Strafrecht 2 - Rijksuniversiteit Groningen - Oefenmaterialen
- 3097 reads
Halina en haar psychisch niet helemaal in orde zijnde broertje Joop maken op een warme zomerdag een wandeling door het park. Daar lopen ze Harry tegemoet. Harry, een echte casanova, fluit naar Halina zodra hij het tweetal passeert. Halina, die vorige week net gedumpt is door haar inmiddels ex-vriendje, heeft het tijdelijk even helemaal gehad met de liefde en vooral foute mannen. Ze ontsteekt dan ook in woede en vliegt Harry naar de keel terwijl ze roept: ‘Alle mannen zijn hetzelfde! Ik ben jullie helemaal zat!’ Na een korte worsteling begint Harry, die tevens ook professioneel kickbokser is, de overhand te krijgen. Joop staat tot op dit moment hulpeloos toe te kijken. ‘Help Joop! Deze man wil mij verkrachten!’ roept Halina. Dit laat Joop zich geen twee keer vertellen en hij duikt bovenop Harry. Terwijl Harry spartelend op de grond ligt, slaan Halina en Joop een aantal keer stevig op zijn hoofd in. Omdat Halina aanvoelt dat Harry hen misschien alle twee wel eens zou aankunnen, beveelt ze Joop om Harry knock-out te slaan. Joop voegt de daad bij het woord en beukt Harry met een gerichte stoot buiten bewustzijn, zwaar lichamelijk letsel oplopende. Hierna trekt Halina Joop snel mee om hun wandeling te vervolgen.
Halina wordt vervolgd voor het medeplegen van zware mishandeling ex art. 302 Sr. De kwestie omtrent Joop is wat meer complex. Hij was in de veronderstelling dat zijn zus verkracht werd en dus een noodweersituatie aanwezig was, waardoor hij handelde zoals hierboven beschreven. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat Joop inderdaad, gezien zijn psychische gesteldheid, niets verweten kan worden en dat er sprake is van avas (afwezigheid van alle schuld).
Zal Halina veroordeeld worden wegens het medeplegen van zware mishandeling ex art. 302 Sr? U dient in uw antwoord ook aandacht te besteden aan de niet-strafbaarheid van Joop.
Bespreek de strafbaarheid van Halina ten aanzien van de andere deelnemingsvormen (die in art. 47 Sr zijn opgenomen).
Everhard bezit een winkel gespecialiseerd in antiek uit de Victoriaanse tijd. Een jaar geleden is in dezelfde stad een andere winkel gespecialiseerd in dit soort antiek gekomen, die gerund wordt door Wybrandius. Everhard heeft zijn inkomsten aanzienlijk zien dalen door de komst van Wybrandius en geeft Dolf en Rolf de kans om een plannetje van hem uit te voeren. Hij vraagt hen om ’s nachts in te breken bij de winkel en enkele dure voorwerpen te stelen. Hiervoor zullen zij beiden 500 euro verdienen. Dolf en Rolf, die wel wat geld kunnen gebruiken, accepteren de klus en treffen de nodige voorbereidingen. Ze regelen twee bivakmutsen en een koevoet om de deur te forceren. De volgende nacht zitten de twee in hun auto, geparkeerd op enige afstand van de winkel, elkaar moed in te spreken om de klus te klaren. Zodra ze eindelijk zover zijn en uit willen stappen, knalt er met volle vaart een Landrover tegen hun auto aan. De bestuurder ervan was in slaap gevallen achter het stuur. Door het ongeval overlijden Dolf en Rolf ter plekke.
Everhard wordt vervolgd ter zake van uitlokking ex art. 47 lid 1 sub 2 Sr. Bespreek zijn strafbaarheid ten aanzien van de gedragingen van Dolf en Rolf in het kader van art. 311 lid 1 en 2 Sr.
Maarten lijdt als gevolg van een zware ziekte aan chronische pijnen. Na vele medicijnen te hebben geprobeerd en een aantal keer opgenomen te zijn in het ziekenhuis, ontdekt hij via een vriend het (fictieve) wondermiddel Sativa Cannabisa, een warme drank op basis van cannabis. Dit middeltje kan hij thuis zelf brouwen. De cannabis krijgt hij op doktersvoorschrift geleverd van een legale instantie. Echter besluit hij om zelf thuis cannabis te telen, om zo tijd en geld te besparen. Er bestaat geen verschil in de kwaliteit van de cannabis.
Wanneer dit feit bekend is geworden, wordt Maarten vervolgend wegens het opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 lid 1 sub b Opiumwet genoemd verbod (namelijk het telen van cannabis).
Kan Maarten met succes een beroep doen op een strafuitsluitingsgrond?
Als gevolg van een depressie en bipolaire stoornis heeft Keetje last van een zware vorm van dissociatie. Dit houdt in dat zij meerdere malen per uur een tijdje “van de wereld” is. Doordat haar hersenen zich plotseling uitschakelen, gebeurt alles op automatische piloot zonder dat er sprake is van ook maar enige controle of een eigen identiteit. Nadat zij als het ware weer bij bewustzijn komt, herinnert zij zich niets van wat zij in die episode heeft gedaan. Zo kan voor Keetje een paar minuten later voelen, terwijl in feite een half uur is verstreken. Hiervoor is zij opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Op een dag, nadat het een aantal dagen goed is gegaan met haar dissociatie-verschijnselen, mag Keetje een uurtje erop uit in haar eentje. Ze besluit een wandeling te maken door het naast het ziekenhuis gelegen park. Tjeerd, een oudere man die elke dag een frisse neus haalt in dit park, zit ook vandaag weer op zijn vaste bankje. Wanneer Keetje voorbij zijn bankje loopt blijft ze plotseling bewegingsloos staan. Een minuut later springt ze op het bankje en probeert al stompend met haar voeten het te vernielen. Tjeerd is hier natuurlijk niet van gediend en pakt meteen zijn mobiele telefoon om de politie te bellen.
Tegenover de agenten verklaart Keetje dat ze zich niets meer herinnert van het gebeuren en dat ze hoogstwaarschijnlijk in een episode van dissociatie zat. Toch wordt ze vervolgd voor vernieling ex art. 350 lid 1 Sr. Ter terechtzitting verklaart haar psychiater, die als deskundige wordt gehoord, dat Keetje inderdaad in een episode moet hebben gezeten ten tijde van het voorval. ‘Gedurende een tijdje heeft zij dan absoluut geen controle meer over haar gedrag en denkwijze. Dit overkomt haar als gevolg van haar zware vorm van dissociatie helaas vaker dan verwacht.’
De rechter hecht geloof aan de verklaring van de deskundige en spreekt Keetje vrij. Verklaar deze vrijspraak.
Alex is werkzaam als een zogeheten collecteur bij incassobedrijf Grijpgraag BV. Dit houdt in dat hij persoonlijk langsgaat bij wanbetalers van hun klanten om openstaande schulden te innen. Van het geld wat ze weten los te trekken is, volgens de contracten met hun klanten, 20% voor Grijpgraag BV zelf. Echter, sinds teamleider Victoria het voor het zeggen heeft over de werkwijze van de collecteurs, wordt bij elk opgehaald bedrag een extra 5% gerekend. Tegenover de klanten wordt vervolgens gemeld dat de mensen niets voor niets wanbetalers zijn en nou eenmaal niet meer geld konden opbrengen. Het geld dat extra wordt verdiend aan de 5%-regel komt, na het witwassen ervan, terecht op de bankrekening van de BV. Directeur Jansen heeft geen weet van de praktijken van teamleider Victoria en is dan ook aangenaam verrast over de gestegen winstmarge van de BV gedurende de afgelopen tijd. Hij beloont Victoria met een beter contract en een hogere positie binnen het bedrijf. Omdat hij haar vertrouwt, geeft hij haar tevens alle vrijheid om de winstmarge zo hoog mogelijk te houden. Dit betekent natuurlijk ook dat hij steeds vaker op vakantie gaat, om zijn verschillende maîtresses in het buitenland te bezoeken. Na een jaar komt het OM de BV op het spoor en ontdekt de oplichtingspraktijken. De BV wordt vervolgd voor het plegen van art. 321 Sr.
Heeft de vervolging kans van slagen?
Naast de BV is ook collecteur Alex de klos. Hij wordt ook vervolgd ex art. 321 Sr. Ter terechtzitting verklaart hij het volgende:
‘Het is correct dat ik bij een klus altijd 25% van het opgehaalde bedrag aftrek. Dit bedrag geef ik dan aan Victoria, onze teamleider die voor de afhandeling van de klus zorgt. Naar mijn weten is dit percentage altijd al 25% geweest, en dit is mij tevens ook verteld door Victoria. Ik vertrouwde haar als teamleider en baas, had ik dit dan niet mogen doen? Ik had geen weten van deze gang van zaken. Ik meende gewoon op rechtmatige wijze mijn taak uit te voeren.’
Indien de rechter de verklaring van Alex gelooft, welke einduitspraak zal dan volgen? Ga ervan uit dat de gedraging van Alex valt onder de term ‘wederrechtelijk zich toe-eigent’ ex art. 321 Sr.
Uit een onderzoeksrapport blijkt dat de gemeente Leeuwarden ernstige fouten heeft gemaakt omtrent het verstrekken van motorrijbewijzen. Als een inwoner van de gemeente voor zijn praktijkexamen autorijden met succes een theorie-examen voor motorrijden aflegde, kwam deze direct in aanmerking voor een motorrijbewijs. Dit rijbewijs kon dan, na het slagen voor het praktijkexamen autorijden, gezamenlijk met het autorijbewijs worden afgehaald bij het gemeentehuis. Dit terwijl normaal gesproken maar liefst twee praktijkexamens moeten worden afgelegd voor een motorrijbewijs. Dit heeft ervoor gezorgd dat er een aantal ongelukken zijn gebeurd, veroorzaakt door niet-gekwalificeerde motorrijders. Verder blijkt uit het rapport dat het hoofd van de verantwoordelijke afdeling een lange tijd om onbekende redenen afwezig was, en daardoor heeft verzuimd zijn controlerende taak uit te oefenen.
Het OM vervolgt de gemeente als pleger voor overtreding van art. 4 lid 1 van de (fictieve) Wet Rijbewijzenverstrekking, die als volgt luidt: ‘Het is verboden rijbewijzen te verstrekken aan personen die niet in het bezit zijn van de daarvoor vereiste kwalificaties, of niet voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden.’
Tot welke einduitspraak zal de rechter ten aanzien van de gemeente komen?
Er bestaan verschillende vormen waarin een AVAS-verweer zich kan voordoen. Noem er vier.
Reageer op de volgende stelling en bespreek de (on)juistheid ervan.
Stelling: ‘Bij het vaststellen van het begin van uitvoering bij een poging is, gelet op het Cito-criterium, alleen datgene beslissend wat voor een omstander zichtbaar is.’
(1e mat. vraag): Medeplegen van zware mishandeling kan bewezen worden.
Halina en Joop hebben zo bewust en (zó) nauw samengewerkt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat van medeplegen kan worden gesproken. (1 pt)
Halina en Joop beschikten beide over opzet ten aanzien van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voor Joop is dat expliciet gegeven en bij Halina is het overduidelijk. (1 pt)
(3e mat. vraag): is Halina ook strafbaar? Uiteraard is geen sprake van de rechtvaardigingsgrond noodweer (hoeft niet benoemd te worden). De vraag is of de niet-strafbaarheid van Joop doorwerkt naar Halina. Dat is niet het geval. Het betreft een persoonlijke strafuitsluitende omstandigheid (art. 50 Sr). (3 pt)
Uitlokking. Halina heeft het feit opzettelijk uitgelokt door middel van misleiding. De enige voorwaarde die niet vervuld is, is de strafbaarheid van Joop. (1 pt)
De niet-strafbaarheid wordt niet als voorwaarde genoemd, dus gemotiveerd aannemen van uitlokking kan ook een punt opleveren.
Doen plegen. Halina heeft Joop bewogen tot het plegen van dit strafbare feit. Doen plegen kan aangenomen worden, want Joop is niet strafbaar. (2 pt)
Halina is waarschijnlijk ook strafbaar als pleger, maar daar wordt niet naar gevraagd.
Grondfeit. Hebben Rolf en Dolf zich schuldig gemaakt aan poging diefstal gedurende de nachtrust met twee verenigde personen (art. 311, lid 1 onder 3 en 4 Sr)? Begin van uitvoering? Zijn er gedragingen verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf? Dat is niet het geval, er is nog veel en veel te weinig gebeurd. Het hoeft zelfs niet nodig te zijn om Cito te gebruiken. (2 pt)
Wel is sprake van voorbereiding van diefstal gedurende de nachtrust met twee verenigde personen (art. 311, lid 1 onder 3 en 4 Sr). Ex art. 311 lid 2 Sr staat hier een gevangenisstraf van negen jaren op, terwijl art 46 eist dat er ten minste 8 jaar op staat. Rolf en Dolf hebben opzettelijk een voorwerp (koevoet, eventueel ook de bivakmutsen) voorhanden gehad bestemd om dit misdrijf te begaan. (2 pt)
Everhard is uitlokker, door middel van een beloning van diefstal gedurende de nachtrust met twee verenigde personen. Er is sprake van opzet, psychische causaliteit, grondfeit, uitlokkingsmiddel en strafbaarheid van de daders. (Dat de feitelijke uitvoerders dood zijn, doet daar niet aan af.) (2 pt)
Er is ook sprake van art. 46a, maar daar werd niet naar gevraagd.
De meest voor de hand liggende strafuitsluitingsgrond is overmacht-noodtoestand. (1 pt)
Dit beroep zal niet slagen omdat er redelijke, niet-strafbare alternatieven voorhanden waren (anders dan in het arrest Noodtoestand en Opiumwet). Dat betekent dat het beroep strandt op de subsidiariteit. De op legale wijze van een instantie verkregen Cannabis bestreed de pijn immers net zo goed. Het uitsparen van geld of tijd is uiteraard onvoldoende reden om de wet te overtreden. (3 pt)
Wat als men wel poging aanneemt? Dan moet strafbaarheid aangenomen worden wegens uitlokking. Het aannemen van poging is zo fout en de vraag wordt daardoor zo gemakkelijk, dat men daarvoor geen punten krijgt.
Opzet is een bestanddeel bij het delict vernieling. Uit het arrest Tolbert volgt dat een ‘stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken (…). Daarvan zal overigens bij hoge uitzondering sprake zijn’. Uit de vastgestelde feiten en de verklaring van de deskundige is af te leiden dat de geestesgesteldheid van Keetje ten tijde van het gebeuren zodanig was dat bij haar ‘ieder inzicht’ in de zin van het Tolbert-criterium ontbrak. De rechtbank moet hebben gemeend dat dat hier het geval was en dat dit het bewijs van het bestanddeel opzet in de weg staat. 2 pt voor het noemen van Tolbert, 2 pt voor het correct toepassen hiervan. N.B.: de redenering dat het opzet niet bewezen kan worden omdat Keetje zich niets van het voorval kan herinneren is fout. Het gaat om haar geestesgesteldheid op het moment van plegen.
De BV is normadressaat (geen punten, ook geen aftrek).
Daderschap: de gedraging van de werknemers moet aan de rechtspersoon worden toegerekend met behulp van de oriëntatiepunten uit het Drijfmest-arrest. Toerekening is mogelijk indien de gedraging is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hierbij zijn de volgende punten van belang:
Verricht door personen die werkzaam waren voor de BV: ja, werknemers
Paste de gedraging binnen de normale bedrijfsvoering: ja, zelfs de verboden gedraging behoort hiertoe.
Was de gedraging dienstig voor de rechtspersoon: ja, de praktijken leveren een grotere winst op.
Vermocht de rechtspersoon erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en werd deze blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard? Ja, BV heeft feitelijke zeggenschap over haar werknemers, dus ook beschikkingsmacht. Er is ook aanvaard, doordat medewerker Victoria opdracht heeft gegeven en Jansen het volledig op zijn beloop laat.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de gedraging is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Zij is dan ook aan de BV toe te rekenen. De BV is dader. (3 pt)
Subjectieve kant: heeft de BV opzet gehad op de gedraging? Doordat Victoria er opdracht toe heeft gegeven en Jansen het op zijn beloop laat, en het hier werknemers betreft die hoog in de bedrijfshiërarchie staan, kan dit opzet van de natuurlijke personen aan de rechtspersoon worden toegerekend en bewezen worden. Een redenering via de losse bedrijfsstructuur en –politiek binnen de rechtspersoon, waarbij er gewezen wordt op het feit dat de zaken niet goed geregeld zijn, en er van hogerhand niet voldoende gecontroleerd wordt, en er aldus sprake zou zijn van ‘eigen opzet’ van de BV ligt minder voor de hand, maar is ook voldoende. (1 pt)
Omdat het hier een delict betreft waarbij boos opzet is vereist, is het verweer te kwalificeren als een bewijsverweer. Indien de rechter geloof hecht aan het verhaal, zal hij moeten vrijspreken, aangezien opzet op de wederrechtelijkheid dan niet kan worden bewezen.
Een openbaar lichaam in de zin van hoofdstuk 7 van de Grondwet, en dat is de gemeente, kan strafrechtelijk immuun zijn, indien de ‘desbetreffende gedragingen naar haar aard en gelet op het wettelijk systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak, (…)’ (Pikmeer II). Daarbij is ‘niet beslissend of de tenlastegelegde gedraging is verricht in het kader van een exclusieve overheidstaak, maar of die gedraging zelf exclusief is (…)’. (Knigge in Overstort). Bij het afgeven van rijbewijzen betreft het een dergelijke gedraging; dit kan niet door bijvoorbeeld privaatrechtelijke rechtspersonen geschieden. De gemeente is dan ook strafrechtelijk immuun, en dus niet vervolgbaar. Het OM is niet-ontvankelijk.
verontschuldigbare feitelijke dwaling
verontschuldigbare rechtsdwaling
verschoonbare onmacht,
maximaal te vergen zorg,
putatieve strafuitsluitingsgronden. (4 pt, 1 pt per stuk)
Nee, het gaat hierbij om wat er objectief ex nunc achteraf kan worden vastgesteld. Zie Videodozen-arrest.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Strafrecht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2486 | 1 |
Add new contribution