Economics & Business Economics B2 - Rijksuniversiteit Groningen
- 1566 reads
De politieke perspectieven die mensen hebben beïnvloeden de kijk op de rol van die de overheid volgens hen zou moeten hebben. Sommige mensen vinden het welzijn van de gemeenschap in het geheel belangrijk, terwijl anderen deze nadruk op andere aspecten leggen.
Om een intelligente mening te kunnen vormen over het publiek beleid is het vereist om kennis te hebben over de politieke sfeer en is het belangrijk dat men begrijpt wat de overheid eigenlijk doet. Wie bezit de wettelijke macht om een politiek en economische beleid uit te voeren? Waar geeft de overheid geld aan uit en hoe komt het aan haar inkomsten?
Hoofdstuk 1 behandelt hoe politieke perspectieven houdingen tegenover overheidsfinanciering beïnvloeden. Daarnaast wordt de werking van de overheid in de Verenigde Staten (VS) toegelicht.
Onder overheidsfinanciering vallen de inkomsten en uitgaven van de overheid. Een andere term die wordt gebruikt is de economische publieke sector.
Perspectief op de overheid
Het doel van de gemeenschap in haar geheel wordt door de staat opgesteld. De staat probeert de gemeenschap gezamenlijk tot haar doel te leiden. De vraag die dit echter oproept is: hoe worden deze doelen opgesteld en wie stelt deze doelen op?
Staten kunnen individueel doelen opstellen en deze doelen kunnen dus van elkaar afwijken. Bij het opstellen van doelen is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met het natuurlijke organisme van de gemeenschap. Wetenschap heeft echter tot nu toe geen duidelijke verklaring op kunnen stellen voor wat onder natuurlijk valt.
Mechanistische kijk op de overheid
In dit perspectief is de overheid niet een organisch deel van de gemeenschap, mar een misleiding die is gecreëerd door individuen om op een betere wijze bepaalde doelen te kunnen bereiken.
‘De overheid is een trust en de officieren van de overheid zijn gemachtigden. De trust en de gemachtigden zijn gemaakt voor het bevorderen van het voordeel van de gemeenschap.’
Om een daadwerkelijke machtspositie uitvoerbaar te maken beschikt de overheid over een monopolie positie. Dit perspectief gaat ervan uit dat interventie door de overheid nodig is voor het welzijn van de gemeenschap en het bereiken van gezamenlijke doelen.
Het perspectief van dit boek
Dit boek gaat uit van het individu en niet van de gemeenschap in haar geheel. Dit wordt ook wel het individualistische perspectief genoemd.
Binnen het individualistische perspectief bestaat er een contrast over het feit hoe actief de overheid zich moet bemoeien met de regelgeving.
De wettelijke opstelling
Het doel van de federale overheid is het betalen van schulden en verschaffen van de gemeenschappelijke defensie en het algemene welzijn van de VS. De hoogte van de federale uitgaven bevat geen limiet en is dus niet beperkt tot een bepaald bedrag.
Op welke wijze beschikt de federale overheid over de autoriteit om uitgaven te doen? Dit staat in de wet omschreven. Hier volgt een korte omschrijving van enkele belangrijke passages:
Alle taken van de overheid worden uniform uitgevoerd door de gehele VS. Het congres kan niet discrimineren tussen staten wanneer er belastingtarieven worden opgesteld en ingevoerd. Voorbeeld: als de federale overheid belasting heft op benzine, dan moet het belastingpercentage hetzelfde zijn in elke staat. Dit hoeft niet te betekenen dat het belastingbedrag per burger in elke staat totaal op dezelfde bedragen uitkomt. In deze situatie zullen in de staten waarin mensen meer autorijden meer
belastingopbrengsten voortkomen uit de belastingheffing op benzine. Dus dit kan inderdaad als gevolg hebben dat sommige soorten belastingen enkele staten negatief beïnvloeden ten opzichte van andere staten. Dit gebeurt wanneer de ene staat duidelijk ‘armer’ is dan de andere staat en de mensen minder te besteden hebben. Een verhoging van het belastingtarief zou in zo een situatie leiden tot een afname van de consumptie, in dit geval benzine, waardoor tevens de belastingopbrengst uit benzine zal dalen.
Geen directe belastingen worden geheven, tenzij deze in verhouding zijn met wat in de wetten is opgesteld. Een directe belasting is een belasting die geheven wordt over een persoon, die in deze situatie wordt gezien als het fundament van de belastingheffing. Dit wordt ook wel de grondslag genoemd. Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat wanneer staat A twee keer zoveel inwoners heeft als staat B, dat de opbrengst uit directe belastingen in staat A twee keer zo hoog zal zijn als in staat B. In deze situatie wordt er dan uitgegaan van een uniform belastingpercentage voor de directe belasting.
Geen enkel persoon zal bestolen worden van het leven, de vrijheid of zijn bezittingen zonder het proces van het recht. Ook zal het niet voorkomen dat persoonlijke eigendom in publiekelijke zin worden gebruikt zonder compensatie.
Geen belasting op goederen die geëxporteerd worden vanuit welke staat dan ook. Deze provisie is ingevoerd om te verzekeren dat de goederenexport in het zuidelijke gedeelte van de VS niet belemmert wordt door de centrale overheid. Een onrechtmatige belasting kan namelijk de natuurlijke concurrentie beïnvloeden. Als een product niet tegen de kostprijs kan worden aangeboden, maar vanwege de extra belastingheffing tegen een hogere prijs, dan is het niet aantrekkelijk voor klanten in een bepaalde markt om uit die betreffende staat dat product te kopen, als het ergens anders goedkoper verkrijgbaar is. Voor eerlijke concurrentie is het noodzakelijk dat producten tegen de kostprijs kunnen worden aangeboden, zodat de eerlijke concurrentie kan worden bevorderd. De centrale overheid mag nooit de concurrentie belemmeren door middel van haar regelgeving.
Staat en de lokale overheid
De staten kunnen instellen voor welk bedrag er uitgaven plaatsvinden en belastingrestricties opstellen die noodzakelijk zijn. De laatste jaren zijn de overheden druk bezig geweest om hun uitgaven te beperken en zo geldbesparing mogelijk te maken. De macht van lokale overheden om belasting te heffen en geld uit te geven wordt gegeven door de staten.
De grootte van de overheid
Een betrouwbare meting van de grootte van de overheid kan gedaan worden door de grootte van de overheid te meten aan de hand van de hoogte van de jaarlijkse uitgaven. Er bestaan drie soorten jaarlijkse uitgaven:
Aankoop van goederen en diensten. De overheid koopt een grote variatie van items, die allemaal nodig zijn om haar taken uit te voeren. Ook kunnen de goederen bijvoorbeeld nodig zijn om bepaalde diensten mogelijk te maken. Voorbeeld: een computer die je gebruikt om gegevens van een staat in op te slaan.
De overdracht van het inkomen van mensen, bedrijven of andere overheden. De overheid verzamelt inkomens van individuele personen en bedrijven om het via een herverdelingsmethode weer aan andere personen te geven. Voedselbonnen die worden uitgereikt en subsidies die worden verschaft aan boeren voor de productie van bepaalde goederen zijn hier een voorbeeld van.
Rentebetalingen. De overheid leent vaak geld om uitgaven te kunnen financieren voor haar activiteiten. Het geldt moet natuurlijk terugbetaald worden aan de crediteuren en omdat er grote bedragen geleend worden, bestaat er een lange termijn voor de terugbetalen en daar zit logischerwijs dan ook rente op. Dit verhoogt het bedrag dat terugbetaald moet worden.
De overheid stelt een document op waarin een opmaak staat van het budget waarover zij beschikt voor een bepaald jaar. Dit document wordt het uniform budget genoemd. Vaak wordt er automatisch geconcludeerd dat de overheid in omvang is toegenomen als de uitgaven toenemen. Dit hoeft echter niet zo te zijn omdat bepaalde overheidsactiviteiten een minimale investering vereisen. Dit bedrag is dus hetzelfde voor elke staat, ongeacht de grootte van de overheid.
Er bestaat ook de mening dat de economische kosten van de overheid moeten worden gepresenteerd in een regulier budget. Helaas is het uiterst gecompliceerd om een reëel beeld te geven van die uitgaven in een algemeen overzicht. Dit komt door de moeilijkheidsgraad van de berekeningen die vereist zijn om zo een budget op te stellen.
De invloed van de overheid
Sommige internationale vergelijkingen kunnen een goed beeld geven van de grootte van de overheid. Als er gekeken wordt naar het Bruto Binnenlands Product (BBP) voor verschillende landen, kan geconcludeerd worden dat de VS niet het enige gebied is met een grote publieke sector. Echter, als er een vergelijking wordt gemaakt met Zweden en Frankrijk, kan gezegd worden dat de publieke sector van de VS vrij klein is
Uitgaven
De uitgaven van de overheid zijn enorm en bestaan uit verschillende componenten. Er wordt geld uitgegeven aan speciale programma’s, waarvan de kosten worden bepaald aan de hand van het aantal mensen dat meedoet in zo een programma.
Daarnaast bestaan er uitgaven voor de sociale veiligheid, inkomensveiligheid, zorg, geneeskunde en defensie. Natuurlijk bestaat er ook een stukje overige uitgaven.
Verder zijn er nog de schuldaflossingen die bepaald worden door de rentetarieven en de voorgaande tekorten.
Opbrengsten
Op federaal niveau is de inkomstenbelasting een belangrijke inkomstenbron. Dit is de grootste bron van inkomen voor de federale overheid en op dit gebied bestaat dus een grote afhankelijkheid.
Daarnaast is het sociale zekerheidsstelsel een grote bron van inkomen voor de federale overheid. De vennootschapsbelasting bedraagt maar een klein deel, namelijk 8% van de inkomsten en vormt daarmee een minder relevante factor voor de opbrengsten.
In dit gedeelte zijn de belasting uitgaven een belangrijk onderdeel. Een verlies van belastingopbrengst kan ontstaan wanneer een bepaald onderdeel is uitgesloten van de grondslag of valt onder een speciaal regime, waardoor het voordelig behandelt wordt en niet binnen de taxeren grondslag ligt.
Veranderingen in schulden
De overheid gaat schulden aan om haar activiteiten te financieren, maar tegelijkertijd zijn deze schulden onderhevig aan schommelingen in de waarde vanwege prijsveranderingen. Door prijsveranderingen ontstaat een verandering in de werkelijke waarde van de schuld.
De nominale waarde verandert en dit kan positief of negatief uitpakken voor de overheid.
Aan de hand van het volgende voorbeeld zal dit concept verduidelijkt worden:
Stel je bent 1000 dollar schuldig aan een crediteur in 2014 en gedurende dat jaar stijgen de prijzen met 10 procent, dan moet je aan het eind van het jaar diezelfde schuld terugbetalen, die 10 procent in waarde is gedaald. Dit komt doordat de prijzen zijn gestegen en jij met dezelfde dollars die schuld betaalt.
De conclusie uit het voorgaande is dat inflatie de werkelijke waarde van een schuld doet dalen.
Anderzijds neemt door inflatie je inkomen toe in waarde. En met wel tien procent. Dus had jij 1000 euro schuld aan het begin van het jaar en vindt er voor tien procent inflatie plaats? Dan is jouw inkomen met 100 in werkelijke waarde toegenomen.
Het inkomen van de crediteur is met hetzelfde bedrag, namelijk 100 euro, in waarde gedaald.
De rol van de theorie
Economische theorie is een nuttig uitgangspunt voor het analyseren van de impact van het overheidsbeleid, omdat het een overzicht kan geven van de factoren die het gedrag beïnvloeden dat van belang is.
De arbeidstheorie bijvoorbeeld, geeft aan dat het werk gebaseerd is op de hoeveelheid tijd. Als een werkgever per dag een aantal uur te besteden heeft, moet hij beslissen aan welke activiteiten hij die uren gaat besteden en hoeveel uur hij per activiteit gaat besteden. De tijd moet efficiënt ingedeeld worden.
Stel dat Roger een student is en hij zijn tijd kan verdelen aan colleges of aan werken. Zijn uurloon is 10 dollar. Elke keer als hij naar college gaat, geeft hij 10 dollar per uur op voor elk uur dat hij college volgt. Dit komt doordat in de tijd dat hij naar college gaat, hij eigenlijk zou kunnen werken en daarmee geld verdienen. Dit is een model dat aangeeft dat beslissingen efficiënt moeten worden gemaakt. Natuurlijk levert het college volgen geen geld op, maar de voordelen die je ervan ondervindt in de toekomst zijn natuurlijk veel groter. En niemand besteed al zijn mogelijke tijd aan werken, dus dat is ook een argument waardoor het college volgen geen tijdsverspilling is, ookal levert het geen geld op.
Dit was een klein voorbeeld van een model dat gebruikt wordt om beslissingen te maken. Normaal gesproken begin je met een probleem dat je wilt oplossen. In dit geval was de vraag: hoeveel tijd moet Roger besteden aan werk en hoeveel tijd aan college? Een goed model is niet gebaseerd op een uitkomst die 100% accuraat is, maar is aannemelijk, informatief en geeft testbare gevolgen.
Laten we nog een keer kijken naar het vorige voorbeeld en ervan uitgaan dat Roger de maximale nutsbevrediging heeft gevonden voor de combinatie van het volgen van college en van werken, op basis van het uurloon van 10 dollar. Stel dat de overheid nu een inkomstenbelasting van 20% instelt. Het nettoloon van Roger wordt dan 8 dollar.
Door de inkomstenbelasting wordt de effectieve prijs van het volgen van college verminderd. Het nettoloon is namelijk minder. In deze situatie is het volgen van college goedkoper geworden, wat als gevolg heeft dat Roger hier meer van gaat consumeren. Dit wordt het substitutie effect genoemd.
Een algemene omschrijving van het substitutie effect: de neiging van een individu om meer te consumeren van het ene goed en minder van het andere goed vanwege een prijsdaling van het eerste goed. In dit geval was het eerste goed het volgen van college en het tweede goed werken. College was goedkoper geworden doordat het nettoloon van werken gedaald was.
Daarnaast bestaat er nog een ander effect dat zich in zo een model kan voordoen. Als in de voorgaande situatie Roger na de loonsverlaging hetzelfde aantal uur blijft werken, dan verdient hij relatief minder dan in de uitgangssituatie, omdat het nettoloon gedaald is. Er is sprake van een verlies van inkomen. In deze situatie wordt het volgen van college beschouwd als een normaal goed: een goed waarvoor de vraagt toeneemt als het inkomen toeneemt en de vraag afneemt als het inkomen afneemt, gegeven dat andere factoren onveranderd blijven.
De hiervoor beschreven situatie leidt tot het inkomenseffect: het effect van een prijsverandering op de gevraagde hoeveelheid door het feit dat het inkomen van de consument is veranderd.
Oorzaak vs. correlatie
Om te bepalen of er een oorzakelijk verband bestaat tussen een bepaald overheidsbeleid en de uitkomst die van belang is, kunnen modellen worden gebruikt.
Er zijn drie voorwaarden waar aan voldaan moet worden om sprake te kunnen zijn van een causaal verband tussen overheidsactiviteit X en het sociale effect Y.
De drie voorwaarden zijn:
De oorzaak (X) moet leiden tot het effect (Y). Dit is logisch, omdat een causaal verband alleen mogelijk is indien de oorzaak leidt tot het uiteindelijke effect of de uitkomst.
De oorzaak en het effect moeten gecorreleerd zijn. Twee gebeurtenissen zijn gecorreleerd wanneer ze samen bewegen. De correlatie kan positief zijn (X en Y bewegen in dezelfde richting) of negatief (X en Y bewegen in tegengestelde richting). Als Y niet verandert wanneer X verandert, dan kan X niet leiden tot Y.
Andere verklaringen voor elk geobserveerde correlatie moeten worden geëlimineerd.
Hier volgt een voorbeeld bij voorgaande condities:
Stel er bestaat een werkloosheidsverzekering, een programma waarin de overheid het mogelijk maakt om betalingen te doen aan mensen zonder werk. De vraag in deze situatie is of het verschaffen van uitkeringen de werkloosheidsduur doet toenemen. Om dit te testen kunnen er twee verschillende groepen mensen worden getest. Je kan kijken naar een groep die een lage uitkering ontvangt en waarnemen hoe deze personen gedurende de tijd iets aan hun werkloosheid doen en kijken in welke mate het toe- of afneemt. Daarnaast heb je een tweede groep waarin je mensen test die een hoge werkloosheidsuitkering hebben. Dan kijk je ook in die groep hoe de mensen gedurende tijd een baan proberen te krijgen.
De groep die het hoge loon krijgt wordt de behandelgroep of de onderzoeksgroep genoemd, omdat zij de behandeling ondervinden. De groep met het lage inkomen krijgt geen behandeling en wordt de controlegroep genoemd.
Als na het onderzoek waargenomen kan worden dat de behandelgroep een kortere periode van werkloosheid heeft gehad dan de controlegroep, dan kan verondersteld worden dat aan de eerste twee criteria wordt voldaan. Om te concluderen dat een hogere uitkering leidt tot een kortere werkloosheidsduur, moet gekeken worden of er een uitleg bestaat voor de geobserveerde relatie tussen de twee gebeurtenissen.
Een andere verklaring is dat de mensen in de behandelgroep anders zijn dan de mensen in de controlegroep. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat mensen voor wie de uitkeringen hoger zijn normaal gesproken een hoger inkomen hebben en daardoor een grotere motivatie hebben om te werken. Voor hun maakt het relatief dus wel veel uit of ze werken of werkloos zijn. Een hogere motivatie leidt in deze situatie tot hogere werkloosheidsvoordelen en tot een grotere wil om werk te vinden.
Wat belangrijk is om onderscheid te maken tussen correlatie en causaal verband ligt in de variëteit van de context. Er kan bijvoorbeeld een positieve correlatie zijn tussen een man die getrouwd is en zijn loon. Maar er zijn andere factoren die bepalen waarom er een corelatie is tussen deze twee dingen. Het kan zijn dat mannen hun persoonlijkheid verandert in positieve zin, waardoor de kans op een baan verbeterd of een hoger loon.
Experimentele onderzoeken
Een probleem bij het vaststellen van karakteristieken kan zijn dat de controle groep verschilt van de behandelgroep op het gebied van de persoonlijke karakteristieken. Daardoor kan het resultaat van het onderzoek onzuiver zijn en is de opgestelde conclusie niet accuraat.
Een onzuivere schatting is een schatting die in strijd is met de werkelijke causale oorzaak door de invloed van andere factoren.
Om andere factoren uit te sluiten, moet er rekening worden gehouden met tegengestelde situatie: het resultaat voor de mensen in de behandelgroep als ze niet behandeld zouden worden.
De beste methode zou zijn om dezelfde mensen in de behandelgroep en de controlegroep te gebruiken, maar omdat dit niet mogelijk is wordt er gebruik gemaakt van experimentele studies. Dit is een empirische studie waarin individuele personen willekeurig aangewezen worden tot de behandelgroep en de controlegroep. Op deze manier zijn de mensen in de behandelgroep niet precies hetzelfde qua karakteristieken als in de controlegroep. Er is gemiddeld wel sprake van dezelfde karakteristieken.
Leiden van een experimentele studie
Bij het opstellen van een experimenteel onderzoek is de eerste stap om willekeurig een deel van de werkloze mensen die een hoge of lage uitkering ontvangen toe te wijzen aan een groep.
Als er gebruik gemaakt wordt van een kleine groep bestaat er nog steeds de kans dat er grote verschillen bestaan in het gemiddelde karakteristieke gedrag van die mensen in de controlegroep en de mensen in de behandelgroep.
Met willekeurige toewijzing wordt verwacht dat de twee groepen hetzelfde gemiddelde karakteristieke gedrag vertonen. Daarnaast wordt verwacht dat de niet geobserveerde karakteristieken, zoals motivatie, gemiddeld hetzelfde zijn.
De laatste stap is het vergelijken van het gemiddelde werkloosheidsduur tussen de twee groepen. Als twee groepen dezelfde karakteristieken hebben, dan kan elk verschil in werkloosheidsduur tussen de groepen toegewezen worden aan de hoogte van de werkloosheidsuitkering.
Nadelen van een experimentele studie
Het is uitdagend om een experimentele studie op te zetten. Er bestaan ten eerste ethische problemen. Denk bijvoorbeeld aan een onderzoek waarin beleidsmakers willen weten hoeveel minder ziektes er zouden ontstaan als er een reducering in vervuiling plaats zou vinden. Een experimenteel onderzoek voor dit probleem zou twee verschillende groepen van mensen opstellen, waarbij de ene groep aan lage hoeveelheden vervuiling wordt blootgesteld en de andere groep aan hoge vervuilingen. Dit zou echter kunnen leiden tot onzuivere uitkomsten over het effect van vervuiling op gezondheid.
Technische problemen komen er ook bij kijken. Een experiment waarbij bijvoorbeeld de impact van een trainingsprogramma voor werk gegeven wordt, waardoor zekerheid wordt verkregen dat de behandelgroep en de controlegroep gemiddeld over dezelfde karakteristieken beschikken. Dan bestaat er alsnog de mogelijkheid dat bepaalde leden niet aanwezig zijn bij het onderzoek. Dan kunnen er verkeerde conclusies worden getrokken na afloop van het onderzoek als het niet bekend is welke werknemers in de behandelgroep niet in staat waren te participeren.
Observerende onderzoeken
In observerende onderzoeken wordt er teruggevallen op oberverende data die niet verkregen zijn uit een experimentele setting. Dit soort data kan verkregen worden door mensen te interviewen, op straat of via de telefoon bijvoorbeeld. Daarnaast bestaan er administratieve gegevens die gebruikt mogen worden, bijvoorbeeld historische gegevens van geboorte aantallen of overheidsdata over de nationale economische prestaties.
Econometrie gebruikt statistische technieken om een schatting te maken van een causale verbanden in de economische data.
Het opstellen van een observerend onderzoek
Stel dat je interesse hebt om een schatting te maken over het effect van een reducering van de inkomstenbelasting op de jaarlijkse uren die per jaar worden gewerkt. Een verandering in de inkomstenbelasting verandert het nettoloon dat een persoon ontvangt. Dan kun je probleemstellingen maken zoals: als het belastingtarief is veranderd, is er dan een observeerbare correlatie tussen de veranderingen in het loon en de hoeveelheid arbeid? En kunnen we daarnaast andere factoren die deze correlatie verklaren uitschakelen?
In een observerend onderzoek, worden variabelen waarvan gedacht wordt dat deze causaal zij, gezien als onafhankelijke variabelen. Een variabele die gezien wordt als een resultaat wordt een afhankelijke variabele genoemd.
Om te zien hoe een observerend onderzoek werkt, moet verondersteld worden dat er informatie beschikbaar is over werk en het nettoloon na de inkomstenbelasting. Tevens moet deze informatie beschikbaar zijn voor een groep mensen in een bepaald jaar. Deze data kan je vervolgens plotten in een grafiek. Het figuur geeft dan aan dat er bijvoorbeeld een positieve correlatie bestaat tussen het nettoloon en het arbeidsaanbod.
Het verband zegt dat het arbeidsaanbod hoger is wanneer het nettoloon hoger is. Las je wilt weten wat de grootte is van deze correlatie is het nodig om een regressie analyse uit te voeren.
Door een regressielijn op te stellen tussen de geobserveerde data, kan er een verband weergegeven worden tussen de datapunten in de grafiek. Deze lijn is de best passende lijn door een overzicht van punten in een diagram.
Een regressiecoëfficiënt van bijvoorbeeld 1,5 geeft aan dat een toename van het nettoloon met 10 dollar in verband staat met een toename in het arbeidsaanbod van 15 uur per jaar.
Een standaardafwijking geeft de betrouwbaarheid van een verwachte coëfficiënt aan. Als de standaardafwijking klein is in vergelijking met de grootte van de verwachte parameter dan is de coëfficiënt statistisch significant.
Typen data
Een regressie analyse kan uitgevoerd worden met verschillende typen data.
Er is sprake van kruiselingse data als de data informatie bevat over individuele entiteiten op een bepaald tijdstip.
Er is sprake van ‘timeseries’ data als de data informatie bevat over een enkele entiteit op verschillende momenten. Dit kan bijvoorbeeld wanneer er informatie beschikbaar is over het nettoloon and het arbeidsaanbod voor elk jaar gedurende het hele leven van een bepaald persoon.
Er is sprake van ‘panel’ data als er kenmerken gecombineerd worden van sectionele data en timeseries data. Een panel set bevat informatie over een individuele entiteit op verschillende momenten in de tijd. Panel data kan bijvoorbeeld informatie bevatten over duizenden verschillende mensen gedurende de jaren heen.
Nadelen van observerend onderzoek
Doordat observerende onderzoeken gebaseerd zijn op data die verzameld is in een niet-experimentele setting, is het moeilijk om te verzekeren dat de controlegroep een zekere tegenhanger is. Ookal geeft de regressie coëfficiënt een meting van de correlatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen, je kan er niet zeker van zijn dat er een causaal verband bestaat tussen de factoren die beide variabelen beïnvloeden.
Quasi-experimentele onderzoeken
Er is sprake van een quasi-experimenteel onderzoek indien: een observerend onderzoek rekent op omstandigheden die buiten het veld valt waar de onderzoeker controle over heeft om willekeurige toewijzing mogelijk te maken.
Deze onderzoeken worden eveneens gebruikt om een causaal verband te bevestigen. Het verschil met een normaal experimenteel onderzoek is dat een experimenteel onderzoek daadwerkelijk mensen in een controle- en een behandelgroep stopt, terwijl een quasi-experimenteel onderzoek observerende data gebruikt en rekent op omstandigheden die buiten het veld valt waar de onderzoeker controle over heeft die tot natuurlijke willekeurige toewijzing leiden.
Bij een quasi-experimenteel onderzoek kan er gebruik worden gemaakt van een verschil-tot-verschil analyse: deze analyse vergelijkt de veranderingen gedurende de tijd in een uitkomst gedurende dezelfde periode als de uitkomst van de controlegroep. De reden voor deze naam is dat er een vergelijking wordt gemaakt in het verschil in de uitkomst van een behandelingsgroep na het ontvangen van de behandeling met de uitkomst van d controlegroep over dezelfde periode. De resultaten zijn zuiver wanneer zeker kan worden verondersteld dat de veranderingen komen door wat zou gebeuren met de behandelgroep indien zij de behandeling kregen.
Het doel van de overheid is het welzijn van de mensen. Het materiële proces en de welvaart van de natie zijn gewenst in een mate waarin zij leiden tot het morele en materiële welzijn van alle goede burgers.
Economie van het welzijn
Welzijnseconomie is een schema dat wordt gebruikt door de meeste specialisten in de overheidsfinanciën. Dit is de tak van de economie die de sociale mogelijkheid evalueert van alternatieve economische staten. De fundamenten van de welzijnseconomie worden hier besproken. Het doel van de theorie is om onderscheid te maken tussen de omstandigheden waaronder de markt verwacht wordt goed te presteren en de omstandigheden waaronder de markt faalt om een gewenst resultaat tot stand te brengen.
Pure uitwisseling van de economie
Wanneer je uitgaat van een simpele economie die bestaat uit twee mensen die consumeren. Zij consumeren twee goederen met een vast aanbod. Het enige economische probleem in deze situatie is dat de hoeveelheden van de twee goederen tussen twee mensen gealloceerd moet worden.
Stel deze persoon zijn Adam en Eva en de goederen die zij consumeren zijn appels en kleren. Een analytisch hulpmiddel, de Edgeworth Box geeft de verdeling van de appels en de kleding tussen Adam en Eva.
Hieronder volgt het figuur:
Het figuur geeft aan dat de lengte van de box, Os, aangeeft wat het totale aantal appels dat beschikbaar is in de economie. De hoogte Or geeft het totale aantal vijgenbladeren (kleding) aan. De hoeveelheden van de goederen die door Adam geconsumeerd worden, worden gemeten door de afstanden vanaf punt O. De hoeveelheden die door Eva geconsumeerd worden, worden gemeten vanaf het punt O’.
Als er bijvoorbeeld gekeken wordt naar punt V dan consumeert Adam Ou vijgenbladen en Ox appels, terwijl Eva dan O’y appels consumeert en O’w vijgenbladeren. Dit houdt dus in dat elk punt in de box een allocatie van de appels en de vijgenbladeren representeert.
Andere situatie
Stel nu dat Adam en Eva dezelfde vorm indifferentiecurven hebben die weergeven wat hun preferenties zijn voor appels en vijgenbladeren. In onderstaand figuur worden beide indifferentiecurven weergegeven bovenop de Edgeworth Box. Die van Adam hebben de letter A en die van Eva hebben de letter E.
Indifferentiecurven met grotere aantallen representeren hogere niveaus van geluk. Adam is blijver met de indifferentiecurve A3 dan met de curve A2. En Eva is gelukkiger met indifferentiecurve E3 dan met E2 of E1.
Pareto efficiëntie
Stel dat er een willekeurige verdeling van appels en vijgenbladeren wordt geselecteerd. Dan gaat het om punt g in onderstaande figuur.
De indifferentiecurve van Adam gaat door punt g en Eg is die van Eva. Er wordt bepaald wat de Pareto efficiëntie is, door het geluksniveau van de ene persoon te verhogen zonder het geluksniveau van de ander aan te tasten. Dit houdt in dat het geluksniveau van de andere persoon niet toeneemt en ook niet afneemt.
Zie onderstaand figuur:
De volgende vraag kan hier worden gesteld:
Is het mogelijk om appels en vijgenbladeren tussen Adam en Eva te herverdelen, zodat Adam beter af is en Eva niet slechter af?
Als je kijkt naar de grafiek zie je dat dit mogelijk wordt gemaakt in punt h. Adam is beter af op dit punt omdat de indifferentiecurve Ah een hogere nutshoeveelheid representeert voor hem dan curve Ag.
Aan de andere kant, Eva is niet slechter af op punt h, omdat ze nog steeds op haar originele indifferentiecurve Eg zit.
De volgende vraag is of Adam’s welzijn nog verder verbeterd kan worden zonder schade te brengen aan de nutshoeveelheid van Eva. Zolang Adam zijn indifferentiecurven verder kan verplaatsen naar de noordoostelijke richting terwijl hij op de curve Eg blijft, dan is dat mogelijk.
Het voorgaande proces kan herhaald blijven worden totdat de indifferentiecurve van Adam nog net aan de indifferentiecurve Eg raakt. Dit gebeurt in punt p. Op dit punt is het maximale niveau voor Adam bereikt rekening houdend met de omstandigheden dat Eva er niet op achteruit mag gaan. Dit soort allocatie, waarbij het nut van de ene persoon wordt verhoogd, zonder de andere persoon te schaden, wordt Pareto efficiëntie genoemd.
Nadere uitleg
Pareto efficiëntie wordt vaak gebruikt als standaard voor het evalueren van een gewenste allocatie van bronnen. Als de allocatie niet Pareto efficiënt is, dan is het verspilling in de zin dat het mogelijk is om iemand beter af te maken zonder dat iemand anders geschaad wordt.
Een Pareto verbetering is een herallocatie van de bronnen waardoor de ene persoon beter af is zonder iemand anders slechter af te maken. In het voorgaande figuur was dat de verplaatsing van punt g naar punt h. Hetzelfde geldt voor de verandering van punt h naar punt p.
Punt p is echter niet het enige bereikbare punt waarin Pareto efficiëntie aanwezig is.
In bovenstaand figuur is uitgezet waar Eva beter af kan worden gemaakt zonder de nutshoeveelheid van Adam aan te passen of te verslechteren. In dit figuur wordt de curve van Eva verschoven over die van Adam. De curves van Eva worden verschoven in zuidwestelijke richting, gegeven dat de allocatie blijft op de curve Ag.
Andere situaties
Tot nu to hebben we alleen gekeken naar het verbeteren van het geluk van een persoon zonder het geluk van de andere persoon aan te tasten op een bepaald niveau.
In de onderstaande figuur gaan we naar een ander aspect kijken:
Het geeft de herverdeling weer vanaf punt g waardoor zowel Adam als Eva beter af is.
Als je kijkt naar punt p2 dan zie je dat Adam beter af is dan op punt g en hetzelfde geldt voor Eva. Punt p2 is Pareto efficiënt omdat het op dat punt onmogelijk is om een van de twee individuele personen beter af te maken zonder de andere persoon slechter af te maken.
Starten vanaf een ander punt
Stel dat we nu de Pareto efficiëntie gaan bepalen startend vanaf een ander punt.
We kijken eerst naar de volgende grafiek:
In bovenstaande grafiek kan punt k worden gekozen als originele allocatie van de bronnen. Dan kunnen de Pareto efficiënte locaties p3 en p4 gekozen worden. Deze set creëert een oneindige set van punten met Pareto efficiëntie.
Het volgende figuur geeft de contractiecurve weer:
De contractiecurve is de plaats van alle Pareto efficiënte punten.
De absolute waarde van de helling van de indifferentiecurve wordt de marginal rate of substitution (MRS) genoemd. Deze waarde waarop een individueel bereid is om een goed te ruilen voor een ander goed is de absolute waarde van de helling van de indifferentiecurve.
Als de MRS van Adam gelijk is aan de MRS van Eva is er sprake van Pareto efficiëntie.
Dus dan krijg je het volgende:
MRSadam=MRSeva
Productie economie
Tot nu toe hebben we verondersteld dat de goederen die aangeboden worden vast staan, er is een gefixeerde hoeveelheid.
Nu gaan we de inputfactoren schuiven tussen de productie van appelen en de vijgenbladeren, zodat we de hoeveelheden van elk goed aan kunnen passen.
Als we ervan uitgaan dat de inputfactoren effectief worden gebruikt, dan kunnen er meer appels worden geproduceerd dan vijgenbladeren of andersom.
Als de productie van het ene goed wordt verhoogd, dan wordt de productie van het andere goed natuurlijk verlaagd, want er is nog steeds een maximaal aantal goederen dat geproduceerd kan worden. Alleen bestaat er nu de mogelijkheid de mate van productie per goed te beïnvloeden.
De productie mogelijkheidscurve
De production possibilities curve is en grafiek die aangeeft wat de maximale hoeveelheid van een bepaalde input kan zijn die geproduceerd kan worden, gegeven de hoeveelheid van het andere goed die geproduceerd wordt.
Deze productiecurve geeft de maximale hoeveelheid van vijgenbladeren aan die geproduceerd kan worden als de hoeveelheid appels die geproduceerd wordt al gegeven is.
Een typische productiecurve wordt weergegeven as in de volgende afbeelding:
Zoals in de bovenstaande figuur duidelijk wordt gemaakt, is een optiemogelijkheid om Ow vijgenbladeren te produceren en Ox appels. De economie kan de appelproductie toe laten nemen van Ox naar Oz, met de afstand xz. Om dit mogelijk te maken moeten de inputs verwijderd worden van de productie van vijgenbladeren en toegewezen worden aan de productie van appels. De vijgenbladeren productie moet afnemen et de afstand wy om de appelproductie toe te laten nemen met xz.
De ratio van de afstand van wy tot xz wordt de marginal rate of transformation genoemd van appelen voor vijgenbladeren. De marginal rate of transformation is de ratio waar de economie het ene goed kan transformeren in het andere goed. Het is de absolute waarde van de helling van de productie mogelijkheidscurve.
Eerlijkheid en de tweede fundamentele theorie van welzijnseconomie
In markten waar er eerlijke concurrentie is, is het mogelijk om de bronnen efficiënt te alloceren of verdelen. Wat is hierbij de economische rol van de overheid? Die zou heel klein moeten zijn om dit toepasselijk te maken. De hoofdfunctie is om eigendom te beschermen zodat de markten goed werken.
De meeste beslissingen over juiste allocatie zijn gebaseerd op Pareto efficiëntie. Hier volgt een toelichting voor de reden daartoe.
We kijken opnieuw het model waarin de hoeveelheid van elk goed gefixeerd is. Bekijk onderstaand figuur:
In dit figuur is te zien dat allocatie op punt p5 en q twee mogelijkheden zijn. Doordat punt p5 ligt op de contractiecurve is deze per definitie Pareto efficiënt. Aan de andere kan is q inefficiënt, deze ligt niet op de contractiecurve. Is de allocatie in p5 om die reden dan beter?
De vraag of de allocatie op punt p5 beter is hangt af van de definitie van beter. Als de gemeenschap een evenredige verdeling van het werkelijke inkomen wenst, dan kan q hoger geprefereerd zijn dan p5. Indien de gemeenschap er niet om geeft wat de verdeling is dan kan het beter zijn dat p5 aangehouden wordt. Er bestaat dan een grotere preferentie om dat punt aan te houden.
Het punt dat hier duidelijk gemaakt wordt is dat Pareto efficiëntie op zichzelf niet bepaald wat het beste punt is, maar dat waardeoordelen ook in acht moeten worden genomen bij het bepalen van de allocatie van goederen. Met deze informatie kan dan een punt gekozen worden waarvoor preferentie bestaat.
De contractiecurve geeft de relatie aan tussen de maximale hoeveelheid nut die Adam kan verkrijgen voor elk level van Eva’s nut. In het volgende figuur is het nut van Eva weergegeven op de horizontale as en het nut van Adam is opgenomen op de verticale as.
Zie onderstaand figuur.
De curve die in de grafie is weergegeven heet de utility possibilities curve, ookwel de nutsmogelijkheid curve genoemd. Deze curve geeft de maximale hoeveelheid aan van het nut van de ene persoon gegeven het nutsniveau van de andere persoon.
Alle punten onder of boven de nutsmogelijkheid curve zijn halbaar voor de gemeenschap. Alle punten erboven zijn niet haalbaar. Alle punten op de UU-curve zijn Pareto-efficiënt, maar representeren verschillende verdelingen van het werkelijke inkomen tussen Adam en Eva.
Welk punt is dan het beste? De beste manier om deze vraag te beantwoorden is door een sociale welvaartsfunctie op te stellen. Deze functie reflecteert de perspectieven van de gemeenschap over de nutsmogelijkheden van de leden die het welzijn van de gemeenschap in haar geheel beïnvloeden. Een sociale welvaartsfunctie is simpel gezegd een statement van het welzijn van de leden van een gemeenschap dat getransformeerd wordt in het welzijn van de gehele gemeenschap.
Het welzijn van de gemeenschap is afhankelijk van de hoeveelheden die geconsumeerd worden.
Het volgende figuur geeft een typische set van indifferentiecurven weer voor verschillende hoeveelheden, zodat een sociale welvaartsfunctie kan leiden tot een set van indifferentiecurven voor de nutsniveaus van mensen.
Het level van sociale welvaart neemt toe als je verder richting noordoostelijke richting beweegt. Dit bevestigt het feit dat een toename in een individuele nutshoeveelheid de sociale welvaart doet toenemen, ervan uitgaande dat andere omstandigheden ongewijzigd blijven.
Sociale welvaart maximaliseren
In het volgende figuur wordt de sociale indifferentiecurve boven de nutsmogelijkheids curve gegeven.
Zie onderstaand figuur:
Punt i is niet zo gewenst als punt ii, omdat punt ii op een hogere sociale indifferentie curve ligt dan punt i. Ookal is punt i Pareto efficiënt en punt ii niet, toch bestaat er een grotere voorkeur voor punt ii. De waardeoordelen van de gemeenschap worden meegenomen in de sociale welvaartsfunctie en hebben daar dus invloed op. Er bestaat een voorkeur voor ene meer gelijke verdeling van het werkelijke inkomen, ookal is deze inefficiënt.
De eerste welvaartstheorie impliceert dat een juist werkend concurrerend systeem leidt to allocatie van de nutsmogelijkheid curve. Echter, kan het inefficiënt zijn en maximaliseert de allocatie de sociale welvaart niet. In deze situaties kan overheidsinterventie gewenst zijn, omdat ondanks Pareto efficiëntie het niet mogelijk is om een eerlijke nutsverdeling te bereiken.
Marktwaarde
Als markten op het punt staan te falen is het belangrijk dat er beslissingen worden gemaakt betreffende de allocatie van bronnen en wel op een efficiënte wijze.
Er bestaan verschillende redenen waarom een economie niet efficiënt werkt en deze redenen komen hierna aan de orde. Er bestaan twee grote groepen problemen die in de eerste instantie de oorzaak zijn van het niet efficiënt alloceren van bronnen.
Macht op de markt
De eerste welvaartstheorie geldt alleen als de consumenten en bedrijven allemaal prijsnemers zijn. Als sommige individuele personen prijszetters zijn (zij hebben dan de macht om prijzen te beïnvloeden met hun macht) dan is de allocatie van de bronnen vaak efficiënt.
Een bedrijf met marktmacht in staat is om de prijzen toe te laten nemen boven de marginale kosten door minder aan te bieden dan een concurrent zou aanbieden. In deze situatie wordt inbreuk gemaakt op Pareto efficiëntie, omdat een onvoldoende hoeveelheid wordt aangeboden van een bepaald goed.
Prijszetters kunnen macht hebben in de vorm van een monopolie. In deze situatie bestaat er een markt met maar een enkele aanbieder van een goed. Als er een enkele aanbieder is bestaan er geen concurrentie die hetzelfde product aanbieden en heeft de aanbieder de volledige macht om de prijs te zetten, want consumenten die het product hoe dan ook nodig hebben of willen kopen kunnen niet naar een andere (goedkopere) aanbieder toe.
Het niet bestaan van markten
Als een bepaalde markt niet bestaat is het erg moeilijk om bronnen efficiënt te verdelen.
Er bestaan verschillende problemen, waaronder het probleem van asymmetrische informatie: een situatie waarin de ene partij betrokken raakt in een economische transactie betere informatie over het goed of de service heeft dan de andere partij.
Een andere soort inefficiëntie zijn de externe factoren. Dit is een situatie die zich voordoet wanneer de activiteit van de ene entiteit directe invloed heeft op het welzijn van een ander op een manier die buiten het marktmechanisme valt. Een voorbeeld hiervan is wanneer een kamergenoot sigaretten rookt en de lucht vervuild waarin jij ook leeft. Jij ademt dezelfde vervuilde lucht tegen je wil in, waardoor jouw gezondheid verslechtert, zonder dat jij het goed consumeert dat deze gevolgen veroorzaakt.
Overzicht
De eerste welvaartstheorie geeft aan dat een goed werkende concurrerende economie Pareto efficiëntie nodig heeft en de verdeling van bronnen zonder overheidsinterventie niet nodig is. Echter is het niet logisch dat een efficiënte allocatie van de bronnen gewenst is op sociaal niveau. Er kan discussie bestaan over het feit dat de verdeling eerlijk is. Dit kan zijn in markten waarbij de concurrentie niet eerlijk is.
Welvaartseconomie
Er bestaan problemen in de financiële uitgaven van de overheid, want deze uitgaven moeten gefinancierd worden met behulp van de belastingopbrengsten. Om een eerlijk proces te vormen worden op goederen die gestimuleerd worden het belastingtarief bijvoorbeeld lager gezet dan op goederen waarvan de overheid de aankoop probeert te ontmoedigen. De meritgoederen worden gestimuleerd.
Dit hoofdstuk behandelt de voorwaarden waaronder het toepasselijk is voor de overheid om goederen en diensten te leveren.
Publieke goederen
Er bestaan verschillende goederen die geleverd kunnen worden met karakteristieke kenmerken. Je zou je bijvoorbeeld af kunnen vragen wat het verschil is tussen pizza en nationale defensie. Een verschil is dat een pizza niet door twee mensen tegelijk geconsumeerd kan worden. Als de ene persoon een stuk pizza eet, kan de andere persoon niet tegelijkertijd dat stuk pizza eten. Defensie wordt echter niet belemmerd door het aantal consumenten. Elke consument wordt evenveel beschermd door de defensie en de bescherming van de een beïnvloedt de bescherming van de ander niet. Nog een verschil is dat je bij pizza iemand uit kunt sluiten van het eten ervan, terwijl je bij defensie niet iemand uit kan sluiten van bescherming. Als het hele land wordt beschermd, worden automatisch alle inwonenden beschermd. Een individu kan niet uitgesloten worden van de bescherming.
En zo komen we tot een definitie van publieke goederen:
De consumptie van het goed is niet-rivaal. Als het eenmaal verschaft wordt, dan zijn de extra kosten door de consumptie van een extra persoon nul.
De consumptie van het goed is niet-exclusief: het is bijna onmogelijk om te voorkomen dat iemand uitgesloten wordt van gebruik van het goed.
Een privaat goed zoals pizza maakt uitsluiting wel mogelijk.
Waardering
Hoewel iedereen dezelfde hoeveelheid van een goed consumeert, geeft dat niet aan dat iedereen het goed op dezelfde wijze waardeert. Een voorbeeld is het schoonmaken van een appartement met meerdere huisgenoten. Deze activiteit is een publiek goed. Iedereen ondervindt voordeel van het schoonmaken en niemand kan uitgesloten worden van de algemene voordelen.
Mensen hebben echter verschillende meningen over de waarde van een goed en ieder ervaart dit anders. De defensie voor de ene persoon kan een positieve invloed hebben terwijl de andere persoon er nauwelijks waarde aan hecht of er niet eens over nadenkt.
Private goederen
Er zijn veel goederen die privaat zijn maar door de overheid worden aangeboden. Ze zijn rivaal en uitsluitbaar. En voorbeeld hiervan zijn medische diensten. Dus het feit of een goed privaat of publiek is zegt niet altijd iets over de persoon of entiteit die het levert.
De overheid is niet verplicht om alle publieke goederen aan te leveren of te produceren. Het ophalen van vuil is hiervan een voorbeeld. Sommige gemeentes voeren deze taak zelf uit en in andere gemeentes huurt de gemeente een privaat bedrijf in om deze dienst uit te voeren.
Efficiënte verdeling van publieke goederen
Om te bepalen wat de goede verhouding is tussen de hoeveelheid aangeboden publieke goederen kan een grafiek worden opgesteld. Stel dat we weer uitgaan van het eerste voorbeeld waarbij Adam en Eva appels en vijgenbladeren consumeren: de hoeveelheid vijgenbladeren (f) wordt gemeten op de horizontale as en de prijs per blaadje (Pf) op de verticale as.
Zie onderstaande figuur:
De vraagcurve van Adam wordt weergegeven door DfA. De vraagcurve geeft de hoeveelheid vijgenbladeren aan die Adam zou willen consumeren voor elke prijs. Belangrijk is dat hier rekening wordt gehouden met het feit dat de rest van de omstandigheden onveranderd blijft.
In figuur A tegen een prijs van 5 dollar vraagt Adam een vijgenblaadje, dat is de horizontale afstand tussen de verticale as en DfA. Figuur B geeft aan dat Eva tegen dezelfde prijs twee vijgenbladeren vraagt. De totale gevraagde hoeveelheid bij 5 dollar is dus drie en dit punt ligt op de gezamenlijke vraagcurve van Adam en Eva in figuur C.
Om de marktvraag te bepalen tegen welke prijs dan ook, wordt gekeken naar de marktvraagcurve in afbeelding C. Dit is de horizontale afstand van A en B bij elkaar opgeteld voor de desbetreffende prijs.
Evenwicht
Zie onderstaande figuur.
De vraagcurves van Adam en Eva zijn individueel weergegeven in figuur A en figuur B. Figuur A geeft de vraagcurve van Adam weer en figuur B de vraagcurve van Eva. Figuur C bevat een vraagcurve die de optelling is van de individuele vraagcurve van Adam en Eva. Deze vraagcurve geeft dus de totale vraag weer op de markt van vijgenbladeren.
Daarnaast is in figuur C de aanbodcurve weergegeven. Deze curve geeft aan wat de hoeveelheid is die wordt aangeboden tegen elke prijs. De vraagcurve en aanbodcurve snijden elkaar in een punt en dit snijpunt is het evenwichtspunt. Op dat punt is de gevraagde hoeveelheid gelijk aan de aangeboden hoeveelheid en is er evenwicht op de totale markt.
Het evenwichtspunt wordt op de volgende manier weergegeven:
MRSfaAdam=MRSfaEva=MRSfa
In het snijpunt is de prijs 4 dollar en de aangeboden en gevraagde hoeveelheid op dit punt bedraagt 4,5 zoals te zien in figuur C.
Nieuwe termen
Er doet zich de situatie voor waarbij iemand andere mensen laat betalen voor een dienst of goed en vervolgens zelf van de voordelen profiteert, zonder daar dus voor te betalen. Deze persoon wordt een free rider genoemd.
Daarnaast bestaat er ook nog het fenomeen prijsdiscriminatie: stel de ondernemer weet de vraagcurve van elk persoon voor een publiek goed en het is daarnaast niet mogelijk of bijna onmogelijk om een goed over te dragen van de ene naar de andere persoon. Op deze wijze is het mogelijk voor de ondernemer om elke persoon de prijs te laten bepalen die hij of zij ervoor over zou hebben. Iemand die grote waarde aan het goed toekent is dus bereid om een hogere prijs te betalen voor het goed dan iemand voor wie dit niet geldt of in mindere mate. Het gevolg hiervan is dat elk persoon een andere prijs betaalt en er is geen eenheid. Dit is dus prijsdiscriminatie. Op deze manier is het wel mogelijk voor de ondernemer om zoveel mogelijk winst te halen uit een product.
Privatisering
Privatiseren houdt in dat diensten die geleverd worden door de overheid worden overgedragen aan particuliere bedrijven. De overheid stoot haar taken af bij wijze van spreken.
Er zijn verschillende factoren die een rol spelen bij zo een beslissing om een bepaald onderdeel te privatiseren of niet. Hier komen enkele onderdelen aan de orde.
Loonkosten en materiaalkosten zijn een belangrijk onderdeel. De activiteiten die gemiddeld lagere loonkosten en materiaalkosten met zich meebrengen worden natuurlijk geprefereerd boven activiteiten waarbij dit niet zo is. Dit maakt het opereren van bepaalde activiteiten door de overheid efficiënt.
Administratieve kosten zijn een onderdeel waar ook rekening mee wordt gehouden. Vaste administratieve kosten kunnen verspreid worden over een grote groep mensen. He groter de gemeenschap, hoe groter het voordeel is om deze kosten te verspreiden.
Verschil in smaken. Huishoudens met en zonder kinderen hebben verschillende perspectieven over het verlangen naar hoge kwaliteit van het onderwijs. Mensen die juwelen bewaren in hun huis vinden eigendomsbescherming bijvoorbeeld een heel belangrijk aspect in tegenstelling tot mensen die geen waardevolle bezittingen in hun huis bewaren. Doordat er zo een grote diversiteit aanwezig is, is een private regeling aantrekkelijker omdat mensen dan hun consumptie aan kunnen passen naar hun eigen smaak. Deze strategie verzekert dat de deinsden die vereist worden door de consumenten niet gekozen zijn door de bureaucratie in een overheid.
Marktomgeving
De marktomgeving waarin een publieke of private instantie in opereert is van belang. Een monopoly die in handen is van een private entiteit kan veel negatieve gevolgen veroorzaken voor de gemeenschap, gezien de mogelijkheid om maximale winst af te persen. In zo een situatie zou de overheid het product aan kunnen bieden, omdat het voor de overheid geen belang is om maximale winst te maken maar goederen aan te bieden naar wens van de gemeenschap. Soms is het echter wel zo dat de private sector beter kennis bezit over het aanbieden van een goed of dienst dan de overheid en dat maakt het moeilijk om de taken over te nemen voor de overheid.
Economen verdedigen meestal het uitgangspunt dat alle markten de bronnen efficiënt verdelen.
Door veranderingen van smaak bij mensen ontstaan er veranderingen in de marktprijzen. Stel dat voor de verandering de allocatie van de bronnen Pareto efficiënt was. De veranderingen in vraag en aanbod veranderen de relatieve prijzen, maar de concurrentie garandeert dat de relevante MRS gelijk zal zijn aan de MRT. Dus ondanks het feit dat het gedrag van mensen invloed heeft op de welvaart van anderen, is er geen marktfaal. Dit geldt zolang de gevolgen zich effectueren via de prijzen.
Bij het uitvoeren van activiteiten kunnen zich extra effecten voordoen. Wanneer iemand bijvoorbeeld rookt naast jou, adem jij ook de rook in terwijl jij niet betaald hebt voor het goed en niet vrijwillig de gevolgen van het goed ervaart. Dit wordt een extern effect genoemd: een voor- of nadeel die zich voordoet wanneer de activiteit door de ene entiteit of persoon direct effect heeft op de welvaart van een ander persoon of entiteit op een manier dat buiten het marktmechanisme ligt.
Dit hoofdstuk analyseert de inefficiënties en mogelijke oplossingen voor dit soort problemen.
De aard van externe effecten
Stel dat Bart een fabriek beheert en zijn afval in de rivier dumpt de in niemands bezit is. Lisa verdient haar brood door het vissen uit diezelfde rivier. De activiteiten van Bart vormen kosten voor Lisa’s winst die niet gereflecteerd worden in de prijs. De schade die aan Lisa wordt toegedaan is niet inbegrepen in de marktbeslissing van Bert.
In dit geval is niemand de eigenaar van de rivier en bestaat er geen markt of efficiëntie. Als er een eigenaar zou bestaan voor de rivier moesten mensen betalen voor het gebruik en dan zou er geen extern effect voorkomen.
In het geval dat Lisa de eigenaar van de rivier was kon zij aan Bart een heffing rekenen voor het vervuilen van haar rivier, omdat het invloed heeft op haar inkomsten. Op deze wijze denkt Bart beter na over zijn productieverdeling en zal hij het water efficiënter gaan gebruiken.
De rollen konden echter ook andersom zijn en Bart is dan eigenaar van de rivier. Op deze wijze kan hij een toeslag rekenen aan Lisa voor het gebruik van de rivier omdat zij daarin wilt vissen. De hoogte van het bedrag dat Lisa bereid is te betalen is afhankelijk van de hoeveelheid vervuiling die aanwezig is in de rivier, want de vervuiling heeft invloed op haar vangsten.
De conclusie die uit het voorgaande getrokken kan worden is dat zolang iemand in het bezit is van een bepaalde bron reflecteert de prijs de waarde voor het alternatieve gebruik.
Bij bronnen die in gemeenschappelijk bezit zijn, ontstaat overgebruik omdat niemand geïnteresseerd is in de juiste prijs tot stand te laten komen door het marktmechanisme in te zetten.
Externe effecten door consumenten
Niet alle externe effecten komen tot stand door bedrijven. Een persoon die bijvoorbeeld rookt, kan de andere mensen in de omgeving mee laten roken, waardoor zij de ongewenste effecten van roken ervaren zonder hierom gevraagd te hebben.
Externe effecten zijn wederkerig
Beiden alternatieven in een casus hebben kosten. Zoals in het voorgaande voorbeeld kan Bart als de vervuiler worden gezien door het vervuilen van het water, waardoor het vissen voor Lisa moeilijk gemaakt kan worden. Zij ondervindt negatieve externe effecten. Je kan echter ook zeggen dan Lisa de vervuiler is doordat zij natuurlijke bronnen uit de rivier uitput door te vissen. Het vangen van vissen vermindert immers het aantal vissen in de rivier.
Externe effecten die positief zijn
Een vaccinatie is een voorbeeld van een middel met een positief extern effect als resultaat. Je spuit een ziekte in maar het gevolg is dat je er immuun voor wordt.
Publieke goederen met een speciaal extern effect
Wanneer iemand een goed voortbrengt dat positieve externe effecten levert voor de gehele gemeenschap dan wordt het goed ervaren als een publiek goed. De grens tussen een publiek goed en externe effecten is een beetje vaag. Als enkele mensen bereikt worden door het effect dan is er sprake van een extern effect en als het betrekking heeft op de hele economie of gemeenschap dan is het een publiek goed dat gecreëerd is.
Grafische analyse
Het onderstaande e figuur geeft het voorbeeld van Bart en Lisa.
De horizontale as meet de hoeveelheid output Q die geproduceerd wordt door de fabriek van Bart. De verticale as meet het aantal dollars. De curve MB geeft het marginale voordeel aan voor Bart voor elke hoeveelheid output. Deze curve neemt af naarmate de output toeneemt.
Daarnaast bestaan de marginale private kosten, MPC. Deze kosten reflecteren de betalingen die gemaakt zijn door Bart voor input en neemt toe naarmate de output toeneemt.
De fabriek produceert een bijproduct dat een negatief effect vormt voor Lisa. De curve MD geeft de marginale schade weer die Lisa ondervindt als gevolg van de vervuiling. De MD-curve is opwaarts krullend, wat aangeeft dat een hogere mate van vervuiling leidt tot extra schade.
Als Bart zijn winst wilt maximalieren produceert hij op het punt waar de marginale voordelen hoger zijn dan de marginale kosten voor hem. Alle gedeeltes op de lijn waar de MB-curve boven de MPC-curve ligt is voordelig. Qa is een voorbeeld van zo een winstmaximaliserend productiepunt.
De marginale kosten zijn gelijk aan MPC + MD. Door de MPC en de MD curve voor elk punt bij elkaar op te tellen krijgen we de MSC-curve.
De vergelijking is dus als volgt:
MSC = MPC + MD
Hieruit volgt dat:
MSC - MPC = MD
Het gevolg van deze vergelijking is, dat het voordelig is om een output te hebben waarvoor MB hoger ligt dan MSC. Dit, uitgaande van een sociaal perspectief. Punt Q* is in dit geval de gewenste output.
Theorie Coase
Twee belangrijke veronderstellingen bij zo een theorie zijn:
the kosten aan de partijen zijn laag
De eigenaren van de bronnen kunnen de bron van schade identificeren aan hun eigendom en op een legale manier schade voorkomen.
Het Coase theorema geeft aan dat onder omstandigheden waaronder de transactiekosten verwaarloosbaar zijn, er een efficiënte oplossing voor een extern probleem bereikt kan worden zolang iemand eigendomsrechten bezit, onafhankelijk van het feit aan wie die rechten zijn toegekend.
Belastingen
Bij het gestelde probleem produceert Bart inefficiënt omdat de prijzen die hij betaalt onder de sociale marginale kosten liggen. Een natuurlijke oplossing is de pigoviaanse belasting, waarbij belasting wordt geheven bij de vervuiler die op deze manier betaalt voor het feit dat zijn inputprijzen te laag zijn.
Een pigoviaanse belasting is een belasting die wordt geheven over elke unit output van een extern effect dat gelijk is aan de marginale schade op het efficiënte outputlevel.
Subsidies
Stel dat er een gefixeerd aantal bedrijven zijn die vervuiling veroorzaken. Het efficiënte level van productie kan worden bereikt door de vervuiler een betaling te geven om niet te vervuilen. Het werkt ongeveer hetzelfde als een belasting.
Zie onderstaande figuur:
Stel dat de overheid aangeeft dat zij aan Bart en subsidie gaan betalen ter grootte van cd voor elke unit output die lager ligt dn Qa die hij niet produceert. Bart zal in dit geval een marginaal voordeel hebben ter grootte van de afstand MB en de horizontale as, ge. De marginale kosten voor het produceren op dit level is de som van de hoeveelheid die Bart betaalt voor de input en de subsidie van cd die hij mist door de productie.
In deze situatie zijn de marginale kosten gelijk aan MPC + cd. Bij level Qa is het niet nuttig voor Bart om zijn laatste unit output te produceren. In plaats daarvan zou hij die productie moeten laten gaan en de subsidie accepteren.
Het voordeel in deze situatie is dat Bart in plaats van belasting te betalen ter grootte van ijcd, krijg hij nu een betaling die gelijk is aan het aantal units dat hij niet produceert, ch,, maal de subsidie per unit, cd, die gelijk is aan de rechthoek dfhc.
Emissie toeslagen
Een emissie toeslag werkt ongeveer op dezelfde manier als belasting die eerder behandeld is. Het enige verschil is dat in deze situatie er belasting wordt geheven op elke unit vervuiling in plaats van elke unit output.
Zie onderstaande figuur:
Dit figuur geeft de curven weer. Zonder overheidsbemoeienis zal Bart zijn emissie niet verminderen, dus dan zit hij op O. Veronderstel nu dat de overheid een emissie toeslag legt op f* voor elke unit vervuiling. In deze situatie stelt f* de marginale sociale voordelen voor van de afname van vervuiling op het efficiënte level e. Hoe reageert Bart in deze situatie?
Bart krijgt kosten van MC voor elke unit emissie die hij vermindert, vanwege de misgelopen winsten. Door de emissie toeslag wordt het echter mogelijk om de belasting te verminderen met het bedrag f* voor elke unit vervuiling die hij verwijdert. Als de hoeveelheid belasting die hij bespaart per unit groter is dan de kosten van het verminderen van vervuiling, dan gaat Bart minder vervuilen. In deze situatie is dan f* > MC.
Andere termen
Congestion pricing is het fenomeen waarbij belasting geheven wordt op rijden dat gelijk is aan de marginale congestion kosten die gesteld wordt op andere bestuurders.
Cap-and-trade is een policy waarbij het toegestaan is om te vervuilen. De hoeveelheid vervuiling die is toegestaan wordt gezet op het gewenste vervuilingsniveau and de vervuilers mogen deze toegestane eenheden voor vervuiling ruilen. Er is dus onderhandeling mogelijk met andere producenten over de hoeveelheid vervuiling voor een bedrijf.
Safety valve price is een fenomeen binnen cap-and-trade waarbij een prijs gezet wordt door de overheid op een level waarbij vervuilers extra eenheden vervuiling kunnen kopen.
Incentive-based regulations zijn policies die ervoor zorgen dat vervuilers met financiële intenties de vervuiling verminderen.
Command-and-control regulations zijn policies die vereisen dat een gegeven hoeveelheid vervuiling gereduceerd wordt met gelimiteerde of geen flexibiliteit waarbij rekening wordt gehouden met de manier waarop dit wordt bereikt.
Technologie standaard is een type command-and-control regulation die vereist van bedrijven om een specifieke technologie te gebruiken om hun vervuiling te verminderen.
Performance standaard is een command-and-control regulatie die emissiedoelen stelt voor elke individuele vervuiler en het toestaat om flexibiliteit te hanteren bij het behalen van het doel.
Hot spots zijn gebieden met relatief hoge concentraties van uitstoot.
Bij een democratie kan het publiek de overheid kiezen die zij wenst. Het is echter niet altijd mogelijk voor de overheid om aan de wensen van het publiek te voldoen. Dit hoofdstuk gebruikt economische principes voor het analyseren van politieke beslissingen, dit wordt politieke economie genoemd.
Politieke economie modellen veronderstellen dat mensen de overheid zien als een mechanisme voor het maximaliseren van hun eigen belang. Twee belangrijke punten bij deze veronderstelling die belangrijk zijn:
Het volgen van het eigen belang leidt niet noodzakelijk tot een inefficiënte uitkomst.
Terwijl het maximaliseren van het eigen belang misschien niet helemaal accuraat is, kan het een goed uitgangspunt vormen voor de analyse.
Directe democratie
In principe als een stem wordt gekozen op basis van het feit of er een efficiënte hoeveelheid van het goed moet worden aangeboden, zou de uitkomst unaniem zijn indien er een toepasselijk belastingsysteem bestaat om dit te financieren.
Het model van Lidahl bevestigt de voorgaande stelling. Om dit te verduidelijken gaan we uit van twee individuele personen. In dit geval Adam en Eva en een publiek goed, raketten voor vuurwerk (r). Stel dat Adam wordt verteld dat zijn aandeel voor de kosten van de raket provisie op 30 procent staan. Als de marktprijs voor een raket Pr is, dan Is Adam’s prijs per raket 0.30 x Pr.
Afhankelijk van het inkomen van Adam bestaat er een hoeveelheid die hij bereid is te consumeren. Als SA het gedeelte van de kosten is waarin Adam een provisie heeft dan zal Adam voor elke waarde van SA een bepaalde hoeveelheid raketten vragen. Zijn belastingaandeel toeneemt en raketten duurder worden voor hem, zal hij een lagere hoeveelheid vragen.
In onderstaande figuur is de horizontale as de hoeveelheid raketten. Het belastingaandeel van Adam wordt gemeten door de verticale afstand vanaf punt O.
De curve DAr geeft aan hoe de hoeveelheid raketten gevraagd door Adam afneemt als zijn belastingaandeel toeneemt. Op dezelfde manier wordt dit kostenaandeel voor eva weergeven, maar dan door SE. Per definitie is SA + SE = 1. Als SE toeneemt, dan neemt de hoeveelheid die Eva vraagt af. Het belastingaandeel van Eva neemt toe wanneer je langs de curve naar beneden beweegt op de verticale as vanaf punt Or. Haar vraagcurve is opwaarts krullen omdat opwaartse bewegingen langs de verticale as de lagere prijs voor haar representeren.
Er bestaat een zichtbaar verband tussen de rol van de belastingen in het model van Lindahl en de marktprijzen in de normale vraagtheorie. Er is echter een belangrijk verschil: in plaats van voor elk individueel persoon dezelfde prijs te zetten, krijgt elk persoon een gepersonaliseerde prijs per unit voor een publiek goed, welke afhankelijk is van zijn of haar belastingaandeel. Het belastingaandeel wordt de Lindahl prijs genoemd. Het is het belastingaandeel dat elk individu moet betalen per unit van een publiek goed.
De evenwichtsprijs wordt gezet op een manier waarop elk persoon instemt voor dezelfde hoeveelheid van het publieke goed.
Stemrechten
Omdat unanimiteit moeilijk is om te bereiken, wordt er niet vereist in stem systemen dat dit noodzakelijk is. Bij een majority voting rule moeten een of meer dan de helft van de stemmers ene voorkeur hebben voor toestemming.
De voting paradox is een fenomeen binnen majority voting waarbij de gemeenschap voorkeuren heeft die niet consistent zijn ookal zijn de voorkeuren van elk individu wel consistent. Dit doet zich voor waarbij in een verkiezingen tussen A en B, A niet kan winnen door een stem van 2 tegen 1. Als er een verkiezing is tussen B en C dan zou B winnen met een stem van 2 tegen 1. In een verkiezing tussen A en C zou C winnen met dezelfde marge. De eerste verkiezing geeft aan dat A geprefereerd wordt boven B, de tweede dat B geprefereerd wordt boven C. A zou daarom geprefereerd zijn boven C door logisch redeneren, maar in de derde verkiezing kiezen stemmers C boven A. Dus elke stemmer heeft een individueel voorkeur, maar de voorkeur van de gehele gemeenschap is niet consistent.
De agenda manipulatie is een proces waarbij het organiseren van de volgorde van stemmen wordt opgesteld om een gewenste uitkomst te krijgen.
Cycling is wanneer een bepaalde hoeveelheid stemmen op twee mogelijkheden oneindig doorgaat zonder dat er ooit een conclusie wordt bereikt. Dit doet zich voor in het voorgaande voorbeeld bij de verkiezing tussen A, B en C.
Individuele voorkeuren
Er bestaat een piek in de voorkeuren van een individu op een punt waar alle bijliggende punten een lager nut hebben. Wanneer je verder beweegt van dit punt met de meest gewenste uitkomst, dan neemt het nut af.
Single-peaked preferences doen zich voor wanneer het nut blijft vallen nadat een stemmer weg beweegt van het punt met de meest gewenste uitkomst. Double-peaked preferences doen zich voor wanneer bij het weg bewegen van een punt met een gewenste uitkomst het nut afneemt maar op een gegeven moment weer toeneemt en opnieuw een piek bereikt waarbij er een punt is met een gewenste uitkomst.
Mediaan
Een mediaan stemmer is iemand van wie de voorkeuren in het midden liggen van een set van alle voorkeuren van de stemmers. De helft van de stemmers willen meer van het geselecteerde item en de helft wilt minder.
De mediaan stemmer theorie gaat ervan uit dat zolang alle voorkeuren een enkele piek hebben en er meerde voorwaarden bevestigd worden, dan reflecteert de uitkomst van mojority voting de voorkeuren van de mediaan stemmer.
Wafelijzerpolitiek
Een mogelijk probleem dat ontstaat met majority voting is, dat het niet mogelijk is om te registeren hoe mensen zich voelen over bepaalde problemen. Als een bepaalde stemmer een voorkeur heeft voor boven B of een preferentie voor A heeft geen invloed op de uitkomst. Wafelijzerpolitiek maakt het mogelijk voor mensen omstemmen te ruilen en te registeren hoe sterk zij een mening hebben over bepaalde problemen.
Het ruilen van stemmen is controversieel: het ruilen van stemmen kan leiden tot efficiënte provisie van private goederen. Voorstanders vinden ook dat het nadruk legt op de mogelijkheid om de intensiteit van de voorkeuren bloot te leggen en stabiel equilibrium vast te stellen. Zij vinden het indirect dus belangrijk om een goed functionerend democratisch systeem mogelijk te maken.
De onmogelijkheidstheorie van Arrow
Er bestaan verschillende systemen om te stemmen. Echter hebben al deze systemen nadelen of tekortkomingen. Een belangrijke vraag is of er een ethisch verantwoorde methode bestaat om individuele voorkeuren om te zetten in collectieve voorkeuren zonder moeilijkheden.
Of het oplossen van dit probleem mogelijk is, is afhankelijk van wat iemand verstaat onder ethisch verantwoord. Kenneth Arrow heeft voorgesteld dat in een democratische gemeenschap, een collectieve beslissingsregel aan de volgende voorwaarden zou moeten voldoen:
Het kan een beslissing produceren ongeacht de samenstelling van de voorkeuren van de stemmers. Bijvoorbeeld: de procedure moet niet uit elkaar vallen als sommige mensen dubbele pieken in hun voorkeuren hebben.
Het moet mogelijk zijn om een alle mogelijke uitkomsten te rangschikken.
Het moet reageren op individuele voorkeuren. Specifiek in het geval wanneer elke individu A prefereert boven B, moet de preferentie van de hele gemeenschap ook aangeven dat A wordt geprefereerd boven B.
Het moet consistent zijn in de zin dat wanneer A wordt geprefereerd boven B en B is geprefereerd boven C, dan wordt A geprefereerd boven C.
De rangorde van de gemeenschap van A en B moet alleen afhankelijk zijn van de individuele rangordes van A en B. De collectieve rangorde is niet afhankelijk van het feit hoe individuen hun rangorde van een voorkeur opstelt in relatie tot een ander fenomeen. Deze veronderstelling wordt de onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven genoemd.
Dictatorschap is uitgesloten. Sociale preferenties moeten niet de preferenties reflecteren van een enkel individu.
Deze criteria zeggen eigenlijk dat de keuze van de gemeenschap logisch moet zijn en dat er rekening moet worden gehouden met de individuele voorkeuren.
Rent-seeking
Een groep burgers kan het politieke systeem manipuleren om het inkomen naar zichzelf te verdelen. Deze activiteit wordt rent-seeking genoemd. Hierbij wordt de overheid gebruikt om hogere inkomsten te ontvangen dan normaal.
Een voorbeeld ter verduidelijking: we bekijken de markt van notenboeren.
Kijk hierbij naar de volgende grafiek:
De vraagcurve is D. Het aanbod van pinda’s is S en is horizontaal.
De output is Qc en de prijs is Pc. Als alle producenten tot een uitkomst zouden kunnen komen en hun output gezamenlijk verminderen, dan kunnen zij de marktprijs verhogen. Dan is er sprake van een kartel.
Een kartel wordt gevormd om voordelen te verkrijgen. Het is een arrangement waaronder aanbieders samenspannen om de output te limiteren en de prijzen te verhogen. Op deze manier neemt de winst in hoge mate toe.
Welvaartseconomie veronderstelt dat je begint met een fundamentele vraag: waarom zou de overheid moeten bemoeien in de opleiding in plaats van dit aan de markt over te laten? Markten falen om een goede en efficiënte verdeling tot stand te brengen en dat is waar overheidsbemoeienis nodig is.
Is opleiding een publiek goed?
Een publiek goed is niet-rivaal en niet exclusief. Opleiding valt in geen enkele van deze categorieën. Het is rivaal in consumptie omdat op het moment dat het aantal studenten in een klas toeneemt op een bepaald punt, ontvangt elke student minder individuele aandacht.
Opleiding is exclusief omdat het makkelijk kan worden voorkomen om de ene student de diensten te geven van een school. Dit maakt opleiding hoofdzakelijk een privaat goed waarbij de welvaart van de studenten verbeterd wordt door de mogelijkheid om een hoger inkomen en leven op te bouwen.
Heeft opleiding positieve externe effecten?
Voorstanders geven aan de het opleiding van een kind voordelen oplevert voor andere mensen in de gemeenschap.
Een mogelijkheid waarbij positieve externe effecten zich voordoen is wanneer het standpunt bevestigd wordt dat opleiding een machtige kracht voor socialisatie is. Het fundament en de oorsprong van eerlijkheid ligt in een goede opleiding. Onderzoek heeft ook een hoge correlatie ontdekt tussen het niveau van opleiding en de democratische overheid.
Hogere opleiding
De externe voordelen van een hogere opleiding verschillen per opleidingsniveau. De overheid subsidieert hogere opleidingen minder dan lagere opleidingen. V`verschillende subsidies voor hogere opleidingen zijn inbegrepen in de belastingheffing van de inkomstenbelasting.
Sommige mensen vechten het standpunt aan dat universiteiten gesubsidieerd zouden moeten worden omdat het de productiviteit doet toenemen. Het is wel zo dat zolang de inkomsten van afgestudeerden de hogere productiviteit reflecteren er geen extern effect is.
Human capital zijn de investeringen die individuele personen maken in hun opleiding en gezondheidszorg die hun productieve capaciteit doet toenemen.
Heeft overheidsbemoeienis effect op private scholen?
Het verschaffen van gratis publieke scholen heeft niet per se als gevolg dat in een private markt minder opleiding geconsumeerd wordt.
Stel dat een oude beslist hoeveel opleiding zijn zoon zal consumeren.
Zie onderstaande afbeelding:
De hoeveelheid opleiding stat op de horizontale as en de hoeveelheid andere goederen die geconsumeerd wordt door de familie staat op de verticale as. In afwezigheid van een publieke markt kan de vader net zo veel opleiding consumeren op de private markt en zijn opties worden gelimiteerd door AB. Dit is een budgetlimiet.
Stel dat nu een publieke school wordt geopend. De vader kan zijn kind nu naar school sturen voor ep uur per week zonder kosten. Dit punt wordt gerepresenteerd door het punt x. Het hele inkomen kan gespendeerd worden aan andere goederen in deze situatie.
Doordat de indifferentiecurve ii, die dor punt x gaat, hoger ligt dan de indifferentiecurve i, kan de zoon in plaats van naar een private school naar een publieke school gaan. De consumptie van opleiding neemt af. Het bestaan van publieke opleiding leidt tot een grotere toename in opportunity kosten voor private opleiding, waardoor de zoon stopt met het private systeem. Het publieke schoolsysteem zorgt voor crowding out van opleiding. Crowding out is wanneer een publieke provisie van en goed substitueert voor private provisie van het goed.
Publieke uitgaven en de kwaliteit van opleiding
Het doel is om de academische prestaties van studenten te verbeteren. Daarom is het belangrijk om te evalueren wat de bestedingsmogelijkheden zijn van de consument. Ook is het belangrijk om te kijken aan welke aspecten meer aandacht besteed moet worden. Is het voordeliger om dure leraren in te huren die goed kunnen les geven en minder studiemateriaal te verschaffen of wordt er meer geïnvesteerd in studiemateriaal en minder in leerkrachten? De combinatie van deze aspecten bepaalt de totale kwaliteit van het onderwijs.
Concurrerende scholen
Als het toe laten nemen van de investeringen voor scholen niet noodzakelijk leidt tot een betere kwaliteit van het onderwijs, wat is dan wel de oplossing? Sommige economen nemen het standpunt in dat scholen beter onderwijs zouden leveren als ze gedwongen werden om te concurreren met elkaar om studenten aan te trekken.
Er bestaat motivatie voor charter scholen, waarbij publieke scholen die opereren onder de overheid die de scholen aan bepaalde standaarden houdt, maar hun de mogelijkheid geven tot vrijheid om te experimenten en ook afhankelijkheid bij het maken van de uitgaven en het maken van beslissingen. Er zijn op dit moment 41 staten die dit systeem bevorderen.
Vouchers
De laatste tijd wordt er ook aandacht gevestigd op het verbeteren van de kwaliteit van publieke scholen door het laten toenemen van de keuzemogelijkheden door middel van school vouchers.
De basismethode hierbij is dat er financiële steun gegeven wordt aan studenten in plaats van direct aan de scholen zelf. Voorstanders van deze gedachte geven aan dat in zo een situatie de competitie tussen scholen even groot blijft, want de scholen die geen hoog niveau aanbieden krijgen minder aanhangers en worden gedwongen te sluiten. Zo komt de effectieve concurrentie tussen scholen alsnog tot uiting en bestaat er geen probleem over de kwaliteit van het onderwijs.
Een nadeel van dit systeem zou kunnen zijn dat consumenten in de onderwijsmarkt niet goed geïnformeerd zijn. In dat geval is de uitkomst van de concurrentie niet gewenst. Daarnaast kan het overgaan op private scholen de positieve externe effecten voor kinderen verminderen. Grotere competitie tussen scholen zou kunnen leiden tot de focus op de private voordelen van de studenten.
School verantwoordelijkheden
Het idee van school verantwoordelijkheid is dat scholen beter hun best doen als zij op de een of andere manier verantwoordelijk worden gehouden voor de prestaties van hun studenten. Er kunnen bijvoorbeeld bepaalde beloningen opgelegd worden voor scholen die goed presteren als stimulans.
Daarnaast vinden voorstanders van deze theorie dat incentives de school administratie en leraren minder snel de vorm van een bureaucratie laat aannemen en dat er meer aandacht wordt besteed aan het lesgeven aan de studenten.
Ook bestaat er kritiek op deze theorie. Het kan zo zijn dat er nadelige effecten ontstaan door het focussen op gestandaardiseerde toetsen. De leraren letten minder nadrukkelijk op het ontwikkelen van sociale en creatieve skills en focussen meer op het resultaat van de toets.
Welvaartseconomie maakt het mogelijk om een analyse te vormen voor kosten en baten. Bij een kosten-baten analyse wordt er een set van procedures uitgevoerd op de welvaart van de economie voor het leiden van de beslissingen met betrekking tot de publieke uitgaven.
Contante waarde
Project evaluatie vereist meestal het vergelijken van kosten en baten van verschillende tijdsperioden. Er kunnen zich moeilijkheden voordoen bij het vergelijken van geldhoeveelheden in verschillende perioden. Deze problemen komen in dit gedeelte aan de orde.
Voorbeeld
Stel je hebt 100 dollar en je brengt dit naar de bank en zet het op een spaarrekening met 5% rente. Elk jaar ontvang je dan 5% rente over het ingelegde bedrag.
In jaar 1 zal je dan het volgende bedrag op de bank hebben:
100 x (1+0.05) = 105 dollar
Dat is 100 dollar die je hebt ingelegd en de vijf dollar geeft de rente weer die je hebt ontvangen over het ingelegde bedrag.
Aan het eind van het tweede jaar heb je het volgende bedrag op de rekening:
105 x (1+0.05) = 110.25 dollar
Dit kun je ook op de volgende manier opschrijven, uitgaande vanaf het inlegbedrag:
100 x (1+0.05) x (1+ 0.05)= 100 x (1+0.05)2= 110.25 dollar
Voor drie jaar zou het volgende bedrag op de rekening staan:
100 x (1+0.05)3 = 115.76 dollar
De conclusie die hieruit getrokken kan worden is, dat voor een bepaald ingelegd bedrag in jaar 1, dat geïnvesteerd wordt voor T aantal jaren met een rentepercentage r, de volgende formule van toepassing is:
R x (1 + r )T
Deze formule geeft de toekomstige waarde van het geld weer dat wordt geïnvesteerd.
Verdisconteren van toekomstige bedragen
Stel dat iemand je een contract aanbiedt dat 100 dollar betaalt over een jaar. In dit voorbeeld gaan we ervan uit dat er geen inflatie is en geen kans op wanbetaling. Wat zou dan het maximumbedrag moeten zijn dat jij bereid bent te betalen voor deze investering?
Je zou makkelijk kunnen zeggen dat voor het ontvangen van een bedrag van 100 dollar, zou je 100 dollar in kunnen leggen. Dit is echter niet waar omdat er op deze manier geen rekening wordt gehouden met de rente die je op die 100 dollar zou kunnen verdienen. Als we even kijken naar het voorgaande voorbeeld zou je met 100 dollar die je inlegt over een jaar 105 dollar kunnen hebben met een rentepercentage van 5%. Dus vandaag 100 dollar investeren voor het ontvangen van 100 dollar over een jaar is geen voordelige of winstgevende investering.
De nettowaarde van een toekomstig bedrag is het maximale bedrag dat je vandaag zou willen betalen om in de toekomst geldt te mogen ontvangen. De verdisconteringsrente is het rentepercentage waartegen je het toekomstige bedrag contant moet maken om erachter te komen wat de toekomstige investering op dit moment waard is.
Voorbeeld
Stel je krijgt 100 dollar over een jaar en je wilt weten wat de contante waarde is van dit bedrag. De rente waartegen je geld kunt beleggen is op dat moment 5%. De berekening voor het contant maken van deze 100 dollar is dan als volgt:
100/1.05 = 95.24 dollar
Stel je krijgt 100 dollar over twee jaar. Hoe maak je dan dit bedrag contant? Op dezelfde wijze, maar dan vul je voor het aantal jaren T het getal 2 in:
100/ (1 + 0.05)2 = 90.70
Dus dit houdt in dat wanneer iemand je een investering aanbiedt die je 100 dollar levert over twee jaar, je maximaal 90.70 dollar zou moeten willen investeren in dat project. Dan heb je de waarde van je geld terug.
De algemene formule voor het verdisconteren van geldbedragen ziet er als volgt uit:
CW = R0 + R1/(1+r) + R2/(1+r)2 + ... + RT/(1+r)T
In de bovenstaande formule stelt CW de contante waarde voor, R0 het initiële bedrag van investering en de R1 en R2 tot en met RT de in de toekomst te ontvangen geldbedragen.
Inflatie
Stel dat wordt verwacht dat de prijzen toenemen in de toekomst. De waarde van het geld ondervindt dan een verandering. Stel je hebt 10 dollar en de prijzen stijgen dat jaar met 5%. Een appel was eerst 1 dollar en nu is dezelfde appel 1.05 dollar. De prijzen van de goederen zijn gestegen maar jouw inkomen is hetzelfde gebleven. Het gevolg is dat je met hetzelfde bedrag van 10 dollar minder kunt kopen dan voor de prijsstijging. Hieruit kun je concluderen dat de waarde van het geld dat je bezit is veranderd en in dit geval gedaald, omdat je minder kunt consumeren met hetzelfde inkomen.
Nominale bedragen zijn de hoeveelheden geld die gewaardeerd worden naar het prijsniveau dat bestaat in het jaar dat de bedragen worden ontvangen.
De werkelijke waarde of de reële waarde is de waarde van de hoeveelheid geld die aangepast is aan het algemene prijslevel.
Projectevaluatie
Om te beslissen of het voordelig is om in een project te investeren, is het van belang te weten hoeveel er geïnvesteerd moet worden en wat het gaat opleveren. Hierbij is het van belang dat de investering meer oplevert dan het bedrag van inleg. Het doel is om een positief rendement te behalen.
De wijze waarop een beslissing wordt gemaakt om te investeren in een bepaald project, gebeurt aan de hand van de contante waarde criteria. Dit houdt in dat voor het evalueren van projecten het volgende geldt:
Er moet alleen geïnvesteerd worden in projecten met een positieve contante waarde.
Van twee gelijksoortige investeringen of projecten wordt het project met de hogere contante waarde geprefereerd.
De verdisconteringsrente speelt een grote rol bij de analyse van deze projecten. Verschillende waardes van r kan leiden tot verschillende conclusies et betrekking tot de gelijkwaardigheid van de projecten.
Bij het vergelijken moet dus van beide projecten de contante waarde worden berekend en het project met de hoogste contante waarde verdient de voorkeur. Dat is in principe de hoofdregel. Een bijkomende zaak is dat er een groot verschil bestaat in verdisconteringsrente en andere factoren die van belang kunnen zijn bij het beslissen over een bepaald project.
Kosten-baten ratio
De kosten-baten ratio wordt aangegeven als B/C en representeert de ratio van de contante waarde van een stroom voordelen op de contante waarde van een stroom kosten voor een project.
Sociale verdisconteringsrente
De sociale verdisconteringsrente is de rente waartegen de gemeenschap bereid is huidige consumptie te ruilen voor toekomstige consumptie.
De schaduwprijs geeft de onderliggende sociale marginale kosten van een goed weer.
Het consumentensurplus is de hoeveelheid waarmee de bereidheid van de consument om te betalen voor een goed hoger is dan het bedrag dat ze werkelijk hoeven te betalen.
Een kosten effectiviteit analyse is een vergelijking van de kosten van verschillende alternatieven om bij gelijksoortige voordelen te bepalen welke het voordeligst is.
De gezondheidszorg is een belangrijk onderdeel voor de gemeenschap. Er wordt veel geld aan besteed en de afgelopen tijd zijn de uitgaven met betrekking tot dit onderwerp enorm toegenomen. De zorguitgaven bedragen ongeveer 5% van het BBP.
De rol van de verzekering
Het leven bestaat uit onzekerheden. Het doel van een verzekering is het mogelijk maken voor mensen om risico te voorkomen of te verminderen. Om de unieke aspecten te begrijpen van de gezondheidszorg is het noodzakelijk om de algemene rol te begrijpen van de verzekering.
Het is nodig om de werking van de verzekeringen te begrijpen om een analyse te kunnen maken van de overheidsprogramma’s die de gemeenschap beschermen tegen een variëteit van verschillende gebeurtenissen.
Overheidsprogramma’s ter bescherming van de gemeenschap worden sociale verzekeringen genoemd.
Een verzekeringspremie is het geld dat mensen die een gezondheidsverzekering kopen betalen, waarvoor de verzekeraar een geldbedrag terugbetaalt in het geval er zich een ziekte of gebeurtenis voordoet die onder de verzekering valt. Hoe hoger de verzekeringspremie, hoe meer compensatie de koer ontvangt in het geval van ziekte.
Een ander concept dat van belang is bij premies en verzekeringen is de verwachte waarde: het geldbedrag dat een individueel gemiddeld kan verwachten te ontvangen wanneer onzekere uitkomsten zich voordoen. De verwachte waarde wordt berekend door een gemiddelde te nemen van onzekere uitkomsten, warbij de gewichten de kansen voorstellen van die verschillende uitkomsten.
De formule ziet er dan als volgt uit:
Verwachte waarde (VW) = (kans van uitkomst 1 x uitbetaling bij uitkomst 1) + (kans van uitkomst 2 x uitbetaling bij uitkomst 2)
En naarmate er meer kansen betrokken zijn in de berekening blijf je die opeenvolgend bij elkaar optellen op de voorgaande wijze.
Prijzen
Een actuarially fair insurance premium is een verzekeringspremie die gegeven wordt voor een tijdsperiode die gelijk is aan de veracht betaling voor dezelfde tijdsperiode. Er wordt precies genoeg geld geïnd om de mogelijk voorkomende kosten te dekken.
Verwachte nut
De verwachte nutswaarde is het gemiddelde nut van alle mogelijke onzekere uitkomsten die berekend worden door het gemiddelde van de nutshoeveelheden voor elke uitkomst door middel van de kans van het voordoen te berekenen.
Risk smoothing zijn de acties die ondernomen worden om een bepaald niveau van consumptie te bereiken wanneer een tegengestelde gebeurtenis zich voordoet.
Risk aversion is de preferentie die bestaat om meer te betalen dan een eerlijke premie om ervan verzekerd te zijn een compensatie te ontvangen in het geval een ongewenste uitkomst zich voordoet.
De risico premie is de hoeveelheid die boven de werkelijke premie ligt die een risico avers persoon bereid zou zijn te betalen. Om een gegarandeerde compensatie te ontvangen.
Een loading fee is het verschil tussen de premie die een verzekeringsbedrijf rekent en het niveau van de actuarially fair premie.
Informatie
Asymmetrische informatie is het fenomeen waarbij een partij die meedoet in een economische transactie betere informatie heeft over een goed of service die gehandeld wordt dan de andere partij.
Adverse selection is het fenomeen waaronder te slecht of niet geïnformeerde partij precies de verkeerde mensen krijgt om mee te handelen.
Ervaring
Experience rating is het uitoefenen van het rekenen van verschillende verzekeringspremies die gebaseerd zijn op het bestaan van het risico van de consumenten van de verzekering. Er kan een hogere premie worden berekend voor mensen die een hoger risico hebben dan mensen met een lager risico. Mensen met een hoger risico hebben eerder de kans ziek te worden of te komen in een bepaalde situatie die leidt tot een uitbetaling. Omdat de kans op uitbetaling groter is kan er ook een hogere premie worden gevraagd.
Community rating is het uitoefenen van het rekenen van uniforme verzekeringspremies voor mensen in verschillende risico categorieën binnen een gemeenschap. Dit heeft als resultaat dat de mensen met een laag risico de mensen met een hoog risico subsidiëren. Dit komt doordat de mensen met een laag risico weinig kans hebben op een uitbetaling omdat zij bijvoorbeeld minder snel ziek kunnen worden. Zij betalen de premie maar ontvangen er bijna nooit iets voor terug omdat zij nooit ziek worden, terwijl de mensen met een hoog risico dezelfde premie betalen en een hogere uitbetaling ontvangen dan de premie die zij betalen.
Verzekering en moral hazard
Moral hazard doet zich voor wanneer het verkrijgen van een verzekering om een tegengestelde uitkomst te voorkomen, leidt tot veranderingen in het gedrag dat de kans verhoogt dat die ongewenste uitkomst zich voordoet.
Aftrekbaarheid is het vaste bedrag van de uitgaven die zich voordoen binnen een jaar voordat de verzekerde gerechtigd is om een verzekeringsvoordeel te ontvangen.
Copayment is wanneer een vast bedrag betaald wordt door de verzekerde voor een medische service.
Coinsurance is wanneer een percentage van de kosten van een medische service die de verzekerde moet betalen.
Andere relevante termen
Deadweight-loss is wanneer er pure afval wordt gecreëerd wanneer de marginale voordelen van een goed verschillen van de marginale kosten.
Flat-of-the-curve medicine is wanneer op en bepaald punt de additionele gezondheidsvoordelen door het meer spenderen aan gezondheidszorg relatief gelimiteerd zijn.
Moral hazard interventie
Moral hazard kan inefficiënt zijn voor de uitgaven in gezondheidszorg. Mensen die en laag risico hebben zijn niet zo snel geneigd zich te verzekeren als mensen met een hoog risico. Daarnaast gaan mensen als ze eenmaal verzekerd zijn sneller wangedrag vertonen omdat zij weten dat de kosten van eventuele ongewenste effecten of uitkomsten gedekt zullen worden door de verzekering.
Een third-party payment is een betaling voor de diensten door iemand anders dan den consument.
Andere problemen met betrekking tot informatie
Het probleem kan zijn dat mensen niet goed geïnformeerd zijn over de goederen of diensten die zij aanschaffen. In de zorg kan het bijvoorbeeld moeilijk zijn om de juiste behandeling te bepalen voor een bepaalde ziekte en elke behandeling brengt andere kosten met zich mee. De patiënt heeft normaliter niet genoeg kennis om te bepalen wat voordeliger of beter zou zijn voor zijn of haar gezondheid en kan hierover meestal geen uitspraak doen.
De vraag is of overal overheidsbemoeienis gewenst is. Een goede interventie zou bijvoorbeeld zij om in een bepaald land licenties te verschaffen aan doktoren die gekwalificeerd zijn. Zo is het voor een gemiddeld mens makkelijk om onderscheid te maken tussen iemand met of zonder kwaliteiten.
Externe effecten
Een vrije markt voor de zorgverzekering kan leiden tot inefficiëntie ook zonder de aanwezigheid van asymmetrische informatie. Als je bijvoorbeeld een vaccin krijgt is het een voordeel dat je antistoffen ontwikkelt en andere mensen niet ziek kunt maken. Dat is een positief extern effect. Een negatief extern effect dat zich hierbij kan voordoen is dat er nieuwe bacteriën ontwikkelen die immuun zijn voor het vaccin en nieuwe ziektes veroorzaken.
In het vorige hoofdstuk is de verzekering aan bod gekomen. De zorgverzekeringsindustrie is zeer groot en er wordt veel geld aan besteed.
Onderstaande figuur laat de bestedingswijze zien:
Uit bovenstaande afbeelding kan afgeleid worden dat de twee grootste categorieën de ziekenhuizen en psychische klinieken zijn. Deze bedragen namelijk respectievelijk 31% en 20% van de totale zorguitgaven.
Slechts 12% wordt door de consument zelf betaald, de rest wordt gefinancierd door een derde partij. De betalingen van private verzekeringsbedrijven en van de overheid komen uit de premies die betaald worden door de consumenten en de opbrengsten van de belastingbetalers. Toch tellen deze betalingen als betalingen door een derde partij. De reden hiervoor is, dat op moment van betaling de consument niet direct het volledige bedrag van de kosten van de diensten hoeft te betalen.
Private zorgverzekeringen
De meeste Amerikanen schaffen een zorgverzekering aan via hun werknemer. Wat is echter de reden hiervoor dat zoveel Amerikanen dit doen? Deze ontwikkeling heeft zich al een tijd geleden voorgedaan en zit nog steeds in het systeem. In plaats van de uitbetalingen van het loon te beperken werden uitbetaling zoals zorgverzekering vrijgesteld. Het gevolg hiervan was dat veel werkgevers begonnen met het aanbieden van zorgverzekeringen.
Het federale belastingsysteem is een fundamenteel element in dit systeem. Het inkomen van het loon is belast,, maar het inkomen in de vorm van verzekeringen die door de werkgevers worden afgedragen niet. Op deze wijze verschaft het federale belastingsysteem een subsidie aan de werkgevers voor zorgverzekeringen.
De grootte van een subsidie voor de werkgever is ontzettend groot. De subsidie vermindert de kosten van de werkgever voor zorgverzekeringen met ongeveer 30%. De federale overheid verliest door het vrijstellen van zo een groot bedrag voor belasting, ongeveer 109 biljoen dollar.
Net als reguliere markten zorgt een prijsdaling voor een toename van de vraag naar verzekeringen. Door de indirecte subsidie willen werknemers een groter deel van hun compensatie uitbetaald krijgen in de vorm van een zorgverzekering.
De voordelen van een verzekering via de werkgever
Er zijn verschillende factoren die positief kunnen zijn aan het verschaffen van een verzekering via de werknemer:
Risk pooling neem toe: verzekeringsbedrijven verminderen risk pooling onder individuele personen. Hoe meer mensen er zijn in de verzekeringspoel, hoe meer voorspelbaar de uitkomst wordt en hoe lager het risico. Het voordeel van het laten verschaffen van de verzekering door de werkgever is, dat een grote groep mensen onder de policy van een bepaalde verzekering valt. De risicopoel wordt dan groter en het totale risico kan beter verspreid worden, want er zijn meer mensen om het risico over te verspreiden.
Adverse selection vermindert: het verzekeren van mensen in groepen kan ook het probleem van adverse selection verminderen. Door de policy aan alle werknemers te verschaffen hoeven de verzekeringsmaatschappijen zich niet druk te maken om het voorkomen van adverse selection. De verzekeringsmaatschappij kan verzekeringen verkopen zonder mensen te hoeven screenen om ze toe te laten voor de verzekering.
Lagere administratieve kosten: een andere mogelijkheid van een groepsplan is dat er lagere administratieve kosten aan zijn verbonden. Een marktplan ontwikkelen kost veel geld en dit zijn met name vaste kosten. Bij een groep kunnen die vaste kosten dan over veel mensen verdeeld worden en dat maakt de draagkracht minder.
Job-lock
Wanneer een werknemer ontslag indient en het bedrijf verlaat, wordt de verzekering ook achtergelaten. Dit fenomeen reduceert de kans op mobiliteit van werknemers, omdat zij bang zijn hun verzekering te verliezen. Dit fenomeen wordt job lock genoemd: de neiging van werknemers om hun baan te behouden. Dit fenomeen kan schade toebrengen aan de economische efficiëntie als het werknemers ontmoedigt om te verhuizen voor een andere baan waar ze productiever werk zouden kunnen verrichten.
Kostenbeheer
Capitation-based reimbursement/free-for-service is een systeem waarin verzekeringsmaatschappijen jaarlijks een betaling ontvangen voor elke patiënt die onder hun beheer staat, ongeacht het feit of de diensten werkelijk gebruikt zijn door de desbetreffende patiënt.
Health maintenance organization (HMO) is een organisatie die begrijpelijke zorgverzekeringen aanbiedt vanuit een netwerk van verzekeraars. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van capitation-based reimbursement. De HMO’s combineren de financiering en levering van de zorgverzekering door medische zorgt te verschaffen in ruil voor een vooruitbetaalde premie.
Bij een preferred provider organiztion (PPO) is er een organisatie die de intentie heeft om diensten te ontvangen van de zorgverzekering vanuit een gespecificeerd netwerk van verzekeraars.
Point of service plan lijkt op PPO, maar geeft ook elk lid een hoofdzakelijke zorgverzekeraar om als een ‘gatekeeper’ te functioneren.
Medische zorg
Medicare is een federaal gefinancierd programma van de overheid dat het mogelijk maakt om zorgverzekeringen aan te bieden aan mensen boven de 65 jaar en aan de gehandicapten.
Het programma is opgesteld om de toegankelijkheid voor goede kwaliteit van zorg voor de ouderen mogelijk te maken. De enige vereiste voor dit programma is dat de persoon ten minste tien jaar heeft gewerkt en belasting heeft betaald. Het is niet mogelijk om de zorgen van medicare te ontvangen voordat de persoon de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
Kostenbeheer voor medicare
Retrospectief betalingssysteem: dit is een betalingssysteem dat voorheen is gebruikt door het medicare programma, waarin compensatie wordt betaald nadat de zorg is voltooid.
Prospectief betalingssysteem: een betalingssysteem dat op dit moment wordt gebruikt door het medicare programma waarin compensatie wordt betaald op het niveau dat gezet is voor de tijd dat de zorg is gegeven.
Diagnose gerelateerde groepen: dit is een classificatie systeem dat wordt gebruikt om te bepalen wat de prospectieve compensatiebetalingen bedragen voor het medicare programma.
Resource-based relative value scale system: een set van waarden die gebaseerd is op de tijd en moeite die gebruikt wordt om te bepalen wat de toeslag is in een bepaalde component van het medical care programma.
Medicaid
Medicaid is een federaal en door de staat gefinancierde zorgverzekeringprogramma voor de armen.
Crowding out is wanneer publieke verschaffing van een goed leidt tot een vermindering in private aanbod van datzelfde goed. Door het publieke aanbod van verzekeringen hebben private verzekeraars er minder baat bij. Het concurreren is moeilijk en de winstgevendheid is niet een zeker gegeven.
Waarom hebben we sociale verzekeringen?
Sociale veiligheid werkt als volgt: leden van het systeem en de werkgevers maken contributies via belasting op loon. Bij het pensioen krijgen leden recht op een uitkering die gebaseerd is op de bijdragen die in gedurende het leven geleverd zijn. Het effect hiervan is dat sociale veiligheid het mogelijk maakt om je te verzekeren tegen de mogelijkheid dat je langer leeft dan je gedacht had en je voor die tijd al je bezittingen opmaakt.
Annuïteit
Een annuïteit is een verzekeringsplan dat een premie rekent en dan een som geld betaalt aan de hand van een regulier interval voor de periode wanneer de policyhouder in leven is.
Consumption smoothing is wanneer consumptie verminderd wordt in jaren dat een hoog inkomen wordt ontvangen zodat consumptie hoger kan zijn in de jaren dat een lager inkomen wordt ontvangen. Iemand die risk avers is zal zo een benadering nemen. In tijden dat het goed gaat houd je geld achter voor het geval het ooit slecht kan gaan. Dit kan zich voordoen in tijde van een crisis. Mensen worden ontslagen en hun inkomen wordt gereduceerd en vervolgens hebben ze minder geld te spenderen.
Adverse selection en asymmetrische informatie
Wat is de reden dat de private markt niet zorgt voor de reguliere uitbetalingen? Twee redenen hiervoor zijn asymmetrische informatie en adverse selection die al eerder aan de orde zijn gekomen.
Asymmetrische informatie veroorzaakt een mislukking in de markt van de annuïteiten. De winst van degene die de uitbetaling doet is afhankelijk van de levensduur van degene die de uitbetalingen ontvangt. Hoe langer de koper leeft, hoe lager de inkomsten van de verschaffer. Meeste mensen met een kans op een langere levensduur gaan zich verzekeren en mensen met een korte levensduur niet. De verzekeraar houdt dan alleen een poel met mensen over die lang leven en alle uitbetalingen nodig hebben, waardoor de verzekeraar geen winst maakt op deze mensen als hij een gemiddelde premie vraagt die even groot is als de uitbetaling in de toekomst.
Adverse selection is hierin het fenomeen dat alleen de mensen die verwachte dat ze een lange levensduur hebben zich gaan verzekeren voor een pensioen. Mensen die al bij voorbaat verwachten vroeg te sterven vinden het niet nodig een verzekering aan te schaffen.
Andere fenomenen
Moral hazard doet zich voor wanneer mensen wangedrag vertonen als zij ervan verzekerd zijn dat de overheid uiteindelijk voor hun pensioen zal opdraaien. Het stimuleert geen gedrag om een goed leven te leiden.
Beslissingen en administratieve kosten
Er bestaat de mogelijkheid voor hoge administratieve kosten voor de aanbodkant van deze markt. Annuïteit vereist het verkrijgen van gedetailleerde informatie over kopers om de levensduur te kunnen bepalen en de bijbehorende premies voor deze personen.
Basiscomponenten
Volledig gesubsidieerd houdt in dat een pensioensysteem waaruit een individu voordeel ondervindt betaald wordt uit stortingen die gemaakt zijn gedurende zijn of haar werkleven plus de geaccumuleerde rente.
Pas-as-you-go is een pensioen systeem waarin uitbetalingen aan huidige pensioensleden komen uit betaling die gemaakt worden door huidige werknemers. In deze situatie wordt elke generatie pensioengerechtigden ondersteund door betalingen die gemaakt worden door de bestaande werkende generatie en dus niet van betalingen die gedurende het leven zijn gespaard in een fonds.
Transfers
Supplemental security income (SSI) is een welvaartsprogramma dat het mogelijk maakt een minimum inkomen te garanderen voor de ouderen en gehandicapten. Dit programma garandeert een fundamenteel inkomen voor deze inkomenscategorieën.
Structuur van het voordeel
De sociale verzekering van een individueel persoon is afhankelijk van zijn of haar inkomsten uit het verleden, leeftijd en andere persoonlijke omstandigheden. Average indexed monthly earnings (AIME) representeert het individuele gemiddelde maandelijkse loon van de hoogste inkomens van afgelopen 35 jaar. Er wordt geïndexeerd voor de gemiddelde jaarlijkse groei.
De primary insurance amount (PIA) is de basisuitbetaling aan een werknemer die met pensioen gaat op de normale pensioenleeftijd of wanneer deze persoon gehandicapt wordt.
Pensioenleeftijd
De normale pensioenleeftijd is de leeftijd waarop een individu kwalificeert voor een volle pensioenuitbetaling. Normaal gesproken was dit 65 jaar maar het is op dit moment aan het veranderen richting de 67 jaar.
Spaargedrag
Life-cycle model: dit is een theorie die de individuele consumptie en spaargedrag gedurende een gegeven jaar baseert op een planningsproces waarbij rekening wordt gehouden met de leefomstandigheden.
De onderstaande afbeelding is een weergave hiervan:
Het budgetlimiet wordt gegeven door de ruil tussen de huidige consumptie en de toekomstige consumptie. De persoon kan al het inkomen consumeren wanneer hij of zij het inkomen ontvangt. Er kan I0 in het heden geconsumeerd worden en I1 in de toekomst. Dan komt de persoon op punt A, dit is het schenkingspunt. Als de persoon besluit om S dollars minder te consumeren dan het huidige inkomen, dan heeft hij (1+r)S dollars meer te consumeren in de toekomst. Dan ben je op punt D.
Als hij of zij in de toekomst B dollar smeer consumeert dan het inkomen op dat moment, dan heeft hij of zij (1+r)B dollars mindere te consumeren in de toekomst en dan zit hij of zij op punt F.
Andere effecten
Het retirement effect is tot hoever de sociale verzekering mensen verleidt om eerder met pensioen te gaan. Mensen willen meer sparen om een langer pensioen mogelijk te maken.
Legaat effect is de theorie dat mensen meer sparen om een grotere legaat te financieren voor hun kinderen. Dit kan afgezet worden tegen de intergenerationale herverdeling van het inkomen dat veroorzaakt wordt door de sociale verzekering.
Crowding out
De onderstaande afbeelding geeft het idee van crowding out weer:
De sociale verzekeringsbelasting reduceert het huidige inkomen dat geconsumeerd wordt met T dollars en laat het toekomstige bedrag van consumptie toenemen met (1+r)T dollars. De consument heeft dan alleen I0T+c0* nodig om de optimale consumptie bundel te verkrijgen. Dit is het bedrag dat hij moet sparen. Dit is minder dan wat hij spaarde voor de sociale verzekering. Dus sociale verzekeringen verminderen privaat sparen.
De verdeling van het inkomen
Een methode die gebruikt wordt om te kijken hoe het inkomen is verdeeld is de poverty line: een gefixeerd level van reëel inkomen dat genoeg wordt beschouwd om minimale leefomstandigheden en behoeftes te financieren.
Het interpreteren van data
Veel economen geven aan dat de officiële metingen niet voldoen aan de omstandigheden in de werkelijkheid. Het geeft geen goed beeld van wat de minder bedeelden wel of niet nodig hebben. De oplossing kan zijn een betere vergelijking of methode op te stellen of rekening te houden met meer factoren.
Ontvangsten
Het inkomen van een persoon gedurende een periode is de som van de hoeveelheid die geconsumeerd is gedurende die periode en het deel dat gespaard is. Het inkomen van een familie bestaat niet alleen uit het geld dat zij ontvangt, maar ook uit in-kind transfers: dit zijn betalingen van de overheid aan individuele personen in de vorm van goederen of diensten in plaats van cash. Arme mensen kunnen bijvoorbeeld vouchers ontvangen waardoor zij het recht krijgen te overnachten in een hotel.
Een ander voorbeeld van in-kind inkomen is de waarde van de tijd die volwassenen besteden aan hun huishouden.
Het inkomen houdt geen rekening met belasting
Alle inkomensdata die worden gebruikt voor een analyse zijn waarden voor belastingheffing. Het inkomstenbelastingsysteem neemt een groter deel van het hoger inkomen in dan van het lagere inkomen. Dit effect is niet weergegeven in de data. Er vindt hierbij een herverdeling van het inkomen plaats, waarbij een deel van het geld naar de mensen met hogere inkomens, wordt overgedragen naar het gedeelte van de gemeenschap met lagere inkomens.
Het inkomen wordt jaarlijks gemeten
Het analyseren van inkomens heeft alleen nut als dit over een bepaalde tijdsperiode wordt gedaan. Het is echter niet volledig duidelijk hoe groot deze tijdsperiode zou moeten zijn.
Een juist interval met genoeg data kan verkregen worden bij een tijdsinterval van ongeveer een jaar. Het inkomen binnen een jaar staat meestal vast, terwijl het inkomen over verschillende jaren kan fluctueren. Op deze manier kan met dit interval de verandering redelijk goed worden waargenomen en kunnen deze veranderingen geïnterpreteerd worden.
Consumptie data zou een beter beeld kunnen geven van het welzijn
De officiële armoedegrens en de herverdeling van het inkomen worden gebaseerd op het inkomen zelf. Andere mensen menen echter dat een meting gebaseerd op consumptie een beter beeld geeft, omdat hierbij het nut wordt gemeten dat wordt verkregen bij de aankopen. Het consumeren geeft een beter nut van het geld dan het ontvangen van het inkomen volgens de aanhangers van deze theorie.
Het herverdelen van inkomens
Welvaartseconomen menen dat de welvaart van de gemeenschap afhankelijk is van het welzijn van de leden. De ulitarian social welfare function is een functie die een vergelijking weergeeft waarbij de sociale welvaart afhankelijk is van het individuele nut.
De functie ziet er als volgt uit:
W = F(U1, U2, ... , Un)
U stelt het individuele nut voor, W de sociale welvaart. Zoals afgeleid kan worden uit de formule is W een functie van F. Een toename van elke U zorgt voor een toename van de welvaart. Dit is ook logisch, gezien het feit dat U het nut voorstelt en wanneer het nut toeneemt voor een individu, is deze persoon gelukkiger en op deze wijze neemt het welzijn en dus de welvaart toe.
De additive social welfare function is een vergelijking die de sociale welvaart definieert als de som van de individuele nutshoeveelheden.
De vergelijking ziet er als volgt uit:
W = U1 + U2 + ... + Un
Stel dat het doel van de overheid is om de maximale waarde van W te bereiken in de tweede vergelijking. De sociale welvaartsfunctie, samen met de veronderstellingen, leidt dan tot de volgende resultaten:
Individuele personen hebben identieke nutsfuncties die afhankelijk zijn van hun inkomen.
Deze nutsfuncties zetten de verminderende marginale nut uiteen van het inkomen. Wanneer het inkomen van een individu toeneemt, is hij of zij beter af, maar tegen een lager percentage.
De totale hoeveelheid van het inkomen is gefixeerd.
De onderstaande figuur geeft een voorbeeld van twee mensen in de gemeenschap die optimale verdeling van het inkomen verkrijgen.
De onderstaande afbeelding gaat uit van een gemeenschap met twee personen: Peter en Paul. In bovenstaande afbeelding is te zien dat wanneer Peter en Paul identieke nutsfuncties hebben die alleen afhankelijk zijn van hun inkomen en deze functies verminderende marginale inkomsten weergeven, waarbij het totale inkomen vast staat, dat de som van de nutshoeveelheden het grootst is waar het inkomen gelijk is verdeeld.
Het maximin criterium
Het maximin criterium geeft aan dat de sociale welvaart afhankelijk is van het nut van een individu dat het minimale nut heeft in de gemeenschap. Als het nut van de ene persoon wordt afgepakt en wordt gegeven aan een andere persoon dan blijft het totale nut van de gemeenschap onveranderd.
De originele positie is een denkbeeldige situatie waarin mensen geen kennis hebben over hun economische status in de gemeenschap.
Een discussie die al een tijdje bestaat bij het heffen van belasting is of deze last vervolgens wel eerlijk wordt verdeeld. Het vaststellen van het belastingnadeel is lastig en vereist meer dan alleen het verkrijgen van informatie met betrekking tot het betaalde belastingbedrag door de belastingverschuldigde.
Statutory incidence geeft aan wie wettelijk verantwoordelijk is voor belasting. De situaties kunnen verschillen als we het hebben over wie de belasting moet afdragen.
Daarnaast bestaat economic incidence die de verandering aangeeft in de verdeling van het werkelijke inkomen dat veroorzaakt wordt door de belastingheffing.
Tax shifting is het fenomeen dat het verschil aangeeft tussen statutory incidence en economic incidence. Dit hoofdstuk heeft als doel te bepalen op welke wijze deze fenomeen van elkaar verschillen en hoeveel.
Alleen mensen zijn belastingplichtig
De focus ligt op hoe het belastingsysteem de verdeling van het inkomen verandert onder kapitalisten en werknemers. De functionele verdeling van het inkomen is de manier waarop het inkomen wordt verdeeld over de mensen wanneer zij in een klasse worden gezet afhankelijk van de input die zij leveren aan het productieproces.
De grootte van de herverdeling van het inkomen is de manier waarop het totale inkomen wordt verdeeld over verschillende inkomensklassen.
Belastingopbrengsten
De belastingopbrengsten worden door de overheid gebruikt als fundament voor uitgaven die zij moet maken. Om te kijken hoe de incidence verandert wanneer de ene belasting wordt vervangen door de ander waarbij het budget constant wordt gehouden, wordt ‘differential tax incidence’ gebruikt.
De andere belasting die gebruikt wordt als basis voor de vergelijking wordt lump sum tax genoemd: een belasting waarvan de waarde onafhankelijk is van het gedrag van het individu.
Progressie meten
Stel dat een onderzoeker het aandeel van elk persoon in een bepaalde belasting wilt berekenen. Dit kan bijvoorbeeld de economic incidence zijn. Er moet dan bepaald worden of de belastingsoort progressief of regressief is. De definitie proportional geeft aan dat er een situatie is waarbij het belastingsysteem een gemiddeld belastingpercentage hanteert voor elk niveau van inkomen. Elk individu krijgt dus te maken met hetzelfde belastingpercentage, ongeacht de hoogte van het inkomen.
Het gemiddelde belastingpercentage is de ratio van de belasting die betaald wordt van het inkomen.
Progressief houdt in dat er een belastingsysteem gehanteerd wordt waarbij een individu een hoger belastingpercentage krijgt naarmate het inkomen stijgt. Dus hoe hoger het inkomen, hoe hoger het percentage. Er worden klassen van inkomens gemaakt met elk een bijbehorend percentage.
Een degressief belastingsysteem houdt in dat naarmate het inkomen van een individu toeneemt, het belastingpercentage afneemt voor de heffing van inkomstenbelasting. Hoe meer je verdient, hoe minder je procentueel aan belasting betaalt.
Het marginale belastingpercentage is het deel van de laatste dollar van het inkomen waarover belasting wordt geheven door de overheid.
Evenwichtsmodellen
Een partial equilibrium model is een model dat alleen kijkt naar een enkele markt en spillover effecten in andere markten negeert.
Een unit tax is en belasting die wordt geheven als een vast bedrag per unit van een goed dat wordt aangeschaft.
De onderstaande afbeelding geeft een voorbeeld weer van de prijs en hoeveelheid voor een belastingheffing en na de belastingheffing.
Een unit belasting van u dollars per liter verandert de vraagcurve van de aanbieders. De maximumprijs per liter kan bijvoorbeeld zijn op put Pa op punt Qa. Dit is het maximale bedrag dat mensen bereid zijn ervoor te bieden. Na de belastingheffing wanneer mensen Pa per liter betalen, ontvangen de producenten alleen Pa – u per liter. Dit correspondeert met punt b. De nieuwe vraagcurve is precies u dollars lager dan de oude vraagcurve.
Belasting per unit
Een tax wedge is een verschil dat is ontstaan door belasting tussen de prijs die betaald wordt door de consument en de prijs die ontvangen wordt door de producent.
Een tax salience is de mate waarin een belastingpercentage prominent of opvallend is voor de belastingbetaler.
De onderstaande afbeeldingen geven de tax incidence weer bij een perfect inelastisch goed en een perfect elastisch goed.
De eerste afbeelding laat zien dat een belastingheffing per unit op een perfect inelastisch goed als gevolg heeft dat het bedrag dat de aanbieders ontvangen voor het goed precies afneemt met de grootte van het belastingbedrag. De producenten dragen het nadeel van die belasting.
In de tweede afbeelding is de belastingheffing per unit weergegeven voor een goed dat perfect inelastisch is. Het gevolg is dat het bedrag dat de consumenten moeten betalen precies verhoogd wordt met de grootte van de belasting. In dit geval dragen de consumenten het nadeel van de belasting per unit.
Ad valorem tax is en belasting die berekend wordt op basis van de waarde van de aankoopprijs.
Onderstaande afbeelding geeft een voorbeeld:
Bij een ad valroem belastingheffing op consumenten schuift de vraagcurve naar beneden met dezelfde verhouding voor elk niveau van output.
De volgende afbeelding geeft de incidence van een ad valorem belastingheffing weer:
Na de instelling van een ad valorem belasting is het nieuwe evenwicht op punt Q1. De prijs die ontvangen wordt door de producenten ligt op Pm en de prijs die betaald wordt door de consumenten ligt op Pg.
Het heffen van belasting wordt gezien als kosten door de consument of werknemer. Normaal gesproken wordt er verwacht dat een toename in de prijs de vraagt doet verminderen. Doordat belasting de economische beslissingen verstoort, is er sprake van een extra last: een verlies van welvaart boven en buiten de verzamelde belasting. Dit wordt ook welvaartskosten genoemd of ‘deadweight loss’.
Definitie excess burden
Een equivalent variation is een verandering in het inkomen dat hetzelfde effect heeft op het nut als een verandering in de prijs van een goed. Deze variatie meet het verlies dat ontstaan is door de belasting wanneer de hoogte van het inkomen afneemt als gevolg van de belasting en daardoor het nut met dezelfde hoeveelheid afneemt in de situatie dat de belasting verhoogd zou worden.
In de figuur is te zien dat wanneer een budgetlimiet AD wordt gehouden, de persoon maximale nut op punt Ea ondervindt. The belasting verhoogt de prijs van het goed en de verandering in het budget constraint leiden tot de lijn AF.
De volgende afbeelding geeft het effect van belasting weer op de consumptiebundel:
Op de afbeelding is te zien dat na de belasting, de persoon het nut maximaliseert op E2. De belastingrekening is de verticale afstand tussen AD en AF, dat is GE2.
Inkomenseffect
Als de situatie zich voordoet dat er geen verandering in de vraag aanwezig is bij een belastingheffing op een goed, dan kan er geconcludeerd worden dat er geen extra last aanwezig is.
Een verandering die zich voor kan doen is het inkomenseffect waarbij het effect van een prijsverandering op de hoeveelheid die gevraagd wordt, zich exclusief heeft voorgedaan vanwege het feit dat het inkomen van de consument is veranderd. Dit doet zich voor als je bij een hoger inkomen bijvoorbeeld meer luxe goederen gaat consumeren, omdat je nu in staat bent deze producten kopen met jouw inkomen en een groter deel van jouw inkomen kan besteden aan andere dingen dan basisbehoeftes.
Substitutie-effect is de neiging van een individu om meer te consumeren van het ene goed dan van het andere omdat zich er een verlaging in de prijs van de eerste ten opzichte van de tweede heeft voorgedaan.
Een compensated demand curve is een vraagcurve die aangeeft hoe de hoeveelheid die gevraagd wordt, varieert met de prijs wanneer het nut constant wordt gehouden.
Extra last meten met vraagcurves
Door gebruik te maken van compenserende vraagcurves kan rekening worden gehouden met de extra last. Hierbij wordt gekeken naar het consumentensurplus: het verschil tussen wat mensen bereid zijn om te betalen en wat de vraagprijs is.
Het invoeren van de belasting heeft als gevolg dat het consumentensurplus afneemt met gfih, maar de belastingopbrengsten doet toenemen met gfdh. Het verschil fid is de extra last als gevolg van de belastingheffing.
Verstoringen die bij voorbaat bestaan
Theory of the second best is het fenomeen dat in de aanwezigheid van bestaande verstoringen, policies in geïsoleerde omstandigheden de efficiëntie kunnen doen toenemen of afnemen. Echter is er geen sprake van isolatie en zijn er andere markten die een invloed kunnen hebben en verstoringen kunnen veroorzaken.
De extra last van een subsidie
Een subsidie is een negatieve belasting en wordt geassocieerd als een extra las in de gevallen waarbij het een negatief effect kan veroorzaken. Een subsidie kan leiden tot het aanbieden van een product onder de kostprijs en hierdoor ontstaat er verstoring van de concurrentie, omdat andere aanbieders die geen subsidie ontvangen niet beschikken over deze mogelijkheid.
Een huis subsidie doet het consumentensurplus toenemen met nouq. Dit gedeelte wordt echter overmeesterd door de kosten van de subsidie aan de overheid, nvuq.
Het verschil, ovu, is de extra last die gegenereerd wordt door de subsidie.
In dit hoofdstuk worden criteria behandeld die belastingsystemen evalueren. Er wordt gekeken naar de efficiëntie en verdelingsmogelijkheden.
Om de juiste belasting op te stellen is het doel van de overheid nodig. In deze situatie gaan we ervan uit dat het doel is om de uitgaven van de staat te financieren met een minimale extra last en zonder het gebruik van lump sum taxes.
Time endowment is het maximale aantal uur dat een individu kan werken gedurende een gegeven periode.
als gedurende een bepaalde periode twee belastinginstrumenten worden gebruikt is een extra last onvermijdelijk.
Bij neutrale belasting wordt elk goed tegen hetzelfde percentage belast.
De Ramsey regel
Wanneer de vraag is hoe de opbrengst verhoogd kan worden met een zo laag mogelijke extra last, dan moeten de percentages voor de belastinginstrumenten X en Y bepaald worden. De marginale extra last op de laatste dollar die verdiend wordt moet hetzelfde zijn.
Stel dat voor de consument de goederen X en Y ongerelateerde goederen zijn en geen substituten of complementen van elkaar. Een verandering in de prijs van een van de goederen heeft dan alleen effect op de vraag naar dat goed en niet naar de vraag op het andere goed.
Kijk naar onderstaande figuur:
Op dit figuur is de gecompenseerde vraag naar X, Dx te zien. Als we ervan uitgaan dat zij zoveel van X kan kopek als zij wilt tegen prijs P0, dan is de aanbodcurve X horizontaal.
De marginale extra last wordt weergegeven dor deltaX.
deltaX=marginale extra last
De verandering in de belastingopbrengst wordt door de volgende formule gegeven:
deltaX/X1=deltaY/Y1
De Ramsey regel zegt: om de totale extra last te minimaliseren, moeten de belastingpercentages zodanig vastgesteld worden zodat de vermindering in het belastingpercentage van elk goed hetzelfde is.
Interpretatie
De omgekeerde elastiticiteitsregel geeft aan dat voor goederen die niet gerelateerd zijn met betrekking tot consumptie, het vereist is voor de efficiëntie dat de belastingpercentages tegengesteld proportioneel zijn aan de elasticiteit.
Optimale toeslagen
Een user fee is de prijs die betaald wordt door gebruikers voor een door de overheid geproduceerd goed.
Een natuurlijke monopolie is een situatie waarin factoren die gerelateerd zijn aan het productieproces leiden tot een enkel bedrijf dat het hele aanbod van de industrie weergeeft.
Zie de onderstaande afbeelding voor een voorbeeld van de situatie in een natuurlijke monopolie:
In de bovenstaande afbeelding is te zien dat het gemiddelde kostenschema van een natuurlijke monopolie blijft afnemen. Dit betekent dat de marginale kosten lager liggen dan de gemiddelde kosten voor alle output niveaus.
Het volgende figuur geeft de alternatieve prijsschema’s weer voor een monopolie:
In de figuur is te zien dat een natuurlijke monopolist maximale winst heeft op het punt Zm dat geassocieerd wordt met prijs Pm dat inefficiënt is. Op het efficiënte outputlevel Z* is de prijs zo laag dat het bedrijf de kosten niet kan dekken.
Amerikanen vullen een jaarlijkse belastingteruggave in die de belastingverschuldigdheid van het voorgaande jaar berekent.
Het aangepaste bruto inkomen is het totale inkomen van alle belastbare bronnen minus bepaalde uitgaven die zich hebben voorgedaan voor het verdienen van dat inkomen.
Het belastbare inkomen is de hoeveelheid inkomsten die onderworpen is aan de belastingheffing.
Vrijstelling is wanneer bij het berekenen van het belastbare inkomen, een hoeveelheid per familielid afgetrokken kan worden van het belastbare inkomen.
Aftrek is wanneer bepaalde uitgaven die afgetrokken kunnen worden van het aangepaste bruto inkomen bij de berekening van het belastbare inkomen.
Percentage overzicht geeft de verschuldigdheid aan die geassocieerd wordt met elk niveau van belastbaar inkomen.
Hier volgt een kort overzicht voor de stappen die worden doorlopen bij het bepalen van het belastbare inkomen en het verschuldigde bedrag:
belasting grondslag: dit betreft loon, rente dividenden, bedrijfsinkomen, pensioen etc.
Aftrek: aftrekken van toegestane verminderingen.
= aangepaste bruto-inkomen
trek vrijstellingen af.
= belastbaar inkomen
pas belastingpercentages toe.
= verschuldigde hoeveelheid belasting voor krediet.
trek krediet af.
= reguliere verschuldigde belastingbedrag
betaal de belasting of claim een teruggave.
Inkomen definiëren
Haig-Simons (H-S) definitie van inkomen: de waarde van het geld dat veroorzaakt is door de netto toename in de kracht van een individu om te consumeren gedurende een periode. Hierbij wordt rekening gehouden met alle bronnen die mogelijkerwijs kunnen leiden tot een toename in koopkracht.
Items in het H-S inkomen
Capital gain is de toename in de waarde van een bezitting.
Gerealiseerde capital gain is de winst die gemaakt is als resultaat van het verkopen van een bezitting.
Ongerealiseerde capital gain is de capital gain van een bezitting die nog niet is verkocht.
Spaarmethoden
Individual retirement account (IRA): voor gekwalificeerde individuele personen kan een spaarrekening gemaakt worden waarin de bijdragen aan de belasting aftrekbaar zijn en de erkenning van de rente belastingvrij is, gegeven dat het geld gehouden wordt tot het pensioen. Bij het opnemen van het geld zijn de bijdragen van de geldhoeveelheden en de rente onderhevig aan belastingheffing.
Roth IRA: is een geprefereerde spaarmogelijkheid voor belasting. Bijdragen zijn niet aftrekbar van het belastbare inkomen, maar de rente is belastingvrij.
Aftrek
Een itemized deduction is een specifiek type uitgave die afgetrokken kan worden van het aangepaste bruto-inkomen bij de berekening van het belastbaar inkomen.
Een standaardaftrek is de aftrek van een gefixeerde hoeveelheid van het aangepaste bruto-inkomen dat geen documentatie vereist.
Uitgaven
Belastinguitgaven kan gezien worden als een verlies van belastingopbrengst omdat sommige items uitgesloten zijn van belastingheffing of van de grondslag door een voorkeursbehandeling.
Belasting en inflatie
Tax indexing is het fenomeen waarbij het belastingschema automatisch wordt aangepast aan de compensatie voor inflatie zodat de extra last door de belasting voor een individu onafhankelijk is van de inflatie.
Bracket creep doet zich voor wanneer een toename in het nominale inkomen van een individu deze persoon in een hogere belastingschijf brengt, ondanks het feit dat zijn of haar netto-inkomen onveranderd is.
Real income of reëel inkomen is de meting van het inkomen dat telt voor veranderingen in het algemene prijslevel.
Nominale inkomen is het inkomen gemeten in termen van huidige prijzen.
Nominale rentepercentages: de rente die geobserveerd wordt in de markt.
Het reële rentepercentage is het nominale rentepercentage aangepast voor veranderingen in het prijsniveau door de verwachte inflatie af te trekken.
Het aanbod van arbeid
Stel dat we een persoon hebben die een beslissing moet maken waaraan hij zijn of haar tijd gaat besten: werken of naar school gaan.
Zie onderstaande figuur:
De lijn OT op de horizontale as geeft de tijdsbreedte weer. Het loon is w dollars per uur. Het budgetlimiet is de rechte lijn waarvan de helling de absolute waarde w heeft. In de figuur wordt dit weergegeven door TD. De optimale bundel op de lijn wordt weergegeven door de individuele voorkeur van de consument. De indifferentie curves worden weergegeven door i, ii en iii. Er is maximaal nut op punt E1, waarbij OF uren aan school worden besteed en Ft uren aan werk. Het bijbehorende inkomen wordt weergegeven door OG.
Human capital
Human capital is de investeringen die een individu maakt in opleiding, training en zorg die de productiecapaciteit doen stijgen. De laffer curve is een grafiek die de relatie weergeeft tussen belasting en de opbrengst van het belastingpercentage. Een vermindering in belastingpercentage leidt niet tot verliezen in de opbrengst volgens deze theorie.
Sparen
Life-cycle model is een theorie die ervan uit gaat dat de individuele consumptie en spaarbeslissingen gedurende en bepaald jaar is gebaseerd op een planning waarbij leefomstandigheden in acht worden genomen. Het bedrag dat je elk jaar spaart is niet alleen afhankelijk van het inkomen dat je verdient, maar ook van het inkomen dat je kan verwachten in de toekomst en het inkomen dat je hebt ontvangen in het verleden.
Schulden
Tekort: het gedeelte van de uitgaven dat de inkomsten overstijgt gedurende een bepaalde periode.
Surplus: het gedeelte van de opbrengsten die de kosten overschrijden over een bepaalde periode.
On-budget tekort: het tekort dat resulteert van de budgetuitgaven en opbrengsten.
Off-budget tekort: het tekort dat resulteert uit het spenderen buiten het budget.
Schuld: de totale hoeveelheid die verschuldigd is op een gegeven moment in tijd; de som van alle tekorten uit het verleden.
Er is sprake van internal debt wanneer de hoeveelheid die de overheid verschuldigd is, betrekking heeft op de eigen burgers.
Er is sprake van external debt indien de schuld die de overheid heeft, verschuldigd is aan buitenlanders.
Er kan een overlapping generations model opgesteld worden om rekening te houden met het feit dat meerdere verschillende generaties tegelijkertijd bestaan.
Generational accounting is de methode voor het meten van de gevolgen van de fiscale policy van de overheid waarbij rekening wordt gehouden met de contante waarde van alle belastingen en de voordelen die ontvangen worden door de leden van elke generatie.
Crowding out hypothese geeft aan dat lenen door de overheid een vermindering veroorzaakt in de private investeringen door de marktrente te verhogen.
Functional finance gebruikt een fiscale policy om opgetelde vraag op het gewenste level te houden ongeacht de invloed op de tekorten.
De onderstaande figuur geeft een relatie weer tussen het belastingpercentage en de extra last:
De efficiëntie van consumptie belasting tegenover inkomstenbelasting kan getest worden door het levenscyclus model te gebruiken. Consumptiebelasting verstoort de verhouding waarin het inkomen wordt geconsumeerd en dit is niet van toepassing op inkomstenbelasting. Inkomstenbelasting heeft echter weer invloed op de spaarbeslissingen.
Retail belasting
Algemene verkoopbelasting is een belasting die geheven wordt tegen hetzelfde percentage bij de aankoop van alle goederen.
Een selectieve verkoopbelasting wordt geheven over de aankoop van een specifiek goed.
Een unit belasting is de belasting geheven over een gefixeerde hoeveelheid per goed dat wordt aangeschaft. De federale overheid heft geen algemene verkoopbelasting. Er wordt wel belasting geheven over benzine, alcoholische dranken, tabak en een paar andere goederen.
Omzetbelasting
De toegevoegde waarde is het verschil tussen de verkoop en de kosten van de aankoop van de input. De belasting over de toegevoegde waarde is het belastingpercentage over de toegevoegde waarde op elk niveau van productie.
Uitvoeringsproblemen
Bepaalde administratieve beslissingen hebben een grote invloed op de economische effecten van een belasting over de toegevoegde waarde.
De consumptie toegevoegde waarde geeft aan dat de kapitaalinvesteringen afgetrokken worden van de verkopen bij de berekening van de toegevoegde waarde. De factuurmethode geeft aan dat elk bedrijf schuldig is voor belasting over de totale verkoop maar dat deze belasting terug gevraagd kan worden die betaald is een voorgaande leveranciers als een krediet tegen de verschuldigde belasting. Het is wel belangrijk dat aantoonbaar is dat de betaling is gedaan door middel van een factuur die verkregen is van de leverancier.
Regelingen
Een uniforme overdrachtsbelasting is een belasting waarin de hoeveelheden die worden overgedragen als giften gezamenlijk voor rekening worden genomen. Deze belasting is gelijkwaardig aan inkomstenbelasting in de fundamentele structuur. Er worden verschillende uitzonderingen en verminderingen toegepast bij deze methode.
Het bruto vastgoed geeft aan dat alle eigendom die in bezit is van de overledene op tijdstip van overlijden.
Achtergrondinformatie
Het federale systeem bestaat uit verschillende levels van overheid die publieke goederen en diensten verschaffen. Ze hebben alle een perspectief of invloed op beslissingen.
Fiscaal federalisme is het veld dat de functies onderzoekt die uitgevoerd worden door de verschillende niveaus in de overheid en hoe deze verschillende niveaus met elkaar communiceren.
De centralisatie ratio is het gedeelte van de totale directe overheidsuitgaven die gemaakt worden door de centrale overheid.
Belangrijke activiteiten zoals opleiding en veiligheid zijn in de handen van de overheid. De federale overheid heeft de volledige verantwoordelijkheid over de defensie en sociale veiligheid.
Tiebout model
De mogelijkheid van individuele personen om te verplaatsen naar jurisdicties produceert een oplossing voor het probleem van lokale publieke goederen. Individuele personen plaatsen zich in zones waar de gemeenschap de bundel van publieke diensten en belastingen aanbiedt die het beste bij hun keuze past. Elk individu bereikt zijn of haar gewenste niveau van publieke diensten en kan niet beter af zijn door te verhuizen naar een andere staat. Op dat moment is er sprake van Pareto efficiëntie.
Tibout veronderstellingen
De volgende veronderstellingen zijn van toepassing op het model van Tibout:
De activiteiten van de overheid leiden niet tot externe effecten.
Individuele personen zijn volledig mobiel.
Mensen hebben perfecte informatie met betrekking tot de publieke goederen en diensten die worden aangeboden door elke gemeenschap.
Er zijn genoeg verschillende gemeenschappen zodat elk individu een gemeenschap kan vinden waarin de publieke diensten naar zijn of haar wens zijn.
De kosten per unit van de publieke diensten is constant, zodat in de situatie waarbij het aanbod van de hoeveelheid publieke diensten toeneemt, verdubbelt, de kosten ook verdubbelen.
Publieke diensten worden gefinancierd door een proportioneel deel van de eigendomsbelasting.
Gemeenschappen kunnen exclusieve zone regelingen invoeren: wetten die voorkomen dat bepaalde vormen van gebruik van land voorkomt.
De economie van de publieke sector richt zich op het belasten en uitgeven van de overheid en de invloed op de verdeling van de bronnen en de verdeling van het inkomen.
Economen met betrekking tot de overheidsfinanciën analyseren zowel werkelijke regelingen en ontwikkelen richtlijnen voor overheidsactiviteiten.
In een organisch perspectief worden individuele personen gewaardeerd door hun bijdrage aan het bereiken van de sociale doelen. Deze doelen worden bepaald door de overheid.
In een mechanistisch perspectief is de overheid een belemmering voor het bereiken van sociale doelen. De overheid moet soms aanpassingen maken in de individuele doelen die met elkaar in strijd zijn.
Individuele beslissingen maken is belangrijk voor veel economen en consistent met het mechanistische perspectief van de gemeenschap in het boek. Dit betekent niet dat er onenigheid bestaat over de gepaste rol van de overheid in onze economie.
De federale overheid kan effectief uitgaven maken en schulden gebruiken om deze te financieren. Daarnaast vormen de belastingopbrengsten ook een bron van inkomsten om weer uitgaven mee te kunnen doen.
Een doel van public finance is om te schatten hoe verschillend de overheidsregelingen zijn en wat voor invloed die verschillen hebben op het gedrag van een individu.
Economische theorie maakt het mogelijk om een schema op te zetten voor een gedachtegang over de factoren die mogelijkerwijs het gedrag kunnen beïnvloeden en helpt om hypotheses op te stellen die getest kunnen worden door middel van empirisch onderzoek. Een enkele theorie is echter niet in staat om te zeggen hoe belangrijk een bepaalde factor is.
Een ander belangrijk doel van empirisch onderzoek in public finance is het schatten van het causale verband tussen een overheidsregeling en een bepaald soort gedrag. Er zijn drie voorwaarden die vervuld moeten worden om een causaal verband te bevestigen: (1) het programma gaat vooraf aan de uitkomst, (2) het programma en de uitkomst zijn gecorreleerd en (3) andere verklaringen van de geobserveerde relatie kunnen worden geëlimineerd.
Correlatie moet niet worden verward met causaliteit. Het feit dat twee variabelen gecorreleerd zijn betekent niet dat de ene factor de andere factor veroorzaakt. Daar is geen bewijs voor.
Experimentele onderzoeken wijzen onderwerpen toe aan een behandelgroep of een controle groep. Willekeurige toewijzing vermindert de kans dat buitenkomstige factoren de onderzoeker ertoe leiden correlatie te verwarren met causaliteit.
Welvaartseconomie is de studie van het verlangen van alternatieve economische staten.
Een Pareto efficiënte verdeling doet zich voor wanneer geen persoon er in welvaart op vooruit kan gaan, zonder iemand anders slechter af te maken. Pareto efficiëntie vereist dat de MRS tussen twee goederen gelik is aan de MRT. Pareto efficiëntie is het uitgangspunt voor het efficiënt presteren van een economie.
De eerste fundamentele welvaartstheorie zegt dat onder bepaalde voorwaarden, een concurrerende markt leidt tot Pareto efficiëntie.
Ondanks de aantrekkelijkheid, heeft Pareto efficiëntie geen duidelijke claim als ethische waarde. De gemeenschap kan voorkeur hebben voor een inefficiënte allocatie op basis van de gelijkheid van andere criteria. Dit geeft de mogelijkheid een reden om in te grijpen in de economie.
Een sociale welvaartsfunctie geeft een samenvatting van de preferenties van een gemeenschap met betrekking tot het nut van elk van de leden. Deze informatie kan gebruikt worden om de verdeling van bronnen te bepalen
zodat de sociale welvaart tot een maximum kan komen.
De tweede fundamentele welvaartstheorie zegt dat een gemeenschap elk niveau van Pareto efficiëntie kan bereiken met een verdeling van bronnen door een gepaste toewijzing te maken van de initiële schenkingen en door mensen vrij met elkaar te laten handelen.
Publieke goederen zijn niet-rivaal en niet-exclusief met betrekking tot consumptie. Elk persoon consumeert dezelfde hoeveelheid, maar niet per se de geprefereerde hoeveelheid van het publieke goed.
De efficiënte regeling van publieke goederen vereist dat de som van de individuele MRSs gelijk is aan de MRT, in tegenstelling tot de private goederen, waarbij de efficiëntie vereist dat de MRS gelijk is aan de MRT.
De private markt kan onwaarschijnlijk niet-rivale goederen efficiënt produceren, ookal zijn deze exclusief.
Causale observatie en wetenschappelijk onderzoek geven aan dat mensen niet volledig gebruik maken van de free-ride mogelijkheden. Ongeacht dit fenomeen, is free-riden een groot probleem.
Publieke goederen kunnen geproduceerd worden op privaat niveau en private goederen kunnen geproduceerd worden op publiek niveau.
Een externaliteit doet zich voor op het moment dat de activiteit van de ene persoon invloed heeft op een ander persoon buiten het marktmechanisme om. Externe effecten kunnen over het algemeen erkend worden door de afwezigheid van eigendomsrechten die afdwingbaar zijn.
Externe effecten zorgen ervoor dat de marktprijs afwijkt van de sociale kosten, waarbij een inefficiënte allocatie van de bronnen tot stand komt.
Het Coase Theorema geeft aan at private patijen kunnen onderhandelen voor een efficiënte output als de eigendomsrechten zijn bepaald. Hierbij is het belangrijk dat de onderhandelingskosten laag zijn en de bron van het externe effect makkelijk geïdentificeerd kan worden.
Een pigoviaanse belasting is een belasting die geheven wordt over vervuiling in een hoeveelheid die gelijk is aan de marginale sociale schade op het efficiënte level. Zo een belasting geeft de producent een private intentie om te vervuilen op het efficiënte niveau.
Een subsidie voor vervuiling die niet geproduceerd wordt kan de producenten de intentie geven om te vervuilen op het efficiënte niveau. Subsidies kunnen echter leiden tot te veel productie, zijn een administratieve last en ethisch onaantrekkelijk.
Een uitstoot toeslag (een belasting geheven over elke unit vervuiling) bereikt een gegeven hoeveelheid van reductie in de vervuiling tegen zo laag mogelijke kosten.
Een cap-and-trade systeem garandeert toegestane vervuiling en makt het mogelijk deze vervuilingeenheden te verhandelen. Het bereikt een hoeveelheid van vermindering in vervuiling tegen zo laag mogelijke kosten.
Command-and-control regelingen zijn minder flexibel dan intentiegebaseerde regelingen en zijn daardoor veel duurder.
Positieve externe effecten leiden over het algemeen tot onderwaardering van een activiteit. Een subsidie kan dit probleem corrigeren, maar er moet rekening worden gehouden met het verspillen van subsidies.
Politieke economie is van toepassing op principes voor het analyseren van de politieke beslissingen.
Economen hebben verschillende methoden ontwikkeld om niveaus van publieke goederen in een directe democratie te bepalen.
Lindahl prijszetten resulteert in een unaniem besluit om een efficiënte hoeveelheid van een publiek goed aan te beiden, maar gaat uit van eerlijke preferenties.
Meerderheidsverkiezingen kunnen leiden tot inconsistente beslissingen met betrekking tot publieke goederen als sommige preferenties geen enkele piek hebben.
Wafelijzerpolitiek maakt het mogelijk voor verkiezers om de intensiteit van hun voorkeur uit te drukken.
De onmogelijkheidstheorie van Arrow geeft aan dat in het algemeen het onmogelijk is om een beslissingsregel te vinden die tegelijkertijd aan een aantal redelijke criteria voldoet.
Uitleg over het gedrag van de overheid in een representatieve democratie vereist het bestuderen van de interactie van geselecteerde officiële instanties, publieke werknemers en speciale groepen.
Opleiding is een algemeen publiek goed, maar er kan beargumenteerd worden dat opleiding positieve externe effecten met zich meedraagt.
De aanwezigheid van positieve externe effecten maakt het niet rechtvaardig dat de huidige structuur van de overheid opteert voor hogere opleidingen, die alle studenten een subsidie geeft tegen hetzelfde percentage.
Publiek aanbod van opleiding kan crowding out veroorzaken.
Het bewijs of een toename in uitgave voor publieke opleiding de gemiddelde scores verbetert is gemixt.
Marginale toenames in opleidingsuitgaven hebben een klein effect op de toekomstige inkomsten. Het verwachte effect is relatief groot voor een extra uitgave voor jongere, benadeelde kinderen.
Publieke scholen zouden beter functioneren als zo onderworpen waren een concurrentie. Charter scholen zijn een oplossing, waarbij een grotere vrijheid bestaat te experimenteren in de uitgaven en de beslissingen met betrekking tot aannames.
Een andere mogelijkheid is school vouchers, waarmee financiële steun wordt verkregen voor de familie van de student die de opleiding volgt. De voucher is geldig voor elke school die de familie prefereert.
Kosten-baten analyse is handig in de welvaartseconomie om mogelijke projecten te evalueren.
Om voordeel te behalen gedurende verschillende jaren, moet de contante waarde berekend worden.
Een positieve contante waarde is nodig om te kunnen investeren in een project anders is het niet rendabel. De contante waarde bij zo een evaluatie moet groter dan nul zijn wil je winst maken.
Andere methoden zoals kosten-baten analyse en rendement kunnen leiden tot onzuivere uitkomsten.
Het kiezen van de verdisconteringsrente is een belangrijk onderdeel in de analyse. Afhankelijk van de activiteit wordt een rente gekozen.
De kosten van publieke projecten en de voordelen kunnen op de volgende manieren gemeten worden:
Marktprijzen kunnen niet dienen als een reden om te geloven dat deze afwijken van marginale kosten.
Schaduwprijzen passen marktprijzen aan voor afwijkingen van de sociale marginale kosten gerelateerd aan marktimperfecties.
Inflatie heeft invloed op de contante waarde die berekend wordt.
Verzekeringen die worden aangeboden door de overheid bevatten een groot deel en een toenemend deel van het federale budget.
Voor een risicomijdend persoon is een verzekeringsplan dat per tijdseenheid een eerlijke premie rekent, een activiteit die het verwachte nut vergroot, omdat het mogelijk is om het risico uit te smeren.
Hoe meer risicomijdend een persoon is, de s te meer hij of zij bereid is te betalen voor een verzekeringspremie.
Door individuele personen te plaatsen in een verzekeringsprogramma, ontstaat er een grote poel mensen waarover de totale kosten van de premie kunnen worden uitgesmeerd en zo worden de koste per persoon en dus de premie persoon lager. Ook het risico wordt lager.
Adverse selection doet zich voor wanneer verzekerde mensen meer weten over hun risico dan de verzekeringsmaatschappij. Dit voorkomt dat de verzekeringsmaatschappij premies rekent die overeen komen met de verwachte verliezen van elk individu.
Als de verzekeringsmaatschappij een gemiddelde premie rekent voor alle klanten, dan zullen de mensen met een laag risico de verzekering niet nemen omdat de kosten hoger zijn dan de baten voor hen. Op deze manier verdient de verzekeraar ook minder geld.
De overheid kan adverse selection tegengaan door een universele gezondheidsverzekering aan te bieden en gelijke premies te vragen.
Moral hazard doet zich voor wanneer het verkrijgen van een verzekering leidt tot het vertonen van wangedrag.
De consument betaalt slechts 12% van de totale zorguitgaven. De rest wordt gefinancierd door een derde partij.
De meeste Amerikanen schaffen een zorgverzekering aan via hun werkgever.
Het voordeel van een verzekering die wordt aangeboden door de werkgever is dat er een grotere poel mensen ontstaat waarover het risico wordt verspreid. De asymmetrische informatie wordt verminderd en er komen lagere administratieve kosten bij kijken.
Het aanbieden van een verzekering door de werkgever kan een negatief effect hebben op de mobiliteit van de werknemer: werknemers zijn minder bereid te reizen voor een baan of te veranderen van baan, omdat de verzekering verloren zal gaan.
Het Medicare programma maakt zorgverzekering mogelijk voor mensen van 65 jaar en ouder. Het gaat om ziekenhuiszorg en medische verzekering.
Het Medicaid programma maakt het mogelijk om een zorgverzekering aan te bieden voor mensen die arm zijn.
Het Medicaid programma heeft crowding out van de private verzekering veroorzaakt.
Sociale verzekeringen geven zekerheid voor pensioengeld. Op deze manier wordt er gebruik gemaakt van een annuïteit en wordt de welvaart verbeterd door het helpen van mensen om de consumptie glad te strijken.
Het kan zo zijn dat sociale verzekeringen falen door asymmetrische informatie. Een ander probleem is dat mensen niet genoeg informatie hebben en zicht op de toekomst waardoor ze te weinig sparen.
Er is een pensioensysteem waarbij je uitbetaald wordt van de premies van de huidige werknemers. Jij spaart niet zelf voor je pensioen in dit geval.
Een gefundeerd pensioen wordt betaald uit de betalingen die zijn gedaan gedurende het leven van de werknemer met de bijbehorende rentebetalingen.
Sociale verzekeringen kunnen invloed hebben op de private spaarhandelingen van mensen. Dit heeft te maken met het substitutie-effect. Het kan het sparen doen toenemen of afnemen.
Het percentage oudere mensen is sterk toegenomen sinds de introductie van sociale verzekeringen.
Er zijn verschillende mogelijkheden om de problemen voor fundering van de sociale verzekeringen op te lossen, alleen komen deze oplossingen echter ook met hun tekortkomingen.
Het meten van de armoede is moeilijk om te doen. Problemen die zich voordoen bij de overheid:
Ze tellen alleen cash ontvangsten.
Ze negeren belastingen.
Ze zijn gebaseerd op jaarlijks inkomen.
Ze negeren veranderingen in de samenstelling van het huishouden.
Als de sociale welvaart gelijk is aan de som van identieke nutsfuncties die afhankelijk zijn van enkel het inkomen, dan is er een afnemend marginale nut van het inkomen. Daarbij komt nog dat de totale hoeveelheid inkomen gefixeerd is en dat het inkomen evenredig verdeeld zou moeten worden.
Het maximin criterium geeft aan dat de beste inkomensverdeling het nut maximaliseert van de persoon die het laagste nut heeft.
De inkomensverdeling van een publiek goed kan leiden tot Pareto efficiëntie bij ene herverdeling waarbij niemand slechter af is als gevolg van een overdracht van inkomen.
Omdat mensen geen waardering van een publiek goed geven is het moeilijk te bepalen hoe goederen de inkomens beïnvloeden.
Statutory incidence is de legale verschuldigdheid voor een belasting, terwijl economic incidence wijst op de werkelijke last van een belasting.
Economic incidence wordt bepaald door de prijsveranderingen die worden veroorzaakt door het heffen van belasting. Het is ook afhankelijk van de bronnen van een individu en het gebruik van inkomen.
Tax shifting is het fenomeen dat het verschil aangeeft tussen statutory incidence en economic incidence.
Statutory incidence geeft aan wie wettelijk verantwoordelijk is voor de belasting.
Economic incidence is de verandering in de verdeling van het werkelijke inkomen als gevolg van belastingheffing.
De functionele verdeling van het inkomen is de manier waarop het inkomen wordt verdeeld over de mensen wanneer zij in een klasse worden geplaatst.
Lump sum tax is de belasting waarvan de waarde onafhankelijk is van het gedrag van het individu.
Belastingen veroorzaken over het algemeen een last voor de consument. Extra kosten die buiten de belasting ligt die wordt geheven.
Een extra last wordt veroorzaakt door verstoringen in het gedrag door het heffen van belasting.
Lump sum belastingen verstoren het gedrag niet, maar zij onaantrekkelijke beleidsmiddelen. Ze zijn een belangrijke standaard waarmee extra lasten van andere belastingen wordt vergeleken.
Extra lasten kunnen ook ontstaan als het gedrag niet beïnvloed wordt. Dit komt doordat de gecompenseerde reactie op een belasting bepaalt wat de extra last is.
Subsidies creëren een extra last doordat ze mensen aanmoedigen om goederen te consumeren die minder waard zijn dan de marginale sociale kosten van de productie.
De equivalent variation is een verandering van het inkomen dat hetzelfde effect heeft op het nut als een verandering in de prijs van een goed.
Het inkomenseffect geeft aan dat het effect van een prijsverandering op de hoeveelheid die gevraagd wordt, zich alleen heeft voorgedaan vanwege het feit dat het inkomen van de consument veranderd is.
De theorie die efficiënte goederen beschrijft, geeft aan hoe een gegeven opbrengst vergroot kan worden met een minimale extra last.
De Ramsey regel geeft aan dat om de extra lat te minimaliseren, de belastingpercentages zo gezet moeten worden dat proportionele aftrek gelijk is voor de gevraagde hoeveelheid van elk goed.
Wanneer goederen ongerelateerd zijn met betrekking tot consumptie geeft de Ramsey regel aan dat de relatieve belastingpercentages tegengesteld gerelateerd moeten zijn aan de gecompenseerde vraagelasticiteit.
Het kiezen van optimale gebruikstoeslagen voor door de overheid geproduceerde goederen is gelijkwaardig aan het kiezen van een optimale belasting.
Inkomstenbelasting is een belangrijke bron van inkomsten in ontwikkelde landen.
Belastingsystemen kunnen geëvalueerd worden door standaarden, die anders zijn dan die van de optimale belastingtheorie.
Time endowment is het maximale aantal uur dat een individu kan werken gedurende een gegeven periode.
Het berekenen van het federale inkomstenbelasting verschuldigdheid bestaat uit drie grote stappen: meten van het totale inkomen, omzetten van het totale inkomen in belastbaar inkomen en het berekenen van de belastingen die van toepassing zijn.
Het aangepaste bruto inkomen is het totale inkomen van alle belastbare bronnen minus bepaalde uitgaven voor het verdienen van dit inkomen.
Een percentage overzicht geeft de verschuldigdheid met betrekking tot belasting weer voor elk niveau van belastbaar inkomen.
De Haig-Simons definitie van inkomen geeft de waarde van geld weer die veroorzaakt wordt door de netto toename in de koopkracht van de individu om te consumeren gedurende een bepaalde periode.
Gerealiseerd en ongerealiseerd kapitaal zijn winstcomponenten waarbij rekening moet worden gehouden met het bepalen van het belastbare inkomen.
De IRA is een bepaalde spaarrekening waarin bijdragen gestort worden die aftrekbaar zijn en de erkenning van de rente is belastingvrij.
Reëel inkomen is de meting van het inkomen dat telt voor de veranderingen in het algemene prijsniveau.
De persoonlijke inkomstenbelasting heeft effect op veel economische besluiten, ook het aanbod van arbeid, het spaargedrag en de consumptie.
Bij een beslissing met een bepaald budget moet rekening worden gehouden met het totale budget.
Er kan geschoven worden over de budgetlijn waarbij verschillende verhoudingen van twee goederen geconsumeerd kunnen worden.
De keuze van de verhouding is afhankelijk van de individuele voorkeur van de consument, de geldhoeveelheid en de benodigdheid van de goederen. Ook het nut speelt een rol
Human capital zijn de investeringen die een individu maakt in opleiding, training en zorg die de productiecapaciteit doen stijgen.
De laffer curve is een grafiek die de relatie weergeeft tussen belasting en de opbrengst van een belastingpercentage.
Lenen is een belangrijke methode voor de overheid om investeringen en uitgaven te financieren. Het tekort gedurende een periode is de extra hoeveelheid uitgaven die de inkomsten overstijgt. De schuld op een bepaald moment is de som van de voorgaande tekorten en de surplussen.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen on-budget tekorten en off-budget tekorten.
Internal debt is wanneer de hoeveelheid die de overheid verschuldigd is, betrekking heeft op de eigen burgers.
Een external debt heeft betrekking op buitenlanders.
Generational accounting is een accountingmethode voor het meten van de gevolgen van de fiscale policy van de overheid.
Crowding out hypothese geeft aan dat lenen door de overheid de private investeringen doet verminderen.
Overlapping generations model houdt rekening met het feit dat meerdere verschillende generaties tegelijkertijd bestaan.
De efficiëntie van consumptie belasting kan getest worden door het levenscyclus model te gebruiken.
Algemene verkoopbelasting wordt geheven over de aankoop van goederen.
Selectieve verkoopbelasting wordt geheven over specifieke goederen.
Een unit belasting wordt geheven over gefixeerde hoeveelheid per goed dat wordt aangeschaft.
De toegevoegde waarde is het verschil tussen de opbrengst en de kosten van een verkocht goed.
De belasting over de toegevoegde waarde is het belastingpercentage dat wordt geheven over de toegevoegde waarde op elk niveau van productie.
De consumptie toegevoegde waarde geeft aan dat kapitaalinvesteringen afgetrokken worden van de verkopen bij de berekening van de toegevoegde waarde.
De factuurmethode maakt elk bedrijf schuldig voor belasting over de totale verkoop, maar deze kan teruggevraagd worden.
Het federale belastingsysteem bestaat uit verschillende niveaus van overheid die publieke goederen en diensten leveren.
Fiscaal federalisme onderzoekt functies op verschillende niveaus in de overheid.
Centralisatie ratio is het gedeelte va de totale directe overheidsuitgaven die gemaakt worden door de centrale overheid.
Het Tiebout model geeft de mogelijkheid van individuele personen aan om te verplaatsen naar jurisdicties om het probleem van lokale publiek goederen aanbod op te lossen.
Tibout veronderstellingen: de activiteiten leiden niet tot externe effecten.
Individuele personen zijn volledig mobiel.
Mensen hebben perfecte informatie.
Er zijn genoeg verschillende gemeenschappen.
De kosten per unit van de unieke diensten is constant.
Publieke diensten worden gefinancierd door een proportioneel deel van eigendomsbelasting.
Gemeenschappen kunnen exclusieve zone regelingen hanteren.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In this bundle relevant studymaterial is brought together for students studying E&BE B2 at the university of Groningen
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2405 |
Add new contribution