Law and public administration - Theme
- 12705 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Het meest opmerkelijke kenmerk van internationaal recht is wellicht het ontbreken van één overkoepelende autoriteit. Het internationale recht lijkt echter prima te werken. Een verklaring hiervoor is dat, omdat staten het internationale recht zelf maken, zij zich hieraan ook zullen houden.
Of men het internationaal recht ziet als nuttig of juist niet, hangt af van de internationale politiek. Zo zien realisten het internationaal recht als irrelevant. Volgens het liberale institutionalisme kan het internationale recht wel relevant zijn, mits dit zo gevormd is dat hierbij rekening wordt gehouden met de machtshonger van staten. Ook kun je het internationaal recht beoordelen vanuit een economisch perspectief.
Uit het soevereiniteitsbeginsel vloeit voort dat er geen autoriteit boven de staten staat.
In 1926 botsten de stoomboten Boz-Kourt (Turks) en de Lotus (Frans) op elkaar in de open zee, bij de Turkse kust. Het Hof heeft over deze zaak geoordeeld en dit is een erg belangrijke uitspraak geweest, omdat het Hof hierin heeft bepaald dat een gedraging moet worden geacht te zijn toegestaan, tenzij en totdat het verboden is gesteld.
In de zaak over het Engelse stoomschip ‘Wimbledon’ oordeelde het Hof dat het sluiten van een verdrag de uitoefening van soevereine rechten kon beperken, maar dat soevereiniteit en internationaal recht onverenigbaar met elkaar zijn is onjuist. Deze gaan juist hand in hand: het recht om zich aan te besluiten bij internationale afspraken is juist een kenmerk van staatssoevereiniteit.
Verdragen kunnen zowel bilateraal als multilateraal zijn.
Regels omtrent de inhoud, de gevolgen en de toepassing van verdragen zijn vastgelegd in het Weens Verdragenverdrag. Dit verdrag is alleen van toepassing op verdragen die zijn gesloten tussen staten. Verdragen waaraan (ook) internationale organisaties of andere actoren gebonden zijn worden echter beheerst door de gewoonteregels die ten grondslag liggen aan het Verdragenverdrag.
Om gewoonterecht genoemd te kunnen worden moet aan twee eisen worden voldaan: er moet sprake zijn van een algemeen gebruik en dit gebruik moet geaccepteerd zijn als recht.
Gewoonte is sinds de Nicaragua uitspraak niet langer gebaseerd op het gedrag van staten, maar op wat zij hierover verkondigen.
Beschaafde naties kennen een rechtsstaat, zijn democratisch en eerbiedigen de rechten van de mens.
Verdragen zijn overeenkomsten waaruit bindende verplichtingen ontstaan.
pacta sunt servanda: Dit is een natuurrechtelijke regel, waarzonder een rechtsstelsel niet kan ontstaan. Partijen van een overeenkomst moeten zich houden aan de overeenkomst.
Het verdragenrecht is gebaseerd op twee fundamentele beginselen. De eerste hangt samen met de staatssoevereiniteit, namelijk het beginsel dat verdragen gebaseerd moeten zijn op de vrije instemming van staten. Dit volgt ook uit de reeds besproken Lotus zaak. Het tweede beginsel is dat de vrijheid van staten niet onbeperkt is. Wanneer er is ingestemd met de binding aan het verdrag en dit is in werking getreden, dan moeten de partijen zich hier te goeder trouw aan houden: pacta sunt servanda, zie artikel 26.
Het sluiten van verdrag vloeit voort uit soevereiniteit en verantwoordelijke staten moeten zich aan hun woord houden. Zelfs tegenstrijdig nationaal recht verschaft geen geldig excuus voor de niet-naleving van een verdragsverplichting, zie artikel 27.
De twee wijzen om uit te drukken dat men instemt met binding aan verdragen is door ondertekening en ratificatie.
Er zijn drie verschillende interpretatiemethoden
Universaliteitsbeginsel: volgens dit beginsel zijn sommige misdrijven zodanig dat alle staten hier wetgeving over kunnen uitvaardigen en plegers kunnen veroordelen, ongeacht de betrokkenheid van het eigen grondgebied of de eigen inwoners.
De hoofdgedachte is dat organisaties gestoeld zijn op het functionaliteitbeginsel: hun autoriteit vloeit voort uit hun functie(s).
Reparation for Injuries opinie van het ICJ uit 1949: hierin stelde het Hof dat de VN het recht had om vorderingen in te stellen tegen niet-lidstaten, omdat dit het mogelijk maakte hun functies te vervullen.
Het EVRM is het meest ontwikkelde stelsel ter bescherming van de mensenrechten.
Mensenrechten zijn geen absolute rechten. Ze kunnen worden beperkt en tegen elkaar worden afgewogen.
Zaak Handyside. Er werd een Deens boek uitgegeven in Engeland dat volgens de Engelse autoriteiten obsceen was en daarom in was strijd met Engelse wetgeving en de Engelse moraal. Handside voerde aan dat het boek zonder problemen was gepubliceerd in een aantal andere lidstaten van het EVRM. Het EHRM stelde echter dat Engeland zelf het beste kon bepalen of de publieke moraal in Engeland in het geding was. Als Engeland van mening was dat burgers aanstoot zouden geven aan het boek, dan is het niet aan het EHRM om een andere beslissing te geven. De beoordelingsvrijheid van Engeland werd dus niet beperkt door het feit dat het boek in andere landen wel geaccepteerd werd.
Een van de belangrijkste rechten voor een groep is het recht op zelfbeschikking. Groepen hebben het recht zelf te bepalen hoe zij zich politiek willen organiseren.
Het toekennen van een nationaliteit wordt overgelaten aan de nationale wetgeving van staten.
De algemene artikelen over staatsaansprakelijkheid, zoals opgesteld door het ILC, zijn gebaseerd op twee fundamentele beginselen. Het eerste beginsel is dat staten aansprakelijk kunnen zijn voor handelingen die aan hen toegerekend kunnen worden. Het tweede beginsel is dat staten alleen aansprakelijk kunnen zijn voor internationale misdrijven, oftewel voor handelingen die in strijd zijn met internationale verplichtingen die op de staat rusten.
Staten kunnen alleen aansprakelijk zijn voor handelingen die aan hen toegerekend kunnen worden.
Staten kunnen niet aansprakelijkheid worden gesteld voor handelingen van private personen.
Staten kunnen alleen aansprakelijk zijn voor handelingen die in strijd zijn met hun internationale wettelijke verplichtingen.
Een staat kan niet aansprakelijk worden gesteld voor handelen van private actoren of hun burgers. Dit is anders als er sprake is van ‘indirecte’ aansprakelijkheid. Dit is het geval als een staat een misdaad erkend en goedkeurt, of deze niet voorkomt in strijd met een internationale wettelijke verplichting. Een belangrijke zaak in dit verband is de Tehran Hostages zaak uit 1980.
In het internationale recht wordt een aantal omstandigheden genoemd die door staten kunnen worden ingeroepen ter rechtvaardiging van een misdaad die zou leiden tot staatsaansprakelijkheid. Deze zijn te vinden in de artikelen 20-5 over staatsaansprakelijkheid
Let wel, dit zijn rechtvaardigingsgronden, de oorspronkelijke verplichtingen blijft hierdoor gewoon bestaan.
Het internationale recht geeft drie reparatiemogelijkheden ingeval van schade. In het meest ideale geval zal de aansprakelijke staat de situatie herstellen naar de oude situatie. Als dit niet mogelijk is, dan komt de schadevergoeding in beeld. Tot slot wordt in sommige gevallen volstaan met genoegdoening.
Het ICJ bevindt zich in Den Haag.
Het ICJ behandelt alleen zaken tussen staten.
Oorspronkelijk kende het internationale recht drie soorten reacties op het gedrag van een staat die gekwalificeerd konden worden als sancties. De eerste was het idee dat een schending door de ene partij, de andere partij bevrijdde van zijn verplichtingen. De tweede was de zogenaamde wraak en de derde was de represaille.
Beslissingen van de Veiligheidsraad zijn bindend voor de VN-lidstaten, zie artikel 25.
Omdat de VN een internationale organisatie is die bestaat uit lidstaten, zijn diens beslissingen gericht tot deze lidstaten.
De meeste sancties zijn bedoeld om individuen te raken. Dit worden ook wel gerichte sancties genoemd.
Volgens het VN-handvest bestaat er een totaal verbod op het gebruik van geweld. Hierop is slechts één erkende uitzondering mogelijk, anders dan de mogelijkheid om een handeling voor de collectieve veiligheid te verrichten, namelijk het recht op zelfverdediging.
Het recht van zelfverdediging is neergelegd in artikel 51 VN.
Het recht op zelfverdediging mag alleen worden uitgeoefend als er sprake is van een gewapende aanval. Dit betekent dat alleen vastgesteld hoeft te worden of er sprake is van zo’n aanval.
Het gewoonterechtelijke recht op zelfverdediging is ruimer dan het VN-recht. De vereisten hiervoor volgen uit de Caroline zaak uit 1837, tussen de VS en Engeland. alleen toegestaan is in zaken waarin de noodzaak voor zelfverdediging onmiddellijk ontstaat, overweldigend is, er geen keuzemogelijkheid bestaat (geen andere middelen) en geen tijd voor overleg is. Daarnaast is zelfverdediging toegestaan in afwachting van een aanval die zeker zal plaatsvinden.
Het is algemeen erkend dat zelfverdediging geoorloofd is, wanneer er is voldaan aan twee voorwaarden: noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Internationale conflicten worden immers beheerst door internationaal recht. Burgeroorlogen worden daarentegen beheerst door nationaal recht.
Vereisten voor gedrag tijdens een gewapend conflict: het is algemeen erkend dat gedrag tijdens een gewapend conflict proportioneel moet zijn. Daarnaast moet er ook een militaire noodzaak toe bestaan.
Ook internationale organisaties spelen in toenemende mate een rol in gewapende conflicten. Denk bijvoorbeeld aan Operation Desert Storm in 1990, van de VN.
Er bestaat een nauwe band tussen internationaal humanitair recht en internationaal strafrecht. De rechtszaken omtrent oorlogsmisdrijven hebben een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van internationaal strafrecht. De twee rechtsgebieden overlappen elkaar, maar zijn niet identiek.
Het meest controversiële aspect van het Neurenberg Tribunaal was het vervolgen voor misdrijven tegen de mensheid. Internationaal recht tastte hierdoor de vrijheid van staten om hun eigen bevolking te behandelen zoals zij wilden aan. Bovendien was het erg waarschijnlijk dat de categorie ‘misdrijven tegen de mensheid’ nog helemaal niet bestond voorafgaand aan het Neurenberg proces. De veroordeling stond dus op gespannen voet met het legaliteitsbeginsel.
De jurisdictie van het ICC betreft vier categorieën misdrijven: individuen kunnen veroordeeld worden voor genocide, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de mensheid en daden van agressie.
Hugo de Groot schreef meer dan vier eeuwen geleden dat de zee vrij behoort te zijn. Hij stelde dat de zee geen bezit kon zijn. Volgens hem konden kuststaten wel jurisdictie over hen hebben.
Tegenwoordig zijn de meeste zeeën nog steeds vrij, als in: staten kunnen de eigendom over de meeste delen van de zee niet claimen. In sommige zones hebben zij wel exclusieve bevoegdheid.
Het algemene zeerecht werd, en wordt nog steeds, beheerst door internationaal gewoonterecht.
In overeenstemming met het gewoonterecht verdeelt het verdrag de zee op in een aantal maritieme zones. Binnen het territorium van een staat vinden we interne wateren, zoals rivieren, meren en kanalen. Deze zijn onderdeel van het nationale territorium. Het dichtst bij de kustlijn bevindt zich de territoriale zee. Deze kan vergezeld gaan van een aangrenzende zone, een exclusieve visserijzone of, het meest voorkomend, een exclusief economische zone (EEZ). De territoriale zee vormt een deel van de staat. De andere zones moeten echter geclaimd worden. Staten zijn hiertoe gerechtigd, maar zij kunnen hun rechten ook opgeven. Achter de EEZ bevinden zich de open zeeën, deze kunnen niet worden geclaimd. Deze worden als gemeen goed beschouwd. Een diep zeebed wordt geacht gemeen goed te zijn.
Het dichtst bij de kust vindt men het continentaal plat. Het continentaal plat is erg interessante omdat hierin olie en natuurlijke gassen ontdekt werden.
Staten hebben exclusieve soevereiniteit over hun luchtruimte. Buitenlandse vliegtuigen hebben toestemming nodig om dit luchtruim te mogen betreden. De regel geldt overigens alleen voor de lucht boven het territorium van de staat. Boven de vrije zeeën geldt een vrijheid van overvliegen.
De meest resolute uitspraak omtrent milieu deed het ICJ in de Pulp Mills zaak. Deze zaak speelde tussen Uruguay en Argentinië. Het ICJ oordeelde hier echter in dat elk staat zelf nationale wetgeving op dit terrein moet uitgeven.
Er bestaat geen algemeen internationaal regime voor de bescherming van het milieubescherming in de vorm van een verdrag of een internationale organisatie die dit als taak heeft gesteld.
Het Kyoto Protocol uit 1997 ziet op de vermindering van uitlaatgassen met een bepaald percentage.
Tot op een zekere hoogte is er internationaal economisch recht ontstaan. Dit heeft vooral betrekking op internationale organisaties, zoals het IMF.
Het internationale belastingregime is gebaseerd op twee beginselen. Volgens het eerste beginsel kan slechts één keer belasting worden geheven over inkomen. Inkomen kan niet twee keer of vaker belast worden. Er zijn dan ook veel verdragen gesloten die zijn op dubbele belastingen. Het tweede beginsel is dat zakelijke inkomsten ook belast moeten worden.
Het IMF heeft als hoofdtaak het zorgen voor stabiliteit wanneer staten betalingsproblemen hebben. Deze problemen kunnen zich gemakkelijk verspreiden over de grenzen. Het IMF kan bijvoorbeeld staten geld lenen of de economie van een staat structureel aanpassen. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de nationale economie. Als het IMF te maken heeft met de stabiliteit van geld, dan heeft de Wereldbank als hoofdzaak het stimuleren van ontwikkeling. Het kan bijvoorbeeld geld lenen voor bepaalde projecten, zoals de bouw van een dam of de inrichting van een transportnetwerk.
Het belangrijkste instituut voor het organiseren van de globale handelsbetrekkingen is het WTO.
In het dagelijks leven wordt het internationale recht meestal toegepast door nationale gerechten.
Volgens het dualisme zijn internationaal en nationaal recht twee afzonderlijke rechtssferen die erg weinig met elkaar te maken hebben. Zij bestrijken andere onderworpen en zijn gericht op verschillende actoren. Ze zullen daarom niet met elkaar botsen, en als dit toch gebeurt, dan bepaalt het nationale recht wat de gang van zaken is. Een internationaalrechtelijke regel gaat passen werken in een nationaal rechtssysteem als het wordt omgezet in een nationale regel.
Monisme daarentegen ziet internationaal en nationaal recht als twee verschillende takken, maar van een fundamenteel gelijke boom. Internationaal recht maakt het mogelijk dat staten bestaan. Internationale regels zijn echter incompleet, zij hebben aanvulling nodig van nationaal recht. Kortom, internationaal en nationaal recht hebben elkaar nodig, en vormen samen een universeel rechtsstelsel. Volgens het monisme heeft internationaal recht gewoonlijk voorrang op een strijdige nationale regel, omdat het hoger in de rangorde staat. Daarnaast hebben internationale regels die geen verdere implementatie nodig hebben, direct werking in het nationale rechtssysteem.
Internationaal recht kan gezien worden als een politiek project, gebruikt door staten en andere actoren om hun kijk op ‘het goede leven’ te reflecteren.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1530 |
Add new contribution