Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Experimenteel (Universiteit Utrecht)

Theorie, Toepassing en Test bij Experimentele onderzoeksmethoden en Statistiek 

PICO

  • In theorie: Dit is het acroniem voor correlationeel onderzoek en staat voor de volgende elementen: 
    Population: Wie, de groep mensen of objecten die de onderzoeker wilt onderzoeken
    Intervention: Wat manipuleer je, welke interventie voer je uit.
    Comparison: De controlegroep, met wie vergelijk je de experimentele conditie
    Outcome: De onafhankelijke variabele
  • In toepassing: Dit acroniem wordt gebruikt bij het ontleden en overzichtelijk maken van een experimentele onderzoeksvraag. De interventie (de experimentele conditie) en de comparaison (de controlegroep) maken samen de gemanipuleerde variabele.
  • In test: Martin voert een onderzoek uit. Het onderzoek luidt als volgt: Met behulp van simulatiespel (waarin men wel of niet wordt buitengesloten) wordt er gekeken of er een verschil in stemming is na afloop tussen degenen die wel en niet buitengesloten worden. Benoem hier alle letters van het acroniem PICO.

Inferentiële statistiek

  • In theorie: Bij inferentiële statistiek wordt er gekeken of we het steekproefresultaat mogen generaliseren naar de populatie.
  • In toepassing: Inferentiële statistiek heeft betrekking op de externe validiteit: in hoeverre je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar een grotere groep.
  • In test: De volgende uitspraak wordt gedaan: Hoe hoger de externe validiteit hoe beter je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar een grotere groep. Waar of niet waar?
  1. Waar
  2. Niet waar

Nulhypothese

  • In theorie: Bij de nulhypothese wordt er beweerd dat er geen effect is, er is geen verschil tussen de groepen. De nulhypothese is ook wel H0.
  • In toepassing: De nulhypothese wordt gebruikt bij NHST: Nulhypothese Significantietoetsing. Hier wordt geprobeerd om H0 te verwerpen, waardoor de alternatieve hypothese waar is. De nulhypothese mag verworpen worden wanneer de p-waarde klein genoeg is.
  • In test: Stel een nulhypothese op bij de volgende onderzoeksvraag. Wat is de invloed van de hoogte van het inkomen op de band met je familie.
  1. Hoe hoger het inkomen hoe beter de band met je familie
  2. Hoe hoger het inkomen hoe slechter de band met je familie
  3. Er is geen effect van de hoogte van het inkomen op de band met je familie

Type I fout

  • In theorie: De nulhypothese is waar, maar de onderzoeker verwerpt de nulhypothese toch wel. Dan is het een type I fout.
  • In toepassing: Een type I fout is foutief de nulhypothese verwerpen.
  • In test: Rayen heeft een type II fout gemaakt. Wat heeft hij in dit geval met de nulhypothese gedaan?
  1. Rayen heeft H0 verworpen, terwijl H0 fout was.
  2. Rayen heeft H0 verworpen, terwijl H0 goed was.
  3. Rayen heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 fout was.
  4. Rayen heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 goed was.

Type II fout

  • In theorie: De nulhypothese is niet waar, maar de onderzoeker verwerpt de nulhypothese niet. Dan is het een type II fout.
  • In toepassing: Een type II fout is foutief de nulhypothese behouden en dus niet verwerpen.
  • In test: Merel heeft een type I fout gemaakt. Wat heeft ze in dit geval met de nulhypothese gedaan?
  1. Merel heeft H0 verworpen, terwijl H0 fout was.
  2. Merel heeft H0 verworpen, terwijl H0 goed was.
  3. Merel heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 fout was.
  4. Merel heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 goed was.

Power

  • In theorie: De power is het onderscheidingsvermogen. De power van een toets is de kans dat wanneer er in het echt een verschil is, dat je dat verschil ook terugvindt in je steekproeven.
  • In toepassing: De power is het tegenovergestelde van een Type II fout. Dat is: er is een verschil en we vinden hem niet. De power is: er is een verschil en we vinden hem wel. Onderzoekers willen een hoge power.
  • In test: Kies de juiste uitspraak.
  1. Een grote steekproef en veel spreiding leidt tot een grote power
  2. Een grote steekproef en weinig spreiding leidt tot een grote power
  3. Een kleine steekproef en veel spreiding leidt tot een grote power
  4. Een kleine steekproef en weinig spreiding leidt tot een grote power

Cohen’s d

  • In theorie: Cohen's d zegt iets over de relevantie. Je hebt een verschil, maar hoe groot is dit verschil nu eigenlijk? Dat kun je zien aan de hand van de Cohen's d.
  • In toepassing: De Cohen's d drukt het verschil tussen de twee gemiddelden uit in standaardafwijkingen. De waarden zijn daardoor gestandaardiseerd.
  • In test: Kies de juiste uitspraak. Bij de Cohen's d:
  1. Wordt gedeeld door de standaardfout en kijken we naar de steekproef
  2. Wordt gedeeld door de standaardfout en kijken we naar de populatie
  3. Wordt gedeeld door de standaardafwijking en kijken we naar de steekproef
  4. Wordt gedeeld door de standaardafwijking en kijken we naar de populatie

Betrouwbaarheidsinterval

  • In theorie: Het betrouwbaarheidsinterval is ook een manier om de grootte van het verschil tussen twee groepen te beschrijven. 
  • In toepassing: Een smal betrouwbaarheidsinterval zegt iets over de nauwkeurigheid van het resultaat.
  • In test: Kies de juiste uitspraak.
  1. Een smal betrouwbaarheidsinterval is nauwkeuriger en je hebt een kleinere kans op type I fouten.
  2. Een smal betrouwbaarheidsinterval is minder nauwkeurig en je hebt een kleinere kans op type I fouten
  3. Een smal betrouwbaarheidsinterval is nauwkeuriger, maar je hebt een grotere kans op type I fouten
  4. Een smal betrouwbaarheidsinterval is minder nauwkeuriger en je hebt een grotere kans op type I fouten

Steekproeffout

  • In theorie: Het verschil tussen twee groepen in de steekproef wijkt af van het verschil in de populatie. Dit heet de steekproeffout.
  • In toepassing: Geen een steekproef is perfect. Er zal altijd een verschil zitten tussen de steekproef en de populatie.
  • In test: Een onderzoeker vindt een te grote steekproeffout en wil deze kleiner maken. Daarvoor filtert hij enkele uitschieters weg uit zijn onderzoek, waardoor de steekproeffout kleiner wordt. Mag dit?
  1. Ja, het zijn uitschieters dus dit mag.
  2. Ja, als daardoor de steekproeffout kleiner wordt mag dat.
  3. Nee, dit is niet volgens integriteitsprincipes.
  4. Ja, als hij een goede reden geeft en dit transparant aangeeft in zijn onderzoek.

Standaardafwijking

  • In theorie: De standaardafwijking is een maat voor de spreiding in de populatie. 
  • In toepassing: De standaardafwijking is een maat voor spreiding van de getallen rond het gemiddelde.
  • In test: Een onderzoeker wil graag een kleine standaardafwijking. Waar of niet waar?
  1. Waar
  2. Niet waar

Standaardfout

  • In theorie: De standaardfout is de standaardafwijking van het steekproefgemiddelde.
  • In toepassing: Hoe groter de steekproefgrootte, hoe minder spreiding, hoe kleiner de standaardfout. De standaardafwijking van de steekproeffout heet de standaardfout.
  • In test: Kies de juiste uitspraak:
  1. Hoe groter de standaardafwijking hoe groter de standaardfout
  2. Hoe groter de standaardafwijking hoe kleiner de standaardfout
  3. De standaardafwijking heeft geen invloed op de standaardfout

p-waarde

  • In theorie: De p-waarde is de overschrijdingskans. Wanneer de nulhypothese niet meer waar is.
  • In toepassing: Wordt berekend onder de aanname dat er géén verschil is (H0 is waar).
  • In test: Wanneer wordt een p-waarde gezien als significant?
  1. Bij p < 0,10
  2. Bij p > 0,10
  3. Bij p > 0,05
  4. Bij p< 0,05

Design confounds

  • In theorie: Design confounds liggen bij de onderzoeker. Was de gemanipuleerde variabele wel het enige verschil in de behandeling van de twee groepen.
  • In toepassing: Alles moet hetzelfde zijn, behalve hetgeen dat we willen manipuleren: de onafhankelijke variabele
  • In test: Welk begrip is hier nog meer op van toepassing?
  1. Interne validiteit
  2. Externe validiteit
  3. Interne betrouwbaarheid
  4. Externe betrouwbaarheid

Significantie

  • In theorie: Significantie wordt bepaald aan de hand van de toetsingsgrootheid t (t-waarde) en de overschrijdingskans p (p-waarde).
  • In toepassing: Vaak wordt een resultaat als 'significant' beoordeeld, wanneer de p-waarde onder de 0,05 ligt.
  • In test: Charlotte heeft een onderzoek uitgevoerd en krijgt als uitkomst een p-waarde van 0,04. Ze zegt dat haar onderzoek significant is en dat vindt dat ze niet meer naar andere statistische uitkomsten hoeft te kijken zoals het betrouwbaarheidsinterval. Doet ze dit goed?
  1. Nee, ze moet ook naar andere statistische uitkomsten kijken
  2. Ja, als je een p-waarde onder de 0,05 vindt, is het onderzoek goed uitgevoerd.
  3. Ja, het enige waar je naar hoeft te kijken bij onderzoek is de p-waarde

 

Antwoord indicatie

 

PICO:

  • P: Participanten
    I: wel buitengesloten worden
    C: niet buitengesloten worden (de controlegroep)
    O: verschil in stemming

Inferentiële statistiek

  • A

Nulhypothese

  • C

Type I fout

  • B

Type II fout

  • C

Power

  • B

Cohen's d

  • C

Betrouwbaarheidsinterval

  • C

Steekproeffout

  • D

Standaardafwijking

  • A

Standaardfout

  • A

p-waarde

  • D

Design confounds

  • A

Significantie

  • B

Check more related content in this bundle:

Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek (Universiteit Utrecht)

Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Kwalitatief (Universiteit Utrecht)

Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Kwalitatief (Universiteit Utrecht)

Theorie, Toepassing en Test bij Kwalitatieve onderzoeksmethoden en Statistiek

SPI(C)E

  • Theorie: Dit is het acroniem voor kwalitatief onderzoek. Staat voor de volgende elementen:
    • Setting: waar, in welke context
    • Perspective (of Population): voor wie
    • Interst: wat?
    • (Comparison): vergeleken met wie/wat
    • Evaluation: met welk resultaat
  • Toepassing: SPICE wordt gebruikt om de verschillende aspecten van het kwalitatieve onderzoek op te delen. Aan de hand van SPICE kun je zien of je onderzoeksvraag goed is. De onderzoeksvraag moet namelijk alle onderdelen van SPICE bevatten (op Comparison na).
  • Test: Welke betekenis geven vluchtelingen in Europa, met verschillende culturele achtergronden, aan het begrip ‘veerkracht’.
    Geef bij deze onderzoeksvraag alle componenten van het acroniem SPICE aan.

Betrouwbaarheid

  • In theorie: Hier gaat het om de consistentie van de uitkomst van de meetmethode. Als het onderzoek opnieuw uitgevoerd wordt, moeten de uitkomsten hetzelfde zijn als bij het originele onderzoek. Dat is betrouwbaarheid.
  • In toepassing: Vaak wordt een betrouwbaarheid van minimaal 95% aangehouden. Dat is de kans dat bij herhaling de onderzoeker op dezelfde resultaten komt.
  • In test: Sanne meet met een zelfgemaakte vragenlijst hoeveel studenten stress ervaren door een naderende tentamenweek. Uit de gegevens van eerder onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat 80% van de studenten stress ervaart in deze periode. Sanne komt uit op een percentage van slechts 4%. Ze voert de meting meerdere keren uit, maar komt steeds op hetzelfde resultaat. Wat valt er te zeggen over het meetinstrument van Sanne?
  1. Het meetinstrument is niet valide, wel betrouwbaar
  2. Het meetinstrument is wel valide, niet betrouwbaar
  3. Het meetinstrument is zowel valide, als betrouwbaar
  4. Het meetinstrument is niet valide en niet betrouwbaar

Validiteit

  • In theorie: In hoeverre jouw resultaten ook echt de werkelijkheid representeren. Komen de resultaten overeen met de werkelijkheid?
  • In toepassing: Een hoge interne validiteit zorgt voor kwalitatief hoge onderzoeksresultaten. Externe validiteit gaat over de generaliseerbaarheid: in hoeverre gelden deze onderzoeksresultaten nu voor de populatie?
  • In test: Berend doet onderzoek naar het voorkomen van depressies onder 65+'ers . Hij gebruikt hiervoor een vragenlijst die hij afneemt onder de participanten van het onderzoek. Koen besluit het onderzoek van Berend ook uit te voeren met dezelfde vragenlijst. Koen komt echter op compleet andere resultaten dan Berend. Welke waarde komt hier vooral in het geding?
  1. De betrouwbaarheid van het onderzoek
  2. De validiteit van het onderzoek
  3. Geen van beiden

Triangulatie

  • In theorie: Triangulatie is het combineren van verschillende dataverzamelingsmethodes. Er zijn vier soorten triangulatie die je moet kennen.
  • In toepassing: Triangulatie is een goede toevoeging aan een onderzoek. Meerdere en verschillende soorten data worden gecombineerd.
  • In test: Een databank met bestaande gegevens (oude interviews) wordt gebruikt voor een onderzoek. Daarnaast worden participanten geobserveerd in hun gedrag tijdens het experiment. Welke vorm van triangulatie wordt hier gebruikt?
  1. Methoden triangulatie
  2. Data triangulatie
  3. Onderzoeker triangulatie
  4. Theoretische triangulatie

Methoden triangulatie

  • In theorie: Kwalitatieve data worden gecombineerd met kwantitatieve data. Voorbeeld: een interview en een vragenlijst wordt afgenomen.
  • In test: In een onderzoek naar ADHD
.....read more
Access: 
Public
Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Correlationeel (Universiteit Utrecht)

Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Correlationeel (Universiteit Utrecht)

Theorie, Toepassing en Test bij Correlationele onderzoeksmethoden en Statistiek 

PAC

  • In theorie: Dit is het acroniem voor correlationeel onderzoek en staat voor de volgende elementen: 
    Population: Wie, de groep mensen of objecten die de onderzoeker wilt onderzoeken
    Association: Het verband of de relatie. De onderzoeker geeft aan wat voor soort relatie er verwacht wordt.
    Constructs: De kenmerken die de onderzoeker van de mensen wil weten en meten en waartussen er een verband verwacht wordt.
  • In toepassing: Dit acroniem wordt gebruikt bij het ontleden en overzichtelijk maken van een correlationele onderzoeksvraag.
  • In test: Benoem de letters van het acroniem PAC bij de volgende onderzoeksvraag: Veroorzaakt een toename in social media contact vooraf voor meer plezier bij de eerste date?

Causaliteit

  • In theorie: Bij causaliteit spreken we van onderzoeksvragen die een oorzaak / gevolg verband beschrijven. 

  • In toepassing: Er zijn drie voorwaarden verbonden aan het begrip causaliteit, namelijk: covariance, temporal precedence en internal validity.

  • In test: Bij een verband is er altijd sprake van causaliteit. Waar of niet waar?

  1. Waar

  2. Niet waar

Covariance

  • In theorie: Er moet een relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg.

  • In toepassing: Als het ene aspect verandert, verandert als gevolg het andere aspect.

  • In test: Stijn doet onderzoek naar de verschillen in hoeveelheid depressie tussen extraverte en introverte mensen. Hij gebruikt hiervoor gegevens en weet hierbij hoeveel extraverte mensen er in behandeling zitten vergeleken met hoeveel introverte mensen er in behandeling zitten. Hij trekt de conclusie dat extraverte mensen vaker last hebben van een depressie.

  1. Covariance
  2. Temporal precedence
  3. Internal validity

Temporal precedence

  • In theorie: De oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg.

  • In toepassing: Om te kunnen spreken van causaliteit is het noodzakelijk dat het ene aspect eerst verandert en dat daardoor (dus erna) het andere aspect ook verandert.

  • In test: Bart denkt bijna rond te zijn met zijn onderzoek. Hij weet bijna zeker dat hij een causaal verband heeft aangetoond. Bij een van de laatste metingen zorgt een verandering in de onafhankelijk variabele echter niet voor een verandering in de afhankelijke variabele. Welke voorwaarde voor causaliteit wordt hiermee geschonden?

  1. Covariance
  2. Temporal precedence
  3. Internal validity

Internal validity

  • In theorie: Alternatieve verklaringen voor de gevonden relatie moeten zijn uitgesloten.

  • In toepassing: Bijvoorbeeld, je doet onderzoek naar social media contact vooraf en het plezier op de eerste date. Plezier van de eerste date hoeft niet alleen maar te komen door social media contact, maar kan ook door de karaktereigenschap van de participanten komen. Dit is dan de alternatieve verklaring.

  • In test: Bij een onderzoek wil Maureen de causaliteit aantonen. Ze wil de invloed van twee glazen water drinken op de toetsresultaten onderzoeken. Ze komt er achteraf achter dat de participanten pas na de toets de twee

.....read more
Access: 
Public
Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Experimenteel (Universiteit Utrecht)

Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Experimenteel (Universiteit Utrecht)

Theorie, Toepassing en Test bij Experimentele onderzoeksmethoden en Statistiek 

PICO

  • In theorie: Dit is het acroniem voor correlationeel onderzoek en staat voor de volgende elementen: 
    Population: Wie, de groep mensen of objecten die de onderzoeker wilt onderzoeken
    Intervention: Wat manipuleer je, welke interventie voer je uit.
    Comparison: De controlegroep, met wie vergelijk je de experimentele conditie
    Outcome: De onafhankelijke variabele
  • In toepassing: Dit acroniem wordt gebruikt bij het ontleden en overzichtelijk maken van een experimentele onderzoeksvraag. De interventie (de experimentele conditie) en de comparaison (de controlegroep) maken samen de gemanipuleerde variabele.
  • In test: Martin voert een onderzoek uit. Het onderzoek luidt als volgt: Met behulp van simulatiespel (waarin men wel of niet wordt buitengesloten) wordt er gekeken of er een verschil in stemming is na afloop tussen degenen die wel en niet buitengesloten worden. Benoem hier alle letters van het acroniem PICO.

Inferentiële statistiek

  • In theorie: Bij inferentiële statistiek wordt er gekeken of we het steekproefresultaat mogen generaliseren naar de populatie.
  • In toepassing: Inferentiële statistiek heeft betrekking op de externe validiteit: in hoeverre je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar een grotere groep.
  • In test: De volgende uitspraak wordt gedaan: Hoe hoger de externe validiteit hoe beter je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar een grotere groep. Waar of niet waar?
  1. Waar
  2. Niet waar

Nulhypothese

  • In theorie: Bij de nulhypothese wordt er beweerd dat er geen effect is, er is geen verschil tussen de groepen. De nulhypothese is ook wel H0.
  • In toepassing: De nulhypothese wordt gebruikt bij NHST: Nulhypothese Significantietoetsing. Hier wordt geprobeerd om H0 te verwerpen, waardoor de alternatieve hypothese waar is. De nulhypothese mag verworpen worden wanneer de p-waarde klein genoeg is.
  • In test: Stel een nulhypothese op bij de volgende onderzoeksvraag. Wat is de invloed van de hoogte van het inkomen op de band met je familie.
  1. Hoe hoger het inkomen hoe beter de band met je familie
  2. Hoe hoger het inkomen hoe slechter de band met je familie
  3. Er is geen effect van de hoogte van het inkomen op de band met je familie

Type I fout

  • In theorie: De nulhypothese is waar, maar de onderzoeker verwerpt de nulhypothese toch wel. Dan is het een type I fout.
  • In toepassing: Een type I fout is foutief de nulhypothese verwerpen.
  • In test: Rayen heeft een type II fout gemaakt. Wat heeft hij in dit geval met de nulhypothese gedaan?
  1. Rayen heeft H0 verworpen, terwijl H0 fout was.
  2. Rayen heeft H0 verworpen, terwijl H0 goed was.
  3. Rayen heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 fout was.
  4. Rayen heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 goed was.

Type II fout

  • In theorie: De nulhypothese is niet waar, maar de onderzoeker verwerpt de nulhypothese niet. Dan is het een type II fout.
  • In toepassing: Een type II fout is foutief de nulhypothese behouden en dus niet verwerpen.
  • In test: Merel heeft
.....read more
Access: 
Public
Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Integriteit (Universiteit Utrecht)

Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Integriteit (Universiteit Utrecht)

Theorie, Toepassing en Test bij Integriteit van onderzoeksmethoden en Statistiek 

Eerlijkheid

  • In theorie: Het principe eerlijkheid gaat over dat je op een eerlijke manier aan je resultaten komt.
  • In toepassing: Er mag bij onderzoek geen sprake zijn van fabricage en plagiaat. Opzettelijke schending valt onder het principe eerlijkheid.
  • In test: Mark voert een onderzoek uit en vindt hierbij een opvallende uitschieter. Hij denkt dat de meting bij dit specifieke geval verkeerd is gegaan en besluit de uitschieter te verwijderen. Hij benoemt dit echter niet in zijn onderzoek. Welk principe komt hierbij in het geding?
  1. Eerlijkheid
  2. Zorgvuldigheid
  3. Transparantie
  4. Onafhankelijkheid

Zorgvuldigheid

  • In theorie: Het principe zorgvuldigheid gaat over dat je zorgvuldig aan je gegevens moet komen tijdens een onderzoek. Het gaat hier om precisie.
  • In toepassing: Onopzettelijke schending valt onder het principe zorgvuldigheid.
  • In test: In het theoretische deel van Kirsten gebruikt ze verschillende bronnen van Wikipedia. Omdat het Wikipedia is, komt ze niet achter de precieze auteur. Ze besluit daarom een verwijzing te maken naar de algemene site van Wikipedia en schrijft dat op in haar bronnenlijst. Welk principe komt hierbij in het geding?
  1. Eerlijkheid
  2. Zorgvuldigheid
  3. Transparantie
  4. Onafhankelijkheid

Transparantie

  • In theorie: Het principe transparantie gaat over dat je transparant moet zijn tijdens je onderzoek.
  • In toepassing: Je moet altijd duidelijk aangeven wat en waarom je iets doet of gedaan hebt.
  • In test: Mohammed doet onderzoek naar waterkwaliteit in de buurt van fabrieken. Zijn vader die in dienst is bij een van die fabrieken is erg geïnteresseerd in het onderzoek van zijn zoon. Hij besluit zijn zoon een bijdrage te geven voor het onderzoek op voorwaarde dat de fabriek waar hij werkt het onderzoek mag inzien voor publicatie. Welk principe komt hierbij in het geding?
  1. Eerlijkheid
  2. Zorgvuldigheid
  3. Transparantie
  4. Onafhankelijkheid

Onafhankelijkheid

  • In theorie: Het principe onafhankelijkheid gaat over dat je onafhankelijk moet zijn tijdens je onderzoek. Je opereert als onderzoeker niet in het belang van bijvoorbeeld een bedrijf.
  • In toepassing: Als je iets in opdracht van een bedrijf doet, moet je dit aangeven in je onderzoek, anders komt het principe transparantie in het geding.
  • In test: Kees doet onderzoek naar mentale klachten. Hij neemt interviews af met mensen met mentale klachten en laat hen een verhaal vertellen dat slechte herinneringen naar boven brengt. Hij heeft de deelnemers van tevoren gewaarschuwd dat het een heftig onderzoek kan zijn. Welk principe komt hierbij in het geding?
  1. Zorgvuldigheid
  2. Transparantie
  3. Onafhankelijkheid
  4. Verantwoordelijkheid

Verantwoordelijkheid

  • In theorie: Het principe verantwoordelijkheid gaat over dat je verantwoordelijk je onderzoek moet uit voeren.
  • In toepassing: Voer onderzoek uit dat relevant is, zonder daarbij schade aan mensen of dieren te doen.
  • In test: Suus voert een onderzoek uit en vindt een uitschieter. Omdat deze uitschieter totaal niet bij haar verwachtingen past, focust ze zich eerst op de andere resultaten. Uiteindelijk is ze de uitschieter vergeten mee te nemen in haar onderzoek. Welk principe komt
.....read more
Access: 
Public

Studiehulp Kennismaking met Onderzoeksmethoden en statistiek, deeltoets 2 - UU 23/24

Aantekeningen Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek (Psychologie). Hoorcolleges Experimenteel en Integriteit.

Aantekeningen Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek (Psychologie). Hoorcolleges Experimenteel en Integriteit.

Experimenteel

Voorwaarden van causaliteit:

  1. Covariance
  2. Temporal precendence
  3. Internal validity

Uitleg:

  1. Er moet een relatie zijn tussen oorzaak en gevolg
  2. Deze oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg
  3. Alternatieve verklaringen voor de gevonden relatie moeten zijn uitgesloten

Deze drie voorwaarden moeten nagestreefd worden. Dit kan het best via een gerandomiseerd experiment.

Dit is een oknderzoeksopzet waarbij:

  • De groepen hetzelfde worden verondersteld door randomisatie.
  • De onderzoeker één variabele manipuleert (de onafhankelijke variabele)
  • De onderzoek meet het effect daarvan op een andere variabele (de afhankelijke variabele)

Bij een experiment wordt er een aselecte steekproef getrokken. De ene groep krijgt een bloeddrukverlagend middel, de andere groep krijgt een placebo. Wat kan misgaan: bij randomisatie wil je wel gelijke verdeling leeftijd en man/vrouw-verdeling in de groepen, dat is niet altijd het geval.

De vraag is: Wanneer is er sprake van samenhang tussen type aantekeningen en leerprestatie?

  • Hier kun je geen puntenwolk bij maken. Dit is omdat het nominale groepen zijn (de onafhankelijke variabele). Daarom kan je een boxplot gebruiken:
  • Als de gemiddelden tussen de twee groepen verschillen, dan zeggen we dat er een samenhang is tussen de twee variabelen. De uitkomsten verschillen namelijk.

Bedreigingen bij experimenteel onderzoek:

  • Design confounds: ligt bij de onderzoeker.
  • Was de gemanipuleerde variabele wel het enige verschil in de behandeling van de twee groepen.
  • Alles hetzelfde, behalve hetgeen wat we willen manipuleren: de onafhankelijke variabele.
  • De ene groep kreeg een TED talk van klimaatverandering en de andere over social media.

Selectie effect:

  • Waren de twee groepen wel vergelijkbaar bij aanvang van het experiment. De ene groep studenten studeerde scheikunde en de andere psychologie.
  • Verdeling man en vrouw, hoogst afgeronde studie, gemiddelde leeftijd, SES, opleidingsniveau ouders, de moedertaal. Hier wordt vaak naar gekeken of de twee groepen vergelijkbaar zijn.
  • Contaminatie = deelnemers in experimentele groep vertellen deelnemers in controlegroep over de deelname.

Soms is willekeurige toewijzing niet mogelijk: niet ethisch of praktisch onhaalbaar. Double blind = ook de onderzoeker weet niet in welke groep de deelnemer zit.

Een onderzoeksvraag van een experimenteel onderzoek kun je herkennen aan de volgende elementen:
PICO:

  • Population
    • De populatie die onderzocht wordt.
  • Intervention
    • Wat manipuleer jij, welke interventie voer je uit.
  • Comparison
    • De controlegroep, met wie vergelijk jij de experimentele conditie
  • Outcome
    • De afhankelijke variabele

De interventie (de experimentele conditie) en de comparison (de controlegroep) maken samen de gemanipuleerde variabele.

PICO:

Met behulp van simulatiespel (waarin men wel of niet wordt buitengesloten) wordt er gekeken of er een verschil in stemming is na afloop tussen degenen die wel en niet buitengesloten worden.

  • P: Participanten
  • I: wel buitengesloten worden
  • C: niet buitengesloten worden (de controlegroep)
  • O: verschil in stemming

Gerandomiseerd experiment:

  • Uit de aselecte steekproef haal je de experimentele groep en de controlegroep.

Inferentiële statistiek = mogen we het steekproefresultaat generaliseren naar de populatie?

NHST = nulhypothese significantietoetsing

De stappen van NHST (nulhypothese

.....read more
Access: 
Public
Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Experimenteel (Universiteit Utrecht)

Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Experimenteel (Universiteit Utrecht)

Theorie, Toepassing en Test bij Experimentele onderzoeksmethoden en Statistiek 

PICO

  • In theorie: Dit is het acroniem voor correlationeel onderzoek en staat voor de volgende elementen: 
    Population: Wie, de groep mensen of objecten die de onderzoeker wilt onderzoeken
    Intervention: Wat manipuleer je, welke interventie voer je uit.
    Comparison: De controlegroep, met wie vergelijk je de experimentele conditie
    Outcome: De onafhankelijke variabele
  • In toepassing: Dit acroniem wordt gebruikt bij het ontleden en overzichtelijk maken van een experimentele onderzoeksvraag. De interventie (de experimentele conditie) en de comparaison (de controlegroep) maken samen de gemanipuleerde variabele.
  • In test: Martin voert een onderzoek uit. Het onderzoek luidt als volgt: Met behulp van simulatiespel (waarin men wel of niet wordt buitengesloten) wordt er gekeken of er een verschil in stemming is na afloop tussen degenen die wel en niet buitengesloten worden. Benoem hier alle letters van het acroniem PICO.

Inferentiële statistiek

  • In theorie: Bij inferentiële statistiek wordt er gekeken of we het steekproefresultaat mogen generaliseren naar de populatie.
  • In toepassing: Inferentiële statistiek heeft betrekking op de externe validiteit: in hoeverre je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar een grotere groep.
  • In test: De volgende uitspraak wordt gedaan: Hoe hoger de externe validiteit hoe beter je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar een grotere groep. Waar of niet waar?
  1. Waar
  2. Niet waar

Nulhypothese

  • In theorie: Bij de nulhypothese wordt er beweerd dat er geen effect is, er is geen verschil tussen de groepen. De nulhypothese is ook wel H0.
  • In toepassing: De nulhypothese wordt gebruikt bij NHST: Nulhypothese Significantietoetsing. Hier wordt geprobeerd om H0 te verwerpen, waardoor de alternatieve hypothese waar is. De nulhypothese mag verworpen worden wanneer de p-waarde klein genoeg is.
  • In test: Stel een nulhypothese op bij de volgende onderzoeksvraag. Wat is de invloed van de hoogte van het inkomen op de band met je familie.
  1. Hoe hoger het inkomen hoe beter de band met je familie
  2. Hoe hoger het inkomen hoe slechter de band met je familie
  3. Er is geen effect van de hoogte van het inkomen op de band met je familie

Type I fout

  • In theorie: De nulhypothese is waar, maar de onderzoeker verwerpt de nulhypothese toch wel. Dan is het een type I fout.
  • In toepassing: Een type I fout is foutief de nulhypothese verwerpen.
  • In test: Rayen heeft een type II fout gemaakt. Wat heeft hij in dit geval met de nulhypothese gedaan?
  1. Rayen heeft H0 verworpen, terwijl H0 fout was.
  2. Rayen heeft H0 verworpen, terwijl H0 goed was.
  3. Rayen heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 fout was.
  4. Rayen heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 goed was.

Type II fout

  • In theorie: De nulhypothese is niet waar, maar de onderzoeker verwerpt de nulhypothese niet. Dan is het een type II fout.
  • In toepassing: Een type II fout is foutief de nulhypothese behouden en dus niet verwerpen.
  • In test: Merel heeft
.....read more
Access: 
Public
Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Integriteit (Universiteit Utrecht)

Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Integriteit (Universiteit Utrecht)

Theorie, Toepassing en Test bij Integriteit van onderzoeksmethoden en Statistiek 

Eerlijkheid

  • In theorie: Het principe eerlijkheid gaat over dat je op een eerlijke manier aan je resultaten komt.
  • In toepassing: Er mag bij onderzoek geen sprake zijn van fabricage en plagiaat. Opzettelijke schending valt onder het principe eerlijkheid.
  • In test: Mark voert een onderzoek uit en vindt hierbij een opvallende uitschieter. Hij denkt dat de meting bij dit specifieke geval verkeerd is gegaan en besluit de uitschieter te verwijderen. Hij benoemt dit echter niet in zijn onderzoek. Welk principe komt hierbij in het geding?
  1. Eerlijkheid
  2. Zorgvuldigheid
  3. Transparantie
  4. Onafhankelijkheid

Zorgvuldigheid

  • In theorie: Het principe zorgvuldigheid gaat over dat je zorgvuldig aan je gegevens moet komen tijdens een onderzoek. Het gaat hier om precisie.
  • In toepassing: Onopzettelijke schending valt onder het principe zorgvuldigheid.
  • In test: In het theoretische deel van Kirsten gebruikt ze verschillende bronnen van Wikipedia. Omdat het Wikipedia is, komt ze niet achter de precieze auteur. Ze besluit daarom een verwijzing te maken naar de algemene site van Wikipedia en schrijft dat op in haar bronnenlijst. Welk principe komt hierbij in het geding?
  1. Eerlijkheid
  2. Zorgvuldigheid
  3. Transparantie
  4. Onafhankelijkheid

Transparantie

  • In theorie: Het principe transparantie gaat over dat je transparant moet zijn tijdens je onderzoek.
  • In toepassing: Je moet altijd duidelijk aangeven wat en waarom je iets doet of gedaan hebt.
  • In test: Mohammed doet onderzoek naar waterkwaliteit in de buurt van fabrieken. Zijn vader die in dienst is bij een van die fabrieken is erg geïnteresseerd in het onderzoek van zijn zoon. Hij besluit zijn zoon een bijdrage te geven voor het onderzoek op voorwaarde dat de fabriek waar hij werkt het onderzoek mag inzien voor publicatie. Welk principe komt hierbij in het geding?
  1. Eerlijkheid
  2. Zorgvuldigheid
  3. Transparantie
  4. Onafhankelijkheid

Onafhankelijkheid

  • In theorie: Het principe onafhankelijkheid gaat over dat je onafhankelijk moet zijn tijdens je onderzoek. Je opereert als onderzoeker niet in het belang van bijvoorbeeld een bedrijf.
  • In toepassing: Als je iets in opdracht van een bedrijf doet, moet je dit aangeven in je onderzoek, anders komt het principe transparantie in het geding.
  • In test: Kees doet onderzoek naar mentale klachten. Hij neemt interviews af met mensen met mentale klachten en laat hen een verhaal vertellen dat slechte herinneringen naar boven brengt. Hij heeft de deelnemers van tevoren gewaarschuwd dat het een heftig onderzoek kan zijn. Welk principe komt hierbij in het geding?
  1. Zorgvuldigheid
  2. Transparantie
  3. Onafhankelijkheid
  4. Verantwoordelijkheid

Verantwoordelijkheid

  • In theorie: Het principe verantwoordelijkheid gaat over dat je verantwoordelijk je onderzoek moet uit voeren.
  • In toepassing: Voer onderzoek uit dat relevant is, zonder daarbij schade aan mensen of dieren te doen.
  • In test: Suus voert een onderzoek uit en vindt een uitschieter. Omdat deze uitschieter totaal niet bij haar verwachtingen past, focust ze zich eerst op de andere resultaten. Uiteindelijk is ze de uitschieter vergeten mee te nemen in haar onderzoek. Welk principe komt
.....read more
Access: 
Public
KOM en TOE volledige begrippenlijst

KOM en TOE volledige begrippenlijst

Image

controleerbaar

Is na te checken

empirische gegevens

uitspraken doen op grond van wetenschappelijk onderzoek dat is gebaseerd op systematische observaties

falsifieerbaar

een theorie moet weerlegd kunnen worden met systematische waarnemingen

probabilistisch

uitspraken binnen een theorie gelden niet voor alle gevallen of op elk moment in de tijd

spaarzaam (parsimonious)

als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze complexer te maken

fundamenteel (basic)

informatie verzamelen

toegepast (applied)

praktisch probleem in maatschappij en hiervoor een oplossing zoeken

translationeel (translational)

vormt een brug tussen fundamenteel en toegepast onderzoek

controleerbaarheid

 

data-management plan

beschrijft systematisch het proces van sociaal wetenschappelijk onderzoek. 

sociale fenomenen

alles wat we om ons heen zien van sociale interactie van het menselijk leven

respondent

iemand die  onderdeel is van de populatie/perspective en deel uit neemt van het onderzoek

inductie

specifieke observatie gebruiken om algemene/bredere uitspraken te doen

SPI(C)E

Setting, Perspective, Interest, (Comparison), Evaluation. Kenmerkende elementen van een onderzoeksvraag

populatie

de groep mensen waarin de onderzoeker geïnteresseerd is/iets wilt zeggen

steekproef

deel van de populatie die wordt uitgenodigd voor het onderzoek

transcript

opgenomen interview dat later volledig is uitgetypt. kan verbatim gecodeerd zijn (woord voor woord)

field notes

worden gemaakt gedurende het onderzoek

analyseren

grondig onderzoeken en ontleden van iets in meerdere onderdelen

focusgroep

groep van 6-10 mensen met een moderator. Hebben homogene achtergrond en heterogene ervaringen

homogeen

gelijk

heterogeen

verschillend

anonimiteit

toestand waarin de identiteit van iets of iemand niet bekend is. herkenbare eigenschappen vervangen door functionele codes 

vertrouwelijkheid

het gegeven is alleen te benaderen  door iemand die gemachtigd is om dit gegeven te benaderen (eigenaar).  

observatie

waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en interacties

participerend (klassiek etnografisch)vs niet participerend

bestudeerd de onderzoeker de mensen van buitenaf of wordt de onderzoeker deel van de groep?

verhuld vs onverhuld

weten de mensen dat ze geobserveerd/bestudeerd worden?

systematisch vs niet-systematisch

zijn de fenomenen waar naar gekeken wordt van te voren vastgelegd?

site

plek waar geobserveerd gaat worden

gatekeeper

iemand die

.....read more
Access: 
Public
Oefenmateriaal Kennismaking Onderzoeksmethoden en Statistiek - UU - Psychologie, jaar 1
Page access:
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

More contributions of WorldSupporter author: Hugo:
Follow the author: Hugo