie: het beroep op overmacht in de zin van noodtoestand heeft geen kans van slagen.

Let op: het is ook mogelijk dat je de strafuitsluitingsgrond ontbreken van materiële weder-rechtelijkheid noemt. Mits goed uiteengezet, kunnen hiervoor ook punten worden toegekend (maar nooit 15). Dat geldt niet voor noodweer of wettelijk voorschrift. Ook ligt het minder voor de hand om aan een schulduitsluitingsgrond te denken. Toch, mits goed onderbouwd, zouden ook voor deze keuze punten mogen worden toegekend (m.i. maximaal 8).

3b. Overmacht in de zin van noodtoestand is een rechtvaardigingsgrond. Daardoor wordt de weder-rechtelijkheid weggenomen. Wederrechtelijkheid is een onderdeel van de culpa. Beoordeling of er sprake is van een rechtvaardigingsgrond vindt dus plaats bij de eerste vraag van artikel 350 Sv. Wordt de wederrechtelijkheid weggenomen door aanname van een rechtvaardigingsgrond, dan kan culpa niet worden bewezen en volgt vrijspraak (artikel 352 lid 1 Sv).

Let op: wanneer is gekozen voor een schulduitsluitingsgrond verandert dat niet de uitkomst van de vraag en kan hetzelfde aantal punten worden behaald.

3c. In het geval volgens de rechtbank het beroep op noodtoestand niet aannemelijk is geworden, dient de rechtbank die beslissing op te nemen in het vonnis. Omdat we hier te maken hebben met een culpoos delict, geldt ook een motiveringsverplichting, maar niet op grond van artikel 359 lid 2, 1e volzin Sv, maar op grond van artikel 359 lid 2, 2e volzin Sv, nu bij culpoze delicten rechtvaardigingsgronden bij de eerste vraag moeten worden behandeld. Het aantal van 7 punten is fors, maar omdat we hier te maken hebben met culpa en een bijzonderheid (rechtvaardigings-grond bij een subjectief bestanddeel en te bespreken bij de eerste vraag), is dat wel op zijn plaats.

Let op: idem vraag 3b.

Vraag 4

In de tenlastelegging zijn de woorden ‘tezamen en in vereniging’ opgenomen. Die terminologie wordt enkel gehanteerd bij de deelnemingsvorm medeplegen. Medeplegen wordt niet in de wet omschreven. De Hoge Raad omschrijft medeplegen als nauwe en bewuste samenwerking.

Voor elke deelnemingsvorm gelden twee vereisten: accessoriteit (het delict is gepleegd) en dubbel opzet (opzet op de deelneming en opzet op het gronddelict), tenzij het gronddelict geen opzetvereiste kent, dan geldt alleen het opzet op de deelneming. De onderscheidene deelnemings-vormen kennen daarnaast nog eigen voorwaarden, zoals we hiervoor zagen bij medeplegen. In casu vragen we enkel naar de deelnemingsvorm, het gronddelict is hier dus niet aan de orde.

Bij nauwe en bewuste samenwerking gaat het dus om een nauwe en om een bewuste samenwerking.

Bewuste samenwerking impliceert opzet, waarvoor als ondergrens voorwaardelijk opzet voldoende wordt geacht. Nauwe samenwerking wordt bepaald aan de hand van de intensiteit van de samenwerking, de taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling en het belang van die rol, het zich terugtrekken op belangrijke momenten en aanwezigheid op belangrijke momenten. Van belang bij de nauwe samenwerking is ook dat tenminste één van de deelnemers het gronddelict moet hebben gepleegd, terwijl ook tenminste één van de deelnemers de kwaliteit moet hebben wanneer die in het gronddelict wordt vereist.

In casu hoeft aan het bewijs van medeplegen niet in de weg te staan dat Theo niet met de ballon heeft gevlogen (de casus geeft dat weliswaar niet expliciet aan, maar blijkt uit de omstandigheid dat Menno met vier passagiers vloog, die alle in de tenlasteleggingen worden genoemd) en het verongelukken ervan heeft veroorzaakt. Evenmin staat aan het bewijs van medeplegen in de weg dat Theo de kwaliteit van gezagvoerder ontbeert, nu Menno Moors de gezagvoerder is terwijl met betrekking tot de nauwe samenwerking het gaat om de relatie tussen Menno Moors en Theo De Hemel in de voltooiing van het door Menno Moors gepleegde delict. Positief te waarderen is als in het antwoord tot uitdrukking wordt gebracht dat het niet uitmaakt wie gezagvoerder is, ofwel omdat Menno de kwaliteit heeft en dat voldoende is, ofwel wijzend op verdeling van bestanddelen.

Kunnen de gedragingen van Theo worden aangemerkt als een nauwe en bewuste samenwerking in de voltooiing van het delict? Van belang zijn hier de gedragingen voorafgaand aan het delict. Theo en Menno zijn partners in hetzelfde bedrijf.

Er is een zekere taakverdeling: Menno vliegt met de ballon, Theo helpt Menno onder andere bij het startklaar maken van de ballon. Theo was op de hoogte van Menno’s gebrek aan vaartervaring, maar deed er niets aan te voorkomen dat Menno zou gaan varen. Beiden handelden naar het devies: veel varen. Voorafgaand aan de fatale ballonvaart merkt Theo op dat het startgewicht niet klopte en dat Menno een passagier te veel meeneemt. Er ontstaat daarover discussie, maar Menno kapt die af zonder dat Theo echt ingrijpt. Hij laat Menno eigenlijk vrij makkelijk begaan. Levert dat bewuste nauwe samenwerking op?

Met betrekking daarop kan worden gesteld dat Theo het motto: veel varen is het devies, onderschreef. Tevens is een duidelijke taakverdeling tussen Theo en Menno afgesproken:

Theo helpt Menno bij het startklaar maken, Menno vaart met de ballon. Theo was bekend met het gebrek aan vaartervaring. Hij was ook bekend met het verkeerde startgewicht en het feit dat Menno teveel passagiers aan boord nam. Hij laat vervolgens na daar daadwerkelijk iets aan te doen. Theo weerhoudt Menno er niet van om te varen, laat staan om te varen met een verkeerd startgewicht en met teveel passagiers. Dat levert een samenwerking op die zo nauw en bewust is, dat van medeplegen van een strafbaar feit kan worden gesproken.

Vraag 5

Strafbare feiten kunnen ook door rechtspersonen worden begaan (art. 51 Sr). Een gemeente is een publiekrechtelijke rechtspersoon (artikel 2:1 BW). Onder omstandigheden kunnen ook publiekrechtelijke rechtspersonen worden vervolgd, zij het dat dit slechts geldt voor lagere overheden, niet het rijk (Volkel arrest). In het Pikmeer-II arrest heeft de Hoge Raad bepaald in welke gevallen een lagere overheid, zoals een gemeente, voor strafbare feiten kan worden vervolgd. Enerzijds heeft de Hoge Raad de strafrechtelijke immuniteit van openbare lichamen als bedoeld in hoofdstuk 7 Gw erkend, indien deze een gedraging verrichten ter behartiging van een bij de wet een dergelijke openbare lichamen opgedragen specifieke bestuurstaak (ro. 5.3). In andere gevallen kan een lagere overheid aan strafrechtelijke controle worden onderworpen. Wanneer is sprake van strafrechtelijke immuniteit? De Hoge Raad geeft daarop een antwoord in r.o. 5.7. Immuniteit dient slechts dan te worden aangenomen als de desbetreffende gedragingen naar hun aard en gelet op het wettelijk systeem niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak, zodat uitgesloten is dat derden in zoverre op gelijke voet als het openbaar lichaam aan het maatschappelijk verkeer deelnemen.

In casu gaat het om het verlenen van een vergunning aan Menno Moors door de gemeente Alphen aan den Rijn. Het verlenen van vergunningen is een gedraging die naar haar aard en gelet op het wettelijk systeem niet anders dan door bestuursfunctionarissen kan worden verricht in de uitvoering van de aan het openbaar lichaam (de gemeente) opgedragen bestuurstaak, terwijl is uitgesloten dat derden op gelijke voet als het openbaar lichaam vergunningen kunnen verlenen. Conclusie: de gemeente kan niet worden vervolgd voor de dood van Maaike Vaart.

Let op: Als je verder bent gegaan en het daderschap hebt vastgesteld aan de hand van Zijpe arrest, krijg je daar helaas geen punten voor, omdat dit buiten het bestek van deze vraag valt.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
This content is used in:

Materieel Strafrecht - UL - B2 - Oefenbundel

Materieel Strafrecht - UL - B2 - Oefenbundel

Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:
This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2139