Bulletpoint samenvatting bij Business Research Methods van Blumberg

Hoofdstuk 1: Business- en managementonderzoeken

  • Business research kan getypeerd worden als een systematisch onderzoek waarbij het doel is om van informatie te voorzien om managementproblemen op te lossen.

  • Een managementdilemma is een probleem of kans dat een bepaalde beslissing van een manager nodig heeft.

  • Een rapportagestudie wordt gebruikt om vaak een optelling van data te maken of om statistische gegevens te creëren.

  • Een beschrijvende studie probeert antwoorden te vinden op de vragen wie, wat, waar, wanneer, en soms hoe. De onderzoeker probeert een onderwerp te beschrijven en definiëren waarbij er vaak een groep problemen, mensen of gebeurtenissen gecreëerd wordt.

  • Indien er een geloofwaardige uitleg van een gebeurtenis gegeven kan worden, is het wenselijk om te kunnen voorspellen of en wanneer zo’n gebeurtenis weer gaat voorkomen. Dit is een voorspellende studie.

  • Degelijke onderzoekers doen onderzoek volgens de wetenschappelijke methode. Hieronder worden negen kenmerken genoemd van zo’n onderzoeksmethode.

  • Doel is duidelijk beschreven
  • Onderzoeksproces is gedetailleerd weergegeven

  • Opzet van het onderzoek is grondig

  • Hoge ethische normen worden toegepast

  • Beperkingen in het onderzoek worden getoond

  • Adequate analyse van de behoeftes van de besluitvormers

  • Uitkomsten worden ondubbelzinnig gepresenteerd

  • Conclusies zijn rechtvaardig

  • Ervaring van de onderzoeker wordt getoond

  • Het positivisme is een onderzoeksfilosofie die ontstaan is in de natuurwetenschap. Er bestaan drie basisprincipes:

  • De sociale wereld is extern en word objectief bekeken.
  • Onderzoek is waardevrij

  • Onderzoeker is onafhankelijk

  • Het interpretivisme stelt dat de sociale wereld niet kan worden begrepen vanuit onderzoek dat gebaseerd is op de natuurwetenschap. Sociale wetenschappen vereist een ander soort onderzoeksfilosofie. Drie basisprincipes:

  • De sociale wereld is opgebouwd en heeft een subjectieve betekenis van mensen verkregen
  • De onderzoeker maakt deel uit van wat geobserveerd wordt

  • Onderzoek wordt gedreven door belangen.

  • Het realisme is een onderzoeksfilosofie die principes deelt met het positivisme en het interpretivisme.

  • Deductie is een vorm van gevolgtrekking waarbij de conclusie moet volgen uit gegeven redenen.

  • Een inductie heeft niet dezelfde krachtige relatie tussen redenen en conclusies. Om iets te induceren trek je een conclusie uit een of meer feiten of stukjes bewijs.

  • Inductie en deductie worden in onderzoek soms gebruikt in sequentie, dit wordt ook wel de double movement of reflective thought genoemd.

  • Een concept is een verzameling van betekenissen of eigenschappen die verbonden zijn met bepaalde gebeurtenissen, voorwerpen, voorwaardes, situaties en gedrag.

  • Een operationele definitie is specifiek toegepast op de situatie en is meetbaar. Deze definitie moet wel empirisch verantwoord zijn.

  • Een variabele is eigenlijk een synoniem voor construct. Tijdens deze cursus wordt variabele aangeduid als een symbool waaraan we een waarde of getal toewijzen.

  • Dichotome variabelen hebben enkel twee mogelijke waarden. Bijvoorbeeld werkzaam of werkloos, mannelijk/vrouwelijk, etc.

  • Zoiets als temperatuur, leeftijd of een score zijn voorbeelden van continue variabelen. Deze kunnen een waarde aannemen van een bepaalde groep getallen, en is soms oneindig.

  • In iedere relatie is er minimaal een onafhankelijke variabele en een afhankelijke variabele aanwezig.

  • Een zogenaamde moderator is een onafhankelijke variabele die effect heeft op de relatie tussen een onafhankelijke en afhankelijke variabele.

  • Daarnaast is er een mediator die door middel van de onafhankelijke variabele en een moderator de afhankelijke variabele beïnvloedt.

  • Voorbeelden van controlevariabelen zijn leeftijd, geslacht, afkomst..

  • We definiëren een bewering als een opmerking over concepten die als waar of niet waar kunnen worden beschouwd. Indien een bewering bedoelt is voor empirisch onderzoek, noemen we het een hypothese.

  • Beschrijvende hypotheses zijn beweringen die het bestaan, omvang, vorm, etc. van een variabele benadrukken.

  • Relationele hypotheses zijn beweringen die een bepaalde relatie tussen twee variabelen aanduiden m.b.t. een situatie.

  • Bij causale hypotheses wordt er geïmpliceerd dat het bestaan of een verandering van de ene variabele leidt tot een bestaan of een verandering in de andere variabele.

Hoofdstuk 6: Steekproeven

  • De unit van analyse beschrijft het niveau waarop het onderzoek wordt uitgevoerd en welke objecten worden onderzocht. De unit van analyse is afgeleid van een onderzoeksvraag. Eén onderzoeksvraag kan meerdere units van analyse bevatten.

  • Een populatie is het totaal van elementen waarover we wat willen afleiden. Een telling (census) is een telling van alle elementen in een populatie. Een steekproef kader (sampling frame) is een lijst van elementen uit de populatie waaruit de steekproef genomen is.

  • Een goede steekproef heeft de volgende kenmerken:

  • De gegevens zijn nauwkeurig en kennen geen vooroordelen;
  • De data zijn precies en kennen een lage standaard fout van de schatting.

  • Soorten steekproeven:

  • Een waarschijnlijkheids-steekproef (probability sampling) is gebaseerd op het concept van een willekeurige selectie.
  • Een niet-waarschijnlijkheids-steekproef (non-probability sampling) is niet willekeurig geselecteerd en subjectief.

  • Als elk element individueel uit de populatie wordt getrokken is er sprake van een onbeperkte steekproef (unrestricted sampling).

  • Beperkte steekproeven (restricted sampling) zijn alle andere vormen van steekproeven.

  • De onbeperkte simple random sample is de meest simpele vorm van een waarschijnlijkheids-steekproef. In deze steekproef heeft elk populatie element een bekende en gelijke kans van selectie.

  • In het ontwerpen van de opzet van de steekproef moeten een aantal vragen beantwoord worden.

  • Wat is de relevante populatie?
  • Welke parameters zijn van belang voor de steekproef?

  • Wat is het steekproefkader? (sampling frame)

  • Wat is de geschikte steekproeven methode?

  • Hoe groot moet de steekproef zijn?

  • Hoeveel gaat de steekproef kosten?

  • Alternatieve steekproefmethodes:

    • Systematische steekproeven (systematic sampling). Bij deze aanpak wordt elk zoveelste ‘k’ element getrokken voor een steekproef, waarbij men begint met een willekeurige start in de reeks van 1 tot k. Het kde element wordt bepaald door het delen van de steekproefgrootte (sample size) door de populatiegrootte (population size).

    • Stratified steekproeven. Het proces waarbij de populatie is opgedeeld tot exclusieve sub-populaties of lagen (strata) door de onderzoeker zelf. Een voorbeeld is het opdelen van studenten in sub-populaties naar hun niveau.

    • Verhoudingsgewijze stratified steekproef. Bij een verhoudingsgewijze (proportionate) steekproef is elk strata duidelijk vertegenwoordigd, zodat de steekproef geproportioneerd is naar het deel van de strata ten opzichte van de hele populatie.

  • Daarnaast zijn er ook niet-verhoudingsgewijze (non-probability) steekproeven. Bij deze steekproeven worden de steekproeven niet gelijkwaardig genomen uit de strata naar het aandeel wat zij in de populatie hebben, maar worden zij op gevoel getrokken.

  • Cluster steekproeven. In een simpele willekeurig steekproef wordt elk element individueel geselecteerd. De populatie kan echter ook verdeeld worden in groepen van elementen waarbij men gebruik maakt van de natuurlijke selectie/verdeling die al in een populatie aanwezig is (hierbij kan men denken aan woonwijken).

    • De belangrijkste vorm van cluster steekproeven, zijn de gebied steekproeven (area sampling). Deze steekproef wordt vaak gebruikt bij populaties die kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van de bijbehorende geografische gebieden.

  • Dubbele steekproef. Het is economisch interessant en handig om informatie te verzamelen door middel van een steekproef uit een populatie en vervolgens deze informatie als basis te gebruiken voor het selecteren van sub-steekproeven.

  • Bij niet-waarschijnlijkheids-steekproeven waar een subjectieve selectie plaats vindt, is de kans dat een element geselecteerd wordt onbekend.

    • Niet-waarschijnlijkheids-steekproeven worden ook wel gemaks-steekproeven (convenience sampling) genoemd.

    • Een niet-waarschijnlijkheids-steekproef die zich selecteert op criteria wordt wel een doelgerichte steekproef (purposive sample) genoemd.

    • In de eerste fase van de sneeuwbal methode worden individuen ontdekt. Ze worden wel of niet geselecteerd door de waarschijnlijkheidsmethode. De geselecteerde groep wordt dan gebruikt om anderen te lokaliseren die dezelfde eigenschappen hebben en die op zichzelf weer anderen lokaliseren.

Hoofdstuk 7: Datacollectie met enquêtes

  • Er zijn drie condities waaraan een succesvol interview moet voldoen:

  • De participant moet de gerichte informatie hebben met betrekking tot de onderzoeksvragen.
  • De participant moet zijn/haar rol als een leverancier van nauwkeurige informatie in het interview begrijpen.

  • De participant moet over voldoende motivatie beschikken om mee te werken.

  • De volgende drie factoren dragen bij aan de ontvankelijkheid van de participant:

  • De participant moet geloven dat de deelname aan het onderzoek aangenaam zal zijn en tevredenheid geeft.
  • De participant moet geloven dat het beantwoorden van de vragen een belangrijke en nuttige tijdsbesteding zal zijn.

  • De participant moet bepaalde mentale vooroordelen van de hand doen die hij of zij met betrekking tot de deelname heeft.

  • Een goede introductie bestaat uit een identificatie van de interviewer en de betreffende organisatie, een beschrijving van het doel van het onderzoek, de identiteit van de sponsor, degene die de test afneemt en een adres waar deelnemers terecht kunnen met vragen. Daarnaast is de inhoud van het onderzoek belangrijk, de achtergrond van het onderzoek, de manier waarop de participant geselecteerd is, de vertrouwelijke aard van het interview en de voordelen van de onderzoeksbevindingen.

  • Niet-antwoord fouten ontstaan wanneer de onderzoeker de persoon niet kan vinden om deze te onderzoeken of de onderzoeker heeft geen succes in het aanmoedigen van de persoon om deel te nemen aan het onderzoek.

  • Oplossingen om fouten van een niet-antwoord te verminderen zijn:

    • Het vestigen en implementeren van call-back procedures.

    • Het creëren van een niet-antwoord steekproef en de resultaten hiervan wegen.

    • Het substitueren van een ander individu voor de missende participant.

  • Call-backs maken het mogelijk, wanneer er genoeg pogingen worden gedaan, om de meeste participanten te bereiken.

  • Bij de wegingsmethode behandelen we de niet-participanten als een nieuwe subpopulatie na meervoudige call-backs.

  • De substitutiemethode kan gevaarlijk zijn omdat personen die thuis zijn, op systematische wijze verschillen van personen die niet thuis zijn. Personen die niet thuis zijn, zijn vaak jonger, beter opgeleid, meer stedelijk en hebben een hoger inkomen dan gemiddeld.

  • CATI staat voor computer geassisteerde telefoon interview methode (computer-assisted telephone interviewing), waarbij telefooninterviews bijgestaan worden door het gebruik van de computer.

  • Een persoonlijk interview is een twee-weg communicatie, beginnend bij een interviewer die informatie wil verkrijgen van de participant.

  • Een intercept interview is minder duur. Mensen worden op bepaalde centrale locaties opgewacht. Dit zorgt er voor dat een interviewer minder hoeft te reizen en meer mensen kan interviewen in een korter tijdsbestek.

  • Probing’ is de techniek die wordt gebruikt voor het stimuleren van participanten om vollediger en relevanter te antwoorden. Dit moet neutraal zijn.

  • Wanneer er een tijdslimiet is kan de interviewer een ‘shorthand’ systeem gebruiken die de essentie van de antwoorden behoudt, zonder hele zinnen te gebruiken.

  • Responsfouten ontstaan wanneer de gerapporteerde data verschillen van de werkelijke data en kunnen vooral optreden tijdens het interview, of tijdens de voorbereiding van de data die voor de analyse gebruikt zal worden.

  • Fouten van de participant (participant-initiated error) ontstaat wanneer een participant erin faalt om volledig en nauwkeurig te antwoorden, zowel bewust of vanwege onnauwkeurige of niet complete kennis.

  • Fouten van de interviewer die resulteren uit bovengenoemde interviewtechnieken zijn de volgende:

  • er niet voor zorgen dat de respondent volledig mee wil werken;
  • het interview niet consistent en correct uitvoeren;

  • niet de juiste omgeving creëren voor het afnemen van een interview;

  • valse gegevens invullen;

  • de respondent onbehoorlijk beïnvloeden: door onbehoorlijke opmerkingen, nadruk op woorden, toon van de stem, lichaamstaal en het herformuleren van de vragen;

  • fouten maken bij het nauwkeurig en compleet noteren van antwoorden;

  • fysieke aanwezigheidsvooroordelen: zowel de interviewer zelf als de sociale afstand tussen beide kan een verdraaiend effect op de antwoorden hebben.

  • Het telefonische interview is een unieke methode om informatie te verzamelen. Het is ook een van de goedkoopste methodes om informatie te verzamelen.

  • Als een computer het telefonische interview uitvoert is er zelfs geen interviewer meer, dan worden de vragen gewoon gesteld door een computer. Wanneer dit zich voordoet is er sprake van computer-administered telephone survey.

  • De non-contact verhouding (non-contact rate) zegt iets over de relatie van niet bereikte respondenten t.o.v. het totale aantal respondenten.

  • De weigerverhouding (refusal rate) verwijst naar de verhouding van deelnemers waarbij de participant er voor heeft gekozen om de vragen niet te beantwoorden tegenover alle potentiële deelnemers.

  • Zelfgemaakte interviews zijn alom vertegenwoordigd in de samenleving. Voorbeelden zijn evaluaties in hotels of restaurants, korte vragenlijsten in winkelcentra etc.

  • Follow-ups helpen de antwoordverhoudingen te doen stijgen, doordat met elke follow-up meer antwoorden verkregen worden. Deze bijkomende informatie moet dan wel opwegen tegen de kosten met het verkrijgen van deze informatie.

  • Voorafgaande kennisgeving (preliminary notification) blijkt voor meer antwoordverhoudingen en rendement te zorgen, maar follow-ups blijven echter een beter investering.

  • Web-gebaseerde interviews:

    • Target web survey; De onderzoeker behoudt de controle over welke participanten meedoen aan het onderzoek. De onderzoeker verstuurt uitnodigingen naar gespecificeerde en geselecteerde mensen om mee te doen aan het onderzoek.

    • Selected survey; De onderzoeker heeft geen of weinig controle over welke participanten meedoen aan het onderzoek (denk hierbij aan een pop-up scherm, waarbij elke bezoeker van de site mee kan doen).

Hoofdstuk 12: Experimenteren

  • Waarom gebeuren gebeurtenissen onder sommige voorwaarden en niet onder andere voorwaarden? Onderzoeksmethoden die antwoord geven op dit soort vragen, noemen we een oorzakelijke methoden (causal methods).

  • Experimenten zijn studies waarbij de onderzoeker intervenieert in de werkelijkheid om een bepaalde causaliteit aan te tonen.

  • Het volbrengen van de volgende activiteiten is essentieel voor de goede uitvoeringen van een gepland experiment, mits de onderzoeker beschikt over vindingrijkheid en creativiteit:

  • Het selecteren van relevante variabelen voor de test
  • Het specificeren van de niveaus van de behandelingen
  • Het controleren van de omgevingsfactoren en externe factoren; de experimentele omgeving
  • Het selecteren van een experimenteel ontwerp
  • Het selecteren en toewijzen van onderwerpen
  • Het pilot-testen, bijschaven en de uiteindelijke test uitvoeren
  • Het analyseren van de gegevens
  • Interne validiteit is de mate waarin de conclusies die je trekt ook daadwerkelijk een causaliteit aantonen. Externe validiteit is de mate waarin de conclusies te generaliseren zijn over tijd, personen en situaties.

  • De hoekstenen van de echte experimentontwerpen zijn:

  • Dat ze bestaan uit een experimentele groep (ook wel behandelgroep genoemd) en uit een controle groep.
  • Dat de onderzoeker verzekert dat de experimentele en controle groep aan elkaar gelijk zijn door de gerandomiseerde selectie van deelnemers aan de groepen of door matching (hierboven besproken).
  • Pre-test-post-test controle groep ontwerp: dit ontwerp bestaat uit een experimentele- en een controle groep door gerandomiseerde selectie.

  • Post-test-only controle groep ontwerp: in dit ontwerp zijn de voor-test metingen weggelaten. Deze zijn ook niet echt nodig wanneer men gebruik maakt van een gerandomiseerde selectie. Men gaat er dan vanuit dat er geen verschillen tussen de controle- en de experimentgroep bestaan.

  • De experimentele benadering kan ook gecombineerd worden met een survey benadering. Een voorbeeld hiervan is de factorial survey, ook wel vignette survey genoemd. De onderzoeker presenteert de respondent een korte en expliciete beschrijving van een situatie, en de respondent vraagt vervolgens de situatie te beoordelen of een beslissing te maken.

  • Een quasi-experiment is inferieur aan een echt experiment ontwerp, maar is gewoonlijk superieur aan voor-experimentele ontwerpen wanneer deze met zorg uitgevoerd wordt. Quasi-experimenten zijn met name nuttig voor het bestuderen van effecten van goed gedefinieerde gebeurtenissen.

  • De voordelen van een laboratoriumonderzoek zijn onmiskenbaar: de onderzoeker heeft het vermogen om de onderzoeks-setting volledig te controleren en om externe invloeden te weren. Echter, deze controle is ten koste van een kunstmatige setting.

  • Veldexperimenten worden uitgevoerd in een natuurlijke setting/omgeving en vaak weten deelnemers niet eens dat hun gedrag in de gaten wordt gehouden.

  • Non-gelijke controle groep ontwerp: Dit ontwerp verschilt van de pre-test-post-test doordat noch de test, noch de controle groepen gerandomiseerd geselecteerd zijn. Merk hierbij op dat de onderzoeker de groepen niet gerandomiseerd geselecteerd heeft, maar dat hij gebruikt heeft gemaakt van natuurlijke groepen.

  • Tijd-series en vergelijkingsgroepen: Een tijd-serie ontwerp introduceert herhaaldelijk observaties voor en na de behandeling/het onderzoek, en maakt het mogelijk voor deelnemers om op te treden als hun eigen controles.

  • Er moet bij een tijd-serie, net als bij een pre-test-post-test, sprake zijn van een controlegroep.

Hoofdstuk 13: Vragenlijsten en andere meetinstrumenten

  • Administratieve vragen identificeren de participant, de interviewer, de interview locatie en de omstandigheden.

  • Classificatie vragen zijn in het algemeen de demografische variabelen die het mogelijk maken om de antwoorden van de participanten te categoriseren en zo bepaalde patronen te ontdekken.

  • Doelvragen pakken de onderzoeksvragen van een specifiek onderzoek aan. We kunnen deze vragen onderscheiden in gestructureerde vragen (structured questions) en ongestructureerde vragen (unstructured questions).

  • Gestructureerde vragen geven de participant een vaste set keuzes, vaak gesloten (closed) vragen genoemd.

  • Ongestructureerde vragen beperken de participant niet in zijn/haar antwoorden maar geven een frame, waarbinnen de antwoorden moeten liggen, ook wel open-einde (open-ended) vragen genoemd.

  • Een diepte (in-depth) interview moedigt de participant aan om zoveel mogelijk informatie in een niet-gebonden omgeving te geven.

  • Een vermomde vraag (disguised question) is gemaakt om de vraag zijn ware doel te verbergen. Een doel of sponsor wordt verborgen bij een studie als de onderzoeker gelooft dat de deelnemer anders zal reageren als een van beide bekend zouden zijn.

  • De inhoud van de vragen wordt grotendeels bepaald door de onderzoeksvragen. Onderstaande vragen helpen een onderzoeker bij het opstellen en selecteren van vragen.

  • Zou deze vraag gesteld moeten worden?
  • Heeft de vraag gepast bereik en dekking?

  • Kan de deelnemer adequaat antwoorden?

  • Willen de deelnemers deze vraag beantwoorden?

  • Frustrerend is het als mensen een vraag niet begrijpen als die wel zorgvuldig is opgeschreven. Voor een deel kan de oorzaak zijn een gebrek aan woordkennis.

  • Wordt de vraag gesteld in termen die de respondent begrijpt?
  • Bevat de vraag woorden die maar op één manier uitgelegd kunnen worden?

  • Bevat de vraag niet ondersteunende of misleidende vooronderstellingen?

  • Bevat de vraag bevooroordeelde verwoordingen?

  • Is de vraag correct gepersonaliseerd?

  • Zijn er adequate alternatieve gepresenteerd binnen de vraag?

  • Een derde grote beslissing die moet worden genomen bij ontwerpen van vragen is welk vorm en vorm en structuur opgelegd worden aan de deelnemer. De verschillende reactie strategieën bieden de volgende mogelijkheden aan;

    • Ongestructureerde reactie (open einde reactie);

    • Gestructureerde reactie (gesloten reactie).

  • Vrije-reactie-strategie: stelt een deelnemer in staat een volledig eigen antwoord te formuleren.

  • Dichotomous’ reactiestrategie: een onderwerp geeft duidelijke dichotomous keuzes weer. Iets is een feit of niet, iets heeft wel of niet plaats gevonden. Dichotomous vragen geven tegenovergestelde antwoord-mogelijkheden, terwijl in de praktijk iemand niet altijd tussen twee extremen zal kiezen.

  • Multiple-choice-strategie: deze vragen zijn geschikt als er meer dan twee alternatieven zijn of we zoeken naar gradaties in voorkeuren, interesse of overeenkomst. In het laatste geval kunnen noterende vragen gesteld worden.

  • Checklist reactiestrategie: als er een ondervraagde gevraagd wordt waarom hij/zij de trein heeft genomen kan dit aan de hand van een checklist aangekruist worden. Checklist generen nominale gegevens.

  • Ratingstrategie: ratingvragen vragen de deelnemer om elke factor te positioneren op een schaal, verbaal, numeriek of grafisch. Over het algemeen genereren noterende schaal structuren rang gegevens. Sommige voorzichtige vervaardigde schalen generen interval gegevens.

  • Rankingstrategie: deze strategie wordt gebruikt wanneer het belangrijk is om de relatieve volgorde van de alternatieven te weten.

  • De introductie moet deelnemers motiveren om deel te nemen aan het onderzoek. Het moet genoeg vertellen over de vragen die gesteld zullen worden. Dit kan gedaan worden door de onderwerpen te benoemen. Door de onderwerpen bekend te maken kunnen de deelnemers beslissen of ze interesse hebben en hoeveel nuttige informatie voor het onderzoek zij kunnen verstrekken. In de inleiding wordt de tijd die het kost om deel te nemen aan het onderzoek vermeld. Ook het doel van de studie wordt vaak duidelijk gemaakt.

Hoofdstuk 14: Het doen van metingen en meetschalen

  • Metingen in onderzoeken doen bestaat uit het toewijzen van getallen aan empirische gebeurtenissen aan de hand van een stel regels. Het meetproces beslaat 3 stappen:

  • Selecteren van observeerbare gebeurtenissen.
  • Het ontwikkelen van mapping rules: een schema van getallen of symbolen die wordt toegewezen aan bepaalde aspecten van de gebeurtenissen die worden gemeten.

  • Het toepassen van de mapping rules op elke observatie van die gebeurtenis.

  • Bij het doen van onderzoek kunnen variabelen in twee groepen verdeeld worden, objecten en eigenschappen. Objecten omvatten alledaagse dingen zoals tafels, stoelen etc. Objecten zijn daarnaast de niet tastbare dingen zoals genen, neutronen etc. Eigenschappen zijn de karakteristieken van het object. In letterlijk opzicht meten onderzoekers niet objecten of eigenschappen. Zij meten indicaties van de objecten of de indicaties van de eigenschappen van de objecten.

  • Met nominale gegevens verzamel je informatie over een variabele die van nature of door ontwerp in twee of meer categorieën verdeel kan worden die wederzijds exclusief zijn en gezamenlijk alle mogelijk opties bevatten. Het tellen van leden in elke groep is de enige bewerking die met deze gegevens uit te voeren is.

  • Ordinale gegevens omvatten de karakteristieken van de nominale schaal en een indicator van ordening. Ordinale gegevens zijn mogelijk als de transivity hypothese is voltooid. Deze hypothese verklaart dat als a groter is dan b en b is groter dan c, dan is a groter dan c.

  • Intervalgegevens hebben de kracht van nominale en ordende gegevens plus een extra kracht. Zij fuseren het begrip van gelijkheid van het interval. De afstand tussen 1 en 2 is gelijk aan de afstand tussen 2 en 3.

  • Ratiogegevens verenigen alle voordelen van de voorgaande gegevens soorten plus de bepaling voor het absolute nul punt of de oorsprong. Ratio gegevens geven de actuele hoeveelheid van de variabele weer

  • Het meetgereedschap moet een nauwkeurige teller van de indicator zijn waarin we geïnteresseerd zijn. Bovendien moet het makkelijk en efficiënt te gebruiken zijn. Hieronder drie criteria voor het beoordelen van meetapparatuur:

  • Validiteit (validity): de mate waarin een test meet naar wat we willen meten.
  • Betrouwbaarheid (reliability): heeft te maken met nauwkeurigheid en precisie.

  • Uitvoerbaarheid (practicality): heeft te maken met een groot aantal factoren zoals kosten en gemak.

  • De inhoudelijke validiteit van een meetinstrument is de mate waarin het instrument zorgt ervoor zorgt dat de onderzoeksvragen beantwoord worden. Als het instrument een representatieve steekproef bevat van de onderwerpen van het onderzoek, dan is de inhoudelijke validiteit goed.

  • Criterion validity reflecteert het succes van de metingen die gebruikt worden voor voorspellingen of schattingen. Men zou bijvoorbeeld een uitkomst willen voorspellen of schattingen willen maken betreffende het bestaan van een huidige conditie of huidig gedrag. Deze schattingen zijn respectievelijk voorspelbaar en concurrerend in validiteit.

  • Om constructieve validiteit te evalueren moeten we zowel de theorie als het meetinstrument evalueren. Constructieve validiteit is de mate waarin een operationalisatie ook daadwerkelijk een abstract onderwerp meet. Bijvoorbeeld of ‘op tijd komen op je werk’ ook daadwerkelijk een goede operationalisatie is van ‘werkmotivatie’. Uiteraard moeten er meer factoren zijn voor de operationalisatie van motivatie.

  • Een meting is betrouwbaar als de resultaten consistent zijn. Betrouwbaarheid is een noodzakelijke bijdrage aan validiteit maar is op zich niet voldoende voorwaarde voor validiteit.

  • Een meting wordt stabiel genoemd als resultaten met herhaalde metingen van dezelfde persoon met hetzelfde instrument gelijk zijn aan elkaar.

  • Gelijkwaardigheid betreft variaties op één punt in de tijd als gevolg van het feit dat er een andere observeerder aangesteld is en steekproef van voorwerpen. Een goede manier om gelijkwaardigheid tussen onderzoekers te vergelijken is om te kijken naar de gelijkwaardigheid tussen de metingen van dezelfde gebeurtenissen van de verschillende onderzoekers.

  • De derde benadering van betrouwbaarheid gebruikt alleen de administraties van een instrument of test om de interne consistentie of homogeniteit van de onderdelen/items te bepalen. De halve–opdeel techniek (split-half technique) wordt gebruikt als het meetgereedschap veel dezelfde vragen of verklaringen heeft waarop het onderwerp kan reageren.

  • Wanneer men een concrete meting uitvoert, gebruikt men de gestandaardiseerde schaalverdeling. Wanneer men meer abstracte en complexe constructies heeft, kunnen gestandaardiseerde metingen niet bestaan of niet een juiste ‘fit’ met een scenario geven. Voor deze situaties kan men een op maat ontworpen schaal opzetten.

  • Ratingschalen kunnen gebruikt worden voor het beoordelen van eigenschappen van objecten zonder het hoeven refereren naar andere gelijksoortige objecten.

  • Simpele houdingsschalen:

    • Simpele categorieschaal (dichotomous schaal) biedt twee wederzijdse exclusieve reactiekeuzes aan (ja/ nee). Deze schaal wordt vaak gebruikt voor demografische vragen (nominal).

    • Multiple-choice, single response wordt toegepast als er meerdere keuzemogelijkheden zijn, maar waar er maar één gekozen kan worden (nominal).

    • Multiple-choice, multiple response scale (checklist) wordt toegepast als er één of meerdere alternatieven gekozen kunnen worden (nominal).

    • Likert- schaal is de meest gebruikte variatie van de gesommeerde noteringschaal (summated rating scale). Gesommeerde schalen bestaan uit verklaringen die de gunstig of ongunstigheid uitdrukken ten opzichte van het object. De ondervraagde wordt gevraagd of hij/ zij het eens is met de verklaring. Elke reactie krijgt een nummer die in verband staat met het eens of oneens zijn (interval).

  • Semantische-differentieschaal meet de psychologische betekenis van een houding van een voorwerp. Deze schaal wordt door managers gebruikt voor merkimago en andere marketingstudies. De methode bestaat uit een paar bipolaire noterende schalen, meestal met 7 punten waarbij 1 of meer ondervraagden 1 of meer concepten op elke schaal schat.

  • Numerieke schalen hebben gelijke intervallen die hun numerieke schaalpunten scheiden. De verbale ankers dienen als de etiketten voor de extreme punten.

  • De schaal van ordinale/intervalgegevens is lineair, simpel en productief. Door deze eigenschappen wordt de schaal populair bij managers en onderzoekers (ordinal of interval).

  • De veelvuldige noterende schaallijst is gelijk aan de numerieke schaalverdeling maar verschilt op twee manieren. Het accepteert een omcirkelde reactie van de schatter en daarnaast geeft de lay-out een visualisatie van de resultaten weer (interval).

  • De gefixeerde somschaal helpt de onderzoeker proporties te ontdekken. Deze schaal wordt gebruikt voor gedrag en houding. Het produceert ratio gegevens (ratio).

  • De stapelschaal wordt gebruikt als alternatief voor de semantische differentiatie schaal. Vooral wanneer het moeilijk is om bipolaire adjectieven te vinden die matchen met de onderzoekende vraag (ordinal of interval).

  • De grafische noterende schaal is gecreëerd om onderzoekers de gelegenheid te geven om fijne/ moeilijk waarneembare verschillen waar te nemen. Theoretisch gezien is een oneindige rij van noteringen mogelijk zolang het uitvoerbaar is dat de ondervraagde toegewijd genoeg is om onderscheid te maken en hen op te nemen (ordinal, interval of ratio).

  • Bij plaatsende schalen wordt het onderwerp meteen vergeleken met twee of meer onderwerpen en worden er keuzes over gemaakt. Wanneer er twee opties zijn, leidt dit nog niet tot problemen maar wanneer er meer dan twee keuzes aangeboden worden kan dit snel tot een gelijkstand leiden.

  • We ontwerpen willekeurige schalen, door het vergaren van eenduidige en geschikte items ten opzichte van een gegeven onderwerp.

  • Overeenstemmingsschalen vereisen items die geselecteerd worden door een panel van rechters, waarbij deze items geëvalueerd worden op:

  • De relevantie met betrekking tot het onderwerp gebied
  • De potentie voor dubbelzinnigheid

  • Het niveau van de attitude wat ze representeren

  • Item-analyse scaling is een procedure voor het evalueren van een item, gebaseerd op hoe goed deze onderscheid maakt tussen de personen die een hoge score hebben en de personen die een lage score hebben gehaald.

  • Totale scores bij de cumulatieve scaling hebben dezelfde betekenis. Als van een persoon zijn totale score wordt gegeven, dan is het mogelijk om te voorspellen welke onderdelen als negatief of positief beoordeeld worden.

  • Factorscaling bevat een variatie aan technieken die ontwikkeld zijn om twee problemen aan te pakken, namelijk:

    • Hoe men omgaat met een universum van inhoud die multidimensionaal is;

    • Hoe men onderliggende dimensies die nog niet geïdentificeerd zijn door verkennend onderzoek kan ontdekken.

  • Multi-dimensionale schaling (MDS) beschrijft de collectie van technieken die omgaan met de eigenschappen op een meer algemene manier dan de semantische differentiële manier. Met de MDS kan iemand objecten schalen op een manier die inzicht geeft in de relatie tussen de onderdelen.

Hoofdstuk 15: Vragenlijsten en andere meetinstrumenten

  • Korte rapporten zijn geschikt indien er een duidelijk en simpel probleem aanwezig is die niet erg uitgebreid en complex is.

  • Een overdrachtsbrief zorgt voor het zogenaamd ‘vervoeren’ van het korte rapport. Het rapport dient direct te zijn, bevat enkel een paar grafieken om trends aan te tonen.

  • Van lange rapporten zijn er twee soorten: het technische rapport en het managementrapport. De keuze hangt af van welke onderzoeksbenadering er gebruikt wordt, het te bereiken publiek en de doelen van de onderzoeker.

  • In sommige gevallen heeft de bepaalde klant geen enkele ervaring op onderzoeksgebied en is enkel geïnteresseerd in de resultaten in plaats van de methodologie. In dit geval wordt het managementrapport gebruikt.

  • Het technische rapport is veel gedetailleerder. Bijna alle verkregen informatie en data wordt hierin verwerkt. Andere onderzoekers zouden dit kunnen inzien omdat het volledige verhaal bevat met hoe en wat het onderzoek is uitgevoerd.

  • Een academisch rapport heeft echter iets extra’s. In dit onderzoek is een substantieel theoretisch onderdeel aanwezig. Het rapport beschrijft de bevindingen in het licht van de gevonden theorie.

  • Het voorblad moet een aantal dingen bevatten: de titel, datum, voor wie het bedoeld is en door wie het rapport is opgesteld. De titel moet daarnaast de volgende elementen bevatten:

  • Variabelen die gebruikt zijn in de studie
  • De relatie tussen de variabelen

  • De populatie waarop dit onderzoek betrekking heeft

  • Een beknopte samenvatting heeft twee doelen. Het kan functioneren als een korte versie van het rapport waarbij alle aspecten van het onderzoek aan bod komen. Daarnaast kan het ook een samenvatting zijn waarin alleen de belangrijkste bevindingen, conclusies en aanbevelingen naar voren komen.

  • Rapporten met meer dan tien pagina’s moeten een inhoudsopgave bevatten. Indien er vele tabellen, grafieken en andere figuren aanwezig zijn, moeten deze na de inhoudsopgave worden opgesomd in een zogenaamde inhoudsopgave van figuren en illustraties.

  • In de inleiding worden de aspecten van het onderzoek kort toegelicht: het probleem, de onderzoeksdoelen en achtergrondinformatie. Het moet voor de lezer duidelijk worden wat de toegevoegde waarde van het onderzoek is en waarom het de moeite waard is om het rapport te lezen.

  • Bij het hoofdstuk Onderzoeksprobleem en onderzoeksdoelen wordt het belang van het onderzoek geschetst. Dit wordt vaak gedaan in een vragende vorm.

  • De theorie bevat twee elementen: behandeling van de bestaande literatuur met betrekking tot het onderwerp en een deel waarin de theoretische ontwikkeling wordt behandeld met betrekking tot dit onderwerp.

  • Technische en academische rapporten bevatten de methodologie. Dit onderdeel is het enige waarin je kan zien hoeveel tijd en energie in het verzamelen en analyseren van data gestoken is.

  • Het bevat de volgende onderdelen:

  • De steekproeftrekking van de deelnemers van het onderzoek
  • Onderzoeksdesign

  • Dataverzameling

  • Metingen

  • Bij data-analyse wordt samengevat welke methode(s) gebruikt is/zijn om de data te analyseren. Ook moet duidelijk zijn waarom er voor deze methode(s) gekozen is.

  • Het is belangrijk om aan te geven wat je beperkingen zijn in het onderzoek, hoewel vele onderzoekers dit willen vermijden. Hierin moet duidelijk worden welke problemen ondervonden zijn bij de methodologie of implementaties van data en de eventuele consequenties hiervan voor de geldigheid van de uitkomsten.

  • De resultaten bevatten het grootste onderdeel van het onderzoek. Hier worden de data beschreven en vervolgens de interpretaties of conclusies geven. Bij kwantitatieve data is het handig om dit weer te geven in figuren, grafieken en/of tabellen. Alleen relevante verkregen data moeten behandeld worden. Ondanks dat moeten de data je hypotheses ondersteunen maar ook die je hypotheses onderuit werken.

  • In de conclusie wordt een korte samenvatting gegeven van de essentiële bevindingen. Vervolgens wordt verteld of de doelen behaald zijn met behulp van het onderzoek. Herinner de lezer eraan wat het doel was en de stappen die ondernomen zijn. Zorg dat de conclusie in verband staat met de echte wereld door aanbevelingen te doen op basis van wat de onderzoeker geleerd heeft van zijn onderzoek. Daarnaast kun je behandelen wat er in de toekomst gedaan kan worden voor eventueel verder onderzoek.

  • Appendices: deze bevatten vaak complexe tabellen, statistische testen, extra documenten, formulieren en vragenlijsten, gedetailleerde beschrijvingen van de gebruikte methodologie, instructies, en andere bewijsstukken.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Business and Economics Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1536 1