TentamenTests bij de meestvoorkomende statistiekonderwerpen tijdens je studie - Bundel
- 3847 reads
Wat is het verschil tussen een parameter en een statistiek?
Welke drie soorten nonprobability samples zijn er?
In een onderzoek naar de patiënten van psychiatrische inrichtingen in Nederland wordt de steekproef als volgt getrokken. Eerst trekt men at random een aantal inrichtingen uit de complete lijst van Nederlandse psychiatrische inrichtingen. Uit elk van die inrichtingen wordt vervolgens at random een aantal patiënten getrokken. Wat voor steekproef is dit?
Een onderzoeker wil weten in hoeverre alcoholgebruik samenhangt met studieresultaten. Zij hangt op een prikbord op de universiteit een briefje waarop drinkende studenten worden opgeroepen om deel te nemen aan het onderzoek. Er melden zich 33 studenten. Wat voor steekproef is dit?
Hoe bereken je de standaardafwijking?
Wat geeft een z-score aan?
Welk kenmerk is onderscheidend van de verdeling van steekproefgemiddelden?
Wat is waar met betrekking tot de vorm van de verdeling van steekproefgemiddelden?
Welk van de volgende kenmerken wordt niet beschreven door de centrale limiettheorie?
Wat is het verschil tussen standaarddeviatie en standaardfout?
Wat is het effect van steekproefgrootte op de uitkomst van een hypothesetest?
Bereken de kans dat een steekproefgemiddelde groter is dan 100 bij een steekproef van 25 proefpersonen uit een populatie met gemiddelde 90 en standaarddeviatie 10.
Welke van de volgende stellingen is juist?
I) Als de samplegrootte toeneemt, neemt de waarde van de standaardfout ook toe.
II) De standaardfout speelt een belangrijkere rol in beschrijvende statistiek in vergelijking
met inferentiële statistiek
Aan welke voorwaarde(n) moet de verdeling van sample gemiddelden voldoen om normaal te zijn?
Noem twee invloeden op de standaardfout.
Wat is de relatie tussen betrouwbaarheid en de steekproeffout?
Wanneer gebruik je een t-score in plaats van een z-score bij het toetsen van een hypothese?
In een onderzoeksrapport staat dat er een significant verschil is tussen een experimentele groep en een controlegroep met t(19) = 3.36. Hoeveel participanten deden mee aan dit onderzoek?
Negen PABO-studenten worden getest op rekenvaardigheid. Ze hebben een gemiddelde score van 13 punten en de kwadratensom is 72. Hoe groot moet de t-waarde zijn bij een alfaniveau van .05 voor een significant resultaat?
Het gemiddelde van alle PABO-studenten is een score van 10. Is er een significant verschil met de negen studenten van bovenstaande vraag?
Wat is de effectgrootte voor het verschil van bovenstaande vraag?
Welke van de onderstaande uitspraken is juist?
1. Over het algemeen is de distributie van t-statistieken platter en meer uitgespreid dan de standaard normaalverdeling
2. Wanneer een sample n=21 scores heeft, krijg je een t-statistiek met df = 22.
Noem twee maten van effectgrootte die gebruikt kunnen worden bij hypothesetesten met t-statistieken. Welke standaarden horen bij deze maten?
Wat gebeurt er met de t-distributie als de vrijheidsgraden toenemen?
Gebruik je de t-distributie bij een significantietoets voor een gemiddelde of voor een proportie?
Welke distributie wordt gebruikt voor proporties in een hele kleine steekproef?
Martijn wil weten of slaapproblemen verminderd kunnen worden met iedere dag een kwartier lichaamsbeweging. Hij heeft een onderzoek gedaan waaruit blijkt dat er waarschijnlijk een positief effect is, maar om een gegronde uitspraak te kunnen doen, wil hij de power van zijn toets vergroten. Wat kan hij het beste doen?
In welk van onderstaande gevallen kun je éénzijdig toetsen?
Een parameter staat voor een waarde die de populatie beschrijft. Denk hierbij aan de gemiddelde schoolprestatie in de populatie. Een statistiek beschrijft, in tegenstelling tot een parameter, gegevens over een steekproef. Meestal wordt gebruik gemaakt van een kanssteekproef.
Convenience sample, quota sample en purposive sample.
Een clustersample. Wanneer het moeilijk is om van tevoren aan de benodigde informatie te komen over hoeveel en welke individuen in een populatie voorkomen, wordt er vaak gebruik gemaakt van ‘cluster sampling’. In dit geval trekt de onderzoeker niet eerst individuen uit de populatie, maar juist clusters van mogelijke proefpersonen. Deze clusters zijn vaak gebaseerd op natuurlijk bestaande clusters, zoals gebieden in een land. Vaak wordt het bij cluster sampling gebruik gemaakt van ‘multistage sampling’. Hierbij worden eerst grote clusters vastgesteld. Vervolgens worden kleinere clusters binnen deze grotere clusters vastgesteld. En zo gaat het door totdat er een steekproef ontstaat, met random gekozen proefpersonen uit elk cluster.
Een nonprobability sample (of convenience sample) In sommige situaties is het onhandig of onmogelijk om een kanssteekproef te selecteren. In dat geval wordt een ‘nonprobability sample’ getrokken. Ze weten daardoor niet hoe representatief hun steekproef is. Veel psychologisch onderzoek wordt gedaan aan de hand van steekproeven die niet representatief zijn voor de populatie.
De standaardafwijking bereken je door het verschil tussen de scores en het gemiddelde te kwadrateren en bij elkaar op te tellen, dit te delen door de steekproefgrootte – 1 en daar de wortel van te nemen.
Een z-score geeft aan hoeveel standaardafwijkingen de score van het gemiddelde ligt.
De verdeling van steekproefgemiddelden bestaat niet uit scoren, maar uit statistieken.
C
A
Standaardafwijking beschrijft de verdeling van scores door het verschil tussen X en μ, de standaardfout beschrijft het verschil tussen M en μ.
A
De standaardfout is 2 en de z-score is 2.50. De kans is dus 0.0062 of 0,6%.
D
C
Als er veel consistentie is tussen steekproeven, kan de onderzoeker ervan uitgaan dat de steekproef die hij onderzoekt een goede weerspiegeling is van de populatie. Als er echter weinig consistentie is tussen steekproeven, mag hij deze conclusie niet trekken. In deze context kan de standaardfout gezien worden als een betrouwbaarheidsmeting van het steekproefgemiddelde. De term betrouwbaarheid gaat over de mate waarin er consistentie is tussen verschillende metingen van hetzelfde fenomeen. Een metingsprocedure is betrouwbaar wanneer twee verschillende metingen dezelfde resultaten opleveren.
Als de standaardafwijking en variantie van de populatie niet bekend zijn.
A: 20 (n = 20 (df = n-1). (19 = n – 1)).
De t-waarde is ±2.306. (Aflezen in tabel).
Ja, t (8) = 3.00, dat is groter dan 2.306.
Variantie(s) = SS / df = SS / n-1 = 72/8 = 9.
Standaardfout = √ s2/n = √9/9 = 1.
T = (M - μ) / S m = (13 – 10) / 1 = 3.
De proportieverklaarde variantie (r2) is 0.53.
r2 = T 2 / (t 2 + df) = 3 2 / (3 2 +8) = 0.53.
A
Cohen’s d en de proportieverklaarde variantie.
Voor r 2 : Small (0.01), medium (0.09) en large (0.25). Voor Cohen’s d: Small (0.2), medium (0.5) en large (0.8).
Die gaat meer op een normaalverdeling lijken.
Gemiddelde
Een binominale distributie
C
B
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefen- en tentamenvragen bij de meestvoorkomende statistiekonderwerpen tijdens je studie. Deze tentamenvragen zijn een aanvulling op de JoHo Statistiek samenvatting, waarin in dezelfde volgorde als deze tentamenbundel de
...There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2637 |
Add new contribution