Recht en bestuur - Thema
- 13044 reads
Het werd de verdachten ten laste gelegd dat zij de slachtoffers opzettelijk hadden besmet met HIV door de slachtoffers te injecteren met besmet bloed van een van de verdachten. De rechtbank achtte echter niet bewezen dat het latere ernstige lichamelijke letsel (de Hiv-besmetting) inderdaad was veroorzaakt door het injecteren van het besmette bloed, omdat andere scenario’s niet konden worden uitgesloten (zoals onveilige seks met andere besmette partners). De rechtbank gooit het daarom op een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het Hof Leeuwarden achtte het causale verband tussen het injecteren met besmet bloed en de latere Hiv-besmetting echter wel te bewijzen. Het hof veroordeelde de verdachten voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De Hoge Raad heeft het arrest van het Hof Leeuwarden vervolgens gecasseerd wegens een motiveringsgebrek. Het hof had volgens de Hoge Raad moeten aantonen dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de Hiv-besmetting door iets anders (onveilige seks met anderen) was veroorzaakt dan door het injecteren met het besmette bloed. De zaak werd terugverwezen naar het Hof Arnhem. Het artikel is een reactie op het artikel: ‘Het bewijs van causaal verband in de Groninger HIV-zaak’ van E. Witjens.
De ondergrens van het vereiste causale verband (het c.s.q.n.-vereiste) zal ‘feitelijk’ moeten worden bewezen. Daarbij moet een bepaalde ‘bewijsrechtelijke’ onzekerheidsmarge, die niet afhankelijk mag zijn van de aard van de gevolgen, aanvaardbaar worden geacht. Zoals ook bij de voorwaardelijke opzet het geval is.
De ondergrens van het causale verband is strafrechtelijk relevant als alle andere voorwaarden voor het strafbare feit worden vervuld. De strafrechtelijke relevantie van de causaliteit is dus als het ware ‘normatief omlijst’, zodat de ‘bovengrens’ daarvan normatief wordt bepaald. Er moet dan worden nagegaan of andere oorzaken van het gevolg (in dit geval dus besmetting met HIV) in verhouding tot het handelen van de verdachte zo doorslaggevend zijn, dat het gevolg in alle redelijkheid toch niet kan worden toegerekend aan de verdachte. Dit kan worden gezien als de beperkendefunctie van de toerekening naar redelijkheid. Een uitbreidendewerking is uit het oogpunt van rechtszekerheid niet acceptabel.
Het conditio sine qua non vereiste heeft, in tegen stelling tot wat Witjens betoogt, niet zijn langste tijd gehad. Hij voorspelt dat de Hoge Raad in de toekomst nog meer betekenis zal toekennen aan de ‘empirische’ ondergrens.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1470 | 1 |
Add new contribution