Hoe verloopt het diagnostisch proces? - Chapter 1 - Exclusive
Hoe verloopt het diagnostisch proces? - Chapter 1
...........Read more- 989 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Hoe verloopt het diagnostisch proces? - Chapter 1
...........Read moreHoe meten we de kwaliteit van diagnostiek? - Chapter 2
...........Read moreHoe verlopen gesprekken in de diagnostiek? - Chapter 3
...........Read moreHoe verloopt gedragsobservatie in de klinische psychologie? - Chapter 4
...........Read moreWat zijn indirecte methoden? - Chapter 5
...........Read moreIntelligentie heeft geen eenduidige definitie. Daarnaast is het een begrip dat heel erg samenhangt met het meten ervan en is daarom erg testafhankelijk.
Binet en Simon waren de eerste die een test ontwikkelden om het intellectueel functioneren van individuen vast te kunnen stellen. Deze test heet de Stanford-Binet Test. In deze test werden er naast kwantitatieve scores ook gebruik gemaakt van kwalitatieve analyses. Later ontwikkelde Stern een kwantitatieve intelligentiemaat. Hierbij werd het intelligentiequotiënt (IQ) bepaald door de ratio tussen mentale leeftijd en de kalenderleeftijd.
De eerste theorie die is ontwikkeld over intelligentie is die van Spearman. Hij beschreef een algemene intelligentie die hij g noemde. Deze g-factor zou de prestatie van een persoon op een intellectuele test bepalen, samen met een kleine testspecifieke factor genaamd s. In de theorie van Spearman stond het idee dat intelligentie een hypothetisch construct is, centraal. Hij werd ook de grondlegger van de factoranalyse. De grootste kritiek op Spearman’s theorie is dat intelligentie niet alleen op een kwantitatieve manier vast kan worden gesteld.
Andere theorieën over factoren die bijdragen aan intelligentie zijn Eysencks achtfactorentheorie, Guttmans RADEX-theorie en Guilfords model dat 120 factoren bevat. Een recent voorbeeld van een theorie met meerdere factoren is de PASS-theorie van Das. Deze theorie is gebaseerd op neuropsychologische gegevens en onderscheidt de functies planning, aandacht, simultane verwerking en opeenvolgende verwerking. Ook de Cattell-Horn-Caroll theorie is een veelgebruikte theorie in onderzoek naar intelligentie hedendaags. Deze theorie bestaat uit drie strata: stratum III bevat g, stratum II bevat de brede cognitieve vaardigheden en stratum I onderscheidt veel specifieke cognitieve vaardigheden.
Er kan ook onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende onderdelen van intelligentie op conceptueel niveau. Zo maakten Krechevsky en Gardner een onderscheid tussen muzikale, logisch-wiskundige, linguïstische, ruimtelijke, lichaamsgerichte-kinesthethische en inter- en intrapersoonlijke intelligentie. Ook kunnen er op basis van ontwikkelingspsychologische theorieën, biologische theorieën of informatieverwerkingstheorieën modellen over intelligentie ontwikkeld worden.
Tegenwoordig speelt erfelijkheid een grote rol in onderzoek. Het is uit tweelingonderzoek gebleken dat het grootste deel van de intelligentie in Nederland een erfelijke basis heeft en dat minder dan 50% door de omgeving bepaald wordt.
Het meten van intelligentie gebeurt vaak met behulp van een algemene intelligentietest. Deze bestaat vaak uit een aantal subtests. Intelligentietests bevatten vaak verbale, ruimtelijke, numerieke en abstracte items. De verbale items worden gebruikt om de gekristalliseerde intelligentie te meten en de niet-verbale items om de vloeiende intelligentie te meten.
Intelligentietests worden genormeerd door middel van een grote groep proefpersonen van uiteenlopende leeftijden en opleidingsniveaus. De prestatie van een persoon wordt vergeleken met de prestatie van een groep leeftijdsgenoten en wordt uitgedrukt in het IQ. Dit is een normaal verdeeld construct met een gemiddelde van 100 en een standaardafwijking van 15.
De WAIS-IV-NL bestaat uit vijftien subtests die verschillende cognitieve vaardigheden zoals rekenvaardigheid, werkgeheugen, woordenschat, informatieverwerkingssnelheid en abstract denken meten. De totale duur is ongeveer 70 minuten.
De GIT is een test die is bedoeld voor het meten bij een breed leeftijdsbereik. De test bestaat uit negen subtests en de afname kost ongeveer anderhalf uur. Het bestaat uit de subtesten Woordenlijst (uit vijf woorden moet één woord met dezelfde betekenis worden gekozen voor een aangeboden woord), Legkaarten (een leeg vakje moet denkbeeldig worden opgevuld met behulp van figuurtjes en dit meet ruimtelijk inzicht), Vaaropdrachten (de tijdsduur van reizen op water moet worden berekend, er zijn hierbij steeds meer handicaps/obstakels), Sorteren (dit gaat om logisch redeneren en er moeten steeds acht kaarten in groepen opgedeeld worden), Figuur ontdekken (onvolledige tekeningen waarbij de onderzochte moet aangeven wat de tekening voorstelt, dit meet de waarnemingsintelligentieaspect), Cijferen (in één minuut moet zoveel mogelijk eenvoudige optelsommetjes gemaakt worden, hierbij gaat het om rekenvaardigheid), Draaikaarten (het uitbeelden van een L-figuur door gebruik te maken van andere figuren), Matrijzen (er moet een logisch principe tussen twee woordparen worden ontdekt en op een derde worden toegepast) en Woord opnoemen (dit meet de snelheid van associatie en verbale vloeiendheid en bestaat uit twee delen: in het eerste deel moet in één minuut zo veel mogelijk dieren worden opgenoemd, in het tweede deel zo veel mogelijk dieren).
Uit onderzoek blijkt dat de subtests Woordenlijst, Cijferen en Woord opnoemen meer de gekristalliseerde intelligentie meten en dat de zes andere subtests vooral vloeiende intelligentie meten.
De KAIT is bedoeld om de intelligentie te bepalen voor mensen van 14 tot 85 jaar. Het kan op twee manieren worden afgenomen. De kernbatterij bestaat uit zes subtests die de vloeiende intelligentie meten. Er zijn drie subtests voor het meten van gekristalliseerde intelligentie.
Vloeiende intelligentie (fluid IQ) gaat over wanneer iemand wordt geconfronteerd met nieuwe, niet eerder opgeloste problemen. Het gekristalliseerde IQ (crystallized IQ) heeft te maken met de kennis die iemand verkrijgt door ervaring en scholing.
De progressieve matrixtest van Raven is een non-verbale test. Er zijn drie vormen van deze test: een Standard-, een Coloured- en een Advanced-versie. Ieder item in deze versies bestaat uit een patroon waar een puzzelstuk ontbreekt. De persoon moet het puzzelstuk dat het beste past selecteren. Een voordeel van deze test is dat het gebruikt kan worden voor het meten bij cliënten met een niet-optimaal begrip van de Nederlandse taal, omdat het non-verbaal is. Toch blijkt uit studies dat de prestatie op de Raven-test samenhangt met het vermogen om verbaal te redeneren. Hierdoor kan deze test niet puur non-verbaal worden beschouwd.
Deze test bestaat uit het hardop voorlezen van vijftig woorden. Hierbij gaat het om de uitspraak van de woorden: een juiste uitspraak telt mee voor een IQ-schatting. Hierbij wordt er verondersteld dat een achteruitgang van de woordenschat een onderdeel is van gekristalliseerde intelligentie en daardoor bestand is tegen achteruitgang.
Uit studies blijkt wel dat zwaardere vormen van dementie wél zorgden voor achteruitgang in de woordenschat.
Het IQ wordt vaak als absoluut getal gerapporteerd en niet als een waarde met een betrouwbaarheidsinterval. Toch is het wel beter om het IQ globaal te omschrijven. Verschillende IQ tests leiden tot verschillende IQ-scores en daardoor verschillende benoemingen. Zo kunnen twee verschillende intelligentietests soms met vijftien punten verschillen. Dit zou verklaard kunnen worden door het Flynn-effect. Dit is het fenomeen dat de scores op een intelligentietest bij een bevolking elke tien jaar met ongeveer vijf IQ-punten toenemen. De oorzaken van deze toename zouden een verbeterde scholing kunnen zijn. Het Flynn-effect leidt er toe dat normgegevens die worden gebruikt bij IQ-tests snel verouderen.
Een IQ-score blijkt een goede voorspeller te zijn van schoolsucces en iemand zijn leervaardigheid. Ook blijkt het werksucces te kunnen voorspellen. Bij werksucces is deze voorspellende relatie wel afhankelijk van hoe moeilijk iemand zijn beroep is. Om succes in een specifieke functie te voorspellen, lijkt het beter om specifieke vaardigheden te testen in plaats van het gebruik van een intelligentietest.
Intelligentietests kunnen ook gebruikt worden om te kijken of er een achteruitgang is in iemand zijn of haar intellectueel functioneren. Dit zou namelijk kunnen duiden op dementie. Vooral in het beginstadium van Alzheimer zou afname van een intelligentietest bruikbare informatie leveren.
Wanneer intelligentietests in neuropsychologische settings worden gebruikt, dan zijn er drie niveaus:
Welke vragen en methoden bestaan er in de neuropsychologie? - Chapter 7
...........Read moreWat zijn persoonlijkheidsvragenlijsten? - Chapter 8
...........Read moreHoe worden vragenlijsten gebruikt bij het meten van problemen? - Chapter 9
...........Read moreWat is klinische computerdiagnostiek? - Chapter 10
...........Read moreWat zijn de ethische aspecten van diagnostiek en hoe werkt rapportage? - Chapter 11
...........Read moreWat is dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek? - Chapter 12
...........Read moreHoe verloopt een diagnostisch besluitvormingsproces? - Chapter 13
...........Read moreHoe verloopt het diagnostisch proces bij dementie? - Chapter 14
...........Read moreHoe verloopt het forensisch psychodiagnostisch onderzoek? - Chapter 15
...........Read moreWat is een praktijkvoorbeeld van de Dynamische Theoriegestuurde Profielinterpretatie? - Chapter 16
...........Read moreThere are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1730 | 1 | 1 |
Add new contribution