Wat is het tweeweg ANOVA model? - Tentamens 14

Vragen

Vraag 1

Wanneer is sprake van een significant interactie effect?

  1. Wanneer de onafhankelijke variabelen significant gecorreleerd zijn.
  2. Wanneer het effect van een onafhankelijke variabele verklaard kan worden door een variabele die niet in het model is opgenomen.
  3. Wanneer het effect van de ene onafhankelijke variabele significant verschilt voor de categorieën van een andere onafhankelijke variabele.
  4. Wanneer twee onafhankelijke variabelen significant een afhankelijke variabele voorspellen.

Vraag 2

Hoe bereken je de vrijheidsgraden voor het interatie-effect van A en B?

 

De volgende informatie is nodig bij het beantwoorden van de volgende twee vragen:

In 2010 is er een onderzoek uitgevoerd naar gevoelens van spijt ten aanzien van relaties en verschillen in die gevoelens tussen mannen en vrouwen. De proefgroep bestond uit 40 vrouwen en 29 mannen, gemiddelde leeftijd 19 jaar (sd = 1.18). Elke deelnemer heeft een vragenlijst ingevuld volgens de volgende instructies: Als je terugkijkt op je relatie is er dan iets waar je spijt van hebt? Iets dat je anders had willen doen. Iets waar je wel of juist geen actie had willen ondernemen. Bram en Timo moeten voor hun statistiekcursus een onderzoekje doen. Na het lezen van een artikel over het onderzoek naar spijtgevoelens hebben ze zelf een soortgelijk onderzoek gedaan. Samen hebben ze een lijstje opgesteld met potentieel genante of ongemakkelijke situaties die in relaties voorkomen (de vraag “Ben ik te dik?” met “Ja” beantwoorden, samen naar de sauna, enz.). Veertig medestudenten worden gevraagd om mee te werken aan dit onderzoek: 20 vrouwelijke studenten en 20 mannelijke studenten. Ze worden gevraagd aan te geven hoeveel spijt ze hebben van de beschreven situaties (waar 0 ‘geen spijt’ en 10 ‘heel erg veel spijt’ betekent). De helft van de vrouwen en de helft van de mannen wordt gevraagd de vragen te beantwoorden over een romantische relatie (een vaste vriend of vriendin), de andere helft wordt gevraagd dit te doen over een vriendschappelijke relatie (een goede vriend of vriendin).

 

SPSS output van de analyseresultaten van de verzamelde data is hieronder gegeven:

Vraag 3

De vrijheidsgraden ontbreken in de SPSS output. Hoeveel vrijheidsgraden zijn er voor het interactie-effect tussen sekse en soort relatie?

Vraag 4

Wat is de waarde van de toetsingsgrootheid die de verschillen in mate van spijtscores toetst tussen de romantische relaties en de vriendschappelijke relaties?

Vraag 5

In een onderzoek naar "de mate van seksueel voorgelicht zijn door ouders" wordt een vragenlijst ingevuld over seksualiteit en promiscuïteit door zowel de jongens als de meisjes. Wanneer we de gemiddelde promiscuïteitsscores willen vergelijken tussen jongens en meisjes en tussen niet en wel voorgelichte jongeren, welke analysetechniek moeten we dan gebruiken?

Vraag 6

Welke effectmaat wordt gebruikt bij een factoriele anova?

Vraag 7

Is het verstandig om 4 factoren te gebruiken in een ANOVA?

Vraag 8

Welke analyse gebruik je als je meerdere categorische verklarende variabelen hebt?

  1. Eenweg-ANOVA
  2. Tweeweg-ANOVA
  3. Multipele regressie
  4. Drieweg-ANOVA

Vraag 9

Bij een tweeweg-ANOVA wordt er gekeken naar:

  1. Het effect van de twee factoren los
  2. De hoofdeffecten
  3. Het effect van de interactie tussen twee factoren
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn correct

Vraag 10

Wanneer er bij een ANOVA met 2 factoren een verschil is in gemiddelden bij de ene factor die afhankelijk is van de andere factor, is er sprake van een:

  1. Interactie-effect
  2. Treatment-effect
  3. Variantie-effect
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn correct

Vraag 11

In de grafiek (zie bijlage) is er sprake van een:

  1. Hoofdeffect voor factor A, een hoofdeffect voor factor B en een interactie-effect
  2. Hoofdeffect voor factor A, een hoofdeffect voor factor B en geen interactie-effect
  3. Geen hoofdeffect voor factor A, een hoofdeffect voor factor B en een interactie-effect
  4. Geen hoofdeffect voor factor A, een hoofdeffect voor factor B en geen interactie-effect

Vraag 12

Een tweeweg ANOVA test:

  1. 1 hypothese
  2. 2 hypotheses
  3. 3 hypotheses
  4. 6 hypotheses

Vraag 13

Aan deze assumptie(s) moet voldaan worden voor het uitvoeren van een tweeweg ANOVA:

  1. De observaties moeten onafhankelijk zijn
  2. De populatie moet normaal verdeeld zijn
  3. De populaties moeten gelijke varianties hebben (homogeniteit van variantie)
  4. Alle drie bovenstaande antwoorden zijn correct

Vraag 14

De kritieke F-waarde bij df = 5, 20 en α =.05, is:

  1. 2,71
  2. 4,10
  3. 4,56
  4. 9,55

Vraag 15

Bij een interactie-effect met MS treatment = 30, MS within = 4, en MS between = 15, is de F-waarde:

  1. 2
  2. 7,5
  3. 11
  4. 12,5

Vraag 16

Een F-waarde van 6,01 bij df = 5,2, is:

  1. Significant bij een α van .05, en significant bij een α van .01
  2. Significant bij een α van .05, en niet significant bij een α van .01
  3. Niet significant bij een α van .05, en significant bij een α van .01
  4. Niet significant bij een α van .05, en niet significant bij een α van .01

Vraag 17

In de grafiek (zie bijlage) is er sprake van een:

  1. Een hoofdeffect voor factor A, een hoofdeffect voor factor B en een interactie-effect
  2. Een hoofdeffect voor factor A, een hoofdeffect voor factor B en geen interactie-effect
  3. Geen hoofdeffect voor factor A, een hoofdeffect voor factor B en een interactie-effect
  4. Geen hoofdeffect voor factor A, een hoofdeffect voor factor B en geen interactie-effect

Vraag 18

Zijn de volgende twee stellingen waar of niet waar?

I. Een grafiek met parallelle lijnen wijst op een interactie-effect

II. Een interactie-effect kan alleen optreden als er ten minste één hoofdeffect is.

  1. I is waar, II is niet waar.
  2. I is niet waar, II is waar.
  3. Beide stellingen zijn niet waar.
  4. Beide stellingen zijn waar.

Vraag 19

Wat is de definitie van een factor?

  1. Een factor is een afhankelijke variabele bij een tweeweg ANOVA.
  2. Een factor is een onafhankelijke variabele bij een tweeweg ANOVA.
  3. Een factor is één van de vormen van een variabele bij een tweeweg ANOVA
  4. Een factor is een afhankelijke variabele bij een eenweg ANOVA.

Antwoordindicatie

Vraag 1

C

Vraag 2

df between treatments – dfA – dfB

Vraag 3

Df = 1

Vraag 4

16,298

Vraag 5

Tweeweg anova In de praktijk wordt gedrag beïnvloed door verschillende factoren die interactie vertonen. Om deze complexe effecten uit te zoeken, ontwerpen onderzoekers vaak onderzoeken met meer dan één onafhankelijke variabele. Kortom: onderzoekers manipuleren twee of meer variabelen om het effect op gedrag te observeren. Een design met meer dan één factor wordt een factorieel design genoemd. De ANOVA met twee factoren combineert meerdere hypothesen. Er moeten daarom ook meerdere hypothesetesten gedaan worden. Weer wordt er gewerkt met de F-ratio: verschillen tussen de steekproefgemiddelden/verschillen verwacht door toeval of de steekproeffout

Vraag 6

De eta-squared.

Vraag 7

Nee, als er meer dan drie factoren worden gebruikt worden de resultaten onbegrijpelijk en zijn ze lastig te interpreteren. Het is daarom het beste om maximaal drie factoren te gebruiken.

Vraag 8

B

Vraag 9

D

Vraag 10

A

Vraag 11

B

Vraag 12

3

Vraag 13

D

Vraag 14

A

Vraag 15

B

Vraag 16

D

Vraag 17

C

Vraag 18

C

Vraag 19

B

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Image

Spotlight: topics

This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org
Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
Search a summary, study help or student organization