Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

Meerkeuzevragen

Vraag 1

In de Volkskrant van 5 november 2012 stond het volgende artikel (enkel de relevante passages zijn weergegeven):

Presidentskandidaat Romney maakt gebruik van Nederland als belastingparadijs

De fiscale sluipwegen van Mitt Romney lopen ook door Nederland. Het private-equityfonds Bain Capital, waarin de presidentskandidaat participeert, zou via de Nederlandse route zo’n 80 miljoen euro aan dividendbelasting hebben ontweken.

Presidentskandidaat Mitt Romney profiteert via het private-equityfonds Bain Capital van een voordelige fiscale route die via Nederland loopt. Nederland is voor het Amerikaanse Bain, dat door Romney werd opgericht, een schakel in zijn omvangrijke internationale web van trust- en houdstermaatschappijen.

Door zijn investering van de in 2004 overgenomen Ierse farmaceut Warner Chilcott via Nederland te laten lopen, weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden. Sinds de aandelen in Nederland zijn ondergebracht, werd zo’n 398 miljoen dollar (303 miljoen euro) aan dividend uitgekeerd en verkocht Bain voor ruim 334 miljoen dollar (260 miljoen euro) aan aandelen.

Dit blijkt uit door Follow the Money voor de Volkskrant onderzochte deponeringen bij de Amerikaanse beurstoezichthouder (SEC), Romneys belastingaangiften, door het Amerikaanse techblog Gawker geopenbaarde vertrouwelijke documenten van Bain, en gegevens van de Nederlandse Kamer van Koophandel.

(…)

398 miljoen dollar.

Sinds 2010 heeft Bain Capital zijn aandelen in Warner Chilcott ondergebracht in een Nederlandse besloten vennootschap. Vanaf het begin hebben er omvangrijke uitkeringen aan Bain Capital plaatsgevonden. Warner Chilcott keerde vanaf augustus 2010 398 miljoen dollar aan dividend uit. Bain verkocht in deze jaren ook voor ruim 334 miljoen dollar aan aandelen Warner Chilcott.

Door gebruik te maken van (……………) in Nederland en Luxemburg weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden en de opbrengsten van zijn aandelen veilig onder te brengen in de fiscale vrijplaats Kaaimaneilanden. (……………) houdt in dat de winst uit een aandelenbezit van meer dan 5 procent niet wordt belast in Nederland. Nederland is mede daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor houdstermaatschappijen van multinationals en financiële fondsen. ‘We zijn wereldkampioen (……………)’, zegt Jos Peters, fiscalist bij Merlyn.

Welk woord ontbreekt op de drie stippellijnen?

  1. (de regeling in) belastingverdragen.
  2. (de) deelnemingsvrijstelling.
  3. (de) fiscale eenheid.
  4. (het) verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

Vraag 2

Belastingverdragen bevatten geen regels:

  1. Over de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
  2. Ter voorkoming van discriminatie.
  3. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
  4. Ter voorkoming van het ontgaan van belasting.

Vraag 3

Welke beginselen past Nederland toe bij het afbakenen van de heffingsbevoegdheid?

  1. Het woonplaatsbeginsel en het bronbeginsel.
  2. Het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
  3. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
  4. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het vermogensbeginsel.

Vraag 4

Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:

  1. belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
  2. belastingen slechts mogen worden geheven over legaal verkregen inkomsten.
  3. de belastingplichtige zich aan de wet moet houden.
  4. de overheid enkel legaal verkregen bewijs mag gebruiken om vast te stellen over welke inkomsten belasting moet worden geheven.

Vraag 5

Welke aanknopingspunten kunnen voor de heffing van erfbelasting van belang zijn?

  1. de woonplaats en nationaliteit van de erflater en de woonplaats en nationaliteit van de verkrijger.
  2. de woonplaats en nationaliteit van de erflater.
  3. de woonplaats van de erflater en de woonplaats van de verkrijger.
  4. de woonplaats van de erflater.

Vraag 6

Jos (60 jaar) wil met Kerstmis € 7.500 schenken aan zijn zoon (38 jaar). Als hij het bedrag in één keer schenkt, is schenkbelasting verschuldigd. Jos is pertinent tegen het betalen van belasting en vraagt aan zijn vriend Kees, die wel vaker legale en illegale trucjes heeft uitgehaald ter omzeiling van belastingbetaling, of er niet een handigere manier is om de schenking te realiseren.

Kees raadt hem aan de schenking in twee delen te doen: de eerste helft op 31 december en de tweede helft op 1 januari van het volgende jaar. Op deze wijze is er volgens Kees helemaal geen schenkbelasting verschuldigd.

De constructie die Kees voorstelt is een voorbeeld van:

  1. belastingontduiking.
  2. belastingontwijking.
  3. fraus legis.
  4. relatieve simulatie.

Vraag 7

M BV houdt alle aandelen in D BV. M BV heeft een lening verstrekt aan D BV. D BV betaalt rente aan M BV. D BV keert tevens jaarlijks dividend uit aan M BV. De vennootschappen zijn niet gevoegd in een fiscale eenheid. Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

  1. De betaalde rente is bij D BV aftrekbaar van de winst. De ontvangen rente is bij M BV belast met vennootschapsbelasting. Het betaalde dividend is bij D BV aftrekbaar van de winst. Het ontvangen dividend is bij M BV belast met vennootschapsbelasting.
  2. De betaalde rente is bij D BV aftrekbaar van de winst. De ontvangen rente is bij M BV belast met vennootschapsbelasting. Het betaalde dividend is bij D BV niet aftrekbaar van de winst. Het ontvangen dividend is bij M BV niet belast met vennootschapsbelasting.
  3. De betaalde rente is bij D BV niet aftrekbaar van de winst. De ontvangen rente is bij M BV niet belast met vennootschapsbelasting. Het betaalde dividend is bij D BV aftrekbaar van de winst. Het ontvangen dividend is bij M BV belast met vennootschapsbelasting.
  4. De betaalde rente is bij D BV niet aftrekbaar van de winst. De ontvangen rente is bij M BV niet belast met vennootschapsbelasting. Het betaalde dividend is bij D BV niet aftrekbaar van de winst. Het ontvangen dividend is bij M BV niet belast met vennootschapsbelasting.

Vraag 8

De formule om de totaalwinst van een IB-onderneming te bepalen (via vermogensvergelijking) is:

  1. Boekwinst -/- aftrekposten.
  2. Eindvermogen -/- beginvermogen -/- later ingebracht kapitaal + onttrekkingen tijdens het bestaan van de onderneming.
  3. Eindvermogen -/- beginvermogen + later ingebracht kapitaal -/- onttrekkingen tijdens het bestaan van de onderneming.
  4. Jaarwinst -/- aftrekposten.

Vraag 9

Wat is de gangbare definitie van het begrip ‘belastingen’?

  1. Belastingen zijn onvrijwillige betalingen – anders dan als straf – aan de overheid, waar een rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.
  2. Belastingen zijn onvrijwillige betalingen – anders dan als straf – aan de overheid, waar geen rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.
  3. Belastingen zijn onvrijwillige betalingen aan de overheid, waar een rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.
  4. Belastingen zijn vrijwillige betalingen aan de overheid, waar een rechtstreekse individuele prestatie tegenover staat, en die krachtens rechtsregels worden gevorderd.

Vraag 10

Stelling I: Het inkomen uit aanmerkelijk belang bestaat naast reguliere voordelen uit deelnemingsvoordelen.

Stelling II: Ook natuurlijke personen met een belang van minder dan 5% van het geplaatste aandelenkapitaal in een vennootschap kunnen onder omstandigheden een aanmerkelijk belang hebben in die vennootschap.

Welke stelling is juist?

  1. Stelling I en II zijn onjuist.
  2. Stelling I en stelling II zijn juist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 11

Vloot Beheer B.V. heeft 100 gewone aandelen A uitgegeven met een nominale waarde van € 100. Daarnaast zijn door Vloot Beheer B.V. nog eens 100 aandelen B uitgegeven met dezelfde nominale waarde. De aandelen B geven de aandeelhouders aanvullende winstrechten. De heer Van Vloot houdt 8 aandelen A en geen van de aandelen B.

Kies het juiste antwoord:

  1. De heer Van Vloot heeft een aanmerkelijk belang in Vloot Beheer B.V., aangezien hij ten minste 5% van één van beide soorten aandelen bezit.
  2. De heer Van Vloot heeft geen aanmerkelijk belang in Vloot Beheer B.V., aangezien hij niet ten minste 5% van beide soorten aandelen bezit.
  3. De heer Van Vloot heeft uitsluitend een aanmerkelijk belang in Vloot Beheer B.V., indien hij van beide soorten ten minste 1 aandeel bezit en tevens voor ten minste 5% aandeelhouder is van één van beide soorten aandelen.
  4. De heer Van Vloot houdt geen aanmerkelijk belang in Vloot Beheer B.V., aangezien hij minder dan 5% van het totaal geplaatste aandelenkapitaal bezit.

Vraag 12

Wonkers wil geen fiscaal voordeel watervilla

Laatste update: 6 april 2012 15:45 info

DEN HAAG - Staatssecretaris Frans Wonkers van Financiën wil af van het belastingvoordeel dat eigenaren van een drijvende 'watervilla' kunnen krijgen na een uitspraak van de Hoge Raad.

Als gevolg van dit arrest ontstaat er een verschil in fiscale behandeling in de overdrachtsbelasting en in de vermogensrendementsheffing van 'roerende' waterwoningen aan de ene en 'onroerende' waterwoningen en gewone woningen aan de andere kant.

Wonkers is niet bereid ''deze situatie op voorhand zo maar te accepteren'' en gaat onderzoeken of het mogelijk is het verschil in behandeling weg te nemen, liet hij vrijdag weten.

Lees het nieuwsbericht. De Hoge Raad heeft in 2012 beslist dat sommige waterwoningen (d.w.z. woonboten) roerende zaken zijn en derhalve geen overdrachtsbelasting verschuldigd is bij de verkrijging van een dergelijke watervilla.

Welk verschil in behandeling ten aanzien van ‘roerende’ en ‘onroerende’ waterwoningen wordt in het artikel bedoeld ten aanzien van de inkomstenbelasting (vermogensrendementsheffing)?

  1. Roerende waterwoningen bestemd voor de recreatieverhuur aan derden kunnen niet worden belast in box 3; onroerende waterwoningen wel.
  2. Roerende waterwoningen bestemd voor eigen recreatiebewoning kunnen niet worden belast in box 3; onroerende waterwoningen wel.
  3. Schulden die verband houden met de aankoop van roerende waterwoningen kunnen niet in aanmerking worden genomen als schuld in de zin van box 3; schulden die verband houden met de aankoop van onroerende waterwoningen wel.
  4. Voor roerende waterwoningen bestaat geen recht op hypotheekrenteaftrek; voor onroerende waterwoningen wel.

Vraag 13

Denemarken schrapt „vetbelasting”

KOPENHAGEN (ANP/AFP) – Denemarken gaat de één jaar geleden geïntroduceerde ‘vetbelasting’ weer afschaffen. De maatregel bleek duur en de Denen veranderden hun eetgewoonten niet, aldus het ministerie voor Belastingen zaterdag.

De vetbelasting en in het verlengde hiervan de ‘chocoladebelasting’, de zogeheten belasting op suiker, kreeg veel kritiek. De consumentenprijzen stegen, de administratieve lasten voor bedrijven gingen omhoog en er dreigde banenverlies, zei het ministerie in de verklaring.

Welke stelling is juist?

  1. De vetbelasting is een voorbeeld van een progressieve belasting.
  2. De vetbelasting is een voorbeeld van een vlaktaks.
  3. De vetbelasting is een voorbeeld van fiscaal instrumentalisme.
  4. De vetbelasting is gebaseerd op het draagkrachtbeginsel.

Vraag 14

Student Bob de Vries werkt als vrijwilliger bij stichting De Doos. Deze stichting heeft als doel vrijwilligers te leveren voor een mooie uitvaart voor mensen zonder familieleden. Hiermee wordt de overledene een laatste eer bewezen. Eens in de zoveel tijd wordt Bob gebeld met de vraag of hij een klus wil doen. Het levert hem wel wat op: hij krijgt een vergoeding van 10 euro per uur als hij toezegt. Als Bob is opgeroepen, legt hij voor de plechtigheid de bloemstukken op de juiste plek. Bob moet tijdens de plechtigheid strak en statig voor zich uitkijken. Deze plechtigheid verloopt volgens het zogenaamde ‘uitvaarthandboek’, opgesteld door zijn baas Ruud. Bob moet zich aan de regels uit dit handboek houden.

Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij Bob?

  1. Bob geniet belastbaar loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.
  2. Bob is ondernemer in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.
  3. Bob ontvangt resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.
  4. De inkomsten van Bob zijn niet belast met inkomstenbelasting; er is geen bron van inkomen.

Vraag 15

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. De loonbelasting is aan te merken als een aanslagbelasting.
  2. De termijnen voor het opleggen van een navorderingsaanslag en een naheffingsaanslag zijn gelijk.
  3. Het opleggen van een aanslag geschiedt in het geval van een aangiftebelasting uiterlijk binnen twee maanden na het doen van aangifte. Bij een aanslagbelasting dient de aanslag in beginsel binnen drie jaren na het ontstaan van de materiële belastingschuld te worden opgelegd.
  4. Ten aanzien van aanslagbelastingen worden zwaardere eisen gesteld aan de mogelijkheid om een navorderingsaanslag op te leggen dan het geval is bij aangiftebelastingen waar het gaat om het opleggen van een naheffingsaanslag.

Vraag 16

Welke stelling ten aanzien van de Successiewet 1956 is onjuist?

  1. Bij de verkrijging van enkele bezittingen, zoals woningen, courante effecten en ondernemingsvermogen, gelden bijzondere waarderingsvoorschriften in de Successiewet 1956.
  2. De tarieven voor verkrijgingen door partners en kinderen zijn opgenomen in tariefgroep I.
  3. Een voormalig inwoner van Nederland wordt voor toepassing van de Successiewet 1956 geacht nog tien jaren in Nederland woonachtig te zijn, doch uitsluitend indien hij de Nederlandse nationaliteit bezit.
  4. Schenkingen tussen partners worden voor de schenkbelasting genegeerd.

Vraag 17

Wie van de volgende belastingplichtigen geniet inkomen dat wordt belast in box 1 van de Wet inkomstenbelasting 2001?

  1. De heer Foltjer die een uitkering ontvangt uit een pensioenfonds.
  2. De heer Schavers die een erfenis heeft ontvangen van zijn in Nederland woonachtige vader.
  3. Mevrouw Banjer is werkloos. Ze heeft een dividenduitkering ontvangen op haar aandelen Shell.
  4. Mevrouw Klop ontvangt 5% rente op een lening die zij heeft verstrekt aan haar buurman. Deze buurman heeft het geld gebruikt om een eigen woning te kopen.

Vraag 18

Rob is zeer vermogend en woont al jaren in Engeland. Hij heeft begrepen dat Nederland door Obama is aangemerkt als belastingparadijs. Om die reden besluit hij in Nederland fiscaal recht te gaan studeren. Hij begrijpt niks van het Nederlandse rechtssysteem en de afspraken met de Belastingdienst en hoopt na deze opleiding flink geld te gaan besparen. Rob houdt zijn eigen woning in Engeland aan. Hij verblijft hoofdzakelijk in zijn woning in Engeland. In Nederland opent hij een spaarrekening voor zijn studiekosten en koopt hij een appartementje waar hij twee weekenden per maand verblijft. Door de week verhuurt hij dit appartement aan zijn Leidse nichtje. Hiervoor ontvangt hij maandelijks een vergoeding. Is Rob belastingplichtig in Nederland?

N.B. Bij de beantwoording van deze vraag hoeft geen rekening te worden gehouden met het verdrag dat is gesloten tussen Nederland en Engeland.

  1. Rob is in Nederland binnenlands belastingplichtig. Het appartement, de huurinkomsten en de spaarrekening maken deel uit van de rendementsgrondslag in box 3.
  2. Rob is in Nederland binnenlands belastingplichtig. Het appartement en de spaarrekening maken deel uit van de rendementsgrondslag in box 3.
  3. Rob is in Nederland buitenlands belastingplichtig. Het appartement en de spaarrekening maken deel uit van de rendementsgrondslag in box 3.
  4. Ron is in Nederland buitenlands belastingplichtig. Het appartement maakt deel uit van de rendementsgrondslag in box 3.

Vraag 19

Welke stelling is juist omtrent de verhouding tussen het fiscale winstbegrip in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en het winstbegrip in de Wet inkomstenbelasting 2001?

  1. De Wet inkomstenbelasting 2001 kent geen winstbegrip. Deze wet spreekt enkel over inkomen.
  2. De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bevat een eigen winstbegrip, dat vrijwel geen overeenkomsten vertoont met het winstbegrip in de Wet inkomstenbelasting 2001.
  3. Het winstbegrip uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en het winstbegrip uit de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn nagenoeg identiek.
  4. Het winstbegrip uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 kent, anders dan het winstbegrip uit de Wet inkomstenbelasting 2001, het begrip goed koopmansgebruik niet.

Vraag 20

Kees bezit 4% van de aandelen in Kees Holding BV. Kees Holding BV bezit 90% van de aandelen in Kees Werk BV. Kees Holding BV verkoopt de aandelen in Kees Werk BV met winst. De verkoopwinst is bij Kees Holding BV:

  1. belast aangezien Kees Holding BV een aanmerkelijk belang heeft in Kees Werk BV.
  2. niet belast aangezien de aandelen in Kees Holding BV in box 3 van de inkomstenbelasting vallen.
  3. niet belast als gevolg van toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
  4. niet belast als gevolg van toepassing van de regeling van de fiscale eenheid.

Vraag 21

Bij een onderneming heeft de Belastingdienst een controle ingesteld in 2009. Tijdens die controle is de administratie uitgebreid beoordeeld en is ook gekeken naar de Franse inkoopcontracten die de onderneming heeft afgesloten. Begin 2012 wordt bij dezelfde onderneming wederom een controle ingesteld. De inspecteur neemt bij deze controle het standpunt in dat de prijsstelling van dezelfde Franse inkoopcontracten (die hij in 2009 al beoordeeld heeft) onjuist is en legt uiteindelijk in 2013 over het jaar 2012 een aanslag op waarbij hij afwijkt van de ingediende aangifte.

Welke stelling is juist?

  1. Bij het opleggen van de aanslag kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen, omdat het buitenlandse inkoopcontracten betreft.
  2. De inspecteur beschikt over een nieuw feit en kan daarom niet afwijken van de aangifte.
  3. De inspecteur dient aan te tonen dat belastingplichtige een ‘kenbare fout’ heeft gemaakt, aangezien de aanslag binnen twee jaren na het indienen van de aangifte is opgelegd.
  4. De inspecteur kan niet van de aangifte afwijken, omdat hij op basis van het vertrouwensbeginsel is gebonden aan de bevindingen van het eerdere boekenonderzoek.

Vraag 22

Joop heeft 4% van de aandelen in X BV en 1% van de aandelen in Y BV. De broer van Joop heeft 3% van de aandelen in X BV. Joops zoon Jon (25 jaar) heeft 2% van de aandelen in X BV. De vrouw van Joop heeft 4% van de aandelen in Y BV.

In welke vennootschap(pen) heeft Joop een aanmerkelijk belang?

  1. In X BV en Y BV.
  2. In X BV.
  3. In Y BV.
  4. Joop heeft geen aanmerkelijk belang.

Vraag 23

Buitenlands belastingplichtig in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 is een natuurlijk persoon die:

  1. in Nederland woonachtig is en een bankrekening in het buitenland bezit.
  2. in Nederland woonachtig is en in het buitenland een vakantiewoning bezit.
  3. niet in Nederland woonachtig is, maar een bankrekening in Nederland bezit.
  4. niet in Nederland woonachtig is, maar een vakantiewoning in Nederland bezit.

Vraag 24

Wat is het doel van de loonbelasting?

  1. Al het loon in de heffing betrekken dat niet onder de inkomstenbelasting valt, zoals de zogenaamde “fictieve dienstbetrekkingen”.
  2. Functioneren als voorheffing op de inkomstenbelasting.
  3. Inkomensverschillen tussen werkenden te verkleinen op grond van het draagkrachtbeginsel.
  4. Zorgen voor een evenwichtige lastenverdeling tussen werknemers en ondernemers, bijvoorbeeld door een vergelijkbare mogelijkheid van kostenaftrek.

Vraag 25

De Europese Commissie heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de ‘Taxation trends in the European Union’. Hoe komt Nederland uit de bus bij de internationale vergelijking?

  1. Bij een internationale vergelijking van de belastingdruk komt het tarief van de vennootschapsbelasting uitstekend uit de bus in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU, het toptarief van de inkomstenbelasting is aan de hoge kant.
  2. Bij een internationale vergelijking van de belastingdruk komt het toptarief van de inkomstenbelasting uitstekend uit de bus in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU, het tarief van de vennootschapsbelasting is aan de hoge kant.
  3. Bij een internationale vergelijking van de belastingdruk komt zowel het tarief van de vennootschapsbelasting, als het toptarief van de inkomstenbelasting uitstekend uit de bus in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU.
  4. Uit het onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat zowel het tarief van de vennootschapsbelasting, als het toptarief van de inkomstenbelasting aan de hoge kant is in vergelijking met het gemiddelde toptarief binnen de EU.

Vraag 26

De heer Van der Loon doet aangifte inkomstenbelasting. Bij het doen van aangifte vult hij – in het kader van box 3 – echter opzettelijk niet in dat hij een tweede huis op de Bahama’s bezit om zo de belasting te ontduiken. De inspecteur heeft geen reden om aan de aangifte van de heer Van der Laan te twijfelen en legt conform de aangifte een aanslag inkomstenbelasting op. Zes jaar later krijgt de inspecteur per toeval weet van het huis op de Bahama’s. Wat kan hij nog doen?

  1. De inspecteur kan een naheffingsaanslag opleggen op grond van art. 20 AWR.
  2. De inspecteur kan een navorderingsaanslag conform art. 16 AWR opleggen en een vergrijpboete ex. art. 67d AWR.
  3. De inspecteur kan niet meer navorderen. De termijn hiervoor is verstreken. Wel kan hij een vergrijpboete opleggen ex. art. 67d AWR.
  4. De inspecteur kan niets meer doen, aangezien hij de aangifte destijds gevolgd heeft.

Vraag 27

Pat heeft drie weken geleden een aanslag inkomstenbelasting ontvangen. De afgelopen drie weken is een discussie ontstaan over haar sieradenvoorraad. Pat is van mening dat deze sieraden voor persoonlijk gebruik zijn en om die reden niet worden belast in box 3. Echter, de belastinginspecteur, de beste vriend van haar ex-vriend, heeft het standpunt ingenomen dat Pat de sieraden houdt ter belegging en heeft de sieraden aangemerkt als een bezitting in box 3. Meermalen hebben Pat en de belastinginspecteur met elkaar van gedachten gewisseld. De wederzijdse standpunten zijn uitgekristalliseerd. Pat geeft niet op en vraagt u om advies. Welke mogelijkheid is er voor Pat?

  1. Pat kan de Belastingdienst verzoeken de belastingaanslag ambtshalve te verminderen. De Belastingdienst dient aan dit verzoek tegemoet te komen.
  2. Pat kan de betreffende belastinginspecteur wraken op grond van de Algemene wet bestuursrecht ter verzekering van de onpartijdigheid van de belastinginspecteur.
  3. Pat kan ervoor kiezen rechtstreeks beroep in te stellen bij de rechtbank, indien de Belastingdienst daarmee instemt.
  4. Pat kan sprongcassatie instellen. Hiermee kan rechtstreeks beroep in cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld als beide partijen hiervoor schriftelijke toestemming verlenen.

Vraag 28

De tennisvereniging Bloem heeft vele vermogende leden, die graag samen in een besloten sfeer sporten. De vereniging verzorgt de velden en accommodaties, en verzorgt daarnaast horeca-activiteiten in het clubgebouw. De leden kunnen daar na afloop van het tennissen eten en drinken. En bijna elk weekend wordt de locatie ’s avonds aan leden verhuurd voor feesten en partijen. De vereniging draait daarnaast op contributies, maar ook op royale sponsoring door lokale ondernemers die in ruil daarvoor reclameborden rond de velden mogen plaatsen. Jaarlijks sluit de vereniging de boeken met een mooi saldo, over 2012 maar liefst €412.543. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de reserves, en is bestemd voor toekomstige aankoop van extra terreinen. Tevens doet de vereniging jaarlijks een gift van €100.000 aan een noodlijdende tennisvereniging in Zuid. Op 15 februari 2013 ontvangt de penningmeester van de vereniging tot zijn verrassing een aangiftebiljet vennootschapsbelasting. Is de vereniging inderdaad belastingplichtig voor die belasting?

  1. Ja, maar alleen indien en voor zover zij een onderneming drijft.
  2. Ja, voor haar gehele resultaat. Dit resultaat kan bovendien aan de leden worden toegerekend als een fictief aanmerkelijk belang.
  3. Nee, een tennisvereniging is geen lichaam in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
  4. Nee, het positieve resultaat wordt immers gebruikt voor reserveringen en giften, zodat er geen deelname is aan het economisch verkeer.

Vraag 29

Oma gaat verschillende bezittingen in haar sokken verstoppen. Op deze wijze wil zij voorkomen dat ze belasting moet betalen. In welke situatie is oma geen inkomstenbelasting verschuldigd?

N.B. Er dient geen rekening te worden gehouden met het heffingvrije vermogen.

  1. Oma heeft een muntenverzameling die zij hoofdzakelijk ter belegging aanhoudt. Zij stopt de munten ter waarde van € 10.000 in haar sok. Daarnaast heeft oma een hypotheekschuld ten behoeve van haar eigen woning ter grootte van € 10.000.
  2. Oma stopt 2.000 losse euro’s in haar sok. Daarnaast heeft zij een schuld van € 2.500 bij de bank in verband met een persoonlijke lening die zij enkele jaren geleden is aangegaan.
  3. Oma stopt 5.000 losse euro’s in haar sok. Daarnaast heeft zij een inkomstenbelastingschuld aan de belastingdienst ter grootte van € 4.000 en een schuld in verband met een persoonlijke lening ter grootte van € 3.000 aan haar buurman.
  4. Oma stopt al haar waardevolle spullen ter waarde van € 6.000 in haar sok: fotoboeken, de trouwring van haar overleden man en de zilveren rammelaar van haar dochter. Ook heeft oma een belastingvordering op de belastingdienst in verband met een teruggaaf inkomstenbelasting ter grootte van € 4.000. Daarnaast heeft zij een schuld van € 3.000 bij de bank in verband met een persoonlijke lening die zij enkele jaren geleden is aangegaan.

Vraag 30

M BV houdt alle aandelen in D BV. M BV en D BV zijn gevoegd in fiscale eenheid. Welk van de onderstaande antwoorden is onjuist?

  1. Alle activa en passiva van D BV worden aan M BV toegerekend.
  2. Er wordt voor M BV en D BV één winst bepaald.
  3. Onderlinge transacties tussen M BV en D BV zijn niet zichtbaar.
  4. Verliezen van M BV kunnen niet verrekend worden met winsten die D BV in het zelfde jaar heeft gemaakt.

Vraag 31

De vennootschapsbelasting wordt in Nederland geheven via een gematigde variant van het klassieke stelsel. Dit houdt in dat:

  1. bij de belastingheffing een strikt onderscheid wordt gemaakt tussen de vennootschap en haar aandeelhouders.
  2. de door de vennootschap behaalde winst jaarlijks rechtstreeks bij de aandeelhouders van de vennootschap wordt belast.
  3. er geen sprake kan zijn van economisch dubbele belastingheffing.
  4. er sprake kan zijn van juridisch dubbele belastingheffing.

Vraag 32

Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Bij twijfel over de aard van het inkomen gaat de bron ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ volgens de rangorderegeling voor op de bron ‘winst uit onderneming’.
  2. De bron resultaat uit overige werkzaamheden vormt de sluitpost ter zake van arbeidsinkomen in de Wet inkomstenbelasting 2001.
  3. Een voordeel dat wordt aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt eerst in de loonbelasting betrokken.
  4. Resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan zich uitsluitend voordoen bij het aan- en verkopen van vermogensbestanddelen.

Vraag 33

De heer Staar is banketbakker en drijft een onderneming in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. De heer Staar koopt een mooie grote oven om de taarten in te kunnen bakken. De echtgenote van de heer Staar wil de mooie oven ook graag gebruiken om haar zondagse appeltaart in te kunnen te bakken. De heer Staar vindt dit geen goed idee en heeft thuis de broek aan. De echtgenote mag de appeltaart dan ook niet in de bakkerij bakken.

Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. De oven vormt een onttrekking in het jaar van aanschaf.
  2. De oven vormt keuzevermogen.
  3. De oven vormt verplicht ondernemingsvermogen.
  4. De oven vormt verplicht privévermogen.

Vraag 34

De inspecteur heeft twijfels over de juistheid van de hypotheekrenteaftrek die de gepensioneerde mevrouw Bok heeft opgenomen in haar aangifte inkomstenbelasting 2012. De inspecteur vraagt zich af wat hij kan doen.

Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. De inspecteur kan de bewijslast verzwaren. Mevrouw Bak moet dan overtuigend aantonen dat de hypotheekrenteaftrek juist is.
  2. De inspecteur kan een verzuimboete opleggen als mevrouw Bak zijn vragenbrief niet volledig beantwoordt.
  3. De inspecteur kan mevrouw Bak aanmerken als administratieplichtige en vervolgens haar boekhouding opvragen.
  4. De inspecteur kan voor het opleggen van de aanslag aan mevrouw Bak vragen een mondelinge of schriftelijke toelichting te geven op het in aftrek gebrachte bedrag.

Vraag 35

M BV houdt alle aandelen in D BV. M BV en D BV zijn niet gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. M BV verstrekt een lening van € 8 mio aan D BV tegen een rente van 0% en met een looptijd van 10 jaar. Tussen onafhankelijke derden zou een rente van 5% (€ 400.000) verschuldigd zijn geweest. Welk van de volgende alternatieven is juist?

  1. Aangezien de rente 0% is, wordt er geen rente belast bij M BV en is er geen rente aftrekbaar van de winst van D BV. De kostprijs van de deelneming van M BV in D BV blijft gelijk.
  2. De deelnemingsvrijstelling is van toepassing. Als gevolg daarvan is er geen rente belast bij M BV en is er geen rente aftrekbaar van de winst van D BV. De kostprijs van de deelneming van M BV in D BV blijft gelijk.
  3. Er is sprake van een informele kapitaalstorting. Bij M BV wordt € 400.000 belast, bij D BV is € 400.000 aftrekbaar van de winst. M BV verhoogt de kostprijs van haar deelneming in D BV met € 400.000.
  4. Er is sprake van een verkapte dividenduitkering. Bij M BV is dit dividend niet belast, bij D BV is dit dividend niet aftrekbaar van de winst. M BV verhoogt de kostprijs van haar deelneming in D BV met € 400.000.

Vraag 36

Welke bewering is juist met betrekking tot de informatieverplichtingen die de belastingplichtige heeft in verband met de belastingheffing?

  1. Alleen voor derden geldt dat zij een ruime informatieverplichting hebben: daarbij kan worden gedacht aan de dierenarts die voor de heffing van hondenbelasting verplicht is aan te geven welke mensen met hun hond de dierenarts hebben bezocht.
  2. De belastingplichtige dient de inspecteur uit eigener beweging informatie te verstrekken over zijn eigen situatie en over de situatie van derden.
  3. De informatieverplichtingen zijn ruim, omdat de belastingplichtige de inspecteur desgevraagd de gegevens en inlichtingen dient te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van die belastingplichtige.
  4. Naast de plicht om duidelijk, stellig en zonder voorbehoud aangifte te doen, heeft de belastingplichtige in verband met zijn zwijgrecht niet de verplichting om informatie te verstrekken aan de inspecteur.

Vraag 37

Maaike heeft een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd gekregen voor het jaar 2012. Zij heeft de indruk dat die aanslag tot een veel lager bedrag is opgelegd dan het bedrag waarvoor zij aangifte heeft gedaan. Vermoedelijk is er wat fout gegaan. Welke bewering is juist?

  1. Aan Maaike kan – ook als er geen sprake is van een nieuw feit – een navorderingsaanslag worden opgelegd indien de aanslag ten gevolge van een fout tot een te laag bedrag is opgelegd en dit Maaike redelijkerwijs kenbaar was.
  2. Indien de inspecteur niet over een nieuw feit beschikt, kan hij geen navorderingsaanslag aan Maaike opleggen.
  3. Navordering is niet mogelijk omdat het niet aan de schuld van Maaike is te wijten dat een te lage aanslag is opgelegd; zij heeft immers voor een juist bedrag aangifte gedaan.
  4. Slechts indien Maaike te kwader trouw was bij het doen van haar aangifte kan de inspecteur een navorderingsaanslag aan Maaike opleggen.

Vraag 38

De heer Jans geniet al drie jaar pensioen. Omdat hij veel vrije tijd heeft, is hij zich gaan interesseren voor antiek en curiosa. Af en toe koopt hij wat meubels en servies, om vervolgens te gebruiken in de eetkamer van zijn vakantiewoning.

Ook houdt de heer Jans 2% aandelen in Yoma BV, in welke vennootschap zijn zoon Pieter Jans 4% van de aandelen houdt. Yoma BV keert jaarlijks dividend uit. Uit welke boxen en op welke gronden geniet de heer Jans op basis van het voorgaande vermoedelijk inkomen?

  1.  
  • Box 1: inkomsten uit eigen woning en resultaat uit overige werkzaamheden
  • Box 3: antiekcollectie en aandelenpakket
  1.  
  • Box 1: loon uit vroegere dienstbetrekking
  • Box 3: aandelenpakket en vakantiewoning
  1.  
  • Box 1: loon uit vroegere dienstbetrekking en resultaat uit overige werkzaamheden
  • Box 2: inkomsten uit aanmerkelijk belang
  1.  
  • Box 1: loon uit vroegere dienstbetrekking en resultaat uit overige werkzaamheden
  • Box 2: inkomsten uit aanmerkelijk belang
  • Box 3: vakantiewoning

Vraag 39

Dick heeft een baan als docent belastingrecht. In zijn resterende vrije tijd drijft hij een patatkraam, die mede dankzij de door Dick zelf vervaardigde gehaktballen goed loopt. Ongeveer drie avonden per week staat hij tussen 18.00 uur en 22.00 uur aan de frituurpannen, voor het overige werkt zijn vriendin Julia in de zaak. Op grond van zijn fiscale kennis besluit Dick om de patatkraam in 2010 in te brengen in een door hem op te richten BV, waarvan hij voor 95,1% aandeelhouder wordt en zijn vriendin voor 4,9%.

Nu Dick en Julia beiden een goed inkomen genieten uit hun BV, zoekt Dick naar wegen om zijn belastingdruk te optimaliseren. Hij meent in 2012 in aanmerking te komen voor zelfstandigenaftrek. Is dat zo?

  1. Ja, maar alleen als hij voldoet aan het urencriterium.
  2. Ja, maar gezien de meetrekregeling alleen als zowel hijzelf als zijn vriendin Yvonne voldoen aan het urencriterium.
  3. Nee, de zelfstandigenaftrek geldt, gezien art. 8 lid 1 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet voor de vennootschapsbelasting.
  4. Nee, Dick is geen ondernemer in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Vraag 40

Nelly houdt ter belegging een verzameling dure schilderijen aan. Deze schilderijen zijn veilig opgeslagen in een kluis in België. Zij heeft eens een avondje in de tekst van de Wet inkomstenbelasting 2001 gebladerd. Nu meent zij dat ze geen vermogensrendementsheffing behoeft te betalen over deze schilderijen, omdat deze schilderijen niet behoren tot haar “rendementsgrondslag in Nederland” in de zin van art. 7.7 van de wet. Heeft zij gelijk?

  1. Ja, want de schilderijen bevinden zich in het buitenland.
  2. Ja, want uit de wet volgt dat roerende zaken, ook als zij ter belegging worden aangehouden, niet behoren tot de “rendementsgrondslag in Nederland”.
  3. Nee, als ingezetene heeft zij geen “rendementsgrondslag in Nederland” en is zij belast voor haar vermogen, waar ook ter wereld aangehouden.
  4. Nee, dure schilderijen behoren altijd tot haar rendementsgrondslag.

​Open vraag

Betoogd kan worden dat box 3 van de Wet IB 2001 voor de belastingdienst een relatief eenvoudige wijze van belastingheffing is. Aan de andere kant kan worden betoogd dat het ook een vrij ruwe wijze van belastingheffing is, waarbij sommige belastingplichtigen nadeel ondervinden en andere belastingplichtigen voordeel ondervinden. Schrijf een opstel waarin (a) u uitlegt waarom box 3 voor de belastingdienst een relatief eenvoudig systeem van belastingheffing is, (b) u een voorbeeld geeft waaruit blijkt dat sommige belastingplichtigen nadeel ondervinden van de heffingssystematiek van box 3 en (c) u een voorbeeld geeft waaruit blijkt dat andere belastingplichtigen voordeel ondervinden van de heffingssystematiek van box 3.

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1. B, zie Hoofdlijnen H4.5, 4.6, 6.4 en Elementair H18.2, 18.3, 14.1, 14.2

11. A, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2

21. D, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.8.3 en Elementair H2.10

31. A, zie Hoofdlijnen H8.3 en Elementair H13.2

2. C, zie Hoofdlijnen H9.3 en Elementair H18.2, 18.3

12. B, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H4.3

22. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2

32. B, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H4.3.f

3. C, zie Hoofdlijnen H9.2 en Elementair H18.1

13. C, zie Hoofdlijnen H2.1 en Elementair H1.4.a

23. D, zie Hoofdlijnen H2.3 en Elementair H18.1, 18.2

33. C, zie Hoofdlijnen H2.6

4. A, zie Hoofdlijnen H1.1 en Elementair H2.1.a

14. A, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H6.1, 6.2, 10.1.d

24. B, zie Hoofdlijnen H3.1 en Elementair H4.5, 5.1

34. D, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.7 en Elementair H2.10

5. B, zie Hoofdlijnen H5.1 en Elementair H16.2.b

15. D, zie Hoofdlijnen H3.2, 7.2 en Elementair H2.8.a, 2.8.b, 2.8.c

25. A, zie Hoofdlijnen H9.1

35. C, zie Hoofdlijnen H7.2 en Elementair H14.1

6. B, zie Hoofdlijnen H1.4 en Elementair H1.12.a

16. D, zie Hoofdlijnen H5.1, 5.2 en Elementair H16.2

26. B, zie Hoofdlijnen H7.2 en Elementair H2.10

36. C, zie Hoofdlijnen H7.7

7. B, zie Hoofdlijnen H4.6

17. A, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H4.2

27. C, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H3.1.b, 3.1.c

37. A, zie Hoofdlijnen H7.2

8. B, zie Hoofdlijnen H4.4 en Elementair H4.3.d

18. D, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H4.2

28. A, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H9.1, 9.4

38. B, zie Hoofdlijnen H2.2 en Elementair H4.3.a

9. B, zie Hoofdlijnen H1.1 en Elementair H1.1

19. C, zie Hoofdlijnen H4.4 en Elementair H13.9

29. D, zie Hoofdlijnen H2.1, 2.2 en Elementair H4.3

39. D, zie Hoofdlijnen H2.7 en Elementair H6.2, 8.1, 8.2, 8.6

10. D, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2

20. C, zie Hoofdlijnen H2.8, 4.4, 4.6, 6.4 en Elementair H11.2, 14.1, 14.2

30. D, zie Hoofdlijnen H4.6, 6.4 en Elementair H14.2

40. C, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H12.2

Open vraag

Inhoudelijk deel (maximaal 8 punten)

Antwoordindicatie (zie Hoofdlijnen H2.2, 2.9 en Elementair H4.3.h, 4.4.d)

(a) In totaal 4 punten.

Box 3 belast niet het reële inkomen, maar fictief inkomen. De belastingdienst kan volstaan met het verkrijgen van inzicht in het vermogen van de belastingplichtige in plaats van het op een rij krijgen van het werkelijke inkomen dat met dat vermogen is behaald.

(b) In totaal 2 punten.

Voorbeeld 1 (nadeel): lager rendement dan 4% + toelichting.

(c) In totaal 2 punten.

Voorbeeld 2 (voordeel): hoger rendement dan 4% + toelichting.

Correct taalgebruik (maximaal 2 punten)

Correct taalgebruik (maximaal 2 punten)

Bij de beoordeling van de essayvraag kan m.b.t. de 2 punten die te verdelen zijn voor een juiste stijl, opbouw en correct taalgebruik ervan worden uitgegaan dat bij een fatsoenlijk betoog die 2 punten worden toegekend en dat aftrek alleen plaatsvindt bij onlogische en niet lopende zinnen, taalfouten en een slechte schrijfstijl.

  • 0,5 punt aftrek per schrijf- of taalfout

  • 0,5 punt aftrek per onlogisch geformuleerde zin

  • 1 punt aftrek indien betoog slecht gestructureerd is

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2154