Wat is het verschil tussen een parameter en een statistiek? Welke drie soorten nonprobability samples zijn er? In een onderzoek naar de patiënten van psychiatrische inrichtingen in Nederland wordt de steekproef als volgt getrokken. Eerst trekt men at random een aantal inrichtingen uit de complete lijst van Nederlandse psychiatrische inrichtingen. Uit elk van die inrichtingen wordt vervolgens at random een aantal patiënten getrokken. Wat voor steekproef is dit? Een onderzoeker wil weten in hoeverre alcoholgebruik samenhangt met studieresultaten. Zij hangt op een prikbord op de universiteit een briefje waarop drinkende studenten worden opgeroepen om deel te nemen aan het onderzoek. Er melden zich 33 studenten. Wat voor steekproef is dit? Hoe bereken je de standaardafwijking? Wat geeft een z-score aan? Welk kenmerk is onderscheidend van de verdeling van steekproefgemiddelden? Wat is waar met betrekking tot de vorm van de verdeling van steekproefgemiddelden?Hoe groter de steekproef, hoe meer de gemiddelden verspreid zijnHoe kleiner de steekproef, hoe meer normaal verdeeld.Hoe groter de steekproef, hoe dichter de gemiddelden bij elkaar liggenHoe kleiner de steekproef, hoe meer de gemiddelden verspreid zijn Welk van de volgende kenmerken wordt niet beschreven door de centrale limiettheorie?Grootte van de steekproefVorm van de steekproefVariabiliteit van de steekproef Wat is het verschil tussen standaarddeviatie en standaardfout? Wat is het effect van steekproefgrootte op de uitkomst van een...


Access options

      How do you get full online access and services on JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Go to www JoHo.org, and join JoHo WorldSupporter by choosing a membership + online access
       
      2 - Return to WorldSupporter.org and create an account with the same email address
       
      3 - State your JoHo WorldSupporter Membership during the creation of your account, and you can start using the services
      • You have online access to all free + all exclusive summaries and study notes on WorldSupporter.org and JoHo.org
      • You can use all services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • You can make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (Dutch service)
      Already an account?
      • If you already have a WorldSupporter account than you can change your account status from 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' into 'I am a JoHo WorldSupporter Member with full online access
      • Please note: here too you must have used the same email address.
      Are you having trouble logging in or are you having problems logging in?

      Toegangsopties (NL)

      Hoe krijg je volledige toegang en online services op JoHo WorldSupporter.org?

      1 - Ga naar www JoHo.org, en sluit je aan bij JoHo WorldSupporter door een membership met online toegang te kiezen
      2 - Ga terug naar WorldSupporter.org, en maak een account aan met hetzelfde e-mailadres
      3 - Geef bij het account aanmaken je JoHo WorldSupporter membership aan, en je kunt je services direct gebruiken
      • Je hebt nu online toegang tot alle gratis en alle exclusieve samenvattingen en studiehulp op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • Je kunt gebruik maken van alle diensten op JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • Op JoHo.org kun je gebruik maken van de tools voor werken in het buitenland, verre reizen, vrijwilligerswerk, stages en studeren in het buitenland
      Heb je al een WorldSupporter account?
      • Wanneer je al eerder een WorldSupporter account hebt aangemaakt dan kan je, nadat je bent aangesloten bij JoHo via je 'membership + online access ook je status op WorldSupporter.org aanpassen
      • Je kunt je status aanpassen van 'I am not a JoHo WorldSupporter Member' naar 'I am a JoHo WorldSupporter Member with 'full online access'.
      • Let op: ook hier moet je dan wel hetzelfde email adres gebruikt hebben
      Kom je er niet helemaal uit of heb je problemen met inloggen?

      Join JoHo WorldSupporter!

      What can you choose from?

      JoHo WorldSupporter membership (= from €5 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use the basic features of JoHo WorldSupporter.org
      JoHo WorldSupporter membership + online access (= from €10 per calendar year):
      • To support the JoHo WorldSupporter and Smokey projects and to contribute to all activities in the field of international cooperation and talent development
      • To use full services on JoHo WorldSupporter.org (EN/NL)
      • For access to the online book summaries and study notes on JoHo.org and Worldsupporter.org
      • To make use of the tools for work abroad, long journeys, voluntary work, internships and study abroad on JoHo.org (NL service)

      Sluit je aan bij JoHo WorldSupporter!  (NL)

      Waar kan je uit kiezen?

      JoHo membership zonder extra services (donateurschap) = €5 per kalenderjaar
      • Voor steun aan de JoHo WorldSupporter en Smokey projecten en een bijdrage aan alle activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en talentontwikkeling
      • Voor gebruik van de basisfuncties van JoHo WorldSupporter.org
      • Voor het gebruik van de kortingen en voordelen bij partners
      • Voor gebruik van de voordelen bij verzekeringen en reisverzekeringen zonder assurantiebelasting
      JoHo membership met extra services (abonnee services):  Online toegang Only= €10 per kalenderjaar
      • Voor volledige online toegang en gebruik van alle online boeksamenvattingen en studietools op WorldSupporter.org en JoHo.org
      • voor online toegang tot de tools en services voor werk in het buitenland, lange reizen, vrijwilligerswerk, stages en studie in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor emigratie of lang verblijf in het buitenland
      • voor online toegang tot de tools en services voor competentieverbetering en kwaliteitenonderzoek
      • Voor extra steun aan JoHo, WorldSupporter en Smokey projecten

      Meld je aan, wordt donateur en maak gebruik van de services

      Check page access:
      JoHo members
      Check more or recent content:

      TentamenTests bij de meestvoorkomende statistiekonderwerpen tijdens je studie - Bundel

      Wat wordt bedoeld met het begrip statistiek? - Tentamens 1

      Wat wordt bedoeld met het begrip statistiek? - Tentamens 1


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is het verschil tussen een onafhankelijke en een afhankelijke variabele? Beschrijf beide begrippen.

      Vraag 2

      In onderzoek worden over het algemeen verschillende soorten variabelen gemeten. Vul in welke termen ontbreken in de volgende zin:

      De ......... variabele heeft invloed op de ......... variabele

      1. onafhankelijke; afhankelijke
      2. experimentele; controle
      3. experimentele; afhankelijke
      4. controle; experimentele

      Vraag 3

      Wat is een quasi-onafhankelijke variabele?

      Vraag 4

      Bekijk onderstaande twee definities van het begrip prestatie-motivatie.
      I. Iemand krijgt de opdracht een toren van lucifers te bouwen. Prestatie-motivatie is het aantal keren dat iemand dit probeert voordat hij/zij de poging opgeeft.
      II. Prestatie-motivatie is het vermogen om jezelf te bewegen tot een bepaalde prestatie. Zijn deze definities conceptueel of operationeel?

      1. Operationeel; conceptueel
      2. Operationeel; operationeel
      3. Conceptueel; operationeel
      4. Conceptueel; conceptueel

      Vraag 5

      Wat houdt correlationeel onderzoek in?

      Vraag 6

      Een onderzoeker wil nagaan in welke mate hoogbegaafdheid bij kinderen op de basisschool samengaat met gedragsproblemen in de klas. Welk soort onderzoek is geschikt om deze vraagstelling te onderzoeken?

      Vraag 7

      Wat is het doel van correlationeel onderzoek?

      1. Het verschil tussen twee groepen meten
      2. De invloed van de ene op de andere variabele meten
      3. Het verband tussen twee variabelen meten
      4. De som van de twee groepen berekenen

      Vraag 8

      Bij een steekproef hoort een .........; bij een populatie hoort een..........

      1. populatie; parameter
      2. statistiek; parameter
      3. parameter; statistiek
      4. statistiek; populatie

      Vraag 9

      Een steekproeffout ontstaat doordat:

      1. Er niet genoeg mensen in de populatie zijn
      2. Er een verschil is tussen de specifieke personen in de steekproef en alle mensen in een populatie
      3. Er een verschil is tussen iedere steekproef
      4. Er zijn te veel mensen in de populatie

      Vraag 10

      Een onderzoeker wil invloed van de hoeveelheid glucose in het bloed op geluksgevoel vaststellen. Hij meet concentraties van 2 mmol/L tot 10 mmol/L.
      Wat zijn de absolute grenswaarden van de concentratie glucose?

      Vraag 11

      Er wordt onderzoek gedaan naar de bereidheid van drugsverslaafden in Nederland om zich te laten opnemen in een kliniek. Een groep van 100 verslaafden wordt geselecteerd om vragenlijsten te beantwoorden. Wat is de populatie in dit onderzoek?

      1. De groep van 100 verslaafden
      2. De Nederlandse bevolking
      3. De drugsverslaafden in Nederland
      4. Alle drugsverslaafden

      Vraag 12

      Welk soort data beschrijft de populatie?

      1. De parameter
      2. De statistiek
      3. De steekproef
      4. Een variabele

      Vraag 13

      Lydia doet onderzoek naar de invloed van kauwgum kauwen op concentratie bij jongeren. Ze selecteert deelnemers op verschillende middelbare scholen om mee te doen aan haar experiment. Wat is hier de populatie en wat is de steekproef?

      Vraag 14

      Op welke formule zijn alle statistische modellen gebaseerd?

      .....read more
      Access: 
      Public
      Welke soorten steekproeven en variabelen zijn er? - Tentamens 2

      Welke soorten steekproeven en variabelen zijn er? - Tentamens 2


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is de afhankelijke variabele?

      Vraag 2

      Wat is een continue variabele?

      Vraag 3

      Wat is het verschil tussen correlationeel en experimenteel onderzoek?

      Vraag 4

      Wat is het verschil tussen variabelen en parameters?

      Vraag 5

      Wat is het verschil tussen continue en discrete variabelen?

      Vraag 6

      In een demografische vragenlijst wordt naar opleidingsniveau gevraagd, waarbij de antwoordopties zijn: basisschool, voortgezet onderwijs, middelbaar onderwijs en hoger onderwijs. Wat voor soort variabele is ‘opleidingsniveau’ in dit geval?

      1. Interval
      2. Ordinaal
      3. Nominaal
      4. Ratio

      Vraag 7

      Er wordt op de Universiteit Utrecht onderzoek gedaan naar het zelfbeeld van eerstejaars studenten. Ze moeten vragen beantwoorden op een schaal van 1 (laag) tot 7 (hoog). Op wat voor niveau wordt er gemeten?

      1. Interval
      2. Ordinaal
      3. Nominaal
      4. Ratio

      Vraag 8

      Joost doet een opiniepeiling onder studenten en trekt een steekproef op iedere universiteit in Nederland. Wat voor soort steekproeftrekking is dit?

      1. Systematisch
      2. Cluster
      3. Gestratificeerd
      4. Gelaagd

      Vraag 9

      Iemand beweert over een bepaalde variabele dat de score van Elise twee keer zo groot is als die van Adriaan. Welk meetniveau moet de variabele ten minste hebben om deze uitspraak te kunnen doen?

      1. Interval
      2. Ordinaal
      3. Nominaal
      4. Ratio

      Vraag 10

      In een onderzoek wordt de variabele Intelligentie op de volgende manier gemeten: 1 = IQ lager dan 70 2 = IQ tussen 71 en 90 3 = IQ tussen 91 en 110 4 = IQ tussen 111 en 120 5 = IQ hoger dan 120 Welk meetniveau heeft deze variabele?

      Vraag 11

      In een onderzoek wordt gekeken naar het verband tussen sekse, leeftijd en cognitieve vaardigheden. Welke van deze variabelen kunnen in psychologisch onderzoek uitsluitend een rol spelen als onafhankelijke variabele?

      Antwoordindicatie

      Vraag 1

      De afhankelijke variabele is de variabele die gezien wordt als uitkomst.

      Vraag 2

      Een continue variabele is een score die iedere waarde kan aannemen die op de meetschaal wordt gebruikt.

      Vraag 3

      Het verschil tussen correlationeel en experimenteel onderzoek is dat bij experimenteel onderzoek de variabelen worden gemanipuleerd en bij correlationeel onderzoek niet.

      Vraag 4

      Het verschil tussen variabelen en parameters is dat parameters geschat worden, en variabelen gemeten.

      Vraag 5

      Een continue variabele kan oneindig opgedeeld worden, terwijl een discrete variabele bestaat uit vaste waarden.
      Een variabele is discreet wanneer de mogelijke waarden alleen bepaalde, afzonderlijke nummers zijn. Een variabele is continu wanneer de waarden alle mogelijke waarden kunnen aannemen.

      Vraag 6

      B

      Vraag 7

      B

      Vraag 8

      A

      Vraag 9

      D

      Vraag 10

      Ordinaal. Een ordinale schaal bestaat uit een set van categorieën die in een duidelijke volgorde georganiseerd zijn. Je kunt deelnemers aan een zangwedstrijd bijvoorbeeld op volgorde zetten van beste tot slechtste op basis

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Op welke manier kan data beschreven, verkend en verzameld worden? - Tentamens 3

      Op welke manier kan data beschreven, verkend en verzameld worden? - Tentamens 3


      Vragen

      Vraag 1

      Wat zijn de drie voorwaarden voor causaliteit?

      Vraag 2

      Van elf willekeurig gekozen studenten is direct na afloop van tentamen M&T nagegaan hoeveel van de 40 vragen zij goed beantwoord hebben. Deze scores zijn weergegeven in onderstaande stemplot. 0 2 6 6 1 0 8 9 2 1 3 4 6 8 9
      Bepaal de waarde van de Mediaan.

      Vraag 3

      Wat is de mediaan van de scores 4-6-8-10-18?

      Vraag 4

      Wat is de mediaan van de volgende rij getallen: 8, 9, 14, 15?

      Vraag 5

      De getallen zijn al gerangschikt van klein naar groot. Er zijn een even aantal (8) getallen. De mediaan is dan het gemiddelde van de twee middelste getallen: 9 en 14.

      Vraag 6

      Welke centrummaat kun je gebruiken voor categorische variabelen?

      1. Het gemiddelde
      2. De mediaan
      3. De module
      4. De kwartielafstand

      Vraag 7

      Welke weergave kan worden gebruikt om de observaties van een kwantitatieve variabele in kaart te brengen?

      1. Scatterplot
      2. Contingency table
      3. Regressie analyse
      4. Loglineaire regressie analyse

      Vraag 8

      Wat is de interkwartielafstand?

      Vraag 9

      Welke maat beschrijft de typische afstand tot het gemiddelde in een distributie?

      Vraag 10

      De volgende 5 begrippen worden veel gebruikt om kenmerken van een statistische variabele samen te vatten: minimum, maximum, 1e kwartiel, 3e kwartiel, mediaan. Wat is de goede volgorde, van klein naar groot?

      Vraag 11

      Wat houdt errorvariantie in?

      Vraag 12

      Hoe wordt de standaarddeviatie berekend uit de variantie?

      Vraag 13

      Om een indruk te krijgen van de relatie tussen aantal gerookte sigaretten per dag en tijdsduur nodig om 2 km te joggen maak je van deze gegevens van een aantal proefpersonen een grafiek. Welke variabele zet je op de x-as?

      Vraag 14

      Welke stelling is juist?

      Stelling 1: Een normaal curve houdt rekening met het gemiddelde en de standaarddeviatie van de data

      Stelling 2: De kernel dichtheidsplot houdt rekening met het gemiddelde en de standaarddeviatie van de data

      1. Alleen stelling 1 is juist
      2. Alleen stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 15

      Eigenschappen van een normaal curve zijn: (er kunnen meerdere antwoorden goed zijn)

      1. Een symmetrische verdeling
      2. Een bimodale distributie
      3. Positieve scheefheid
      4. Mesokurtisch

      Vraag 16

      Welke centrale tendentie maat kan gebruikt worden bij een variabele van nominaal meetniveau?

      1. Variantie
      2. Mediaan
      3. Modus
      4. Gemiddelde

      Vraag 17

      Bekijk de volgende scores:

      11 15 19 26 37

      Welke onderstaande uitspraak is onjuist?

      1. De mediaan is 19
      2. Het eerste kwartiel is 15
      3. De verdeling is scheef naar rechts
      4. De interkwartiel range is gelijk aan 26

      Vraag 18

      Er wordt een onderzoek gedaan naar het gemiddelde IQ van kinderen op een school in Leiden. Er wordt een steekproef van 6 kinderen genomen. Hieronder

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Wat wordt bedoeld met de begrippen betrouwbaarheid en validiteit? - Tentamens 4

      Wat wordt bedoeld met de begrippen betrouwbaarheid en validiteit? - Tentamens 4


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is het verschil tussen betrouwbaarheid en validiteit, twee centrale begrippen binnen de statistiek?

      Vraag 2

      Uit welke twee onderdelen bestaat de totale variantie in een dataset van scores?

      Vraag 3

      Tussen welke twee waardes kan de betrouwbaarheid van een meting liggen?

      Vraag 4

      Welke drie soorten betrouwbaarheid worden er onderscheiden?

      Vraag 5

      Hoe wordt de split-halfbetrouwbaarheid berekend?

      Vraag 6

      Wat is het verschil tussen interne en externe validiteit?

      Vraag 7

      Een studie-adviseur probeert studiesucces te voorspellen. Hij neemt bij een groep eerstejaars studenten een vragenlijst af die motivatie meet. Aan het einde van hun eerste jaar bekijkt hij of studenten het jaar succesvol hebben afgesloten. Vervolgens bepaalt hij de correlatie met de score op de vragenlijst. Van welke soort validiteit is hier sprake?

      Vraag 8

      Een onderzoeker heeft vastgesteld dat hogere niveaus van testosteron bij jonge mannen samenhangen met verhoogd risicovol gedrag tijdens het autorijden. In een vervolgstudie vindt hij hetzelfde verband in een steekproef jonge vrouwen. Van welke soort validiteit is dit een voorbeeld?

      Vraag 9

      Wat betekent validiteit?

      Vraag 10

      Wanneer is een onderzoek betrouwbaar?

      Antwoordindicatie

      Vraag 1

      De betrouwbaarheid houdt in dat het meetinstrument consistente resultaten geeft. Als je twee keer dezelfde meting doet, geeft een betrouwbaar meetinstrument twee keer hetzelfde resultaat. Validiteit beschrijft of het gemeten concept inderdaad gemeten wordt door het meetinstrument.

      Vraag 2

      De totale variantie bestaat uit variantie door ware scores en variantie door meetfouten (errorvariantie en systematische variantie).

      Vraag 3

      Tussen de 0 en 1.

      Vraag 4

      Test-hertest betrouwbaarheid, interitem betrouwbaarheid en interbeoordelaar betrouwbaarheid.

      Vraag 5

      Bij de split-halfbetrouwbaarheid worden de items over twee sets verdeeld. Daarna wordt voor elke set een totaalscore berekend. Vervolgens wordt er een correlatie tussen beide sets berekend. Als de items in beide sets hetzelfde construct meten, dan zou er een hoge correlatie tussen beide sets moeten zijn.

      Vraag 6

      Bij interne validiteit gaat het erom dat een onderzoeker juiste conclusies trekt over de effecten van de onafhankelijke variabele, externe validiteit gaat over de mate waarin resultaten generaliseerbaar zijn naar andere steekproeven.

      Vraag 7

      Predictieve criteriumvaliditeit. We spreken van predictieve validiteit wanneer een meetinstrument onderscheid kan maken tussen mensen op een gedragscriterium in de toekomst, dus of het instrument een goede voorspelling kan geven. Vooral in de onderwijssetting is dit van belang.

      Vraag 8

      Externe validiteit. Externe validiteit gaat over de mate waarin gevonden onderzoeksresultaten generaliseerbaar zijn naar andere steekproeven

      Vraag 9

      Validiteit is de mate waarin het instrument daadwerkelijk meet wat je wil meten.

      Vraag 10

      Een onderzoek is betrouwbaar wanneer het instrument dezelfde uitkomst geeft bij dezelfde condities.

      Access: 
      JoHo members
      Welke verdelingen bestaan er binnen de statistiek? - Tentamens 5

      Welke verdelingen bestaan er binnen de statistiek? - Tentamens 5


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is het gemiddelde en de standaardafwijking van de standaardnormaalverdeling?

      Vraag 2

      Iemand kiest geblinddoekt 4 knikkers uit een mand met oneindig veel knikkers. De helft is rood, de andere helft groen. Hoe groot is de kans dat hij vier groene knikkers trekt?

      Vraag 3

      In een aselecte steekproef van 20 eerstejaars studenten in Groningen zijn er 12 thuiswonend. Wat is het 95%-betrouwbaarheidsinterval?

      Vraag 4

      Wat is de kritieke Z-waarde die je gebruikt bij de bepaling van een 92%-betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde?

      Vraag 5

      Er wordt gezegd dat 55% van de huwelijken in de staat Californië (USA) binnen 15 jaar eindigt in een echtscheiding. 15 jaar geleden is er een groot onderzoek gestart waarbij honderden huwelijken in Californië zijn gevolgd. Stel, er worden random 100 van deze huwelijken geselecteerd. Wat is de exacte vorm van de steekproevenverdeling (sampling distribution) van het aantal van deze huwelijken dat eindigt in een echtscheiding?

      Vraag 6

      Een onderzoeker bekijkt de samenhang tussen mate van alcoholgebruik en studieresultaat (beide variabelen hebben drie categorieën. Hij heeft 15 personen onderzocht, en vindt een chi-kwadraat waarde van 1.3. Met hoeveel vrijheidsgraden moet hij toetsen?

      Vraag 7

      Om te toetsen of er een associatie is tussen geslacht en rook gedrag (wel of niet roken) tel je in een groep van 75 mannen en 69 vrouwen het aantal rokers en niet-rokers. Vervolgens voer je een chi-kwadraat test uit. Wat is het aantal vrijheidsgraden?

      Vraag 8

      Men wil weten of de ‘man/vrouw’-verhouding onder de werknemers van bedrijf A en B van elkaar verschillen. Op steekproefbasis stelt men vast dat de proportie man in van bedrijf A 0.40 en in bedrijf B 0.52 bedraagt. In beide gevallen zijn 100 studenten onderzocht. Toets de nulhypothese met de chikwadraattoets. Welke waarde heeft de toetsstatistiek?

      Vraag 9

      Een onderzoeker gaat na of het moment van geboorte van invloed is op of iemand een professionele turner wordt. Hiervoor zijn random 220 turners geselecteerd die de afgelopen 10 jaar hebben geturnd. Het kwartaal waarin ze geboren zijn is bepaald: eerste kwartaal 62,tweede kwartaal 69, derde kwartaal40 en het vierde kwartaal 49. Toets de nulhypothese met de chi-kwadraat-toets. Wat is de waarde van de toetsstatistiek?

      Vraag 10

      Waar wordt kappa voor gebruikt?

      Vraag 11

      Wat is de waarde van de toetsingsgrootheid χ 2?

      Vraag 12

      Stelling 1: De normaalverdeling is een symmetrische, unimodale verdeling

      Stelling 2: T-scores werken met een gemiddelde van 0 en een standaarddeviatie van 1

      Welke stelling is juist?

      1. Alleen stelling 1 is juist
      2. Alleen stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 13

      Bij een onderzoek naar het IQ van basisschoolkinderen behaalt één kind een bijzondere score: 145. Het gemiddelde IQ is 100 met een standaarddeviatie van 15. Hoeveel standaarddeviaties wijkt de score van het

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Op welke manier wordt een steekproef uitgevoerd? - Tentamens 6

      Op welke manier wordt een steekproef uitgevoerd? - Tentamens 6


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is het verschil tussen een parameter en een statistiek?

      Vraag 2

      Welke drie soorten nonprobability samples zijn er?

      Vraag 3

      In een onderzoek naar de patiënten van psychiatrische inrichtingen in Nederland wordt de steekproef als volgt getrokken. Eerst trekt men at random een aantal inrichtingen uit de complete lijst van Nederlandse psychiatrische inrichtingen. Uit elk van die inrichtingen wordt vervolgens at random een aantal patiënten getrokken. Wat voor steekproef is dit?

      Vraag 4

      Een onderzoeker wil weten in hoeverre alcoholgebruik samenhangt met studieresultaten. Zij hangt op een prikbord op de universiteit een briefje waarop drinkende studenten worden opgeroepen om deel te nemen aan het onderzoek. Er melden zich 33 studenten. Wat voor steekproef is dit?

      Vraag 5

      Hoe bereken je de standaardafwijking?

      Vraag 6

      Wat geeft een z-score aan?

      Vraag 7

      Welk kenmerk is onderscheidend van de verdeling van steekproefgemiddelden?

      Vraag 8

      Wat is waar met betrekking tot de vorm van de verdeling van steekproefgemiddelden?

      1. Hoe groter de steekproef, hoe meer de gemiddelden verspreid zijn
      2. Hoe kleiner de steekproef, hoe meer normaal verdeeld.
      3. Hoe groter de steekproef, hoe dichter de gemiddelden bij elkaar liggen
      4. Hoe kleiner de steekproef, hoe meer de gemiddelden verspreid zijn

      Vraag 9

      Welk van de volgende kenmerken wordt niet beschreven door de centrale limiettheorie?

      1. Grootte van de steekproef
      2. Vorm van de steekproef
      3. Variabiliteit van de steekproef

      Vraag 10

      Wat is het verschil tussen standaarddeviatie en standaardfout?

      Vraag 11

      Wat is het effect van steekproefgrootte op de uitkomst van een hypothesetest?

      1. De kans op een significant effect is groter bij een grotere steekproef
      2. De kans op een significant effect is kleiner bij een grotere steekproef
      3. De effectgrootte wordt kleiner bij een grotere steekproef
      4. De effectgrootte blijft gelijk bij een grotere steekproef

      Vraag 12

      Bereken de kans dat een steekproefgemiddelde groter is dan 100 bij een steekproef van 25 proefpersonen uit een populatie met gemiddelde 90 en standaarddeviatie 10.

      Vraag 13

      Welke van de volgende stellingen is juist?

      I) Als de samplegrootte toeneemt, neemt de waarde van de standaardfout ook toe.

      II) De standaardfout speelt een belangrijkere rol in beschrijvende statistiek in vergelijking

      met inferentiële statistiek

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 14

      Aan welke voorwaarde(n) moet de verdeling van sample gemiddelden voldoen om normaal te zijn?

      1. De populatie waaruit de sample geselecteerd is, is normaal
      2. De samplegrootte is relatief groot
      3. Aan ten minste een van de bovenstaande voorwaarden moet voldaan worden, maar het liefst allebei.
      4. Aan geen van de bovenstaande.

      Vraag 15

      Noem twee invloeden op de standaardfout.

      Vraag 16

      Wat is de relatie tussen betrouwbaarheid en

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoe wordt een hypothese getest? - Tentamens 7

      Hoe wordt een hypothese getest? - Tentamens 7


      Vragen

      Vraag 1

      Een onderzoeker wil bestuderen of een medicijn effectief is. Wat zou de nulhypothese stellen over dit medicijn?

      Vraag 2

      Wat is de relatie tussen power en alfaniveau?

      Vraag 3

      Hieronder staan vijf stellingen. Zijn deze stellingen goed of fout?

      1. Hoe groter de sample, hoe hoger de power;
      2. Een tweezijdige toets geeft een hogere power dan een eenzijdige toets;
      3. Als de power van een test lager wordt, wordt de kans op een Type-II fout ook lager;
      4. Als het alfaniveau toeneemt, neemt de grootte van het kritische gebied ook toe;
      5. De term significant wordt gebruikt wanneer de nulhypothese wordt afgewezen.

      Vraag 4

      Welke assumpties liggen ten grondslag aan hypothesetoetsing met z-scores?

      Vraag 5

      Wat is een type 1 fout?

      Vraag 6

      Waarom wordt de type 1 fout als iets ernstigs gezien?

      Vraag 7

      In welke situatie is het waarschijnlijk dat een type 2 fout voorkomt?

      Vraag 8

      Welke factoren kunnen een hypothesetest beïnvloeden? Noem er 3.

      Vraag 9

      Waarom is een statistisch significant effect niet gelijk aan een substantieel effect?

      Antwoordindicatie

      Vraag 1

      De null hypothese stelt dat het medicijn geen effect heeft.

      Vraag 2

      Als het alfaniveau groter wordt, wordt de power ook groter. Oftewel: de kans op een significant effect wordt groter.

      Vraag 3

      Goed, fout, fout, goed, goed

      Vraag 4

      • Random sampling;

      • Onafhankelijke observaties;

      • De waarde van σ verandert niet door de behandeling;

      • Normale sampling distributie.

      Vraag 5

      Een Type I-fout betekent dat de nulhypothese verworpen wordt, terwijl die eigenlijk aangenomen had moet worden. Met andere woorden, er wordt een significant effect gerapporteerd terwijl er in werkelijkheid geen effect is.

      Vraag 6

      Een onderzoeker kan het effect rapporteren en op basis daarvan kunnen foutieve beslissingen en aannames worden gemaakt.

      Vraag 7

      Als het behandeleffect erg klein is; het kan dan moeilijk zijn om het effect te detecteren.

      Vraag 8

      • De grootte van het verschil tussen gemiddelden;

      • De variabiliteit van de scores en

      • Het aantal scores in de sample.

      Vraag 9

      Statistisch significant houdt in dat het effect groter is dan op kansbasis verwacht zou worden. Kans wordt in dit geval gemeten door middel van de standaardfout, die sterk beïnvloed kan worden door de  samplegrootte. Als de sample groot is, kan de standaardfout erg klein zijn, waardoor een heel klein behandeleffect nog steeds significant kan zijn, maar niet substantieel is.

      Access: 
      JoHo members
      Wat is een bias? - Tentamens 8

      Wat is een bias? - Tentamens 8


      Vragen

      Vraag 1

      Waar kan een bias voorkomen?

      Vraag 2

      Welke drie typen bias kunnen ontstaan in een steekproef?

      Vraag 3

      Waarom zijn uitschieters een belangrijke bron van bias?

      Vraag 4

      Waarom is de aanname van lineariteit zeer belangrijk?

      Vraag 5

      Wat betekent homoscedasticiteit?

      Vraag 6

      Hoe kun je de assumpties van homoscedasticiteit en lineariteit tegelijk bekijken?

      Vraag 7

      Wat kun je doen om bias te verminderen?

      Vraag 8

      Wat wordt er bedoeld met de zogenaamde selectiebias?

      Antwoordindicatie

      Vraag 1

      Bias kan voorkomen bij de schattingen van de parameters, de standard error en het betrouwbaarheidsinterval, en de test statistieken en p-waarden.

      Vraag 2

      Sampling bias, response bias en nonresponse bias

      Vraag 3

      Uitschieters zijn een belangrijke bron van bias, omdat die het gemiddelde enorm omhoog of omlaag kunnen brengen.

      Vraag 4

      De aanname van lineariteit is belangrijk omdat het model niet meer klopt als de variabelen geen lineair verband vertonen.

      Vraag 5

      Homoscedasticiteit betekent dat alle groepen een ongeveer gelijke variantie hebben.

      Vraag 6

      De assumpties van homoscedasticiteit en lineariteit kun je tegelijk bekijken door een scatterplot te gebruiken.

      Vraag 7

      Om bias te verminderen kun je bepaalde extreme scores verwijderen, uitschieters vervangen door de hoogste score die geen uitschieter is, je data analyseren met robuuste methodes en de data transformeren.

      Vraag 8

      Dit houdt in dat de manier waarop je je participanten selecteert, kan leiden tot een vertekend beeld. Denk bijvoorbeeld aan internet-enquêtes. Mensen die geen internet hebben selecteer je hierdoor automatisch niet.

      Access: 
      JoHo members
      Wat is statistische inferentie en hoe maak je schattingen? - Tentamens 9

      Wat is statistische inferentie en hoe maak je schattingen? - Tentamens 9


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is het verschil tussen beschrijvende en inferentiële statistiek?

      Vraag 2

      Myrthe kijkt naar de jaarlijkse uitgaven van gezinnen in verschillende regio’s in Nederland over de periode 1980 tot afgelopen jaar. Gebruikt zij inferentiële of beschrijvende statistiek?

      Vraag 3

      Een arbeidspsycholoog doet onderzoek naar werkstress bij startende ondernemers. Hij gebruikt gegevens van de Kamer van Koophandel en vindt dat 62% van de ondernemers man is, en 38% vrouw. Van de ondernemers die aan zijn onderzoek meedoen, rapporteert 73% van de vrouwen bovengemiddelde stress, tegenover 45% van de mannen. Hij voorspelt dat vrouwelijke ondernemers vaker last zullen krijgen van burn-outklachten. Welk deel in het onderzoek is beschrijvende statistiek, en welk deel is inferentieel?

      Vraag 4

      Hoe wordt de vorm van statistiek genoemd die zich bezig houdt met het trekken van conclusies?

      Vraag 5

      Hoe wordt de waarde die het meest consistent is met de geobserveerde data genoemd?

      1. Puntschatting.
      2. Intervalschatting
      3. Maximale waarschijnlijkheidsschatting
      4. Minimale waarschijnlijkheidsschatting

      Vraag 6

      In een marktonderzoek naar online winkelgedrag zegt 79% van een steekproef van 1200 personen regelmatig online producten te bestellen. Bereken het 95% betrouwbaarheidsinterval.

      Vraag 7

      In een onderzoek naar de houding van jongeren tegenover het vuurwerkverbod wordt een steekproef gedaan. In de steekproef van 500 middelbare scholieren is 56% voor en 44% tegen. Bereken het 99% betrouwbaarheidsinterval.

      Vraag 8

      Hoe kun je het betrouwbaarheidsinterval verkleinen?

      Vraag 9

      Een vrouwenblad plaatst een poll met de stelling ‘Mijn vriendinnen gaan voor mijn familie’. 883 lezeressen nemen deel aan de poll. Wat is de geschatte standaardfout als 36% het eens is?

      Antwoordindicatie

      Vraag 1

      Beschrijvende statistiek wordt gebruikt voor het samenvatten, organiseren en vereenvoudigen van data.

      Inferentiële statistiek dient om samples te bestuderen en vervolgens te generaliseren naar de populaties waaruit ze geselecteerd zijn. Dit wordt gebruikt om voorspellingen te doen.

      Vraag 2

      Beschrijvende statistiek. Als ze met haar onderzoek voorspellingen zou doen over de uitgaven van gezinnen in het huidige jaar, dan zou het inferentiële statistiek zijn.

      Vraag 3

      De verdeling mannelijke/vrouwelijke ondernemers is beschrijvend, evenals het percentage ondernemers in beide groepen dat bovengemiddelde stress rapporteert. De voorspelling over burn-outklachten is inferentieel.

      Vraag 4

      Inferentiële statistiek.
      Deze methode gaat er vanuit dat de onafhankelijke variabele effect heeft gehad, wanneer het verschil tussen de gemiddelden van de condities groter is dan dat we zouden verwachten op basis van alleen toeval. We vergelijken daarom de groepsgemiddelden die we gevonden hebben met de groepsgemiddelden die we verwachtten te vinden als er alleen sprake zou zijn van errorvariantie. Deze methode geeft helaas geen zekerheid. We kunnen alleen de kans vaststellen dat de verschillen in groepsgemiddelden het gevolg zijn van errorvariantie.

      Vraag 5

      C

      Vraag 6

      Se = http://latex.codecogs.com/gif.latex?\sqrt%7b\frac%7b(0.79)(0.21)%7d%7b1200%7d%7d = 0.012. Dit is de standaardfout.

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Wat wordt bedoeld met de begrippen correlatie, regressie en lineaire regressie? - Tentamens 10

      Wat wordt bedoeld met de begrippen correlatie, regressie en lineaire regressie? - Tentamens 10


      Vragen

      Vraag 1

      Welke waarde in een regressiefunctie is de constante waarde?

      1. y

      2. α

      3. β

      4. ε

      Vraag 2

      Wanneer is een correlatie sterker?

      1. Als de waarde groter is

      2. Als de waarde kleiner is

      3. Als de waarde negatief is

      4. Als de waarde positief is

      Vraag 3

      Wat betekent R2 binnen de regressieanalyse? Wat is R2?

      Vraag 4

      Waarom kun je beter niet extrapoleren met een regressieanalyse?

      Vraag 5

      Wat houdt een positieve relatie tussen twee variabelen in?

      Vraag 6

      Wat geeft de covariantie aan?

      Vraag 7

      Wat is Pearson correlatie coëfficiënt?

      Vraag 8

      Wat is een bivariate correlatie?

      Vraag 9

      Waarom is er bij correlatie niet automatisch sprake van causaliteit?

      Vraag 10

      Wat is het coëfficiënt van determinatie?

      Vraag 11

      Wat is Spearman correlatie coëfficiënt?

      Vraag 12

      Wanneer wordt de Kendall’s tau gebruikt?

      Vraag 13

      Wanneer gebruik je de biseriële correlatie coëfficiënt?

      Vraag 14

      Wat is de partiële correlatie?

      Vraag 15

      Wat is het verschil tussen semi-partiële correlatie en partiële correlatie?

      Vraag 16

      Wat gebruik je om correlaties te vergelijken?

      Vraag 17

      Wat moet je doen om de effectgrootte te berekenen?

      Vraag 18

      Wat wordt precies geanalyseerd wanneer er een regressieanalyse uitgevoerd wordt?

      Vraag 19

      Wat wordt bedoeld met residuen?

      Vraag 20

      Heeft een goed model een hoge F-ratio of juist een lage?

      Vraag 21

      Wat betekent een regressiecoëfficiënt van 0?

      Vraag 22

      Wat is een probleem bij de forwardmethode van invoer?

      Vraag 23

      Wat is een probleem bij de stapsgewijze invoer?

      Vraag 24

      Wat wordt bedoeld met een uitschieter?

      Vraag 25

      Wat is het effect van een uitschieter op een lineaire regressielijn?

      Vraag 26

      Waaraan moeten de meetniveaus van een regressieanalyse voldoen?

      Vraag 27

      Wat is multicollineariteit? En welke drie problemen ontstaan er bij vergrote multicollineariteit?

      Vraag 28

      Wat is homoscedasticiteit?

      Vraag 29

      Wat test je met de Durbin-Watson test?

      Vraag 30

      Wat is crossvalidatie? En door middel van welke twee methodes kan dit?

      Vraag 31

      Wat geeft het betrouwbaarheidsinterval aan?

      Vraag 32

      Wat is verklaarde variantie?

      Vraag 33

      Wat zijn dummy variabelen?

      Vraag 34

      Wat doet een mediërende variabele?

      Vraag 35

      Wat is een modererend effect?

      Vraag 36

      Welke drie eigenschappen van de relatie tussen X en Y worden er gemeten met een correlatie?

      Vraag 37

      Variabele x en y hebben een r² van 0.15. Betekent dit een grote, een kleine of een gemiddelde correlatie?

      Vraag 38

      Wanneer wordt de phi-coëfficiënt gebruikt?

      Vraag 39

      Een bedrijfspsycholoog is voor 100 werknemers nagegaan wat hun bloeddruk (X) is en hoeveel winst (Y) hun bedrijf maakt. Voor deze gegevens berekent hij het gemiddelde, de variantie en de covariantie. Het gemiddelde van x = 80 , het gemiddelde van y = 60,

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Wat is multipele regressie en hoe werkt het? - Tentamens 11

      Wat is multipele regressie en hoe werkt het? - Tentamens 11


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is het verschil tussen de pearson correlatie en de multipele correlatie R?

      Vraag 2

      Voor twee modellen berekenen we de adjusted R2 : Model 1 heeft een adjusted R2 van 0.788 en model 2 van 0.793. Welke model is het betere model op basis van deze waarden?

      Vraag 3

      In een model zijn twee partiële correlaties gevonden tot de afhankelijke variabele: rx1y= 0.6, rx2y=0.4. De verklaarde variantie is 60%. Hoeveel variantie wordt verklaard door beide variabelen?

      Vraag 4

      Gegeven is de volgende SPSS tabel:

      Wat is de gestandaardiseerde vergelijking?

      Vraag 5

      Wat is de betekenis van B in de tabel bij de vorige vraag?

      Vraag 6

      Welke uitspraak over het evalueren van individuele voorspellers is juist?

      1. Het evalueren van individuele voorspellers is handig wanneer het model niet beter dan kansniveau voorspelt.
      2. Om te evalueren kunnen zowel b-gewichten als bèta-gewichten worden gebruikt.
      3. Bèta-gewichten kunnen beïnvloed worden door de variabiliteit van een variabele, extra voorspellers en meetfouten.
      4. Het evalueren van bèta-gewichten en structuurcoëfficiënten kan vaak al voldoende zijn.

      Vraag 7

      Wat zijn de assumpties voor multipele regressie?

      Vraag 8

      In een regressie analyse bij data van 150 personen is het regressiegewicht van X2 niet significant, maar de correlatie is toch hoog: 0.6. Verdere gegevens: correlatie X1 en Y = 0.8, correlatie X1 en X2 = 0.8. Wat kan hiervoor de verklaring zijn?

      1. Er is sprake van een interactie-effect tussen X1 en X2
      2. De data zal waarschijnlijk non-lineair zijn.
      3. X1 heeft geen unieke bijdrage.
      4. X2 heeft geen unieke bijdrage.

      Vraag 9

      Welke uitspraak over (semi)-partiële correlaties is juist?

      1. De partiële correlaties geven percentages van de unieke verklaarde variantie van de variabele.
      2. De gekwadrateerde semi-partiële correlatie van X1 wordt berekend door de unieke verklaarde variantie te delen door de totale variantie van de afhankelijke variabele (zowel verklaard als onverklaard).
      3. De gekwadrateerde partiële correlatie van X1 geeft het percentage variantie dat voor een deel de afhankelijke variabele verklaart.
      4. De gekwadrateerde multipele correlatie (R2) is gelijk aan de unieke verklaarde varianties opgeteld.

      Vraag 10

      Wat is multicollineariteit?

      Vraag 11

      Multicollinariteit zorgt voor een hogere/lagere R2 waarde en is wel/niet goed wanneer men de interactie tussen variabelen wil begrijpen.

      1. hogere, wel
      2. hogere, niet
      3. lagere, wel
      4. lagere, niet

      Vraag 12

      Hoe kun je multicollineariteit testen?

      Vraag 13

      Wanneer is er sprake van moderatie?

      Vraag 14

      Welke vraag kun je niet met multipele regressie beantwoorden?

      1. Je wilt weten wat de invloed is van leeftijd, EQ en sociaal-economische status op alcoholgebruik.

      2. Je wilt weten of de relatie tussen geslacht en carrièresucces significant blijft als je corrigeert voor opleidingsniveau.

      3. Je wilt weten of er een verschil is in acceptatie van het homohuwelijk tussen

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Wat is logistische regressie en hoe werkt het? - Tentamens 12

      Wat is logistische regressie en hoe werkt het? - Tentamens 12


      Vragen

      Vraag 1

      Wanneer wordt logistische regressie gebruikt?

      Vraag 2

      Wat voor vorm heeft de lijn van een logistische regressie?

      Vraag 3

      Bij logistische regressie is er enkel een verband tussen X en de:

      1. de odds.
      2. de kans om bij groep 1 te horen.
      3. de log(odds) (logit).
      4. de odds ratio.

      Vraag 4

      In een Logistische regressie model is een dichotome voorspeller opgenomen. X1 heeft een regressiecoëfficiënt van 0.568. Het model heeft een constante van -3.734. Een individu beschikt over kenmerk X1. Hoe groot is de kans dat hij bij de doelgroep hoort?

      Vraag 5

      Een onderzoeker wil een logistische regressie analyse uitvoeren op zijn verkregen data over het wel of niet hebben van een depressie, uit een steekproef van 150 respondenten. De voorspellende variabelen zijn van intervalniveau en de afhankelijke variabele is dichotoom. Hij vindt onder andere dat een aantal van zijn voorspellers sterk correleren met elkaar, dat de voorspellers lineair gerelateerd zijn aan de log kansen en dat de errors afhankelijk zijn van elkaar. Is het verstandig om een LRA uit te voeren?

      Vraag 6

      I. Bij dichotome variabelen wordt het aanwezig zijn van een kenmerk/variabele gecodeerd met 1 en he niet aanwezig zijn met 0.
      II. LRA probeert te voorspellen tot welke groep een individu behoort door de kans te berekenen dat het individu tot de responsgroep behoort.

      1. Alleen stelling I is juist.
      2. Alleen stelling II is juist.
      3. Beide stellingen zijn juist.
      4. Geen van de stellingen is juist.

      Vraag 7

      Hoe interpreteer je een significante omnibus-test?

      Vraag 8

      Met welke test kun je het logistische regressiemodel evalueren en hoe werkt deze test?

      Vraag 9

      Hoe bereken je het percentage accuraat geclassificeerde gevallen (PAC)?

      Vraag 10

      Gegeven is de volgende Classification Table van een onderzoek waarin een behandeling wel/niet succesvol is geweest.

      Welke percentages missen bij A en B?

      Vraag 11

      Wat is logistische regressie?

      Vraag 12

      Wanneer is er sprake van multinomiale logistische regressie?

      Vraag 13

      Hoe kun je de niet-lineaire relatie toch lineair maken?

      Vraag 14

      Wat is de R-statistiek?

      Vraag 15

      Wat is de Wald statistiek?

      Vraag 16

      Wat geeft de odds ratio weer?

      Vraag 17

      Wanneer komen onderdrukkende effecten voor?

      Vraag 18

      Wat betekent het streven naar parsimonie?

      Vraag 19

      Wat is de assumptie van lineairiteit waar aan voldaan moet worden?

      Vraag 20

      Wanneer ontstaat complete scheiding?

      Vraag 21

      Wanneer is er sprake van overspreiding?

      Vraag 22

      Wat wordt er gerapporteerd bij een logistische regressie?

      Vraag 23

      Wat moet je doen om de assumptie van lineairiteit te testen bij logistische regressie?

      Vraag 24

      Wat gebruik je bij multinomiale regressie om groepslidmaatschap van meer dan twee categorieën te voorspellen?

      Antwoordindicatie

      Vraag 1

      Als er

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Hoe werkt de analyse van variantie (ANOVA)? - Tentamens 13

      Hoe werkt de analyse van variantie (ANOVA)? - Tentamens 13


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is het voordeel van ANOVA boven t-toetsen?

      Vraag 2

      Welke toets wordt gebruikt om de homoscedasticiteit te toetsen?

      Vraag 3

      Wat zijn de drie aannames voor het uitvoeren van een ANOVA?

      Vraag 4

      Hoe kan de F-waarde berekend worden uit een gegeven t-waarde?

      Vraag 5

      Bezie onderstaande stellingen over de ANOVA, en geef aan welke stelling(en) juist is/zijn.
      I. De sterkte van een bepaald effect in de ANOVA is R².
      II. De F-waarde in een ANOVA tabel is te berekenen door de gemiddelde kwadratensom van het model te delen door de gemiddelde kwadratensom van de error.

      1. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
      2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 6

      Uit een ANOVA tabel zijn de volgende gegevens bekend. Wat is de F-waarde?
      SS between groups: 400
      SS within groups: 150
      df between groups: 4
      df within groups: 16

      Vraag 7

      Uit een onderzoek naar het effect van therapie op depressie is het resultaat in onderstaande ANOVA-tabel gepresenteerd. Patiënten zijn door middel van toevalsmatige toewijzing in drie verschillende groepen ingedeeld. De patiënten uit groep 1 kregen gedragstherapie, de patiënten uit groep 2 kregen cognitieve gedragstherapie en de patiënten uit groep 3 kregen geen therapie (controle groep). De afhankelijke variabele is angstklachten na afloop van de therapie.

      Blijkt uit bovenstaande tabel dat de therapieën significant verschillen in effectiviteit bij α = . 05?

      Vraag 8

      In een ANOVA wordt onderzocht wat het effect is van 4 typen compost op de groei van rozen. Voor elk type compost zijn er 10 rozenplanten gekweekt en gewogen. Wat is het aantal vrijheidsgraden voor behandeling?

      Vraag 9

      Waarvoor worden post-hoc toetsen gebruikt bij ANOVA?

      Vraag 10

      Wat houdt het in als contrasten orthogonaal aan elkaar zijn?

      Vraag 11

      Voor welk type variabele kun je ANOVA gebruiken?

      1. Een categorische verklarende variabele

      2. Een categorische responsvariabele

      3. Een kwantitatieve verklarende variabele

      4. Een kwalitatieve verklarende variabele

      Vraag 12

      Wat gebeurt er met de F-statistiek als het verschil tussen groepen in ANOVA kleiner wordt?

      Vraag 13

      Welke methode gebruik je om meerdere vergelijkingen te maken met nauwe betrouwbaarheidsintervallen?

      1. Greenhouse-Geisser

      2. Bonferroni

      3. Mauchly

      4. Tukey

      Vraag 14

      In een ziekenhuis worden begeleidingstrajecten aangeboden voor mensen met chronische pijn. De effectiviteit van deze begeleidingstrajecten wordt onderzocht door drie condities met elkaar te vergelijken. Hieronder vind je de gemiddelde resultaten van de drie groepen. Is er sprake van significante verschillen?

      Conditie 1 (n = 6)       Conditie 2 (n = 4)       Conditie 3 (n = 4)

      M = 12                        M = 10                        M = 20

      SS = 14                      

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Wat is het tweeweg ANOVA model? - Tentamens 14

      Wat is het tweeweg ANOVA model? - Tentamens 14


      Vragen

      Vraag 1

      Wanneer is sprake van een significant interactie effect?

      1. Wanneer de onafhankelijke variabelen significant gecorreleerd zijn.
      2. Wanneer het effect van een onafhankelijke variabele verklaard kan worden door een variabele die niet in het model is opgenomen.
      3. Wanneer het effect van de ene onafhankelijke variabele significant verschilt voor de categorieën van een andere onafhankelijke variabele.
      4. Wanneer twee onafhankelijke variabelen significant een afhankelijke variabele voorspellen.

      Vraag 2

      Hoe bereken je de vrijheidsgraden voor het interatie-effect van A en B?

       

      De volgende informatie is nodig bij het beantwoorden van de volgende twee vragen:

      In 2010 is er een onderzoek uitgevoerd naar gevoelens van spijt ten aanzien van relaties en verschillen in die gevoelens tussen mannen en vrouwen. De proefgroep bestond uit 40 vrouwen en 29 mannen, gemiddelde leeftijd 19 jaar (sd = 1.18). Elke deelnemer heeft een vragenlijst ingevuld volgens de volgende instructies: Als je terugkijkt op je relatie is er dan iets waar je spijt van hebt? Iets dat je anders had willen doen. Iets waar je wel of juist geen actie had willen ondernemen. Bram en Timo moeten voor hun statistiekcursus een onderzoekje doen. Na het lezen van een artikel over het onderzoek naar spijtgevoelens hebben ze zelf een soortgelijk onderzoek gedaan. Samen hebben ze een lijstje opgesteld met potentieel genante of ongemakkelijke situaties die in relaties voorkomen (de vraag “Ben ik te dik?” met “Ja” beantwoorden, samen naar de sauna, enz.). Veertig medestudenten worden gevraagd om mee te werken aan dit onderzoek: 20 vrouwelijke studenten en 20 mannelijke studenten. Ze worden gevraagd aan te geven hoeveel spijt ze hebben van de beschreven situaties (waar 0 ‘geen spijt’ en 10 ‘heel erg veel spijt’ betekent). De helft van de vrouwen en de helft van de mannen wordt gevraagd de vragen te beantwoorden over een romantische relatie (een vaste vriend of vriendin), de andere helft wordt gevraagd dit te doen over een vriendschappelijke relatie (een goede vriend of vriendin).

       

      SPSS output van de analyseresultaten van de verzamelde data is hieronder gegeven:

      Vraag 3

      De vrijheidsgraden ontbreken in de SPSS output. Hoeveel vrijheidsgraden zijn er voor het interactie-effect tussen sekse en soort relatie?

      Vraag 4

      Wat is de waarde van de toetsingsgrootheid die de verschillen in mate van spijtscores toetst tussen de romantische relaties en de vriendschappelijke relaties?

      Vraag 5

      In een onderzoek naar "de mate van seksueel voorgelicht zijn door ouders" wordt een vragenlijst ingevuld over seksualiteit en promiscuïteit door zowel de jongens als de meisjes. Wanneer we de gemiddelde promiscuïteitsscores willen vergelijken tussen jongens en meisjes en tussen niet en wel voorgelichte jongeren, welke analysetechniek moeten we dan gebruiken?

      Vraag 6

      Welke effectmaat wordt gebruikt bij een factoriele anova?

      Vraag 7

      Is het verstandig om 4 factoren te gebruiken in een

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Wat is ANCOVA? - Tentamens 15

      Wat is ANCOVA? - Tentamens 15


      Vragen

      Vraag 1

      Waarom gebruik je bij dit experiment een ancova?

      Vraag 2

      Om welke twee redenen is het handig om covariaten toe te voegen?

      Vraag 3

      Wanneer wordt gewerkt met aangepaste groepsgemiddeldes?

      Vraag 4

      Welke drie specifieke aannamen gelden er voor de ancova? - Geen error in de covariaat - lineaire relatie met de afhankelijke variabele - parallellisme.

      Vraag 5

      Wat zijn nadelen van het gebruik van covariaten?

      Vraag 6

      Wanneer voer je een ANCOVA uit?

      Vraag 7

      Wat zijn covariaten?

      Vraag 8

      Wat zijn de twee redenen om een covariaat mee te nemen in de analyse?

      Vraag 9

      ANCOVA heeft dezelfde assumpties als ANOVA maar wat zijn de twee bijvoegingen?

      Vraag 10

      Bij ANCOVA hebben we de partial eta squared, wat is dit?

      Vraag 11

      Wat is de assumptie van homogeniteit van regressiecoëfficiënten?

      Vraag 12

      Wanneer kan de omega squared gebruikt worden bij ANCOVA?

      Vraag 13

      Waarmee kan bij ANCOVA de de effectgrootte van de contrasten berekend worden?

      Antwoordindicatie

      Vraag 1

      Het is een ANCOVA omdat het model zowel categorische als numerieke verklarende variabelen bezit

      Vraag 2

      Het toevoegen van covariaten maakt het mogelijk om de effecten van factoren accurater en specifieker te testen door (1) vermindering van errorvariantie en (2) eliminatie van systematische bias (statistische controle).

      Vraag 3

      Als de groepen verschillen op de covariaat.

      Vraag 4

      • Geen error in de covariaat
      • Lineaire relatie met de afhankelijke variabele
      • Parallellisme.

      Vraag 5

      Covariaten moeten met mate worden gebruikt omdat ze een vrijheidsgraad kosten en moeilijk te interpreteren zijn.

      Vraag 6

      Als een ANOVA een continue variabele bevat die ook effect heeft op de afhankelijke variabele kan deze in de analyse worden meegenomen als covariaat.

      Vraag 7

      Continue variabelen die de uitkomstvariabele ook voorspellen.

      Vraag 8

      1. Hiermee kan je als eerste de binnengroep variantie verminderen. Door het meenemen van de covariabele kan meer van de variantie verklaard worden en blijft er minder onverklaarde variantie over.
      2. De confounds kunnen worden geëlimineerd (derde variabele).

      Vraag 9

      Onafhankelijke relatie tussen het covariaat en de afhankelijke variabele en homogeniteit van regressiecoëfficiënten.

      Vraag 10

      Dit is de hoeveelheid variantie in de afhankelijke variabele die door de onafhankelijke variabele wordt gedeeld maar niet door het covariaat wordt verklaard.

      Vraag 11

      ω2 kan gebruikt worden bij gelijke groepsgroottes.

      Vraag 12

      Met een t-toets kan de effectgrootte van de contrasten berekend worden.

      Vraag 13

      Dit houdt in dat de relatie tussen de afhankelijke variabele en het covariaat binnen alle groepen gelijk moet zijn anders is het model inaccuraat.

      Access: 
      JoHo members
      Wat zijn MANOVA (multivariate analysis of variance) en DA (discriminantanalyse)? - Tentamens 16

      Wat zijn MANOVA (multivariate analysis of variance) en DA (discriminantanalyse)? - Tentamens 16


      Vragen

      Vraag 1

      Wanneer wordt manova gebruikt?

      Vraag 2

      Wanneer is het niet slim om een manova te doen?

      1. Als een set afhankelijke variabelen heel hoog gecorreleerd zijn.
      2. Als je meerdere categorieën van de onafhankelijke variabele wilt onderzoeken.
      3. Als de afhankelijke variabelen gemiddeld gecorreleerd zijn.
      4. Als je wilt identificeren welke afhankelijke variabelen het meeste groepsverschil veroorzaken.

      Vraag 3

      Een professor realiseert zich dat hij een probleem heeft, maar wil zijn ene significante resultaat toch graag publiceren. Hij corrigeert voor het feit dat hij 20 keer dit onderzoek heeft herhaald met een Bonferroni correction. Neem alpha = 0.05. Bonferroni geeft advies om de alpha te verlagen zodat voor alle experimenten samen de kans op een Type I fout onder de 0.05 blijft. Welke waarde voor alpha adviseert Bonferroni aan te houden?

      Vraag 4

      Wat zijn de twee redenen voor het uitvoeren van een manova in plaats van meerdere anova’s?

      Vraag 5

      Bezie onderstaande stellingen over manova, en geef aan welke stelling(en) juist is/zijn.

      I. Een voordeel van een multivariaat factor ontwerp is dat het laat zien hoe onafhankelijke variabele interacteren zodat ze invloed hebben op de afhankelijke variabele.

      II. De waarde van Wilk’s lambda geeft het proportie onverklaarde variantie.

      1. Alleen stelling 1 is juist
      2. Alleen stelling 2 is juist
      3. Beide stellingen zijn juist
      4. Beide stellingen zijn onjuist

      Vraag 6

      Wat is het verschil tussen de manova en de discriminantanalyse (DA)?

      Vraag 7

      Wat wordt er getoetst met de box-M toets?

      Vraag 8

      Wat is het maximaal aantal discrimantfunctievariaten?

      Vraag 9

      Wat zijn de twee belangrijkste nadelen van DA?

      Vraag 10

      Wat is een MANOVA?

      Vraag 11

      Waarom voeren we een MANOVA uit en geen losse ANOVA’s?

      Vraag 12

      Wat is het voordeel van het uitvoeren van een MANOVA?

      Vraag 13

      Welke aanvullende assumpties gelden er voor de MANOVA?

      Vraag 14

      Wanneer kan er gebruik gemaakt worden van een MANOVA?

      1. Als er meerdere onafhankelijke variabelen zijn.
      2. Als er meerdere afhankelijke variabelen zijn.
      3. Als er grote groepen gebruikt worden.
      4. Als er gebruik gemaakt wordt van afhankelijke groepen.

      Vraag 15

      Welke stelling is juist?

      1. Het nadeel bij gebruik van meerdere ANOVA’s is een grotere meetfout en een grotere kans op type I fouten.

      2. Het nadeel bij gebruik van meerdere ANOVA’s is dat er niet gekeken wordt naar de relatie van de afhankelijke variabelen onderling.

      1. Stelling 1 en 2 zijn juist.
      2. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist.
      3. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist.
      4. Beide stellingen zijn onjuist.

      Vraag 16

      Wanneer wordt een matrix een identiteitsmatrix genoemd?

      1. Als de diagonale componenten samen 0 zijn en de niet-diagonale componenten samen 1 zijn.
      2. Als de verticale componenten samen 1 zijn en de niet-verticale componenten samen 0
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Wat zijn Random- en Mixed-Effects Analysis of Variance Models? - Tentamens 17

      Wat zijn Random- en Mixed-Effects Analysis of Variance Models? - Tentamens 17


      Vragen

      Vraag 1

      Wat is het verschil tussen een random-effects en een fixed-effects model?

      Vraag 2

      Waardoor wordt het verschil in effectgroottes veroorzaakt bij het vergelijken van fixed-factor modellen?

      Antwoordindicatie

      Vraag 1

      In het random-effects model, zijn in alle steekproeven de levels van de onafhankelijke variabele random genomen van de levels van de populatie. Hierdoor kunnen er generalisaties gemaakt worden over alle levels van de populatie. In het fixed-effects model worden eerst de levels van de onafhankelijke variabele geselecteerd, waarna de onderwerpen (subjects) random worden toegewezen aan de levels van de onafhankelijke variabele.

      Vraag 2

      De verschillen in effectgrootte uit verschillende studies komt door random steekproeferror

      Access: 
      JoHo members
      Wat wordt bedoeld met categoriale uitkomsten: chi-quare en loglineair regressie? - Tentamens 18

      Wat wordt bedoeld met categoriale uitkomsten: chi-quare en loglineair regressie? - Tentamens 18


      Vragen

      Vraag 1

      Een toets die de proporties van een populatie distributie toetst noemt men:

      1. Correlatie
      2. Regressie
      3. Chi-kwadraat toets for goodness of fit
      4. Chi-kwadraat toets voor onafhankelijkheid

      Vraag 2

      Bij een chi-kwadraat toets wordt er verwacht dat 49% van de populatie in categorie A valt en 51% in categorie B, wat is de verwachte frequentie van categorie A bij een steekproef van 500 mensen:

      1. 245
      2. 249
      3. 251
      4. 255

      Vraag 3

      Op een bepaalde middelbare school is 55 % van de populatie man en 45% vrouw, in een steekproef op een schoolfeest worden 385 mannen en 215 vrouwen geteld, wat is de waarde van χ2 voor de man-vrouw verhouding op het feest:

      1. 20,14
      2. 20,37
      3. 20,46
      4. 20,56

      Vraag 4

      Een waarde van χ2 = 11,05, bij df = 5 en α = .05:

      1. Is significant, het ligt boven de kritieke waarde voor χ2
      2. Is significant, het ligt onder de kritieke waarde voor χ2
      3. Is niet significant, het ligt boven de kritieke waarde voor χ2
      4. Is niet significant, het ligt onder de kritieke waarde voor χ2

      Vraag 5

      In chi-kwadraat toets for goodness of fit waarin kinderen worden onderverdeeld in lievelingskleur (rood, blauw of geel) en vervolgens elke kleur geteld, is het aantal vrijheidsgraden:

      1. 1
      2. 2
      3. 3
      4. 4

      Vraag 6

      De test die frequentie-data gebruikt om de relatie tussen twee variabelen te evalueren, heet:

      1. Correlatie
      2. Regressie
      3. Chi-kwadraat toets for goodness of fit
      4. Chi-kwadraat toets voor onafhankelijkheid

      Vraag 7

      Bij een chi-kwadraat toets voor onafhankelijkheid, met een variabele met 3 categorieën en een variabele met 5 categorieën, is het aantal vrijheidsgraden:

      1. 2
      2. 4
      3. 6
      4. 8

      Vraag 8

      Bij een chi-square test met een 2x3 matrix, gebruik je voor effect size:

      1. De phi-coefficient
      2. Cramer’s V
      3. Cohens D
      4. Alle bovenstaande antwoorden zijn correct

      Vraag 9

      Bij het bereken van Cramer’s V bij een 2 x 4 matrix, is de waarde van de vrijheidsgraden:

      1. 1
      2. 2
      3. 3
      4. 6

      Vraag 10

      De assumptie(s) waaraan voldaan moet worden bij een chi-kwadraat toets voor onafhankelijkheid is/zijn:

      1. Onafhankelijkheid van de observaties
      2. Geen enkele verwachte frequentie is kleiner dan 5
      3. Er moeten 2 variabelen geobserveerd zijn
      4. Alle bovenstaande antwoorden zijn correct

      Vraag 11

      Een onderzoeker gebruikt een goodness of fit-toets om bij 120 mensen te toetsen hoe hard ze rijden binnen de bebouwde kom op vijf verschillende plekken. Hoeveel vrijheidsgraden moet hij gebruiken?

      Vraag 12

      Een onderzoeker is geïnteresseerd in de verschillen tussen jongens en meisjes op het gebied van alcoholgebruik. Ze worden ingedeeld in drie categorieën: weinig drinken, gemiddeld drinken en veel drinken. Wat voor toets kan het beste gebruikt worden om de verschillen

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Check all content related to:
      How to use more summaries?


      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
      2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
      4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
      5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

      Field of study

      Access level of this page
      • Public
      • WorldSupporters only
      • JoHo members
      • Private
      Statistics
      1986
      Comments, Compliments & Kudos:

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.
      Promotions
      Image

      Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

      Werkzaamheden: o.a.

      • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
      • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
      • PR & communicatie werkzaamheden

      Interesse? Reageer of informeer