Vraag 1
Wat is het verschil tussen een parameter en een statistiek?
Vraag 2
Welke drie soorten nonprobability samples zijn er?
Vraag 3
In een onderzoek naar de patiënten van psychiatrische inrichtingen in Nederland wordt de steekproef als volgt getrokken. Eerst trekt men at random een aantal inrichtingen uit de complete lijst van Nederlandse psychiatrische inrichtingen. Uit elk van die inrichtingen wordt vervolgens at random een aantal patiënten getrokken. Wat voor steekproef is dit?
Vraag 4
Een onderzoeker wil weten in hoeverre alcoholgebruik samenhangt met studieresultaten. Zij hangt op een prikbord op de universiteit een briefje waarop drinkende studenten worden opgeroepen om deel te nemen aan het onderzoek. Er melden zich 33 studenten. Wat voor steekproef is dit?
Vraag 5
Hoe bereken je de standaardafwijking?
Vraag 6
Wat geeft een z-score aan?
Vraag 7
Welk kenmerk is onderscheidend van de verdeling van steekproefgemiddelden?
Vraag 8
Wat is waar met betrekking tot de vorm van de verdeling van steekproefgemiddelden?
- Hoe groter de steekproef, hoe meer de gemiddelden verspreid zijn
- Hoe kleiner de steekproef, hoe meer normaal verdeeld.
- Hoe groter de steekproef, hoe dichter de gemiddelden bij elkaar liggen
- Hoe kleiner de steekproef, hoe meer de gemiddelden verspreid zijn
Vraag 1
Een parameter staat voor een waarde die de populatie beschrijft. Denk hierbij aan de gemiddelde schoolprestatie in de populatie. Een statistiek beschrijft, in tegenstelling tot een parameter, gegevens over een steekproef. Meestal wordt gebruik gemaakt van een kanssteekproef.
Vraag 2
Convenience sample, quota sample en purposive sample.
Vraag 3
Een clustersample. Wanneer het moeilijk is om van tevoren aan de benodigde informatie te komen over hoeveel en welke individuen in een populatie voorkomen, wordt er vaak gebruik gemaakt van ‘cluster sampling’. In dit geval trekt de onderzoeker niet eerst individuen uit de populatie, maar juist clusters van mogelijke proefpersonen. Deze clusters zijn vaak gebaseerd op natuurlijk bestaande clusters, zoals gebieden in een land. Vaak wordt het bij cluster sampling gebruik gemaakt van ‘multistage sampling’. Hierbij worden eerst grote clusters vastgesteld. Vervolgens worden kleinere clusters binnen deze grotere clusters vastgesteld. En zo gaat het door totdat er een steekproef ontstaat, met random gekozen proefpersonen uit elk cluster.
Vraag 4
Een nonprobability sample (of convenience sample) In sommige situaties is het onhandig of onmogelijk om een kanssteekproef te selecteren. In dat geval wordt een ‘nonprobability sample’ getrokken. Ze weten daardoor niet hoe representatief hun steekproef is. Veel psychologisch onderzoek wordt gedaan aan de hand van steekproeven die niet representatief zijn voor de populatie.
Vraag 5
De standaardafwijking bereken je door het verschil tussen de scores en het gemiddelde te kwadrateren en bij elkaar op te tellen, dit te delen door de steekproefgrootte – 1 en daar de wortel van te nemen.
Vraag 6
Een z-score geeft aan hoeveel standaardafwijkingen de score van het gemiddelde ligt.
Vraag 7
De verdeling van steekproefgemiddelden bestaat niet uit scoren, maar uit statistieken.
Vraag 8
C
Add new contribution