Strafrecht 2 - RUG - Oefententamen 2015/2016

Vragen

De verdachte wordt vervolgd wegens medeplegen van opzetheling. Aan hem wordt het volgende ten laste gelegd:

“dat hij op of omstreeks 23 februari 2004 in de gemeente Voorst, tezamen en in vereniging met een ander twee schroevendraaiers en een purspuit en een cirkelzaag voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die schroevendraaiers en purspuit en cirkelzaag wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. (art. 47 lid 1 sub 1° jo. 416 Sr)”

Vraag 1

Beargumenteer op basis van de onderstaande stukken uit het dossier of voldoende bewijs aanwezig is om verdachte te veroordelen wegens medeplegen van opzetheling. U kunt de bespreking van het opzet van de verdachte achterwege laten. (5 punten)

- Een proces-verbaal, nummer 2015048488-6, d.d. 24 februari 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie als verklaring van verbalisanten:

“Op maandag 23 februari 2004 omstreeks 22:10 uur hoorden wij dat er door de centralist van de regionale meldkamer X een melding werd uitgegeven van een inbraakalarm in Voorst. Het alarm zou afgaan in een winkel van [A]. Op de D-weg zagen wij een grijze Renault rijden die uit de richting van Klarenbeek kwam. Op de P-weg reden wij achter het voertuig. Wij zagen dat het voertuig was voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Wij zagen dat er in de auto twee personen zaten. De verbalisant [verbalisant 1], zag in de achterbak verschillende automaterialen liggen, onder andere gereedschap. Van buitenaf kan je in de achterbak kijken daar de hoedenplank was verwijderd. Wij hoorden van de collega dat er onder andere gereedschap was weggenomen van het merk DeWalt. Wij zagen dat er verschillende gereedschappen van het merk DeWalt in de achterbak lagen. De bestuurder is genaamd [betrokkene]. De bijrijder is genaamd [verdachte].”

- Een proces-verbaal, nummer 2015048488-1, d.d. 24 februari 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], brigadier van politie als verklaring van aangever [getuige 1]:

“Tussen 23 februari 2004 te 22:10 uur en 23 februari 2004 te 22:30 uur werd op [A-straat 1] te Voorst de inbraak gepleegd. Toen ik naar de voordeur van het pand liep, zag ik dat deze opengebroken was. Toen ik het pand verder inliep zag ik dat in de ruimte achter de voordeur een aantal gereedschappen uit een stelling waren weggenomen. Het betreft hier gereedschappen die op luchtdruk werken. Verder denk ik dat er vanuit diezelfde ruimte nog meer gereedschappen zijn weggenomen vanaf een schap. Dit betreffen gereedschapsetjes en waarschijnlijk iets van een moersleutel.
Als lijst van gestolen voorwerpen:
2 schroevendraaiers
1 purspuit
1 cirkelzaag
Totaal bedrag: € 728,74”

- Een proces-verbaal, nummer 2015048488, d.d. 24 februari 2004 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], inspecteur van politie als verklaring van getuige [getuige 2], werknemer van de zaak waarin is ingebroken te Voorst:

“U toont mij goederen die aangetroffen zijn in een auto die in de nacht van maandag 23 februari 2004 en dinsdag 24 februari 2004 door de politie werd aangetroffen. Ik kan u verklaren dat ik deze goederen herken als de goederen die in die bewuste nacht bij ons zijn gestolen bij een inbraak. Ik herken deze goederen omdat wij een aantal specifieke codes op de verpakkingen hebben aangebracht.”

- Een proces-verbaal, nummer 2015048488-25, d.d. 24 februari 2004 op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], hoofdagent van politie en [verbalisant 5], inspecteur van politie als verklaring van verdachte:

“Ik ben op 22 februari 2004 door [betrokkene] gebeld. Ik kende [betrokkene] enkele weken. Hij vroeg of ik tijd had. Ik ben op 23 februari 2004 opgehaald door [betrokkene] in zijn auto, een grijskleurige van het merk Renault. We gingen zomaar wat rijden. De spullen die bij ons in de auto lagen zijn gekocht. Ik heb gezien dat [betrokkene] deze gereedschapspullen gekocht heeft. Dat was bij een pompstation.

In de auto hebben we over het verleden van [betrokkene] gesproken. Ook over zijn criminele verleden. Daar wist ik van. Ik heb [betrokkene] niet gevraagd wat we gingen doen. [Betrokkene] heeft tegen mij gezegd dat hij dingen van die jongens had gekocht omdat het een koopje voor hem was. Ik heb wel gezien dat [betrokkene] de goederen in de kofferbak van zijn auto heeft gedaan. Ik dacht direct dat het wel eens om gestolen spul zou kunnen gaan. Het was immers al heel laat en in een vreemde omgeving. Ik vond het wel een rare situatie, maar heb niets aan [betrokkene] gevraagd. Ik had die avond mijn telefoon wel bij me. Ik had inderdaad iemand kunnen bellen om mij op te halen."

- Een proces-verbaal, nummer 20150484888-26, d.d. 24 februari 2004, op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] voornoemd, als verklaring van medeverdachte [betrokkene]:

“Ik ben op 23 februari 2004 [verdachte] tegengekomen en we zijn vervolgens samen rond gaan rijden. Op een gegeven moment zag ik dat het benzinelampje van mijn auto begon te branden. Ik ben hierop op zoek gegaan naar een benzinepomp. Ik vond een gele benzinepomp, volgens mij in de buurt van een bedrijventerrein. Ik zag dat de benzinepomp gesloten was. Terwijl ik daar stond zag ik dat er twee mannen naar mij toe kwamen gelopen. Zij vroegen mij of ik handel wilde kopen. Ik zag in de geopende kofferbak allemaal gereedschap liggen. Ik heb die mannen 275 euro gegeven en zij hebben het gereedschap in mijn auto geladen.”

2. Zwaag BV is gevestigd in Rotterdam. Het bedrijf houdt zich blijkens de eigen website bezig met “grondwerken, bomen rooien, maaien van sloten, een en ander in ruimste zin”. Zwaag BV heeft een opdracht van de gemeente Rotterdam aangenomen om afval te verwijderen afkomstig uit werkzaamheden aan de Vechtstraat te Rotterdam, uitgevoerd door de gemeente Rotterdam. In het kader van de verbreding van de Vechtstraat worden een aantal bomen gerooid. Zwaag BV moet het snoeiafval en de boomstobben (het achtergebleven gedeelte van een gekapte boom) afvoeren en op een nabij gelegen perceel verstoken. Gerben, werknemer van de BV, wordt belast met deze taak.

Als Gerben bezig is met het verstoken van het snoeiafval en de boomstobben, komt politieambtenaar Hans een kijkje nemen. Hij ziet dat tussen het snoeiafval en de houtstobben ook stukken stroomkabel liggen. “Dat lijkt me niet de bedoeling,” zegt Hans tegen Gerben. “Dat snoeiafval en die boomstobben mogen wel verstookt worden, maar stroomkabels zijn afvalstoffen. Die mag je niet zomaar verbranden, dat is in strijd met de Wet milieubeheer.” Gerben reageert gelaten: “Tja uh, ik wist niet dat dat niet mag. Daar is mij niks over verteld.” Hans besluit er werk van te maken en zoekt de zaak verder uit. Uit zijn onderzoek blijkt onder meer het volgende:

- Zwaag BV was in het kader van een aangenomen werk betrokken bij de verwijdering van afval voortkomend uit door de gemeente Rotterdam uitgevoerde werkzaamheden aan de Vechtstraat (wegverbreding);
- Aan Zwaag BV was door de gemeente Rotterdam opdracht verleend tot het afvoeren van onder meer snoeihout en boomstobben naar een perceel aan de Rijnstraat, alwaar een en ander diende te worden verstookt;
- daarbij zijn tevens stroomkabels verbrand door ene Gerben, werknemer van Zwaag BV;
- het is algemeen bekend dat tussen boomwortels van bomen die langs de verharde weg hebben gestaan, (delen van) stroomkabel kunnen zitten;
- Gerben nam ter uitvoering van zijn werkzaamheden werkopdrachten aan van de directeur-grootaandeelhouder van Zwaag BV, ene Freek, waarbij deze Gerben slechts in algemene zin is verteld waaruit de werkzaamheden zouden bestaan;

- Het heeft zich in het verleden vaker voorgedaan dat stroomkabels verstookt zijn door andere werknemers van Zwaag BV; Freek, directeur-grootaandeelhouder, was daarvan op de hoogte;
- Gerben mocht deze werkzaamheden met een grote mate van zelfstandigheid uitvoeren;
- op de werkzaamheden van Gerben werd geen toezicht werd gehouden door (andere) medewerkers van Zwaag BV;
- Er waren geen bij die Gerben bekende richtlijnen voor de uitvoering van zijn werk;

De zaak komt op het bord van de officier van justitie. Die constateert dat art. 10.2 lid 1 Wet milieubeheer is geschonden. Deze bepaling luidt:

“Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden”.

Freek wordt als pleger vervolgd wegens het verbranden van afvalstoffen, te weten stroomkabels. Opzettelijke overtreding van art. 10.2 lid 1 Wet milieubeheer is een misdrijf; niet-opzettelijke overtreding van art. 10.2 lid 1 Wet milieubeheer is een overtreding. Freek wordt uitsluitend vervolgd wegens de overtredingsvariant.

Vraag 2

Heeft de vervolging van Freek kans van slagen? U mag uitgaan van de gegevens uit Hans’ onderzoek. (5 punten)

Karlieke heeft haar zinnen gezet op het in handen krijgen van een zeldzame postzegel. Het gaat om een postzegel uit 1890 met daarop de beeltenis van de Franse koning Lodewijk IV. De postzegel is in bezit van Kees, die de zegel een aantal weken geleden op een veiling op de kop had getikt voor een bedrag van 326.000 euro. Karlieke hoopt dat haar goede vriend Mark haar zou kunnen helpen bij het in handen krijgen van de postzegel. Ze vraagt Mark of hij voor een bedrag van 325 euro de zegel uit het huis van Kees wil stelen. Karlieke zegt te weten dat een van de zijdeuren van Kees’ huis niet goed beveiligd is. “Met een koevoet ben je in een wip binnen. Als je eenmaal binnen bent, dan hoef je alleen maar naar de studeerkamer van Kees te lopen. Aldaar bevindt de zegel zich in een vitrine waarop geen slot zit.”

Mark is meteen enthousiast over het plan. Als hij 325 euro verdient, dan kan hij daarmee gelijk een welverdiende vakantie naar Gran Canaria boeken. Bovendien is het makkelijk verdiend; de postzegel kan immers met weinig moeite worden ontvreemd. Mark gaat daarop ogenblikkelijk naar de Hornbach en koopt daar een koevoet met het doel om daarmee de zijdeur te kunnen forceren. Als Mark ’s avonds in bed ligt, begint hij echter te malen. “Waarom zou ik zo veel geld verdienen voor het wegnemen van één stomme postzegel? Dit verhaal is te mooi om waar te zijn!” Hij start zijn laptop op en komt er al gauw achter dat het gaat om een peperdure postzegel. Daarop wordt Mark overvallen door koudwatervrees. “Het kan toch niet zo zijn dat het zo makkelijk is om in te breken,” denkt hij. “Kees zal vast wel een puike alarminstallatie hebben aangelegd.” Mark besluit uiteindelijk om af te zien van het plan. Hij vertelt Karlieke dat ze op zoek moet naar iemand anders om de klus voor haar te klaren.

Vraag 3

Bespreek de strafbaarheid van Karlieke. Bespreek, indien u tot aansprakelijkheid concludeert, de maximumstraf die opgelegd kan worden. (6 punten)

Vraag 4

Omschrijf wat wordt verstaan onder een zogenaamde ‘voltooide poging’? (4 punten)

Janny gaat met man Theo naar een schuurfeest. Daar aangekomen ziet ze tot haar schrik dat Erna ook aanwezig is. Erna staat bekend als een ware mannenverslindster en Janny vreest dat Erna achter haar Theo aan zal gaan. Zij weet dat Theo Erna ook wel ziet zitten, omdat hij regelmatig over haar praat in zijn slaap. Alie besluit Erna aan te spreken en smeekt haar Theo niet af te pakken. “Jij kunt heel veel mannen krijgen en ik vind waarschijnlijk nooit meer een ander.” Erna trekt zich niets van de smeekbede aan en wanneer Janny uit haar dak gaat op de dansvloer grijpt ze haar kans. Erna vraagt of Theo buiten brommers wil kijken. Theo heeft daar wel oren naar en vertrekt met Erna naar buiten. Janny heeft al snel door dat Theo weg is en vindt hem buiten zoenend met Erna. Er knapt iets in Janny. Janny pakt een hooivork en stormt op het duo af. In het gevecht dat volgt, delft Erna uiteindelijk het onderspit. Tijdens een worsteling waarbij de dames over en weer aan elkaars haar trekken, probeert Erna haar hoofd weg te trekken. Ze komt daarbij met haar oog tegen een van de vlijmscherpe tanden van de stevig door Janny vastgeklemde hooivork aan. Ze verliest daardoor het zicht aan een van haar ogen. Janny wordt vervolgd wegens het culpoos veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in art. 308 lid 1 Sr. Uit de gedragskundige rapportages komt naar voren dat Janny ten tijde van het delict heeft gehandeld onder invloed van een ernstige psychische stoornis. In de optiek van de gedragsdeskundigen valt het gedrag dat volgde na het ontdekken van het zoenende tweetal niet aan Janny toe te rekenen vanwege de psychische stoornis. De rechter kan zich vinden in het oordeel van de gedragsdeskundigen.

Vraag 5

Geef gemotiveerd aan tot welke uitspraak de rechter zal komen. (5 punten)

Moniek heeft grote schulden vanwege haar shopverslaving. Daarom maakt ze een plan om de buurtsuper te overvallen. Ze regelt een bivakmuts en koopt een pistool, zodat ze de caissière kan bedreigen. Ze vraagt Esther om een oogje in het zeil te houden vóór en tijdens de beroving. Moniek vertelt Esther dat ze de caissière zal bedreigen met een mes, omdat ze bang is dat Esther niet mee zou willen doen als ze zou weten dat er een pistool in het geding is. Esther wacht achter een boom totdat de buurtsuper bijna afsluit. Als dat het geval is, geeft ze Moniek een seintje dat de kust veilig is. Vervolgens rent Moniek naar binnen en roept: “geef al het geld, nu!” en duwt het pistool tegen het hoofd van de caissière (Emmely). Emmely is tevens de eigenaresse van de buurtsuper. Het is nu al de vierde keer dat iemand haar zuurverdiende geld afhandig wil maken. Omdat ze al eerder overvallen is, heeft zij een gummiknuppel tussen de loopband en de muur liggen. Emmely grijpt naar de gummiknuppel en slaat met volle kracht het pistool uit de handen van Moniek. Ongelukkigerwijs gaat daardoor het pistool af. De kogel ketst tegen een paal en boort zich in het voorhoofd van Emmely. Even later blaast Emmely haar laatste adem uit. Moniek wordt vervolgd in het kader van art. 312 Sr.

Vraag 6

Bespreek de strafbaarheid van Esther ten aanzien van medeplichtigheid. Bespreek, indien u tot aansprakelijkheid concludeert, de maximumstraf die opgelegd kan worden. (6 punten)

Stel, het loopt iets anders. Zodra Moniek de gummiknuppel ziet, schrikt ze en besluit de hele onderneming af te blazen. Nog voordat Moniek het pistool wegneemt van het hoofd begint Emmely echter op Moniek in te slaan met de gummiknuppel. Moniek valt op de grond en het pistool glipt uit haar hand en schuift onder een kast. Bij Emmely is het inmiddels zwart voor haar ogen. Hierbij speelt ook de woede mee die zij voelt over de eerdere overvallen en ze blijft Moniek slaan. Moniek raakt hierdoor lichtgewond aan haar been en aan haar schouder. Uiteindelijk komt de buurtwacht, die toevallig langs de buurtsuper loopt, tussenbeide. Emmely wordt vervolgd voor eenvoudige mishandeling (art. 300 lid 1 Sr).

Vraag 7

Kan Emmely zich met betrekking tot de mishandeling beroepen op noodweer(exces)? U kan er bij de beantwoording vanuit gaan dat sprake is van een noodweersituatie. (5 punten)

Vraag 8

Omschrijf wat wordt verstaan onder de term ‘boos opzet’? (4 punten)

Antwoordindicatie

Vraag 1 (5 pt.)

Voor het antwoord op deze vraag is HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 (Overzichtsarrest medeplegen) van belang. Uit het arrest volgt dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd als de – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. 

De Hoge Raad wijst erop dat aan het zich niet-distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. De Hoge Raad wijst in dit verband op HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3356 (Vlinderbom), waarin ten aanzien van het medeplegen van een vernieling werd overwogen “dat het louter aanwezig zijn bij en zich niet distantiëren van een door een ander gepleegde vernieling, alsmede het louter instemmen met die vernieling, ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien daarvoor onvoldoende zijn”.

De enkele omstandigheden dat de verdachte bij een ander – wetende dat die ander een crimineel verleden had – op een laat tijdstip in de auto zat en dat verdachte zich niet van de situatie heeft gedistantieerd toen die ander bij een tankstation spullen kocht van twee voor verdachte onbekende mannen en die ander de gekochte spullen in de auto – die niet aan de verdachte toebehoorde – legde, zijn onvoldoende om de voor medeplegen vereiste wezenlijke bijdrage aan te nemen. Er kan in dit geval hoogstens gesproken worden van ‘passieve instemming’ en uit het arrest Vlinderbom kan reeds blijken dat louter instemmen in combinatie met aanwezigheid en niet-distantiëren onvoldoende is. Dat brengt mee dat onvoldoende bewijs aanwezig is om de verdachte te veroordelen wegens medeplegen van opzetheling.

In het antwoord behoefde geen aandacht te worden besteed aan het opzet.

Het bewijs van opzet is niet problematisch, omdat voorwaardelijk opzet op het van misdrijf afkomstig zijn uit de casus kan worden afgeleid. Verdachte heeft immers verklaard: “Ik dacht direct dat het wel eens om gestolen spul zou kunnen gaan.”

Opmerkingen

  • Als geen relevante jurisprudentie werd genoemd, konden geen punten behaald worden.

  • Voor 5 punten was een goede uitwerking van het Overzichtsarrest medeplegen verreist, alsmede het adequaat toepassen van de daar genoemde richtsnoeren op deze casus.

  • Het alleen noemen van Vlinderbom kon maximaal tot 3 punten leiden bij goede uitwerking van het arrest.

Vraag 2 (5 pt.)

- Kán Freek dit delict plegen (normadressaatschap)? (1 pt)

De norm uit de bepaling richt zich tot een ieder. Freek kan het feit dus plegen.

- Is Freek ook pleger van dit delict?

Gerben pleegt ‘fysiek’ het delict. De vraag is dus of Freek aansprakelijk kan zijn voor gedragingen verricht door Gerben. Daarbij moet het IJzerdraadarrest worden toegepast.

      1. Freek kon zeker beschikken over het al dan niet plaatsvinden van de verboden gedraging, het verstoken van de kabels. Freek kan dit als directeur-grootaandeelhouder zijn werknemers verbieden. (1 pt.)

      2. Heeft Freek blijkens de feitelijke gang van zaken het illegaal verstoken aanvaard dan wel placht hij dat te aanvaarden? Daaronder valt ook bij het daderschap van natuurlijke personen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de persoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de verboden gedraging, zoals uitgemaakt is voor rechtspersonen in het Drijfmestarrest. Die zorg heeft Freek zeker niet betracht, immers: op de werkzaamheden van Gerben werd geen toezicht gehouden en bij Gerben waren geen richtlijnen voor de uitvoering van zijn werk bekend. Bovendien was Freek ervan op de hoogte dat het zich in het verleden vaker voorgedaan had dat stroomkabels verstookt zijn door andere werknemers van Zwaag BV. Karels had dus evident meer zorg moeten betrachten bij het instrueren van Gerben. (3 pt.)

      Conclusie: gezien de omstandigheden van het geval kan de fysiek door Gerben verrichte verboden gedraging redelijkerwijs worden toegerekend aan Freek.

      De conclusie kan zijn dat Freek veroordeeld kan worden wegens de overtredingsvariant van art. 10.2 lid 1 Wet milieubeheer.

      NB: Freek wordt uitsluitend vervolgd wegens de overtredingsvariant. Dat betekent dat in casu geen aandacht besteed dient te worden aan het subjectieve bestanddeel opzet.

      Opmerkingen

      • Veel mensen gingen in op het feitelijk leidinggeven van Freek aan de BV. Aangezien daar niet naar gevraagd werd – Freek wordt namelijk als pleger vervolgd – konden geen punten behaald worden voor dit antwoord.

      • Het uitwerken van het opzet leidt tot puntenaftrek, want Freek werd alleen voor de overtreding vervolgd

      Vraag 3 (6 pt.)

      Karlieke heeft gepoogd Mark te bewegen een misdrijf te plegen (art. 46a Sr).

      Hij heeft daarbij gebruikgemaakt van een wettelijk uitlokkingsmiddel: het in art. 47 lid 1 sub 2 genoemde uitlokkingsmiddel ‘belofte’ of het verstrekken van ‘inlichtingen’. (1 pt.)

      Het misdrijf dat Karlieke beoogde uit te lokken is diefstal met braak (art. 310 jo. 311 lid 1 sub 5).

      Het opzet van Karlieke was zowel gericht op de diefstal als op de braak (zij suggereert een koevoet te gebruiken). Daarnaast was het opzet uiteraard ook gericht op het uitlokken van de diefstal met braak. (1 pt.)

      In casu heeft Mark het evident niet tot een strafbare poging gebracht, dus het valt onder het bereik van art. 46a Sr. Het enkele kopen van een koevoet is nog lang niet genoeg om als een begin van uitvoering te kunnen worden aangemerkt. De gedraging kan niet als naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf (Cito). Omdat geen sprake is van begin van uitvoering, valt de gedraging in het bereik van art. 46a Sr. (2 pt.)

      De maximumstraf is 4 jaar. Op diefstal met braak staat 6 jaar (art. 311 lid 1 sub 5 Sr). Daar moet een derde vanaf worden getrokken, omdat art. 46a Sr dicteert dat “geen zwaardere straf wordt uitgesproken dan ter zake van poging tot het misdrijf”. Uit art. 45 lid 2 Sr blijkt dat er een derde vanaf gaat. (2 pt.)

      Opmerkingen

      • Er is geen sprake van uitlokking van voorbereiding van diefstal met braak, omdat dit misdrijf niet voorbereid kan worden vanwege de te lage maximumstraf. Dat brengt eveneens mee dat geen sprake kan zijn van vrijwillige terugtred als bedoeld in art. 46b Sr. Sommige studenten meenden dat wel sprake was van voorbereiding, omdat de straf 9 jaar zou zijn op basis van art. 311 lid 2 Sr. Het toepassen van die bepaling impliceert echter dat de diefstal bij nacht plaatsvindt dan wel zou hebben plaatsgevonden. De casus biedt geen indicatie dat dat het geval zou zijn. Als ten onrechte werd aangenomen dat sprake kon zijn van voorbereiding, dan zou vrijwillige terugtred aan bod kunnen zijn. De casus lijkt er echter op te wijzen dat niet aan de voorwaarden voldaan is, omdat het motief van het niet-inbreken gelegen is in de angst voor betrapping.

      • Sommige studenten meenden dat geen sprake was van een poging bij Mark, omdat sprake was van vrijwillige terugtred als bedoeld in art. 46b Sr. Vervolgens werd dan al dan niet ingegaan op het arrest ‘vrijwillig terugtreden en deelneming’. Het is onjuist om hier te spreken over vrijwillige terugtred, omdat alleen vrijwillig teruggetreden kan worden van een poging. Als er geen poging is, dan is er niets om van terug te treden. (Daarnaast is sterk de vraag of wel aan de voorwaarden voldaan zou zijn, omdat het motief van het niet-inbreken gelegen is in de angst voor betrapping.) Indien het antwoord gebaseerd werd op vrijwillige terugtred, dan leidde dat in beginsel tot 0 punten. Dat is ook het geval indien na het ten onrechte toepassen van vrijwillige terugtred en het ten onrechte aannemen van vrijwillige terugtred toch werd toegekomen aan het uitwerken van de vereisten van art. 46a Sr.

      Vraag 4 (4 pt.)

      Bij de voltooide poging (‘délit manqué’) heeft de dader zijnerzijds alles gedaan wat nodig is om het delict te voltooien. Bijv. schieten op het beoogde slachtoffer. (Bij de onvoltooide of geschorste poging (‘tentative’) heeft de dader nog niet alles ondernomen om tot een voltooid delict te komen. Bijv. de inbreker loopt zoekend rond in de woning.)

      Vraag 5 (5 pt.)

      Janny wordt vervolgd voor het culpoos veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in art. 308 lid 1 Sr. Culpa is een bestanddeel van dit delict.

      Culpa is verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Janny is aanmerkelijk onvoorzichtig geweest door met een hooivork in de hand het gevecht met Erna aan te gaan en deze hooivork gedurende de vechtpartij vast te houden. Het is (subjectief) voorzienbaar dat een dergelijke, voortdurende gedraging tot ernstig letsel kan leiden. (2 pt)

      In de casus wordt gegeven dat de gedraging van Janny niet aan haar kan worden toegerekend, omdat zij handelde onder invloed van een psychische stoornis. Janny kan zich daarom met succes beroepen op de exceptie ontoerekeningsvatbaarheid van art. 39 Sr.

      De verwijtbaarheid zit besloten in het bestanddeel culpa. Deze verwijtbaarheid wordt aangetast door de ontoerekeningsvatbaarheid van Janny. De aanmerkelijke onvoorzichtigheid was Janny als gevolg van de psychische stoornis niet te verwijten. Het bestanddeel culpa kan dus niet worden bewezen (het beroep op art. 39 Sr wordt hier dus een bewijsverweer). (2 pt)

      Er zal dus vrijspraak volgen. (1 pt)

      Opmerkingen

      • De regel dat een psychische stoornis het bewijs van het opzet in de weg staat als bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn of haar handelen ontbrak, is niet van toepassing op deze casus. Ten eerste gaat het hier om culpa en niet om opzet. Ten tweede is het ook niet zo dat er pas sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid indien aan bovengenoemd vereiste is voldaan.

      Vraag 6 (6 pt.)

      Om de maximumstraf te bepalen die aan Esther kan worden opgelegd voor haar betrokkenheid bij het door Moniek begane delict, moeten de vereisten voor medeplichtigheid worden nagelopen.

      Accessoriteit: Moniek heeft een poging tot diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend begaan (art 45 jo 312 lid 3 Sr).

      - Strafbare poging ex art 45 Sr: De diefstal met geweld van art. 312 Sr is een misdrijf. Het voornemen van Moniek is gegeven in de casus. Ook is er sprake van een begin van uitvoering: met de bedreiging met het pistool heeft Moniek het kwalificerende bestanddeel (bedreiging met) geweld voltooid. Daarbij gaat het hier zeker om een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf (Cito arrest).

      - De dood is een geobjectiveerd bestanddeel (312 lid 3 Sr). Er bestaat causaal verband tussen de gedraging van Moniek en de dood van Emmely. Moniek krijgt de dood van Emmely als strafverzwarende omstandigheid dus ook op haar bord. (3 pt, samen met rekensom maximumstraf)

      Hulpverlening en bevordering: Esther heeft een objectieve bijdrage geleverd door vóór en tijdens het plegen van het delict een oogje in het zeil te houden. Deze hulpverlening heeft het plegen van het delict ook daadwerkelijk bevorderd. (1 pt)

      Opzet op de hulpverlening: dit volgt uit de casus.

      Opzet op het gronddelict: Esther heeft opzet op het door Moniek begane gronddelict. Uit de casus volgt dat Esther duidelijk wist wat Moniek van plan was en hier ook mee instemde. (Een voorwaardelijk opzet redenering is hier niet nodig, maar ook niet fout.)

      - Opzet op (de bedreiging met) geweld kan worden aangenomen via een globaal opzet constructie. Zie het arrest Globaal Opzet: ‘Voor de bewezenverklaring van opzettelijke medeplichtigheid aan een misdrijf is onder meer vereist dat bewezen wordt dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op dat misdrijf. Dat opzet omvat echter niet de precieze wijze waarop het misdrijf wordt begaan.’ Esther denkt dat het geweld (of in ieder geval de bedreiging daarmee) gepleegd zal worden met een mes. Moniek doet dit uiteindelijk met een pistool. Dit staat het bewijs van het opzet van Moniek op (een en hetzelfde) gronddelict dus niet in de weg.

      - Net als Moniek heeft Esther geen opzet op de dood van Emmely. Dit is ook niet vereist, aangezien de dood in art. 312 lid 3 een geobjectiveerd bestanddeel is. Hier hoeft het opzet van zowel de hoofddader als de medeplichtige niet op gericht te zijn. Ex art. 49 lid 4 Sr (‘benevens hun gevolgen’) krijgt de medeplichtige de voor de hoofddader geobjectiveerde bestanddelen ook voor zijn/haar rekening. (2 pt voor (dubbel) opzet)

      Esther is strafbaar voor art. 48 jo 45 jo 312 lid 1 jo lid 3 Sr. De maximumstraf die kan worden opgelegd bedraagt: 15 jaar min 1/3 (poging) = 10 jaar – 1/3 (medeplichtigheid) = 120 maanden – 40 = 80 maanden.

      Opmerkingen

      • Het overgrote deel van de studenten ging uit van een voltooide diefstal met geweld en zag de poging compleet over het hoofd. NB: er is in casu nog niets ‘weggenomen’, het centrale delictsbestanddeel van diefstal (met geweld).

      • Er is hier geen sprake van uiteenlopend opzet. Zowel Moniek als Esther hebben opzet op hetzelfde delict, een diefstal met geweld. Het arrest Medeplichtigheid en opzet is dus niet van toepassing. (Bijv.: ‘diefstal met geweld’ en ‘diefstal met bedreiging’ zijn niet twee verschillende delicten.)

      • Voor medeplichtigheid geldt geen vereiste dat er sprake moet zijn van een misdrijf waar acht jaar of meer gevangenisstraf op staat. Dit geldt alleen bij de strafbare voorbereiding van art 46 Sr.

      Vraag 7 (5 pt.)

      Kan Emmely zich beroepen op noodweer dan wel noodweerexces (art. 41 Sr)? In de casus is gegeven dat er sprake is van een noodweersituatie. De wederrechtelijke, ogenblikkelijke aanranding van lijf, waartegen verdediging noodzakelijk was, hoeft dus niet te worden beredeneerd.

      Het is vervolgens de vraag of de verdediging van Emmely geboden was (art. 41 lid 1 Sr). Haar reactie was geboden tot het moment dat Moniek op de grond valt en het pistool niet meer in bezit heeft. Er bestond sowieso geen wanverhouding tussen de spelende belangen (proportionaliteit). Het feit dat Emmely doorgaat met slaan zorgt er echter voor dat zij niet meer voldoet aan het (tweede aspect van) subsidiariteit: zij gaat te lang door met haar verdediging en kiest daarmee niet meer voor het minst zware verdedigingsmiddel dat haar ter beschikking stond. Dit is een geval van eerstegraads extensief exces. Dit staat een succesvol beroep op noodweer in de weg. (2 pt)

      Kan Emmely zich met succes beroepen op noodweerexces? Is de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging het onmiddellijke gevolg van een hevige gemoedsbeweging die op zijn beurt door de aanranding is veroorzaakt (art 41 lid 2 Sr)? De aanranding is in casu niet de enige oorzaak. De woede die zij voelt over de eerdere overvallen speelt ook een rol. In het arrest Van Doorslaggevend Belang is bepaald, ‘dat aannemelijk moet zijn dat de aldus veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de gedraging, maar niet geheel uitgesloten is dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging’. In het onderhavige geval is de aanranding de hoofdoorzaak voor het te lang door slaan van Emmely. De eerdere overvallen spelen slechts een bijrol. Het beroep op noodweerexces zal dus kunnen slagen. (Daarbij speelt ook een rol dat het geen extreme overschrijding betreft.) (3 pt)

      Het voorhanden hebben van een gummiknuppel levert in casu geen culpa in causa op. Emmely heeft zich weliswaar min of meer voorbereid op een dergelijke confrontatie, maar was hier zeker niet op uit; er is geen sprake van actieve provocatie. (Taxichauffeur arrest)

      Opmerkingen

      • Indien op de juiste wijze (met correcte toepassing van de regel uit het arrest) is beargumenteerd dat er geen sprake kan zijn van noodweerexces (omdat de woede over de eerdere overvallen een te grote rol heeft gespeeld), is ook het volledige aantal punten toegekend.

      Vraag 8 (4 pt.)

      Bij boos opzet moet het opzet (tevens) gericht zijn op het overtreden van de wet, dus op de wederrechtelijkheid of strafbaarheid van de gedraging. (4 pt)

      (Kleurloos opzet: opzet op enkel de bestanddelen, zonder dat de steller van de gedraging hoeft te weten dat dit een gedraging in strijd met de wet oplevert, een wederrechtelijke gedraging.)

      Image

      Access: 
      Public

      Image

      Image

       

       

      Contributions: posts

      Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.

      Image

      Spotlight: topics

      Check the related and most recent topics and summaries:
      Institutions, jobs and organizations:
      Activity abroad, study field of working area:

      Image

      Check how to use summaries on WorldSupporter.org

      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

      • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
      • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
      • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
      • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
      • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

      Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Use the summaries home pages for your study or field of study
      2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
      3. Use and follow your (study) organization
        • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
        • this option is only available through partner organizations
      4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
        • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

      Main summaries home pages:

      Main study fields:

      Main study fields NL:

      Follow the author: Law Supporter
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Statistics
      3297 1