Strafrecht 2 - Rijksuniversiteit Groningen - Oefenmaterialen
- 3095 reads
Op een avond komt Henk zijn minderjarige zoon thuis, net op tijd voor het eten. Hij vertelt vrolijk dat hij vandaag naar Las Vegas is gegaan, de plaatselijke speelautomatenhal. Hij mocht gewoon doorlopen en hoefde geen identiteitsbewijs te laten zien aan de portier. Henk, werkzaam als agent, vindt dit zaakje niet helemaal pluis en besluit morgen, op zijn dagelijkse ronde, eens langs het pand te gaan om te kijken hoe de vork in de steel zit. De volgende dag ziet hij inderdaad, ondanks een nors kijkende portier, dat de minderjarige vrienden van zijn zoon zomaar naar binnen kunnen lopen. Na de ontdekking volgt een onderzoek naar Las Vegas, dat besluit mee te werken.
Speelmans, de directeur, verklaart het volgende: ‘Ik moet eerlijk bekennen dat ik mij als directeur vooral bezig houd met de financiën en niet op de hoogte ben van wat zich er nou afspeelt binnen mijn bedrijf. De dagelijkse taken heb ik gedelegeerd naar mijn floormanager. Want zeg nou zelf, een directeur hoeft zich toch niet met alle kleine wissewasjes bezig te houden?!’
Flisijn, de floormanager, verklaart het volgende: ‘Als floormanager stuur ik alle medewerkers aan. Ik heb de portier inderdaad bevolen om niet naar identiteitsbewijzen te vragen; hij is capabel genoeg om puur op schatting te zien wat nou de leeftijd van onze bezoekers is. Daarnaast zijn wij ook maar gewoon een bedrijf dat geld wil verdienen. En hoe meer bezoekers, hoe meer geld.’
De speelautomatenhal Las Vegas is eigendom van Roulette BV, die op grond van onderstaande wet een vergunning is verleend door de gemeente om een speelautomatenhal te exploiteren.
Art. 14d (oud) van de Wet op de kansspelen bepaalt:
‘Het is de exploitant van een speelautomatenhal verboden personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt de toegang te verlenen.’
Art. 15 (oud) van deze wet bepaalt:
‘Opzettelijke overtreding van artikel 14d van deze wet kwalificeert zich als een misdrijf. Niet-opzettelijke overtreding van dit artikel kwalificeert zich als een overtreding.’
De officier van justitie besluit om floormanager Flisijn te vervolgen wegens betrokkenheid bij overtreding van art. 14d (oud) van de Wet op de kansspelen.
Beargumenteer of een succesvolle veroordeling van Flisijn wegens de misdrijf-variant haalbaar is als pleger (art. 47 Sr), als deelnemer (art. 47 Sr) en/of als leidinggever (at. 51 lid 2 sub 2 Sr).
Stel:
De officier van justitie vervolgt Roulette BV:
Primair: wegens opzettelijke overtreding van art. 14d
Subsidiair: wegens niet-opzettelijke overtreding van art. 14d
Ter terechtzitting verweert directeur Speelmans zich: ‘Ik kom uit de goeie, oude tijd waarin nog niet zoveel strikte regels bestonden. In mijn tijd kon je vanaf je zestiende al speelautomatenhallen bezoeken. Daar waren niet eens portiers voor nodig. Het is correct dat wij minderjarige bezoekers binnenlieten, maar dat komt omdat ik niet op de hoogte was van het feit dat de wet veranderd is op dit gebied. Ik meende dat de minimale leeftijd nog steeds op zestien jaar lag. Daarnaast heeft in Las Vegas een keer een akkefietje plaatsgevonden, waarbij de politie kwam ingrijpen. Zij moeten de minderjarige bezoekers die toen binnen waren hebben gezien, maar hebben hier niets over gezegd tegen ons. Daarom ben ik van mening dat wij niet veroordeeld moeten worden, omdat het ons niet kwalijk genomen kan worden.’
Stel, de rechter komt wel tot een veroordeling. Dient hij in zijn vonnis gemotiveerd in te gaan op het verweer van directeur Speelmans? Leg hierbij uit of het wel of geen verschil maakt of de rechter veroordeelt wegens het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde feit.
Stel:
De gemeente is op de hoogte van het minderjarigen-‘probleem’ in Las Vegas, maar voelt zich niet geroepen om er iets aan te doen. Zij vindt dat ‘hoe meer jongeren zich in de speelautomatenhal bevinden, hoe minder jongeren op straat rondzwerven om prullenbakken in de fik te steken.’ En omdat de gemeente een aantal jaren terug kampte met een groot fikkende prullenbakken-probleem, laat zij de huidige gang van zaken met rust. Na een tijdje vraagt Roulette BV verlenging van de vergunning aan bij de gemeente. De behandelend ambtenaar, die grote trauma’s heeft overgehouden aan het fikkende prullenbakken-probleem, besluit de aanvraag goed te keuren en de vergunning te verlenen.
Twee weken later krijgt Henk lucht van de verlenging. Trouw aan de wet speelt hij de zaak door aan de officier van justitie. Deze is van mening dat de huidige gang van zaken inderdaad bevorderd wordt door de gemeente.
Kan de gemeente veroordeeld worden wegens medeplichtigheid aan opzettelijke overtreding van art. 14d?
Thomas, een doorgewinterde crimineel, heeft een plannetje opgevat om snel en veel geld te verdienen. Strak in pak belt hij aan bij een steenrijke, oude weduwe. Zodra zij opendoet, stelt Thomas zich voor als medewerker van de ING Bank, en meldt haar dat er wat foutjes zijn opgetreden omtrent de gegevens van haar bankrekening. Omdat de gegevens verouderd zouden zijn, zou zij met haar oude bankpas geen geld meer op kunnen nemen bij de bank of bij een geldautomaat. Indien ze een nieuwe bankpas wil, zal hij haar oude in ontvangst moeten nemen en haar pincode moeten noteren. De oude weduwe, die niet van gisteren is, zegt dat Thomas morgen terug zal moeten komen om haar bankpas op te halen, omdat haar dochter deze momenteel gebruikt om boodschappen voor haar te doen. De pincode weet ze niet uit haar hoofd, maar die zal ze aan haar dochter vragen. Zodoende gaat Thomas weer naar huis. Meteen hierna belt de oude weduwe de politie en waarschuwt hen voor een crimineel die morgen haar bankpas en pincode op komt eisen. De volgende dag rijdt Thomas met de auto naar de woning toe en parkeert deze ervoor. Plots wordt er op zijn raam geklopt en ziet hij twee agenten staan. Deze houden hem aan.
De officier van justitie besluit Thomas te vervolgen voor:
Primair: poging tot oplichting ex art. 326 jo. 45 Sr
Subsidiair: voorbereiding van oplichting (art. 326 jo. 46 Sr)
Zal de rechter tot een veroordeling komen van het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde? N.B.: het delict oplichting is hier voltooid, indien de ander de gegevens ter beschikking heeft gesteld.
Anita, conductrice bij Arriva, is op een drukke maandagochtend aan het werk in de trein van Groningen naar Leeuwarden. Omdat het druk is en iedereen zo vroeg op de ochtend niet even snel meewerkt, is Anita licht geïrriteerd. Vervolgens is Marko aan de beurt om zijn vervoersbewijs te laten zien. Deze meent hij niet nodig te hebben, omdat ‘de treinmaffia toch al goud geld verdient aan arme mensen die alleen maar een keertje ergens heen willen reizen.’ Anita wordt boos en sommeert hem met haar schelle stem om nu bliksemsnel een geldig vervoersbewijs te laten zien en dat zij hem anders persoonlijk de trein uit schopt. Omdat Marko nog steeds weigert, geeft ze hem een klein duwtje en maakt hem uit voor ‘vieze klaploper’. Dit pikt Marko niet en hij tovert een vlindermes uit zijn zak. Dreigend loopt hij, met het mes in de aanslag, op Anita af, die langzaam achteruit schuifelt door de trein. Ze weet de deur van de machinist te openen, maar blijft in de opening staan omdat ze bang is dat Marko straks de machinist ook zal aanvallen. Op het moment dat hij naar haar wil uithalen, haalt ze uit met haar vuist tegen zijn hoofd en Marko valt neer in het gangpad. Terwijl hij bekomt van haar verrassingsaanval, schiet de gedachte door haar hoofd dat dit al de tweede keer in één maand is dat een passagier haar bedreigt. Gevoed door haar opkomende woede vliegt ze op Marko af en trapt hem keihard in zijn buik met haar naaldhakken.
De officier van justitie vervolgt Anita voor eenvoudige mishandeling ex art. 300 lid 1 Sr. Anita verweert zich met het verhaal dat ze handelde uit noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr). ‘Onzin!’, voert de officier aan. ‘Ten eerste was er totaal geen sprake van een “noodzakelijke verdediging” zoals geëist wordt in dit artikel. Ten tweede trapte Anita uit woede door een incident wat veel eerder deze maand heeft plaatsgevonden, zodat een beroep op noodweerexces nul kans van slagen heeft.’
Reageer op beide standpunten van de officier van justitie en bespreek de (on)juistheid ervan.
Dylan heeft nog een appeltje te schillen met Erik en vraagt Jesse of hij Erik voor hem wil vermoorden. In ruil hiervoor zal hij een ruime vergoeding ontvangen van €10.000,-. Dit hoge bedrag haalt hem over om deze zonde te begaan. Terwijl Jesse, gewapend met een strakgetrokken pianokoord, op weg is naar Erik, beseft hij dat hij, als goede Christen, dit niet kan maken. Hij gooit het pistool weg in de bosjes en maakt rechtsomkeert naar huis.
Bespreek de strafbaarheid van Dylan. Ga ervan uit dat Jesse zich al in de strafbare voorbereidingsfase bevond (art. 46 jo. 289 Sr).
Olaf heeft een nieuw baantje als nachtwaker in een groot, luxe warenhuis. Hij spendeert zijn nacht in de controlekamer, waar zich tientallen camera’s bevinden om zo het warenhuis in de gaten te houden. Op een avond draait hij zijn dienst samen met Timo, tevens nachtwaker. Omdat Timo zijn vrouw ziek thuis zit, meldt Timo dat hij pas later op zijn dienst zal verschijnen. Olaf staat er dus alleen voor, maar dit is geen probleem. Hij heeft zijn laptop meegenomen en om 7 uren vol verveling te voorkomen, gaat hij een film kijken. Zo nu en dan checkt hij de camera’s, maar zoals altijd is er niets bijzonders te zien.
Jordy heeft het plan opgevat om precies op deze nacht in te breken bij het warenhuis en een aantal dure sieraden te stelen. Zodra Olaf hem ontdekt op de bewakingscamera’s, schrikt hij zich een hoedje. Jordy is zijn neefje, en als hij hem pakt, zal dit een grote schande veroorzaken in de familie. Dat heeft Olaf er niet voor over en hij besluit, enigszins zenuwachtig, zijn film verder te kijken.
Nadat Jordy zijn buit te pakken heeft besluit hij om snel het warenhuis te verlaten via de nooduitgang. Op dat moment komt Timo nietsvermoedend door de nooduitgang naar binnen om zijn dienst te draaien. Omdat hij druk bezig is zijn vrouw te smsen, ziet hij Jordy niet staan. Olaf aanschouwt het gebeuren op de camera’s en vraagt zich af of hij misschien toch Jordy of Timo moet waarschuwen. Dan bedenkt hij zich dat Jordy nooit in staat zou zijn om zwaar geweld tegen iemand te gebruiken, en dat hij wel zo slinks is om ongezien het warenhuis weer uit te sluipen. Daarom draait Olaf zich weer terug naar zijn laptop. Jordy heeft Timo inmiddels gespot en besluit hem voor de zekerheid knock-out te slaan. Hij geeft Timo een flinke tik tegen zijn hoofd, die vervolgens ter aarde stort. Daarna rent Jordy snel het warenhuis uit. Olaf ziet enkele minuten daarna Timo bewegingsloos op de grond liggen. Nadat hij de hulpdiensten heeft ingeschakeld, blijkt Timo met zijn hoofd tegen een scherpe punt te zijn gevallen voordat hij de grond raakte. Hij is hieraan overleden.
Is Olaf strafbaar? Zo ja, wat is de maximumstraf die aan hem zou kunnen worden opgelegd?
Er bestaat verschil tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld. Waarin is dit verschil gelegen volgens de Hoge Raad?
Waarin bestaat het normatieve aspect van psychische overmacht?
Leg uit aan de hand van een voorbeeld dat het bij een putatieve strafuitsluitingsgrond kan gaan om zowel een vorm van (verontschuldigbare) feitelijke dwaling, als om een vorm van (verontschuldigbare) rechtsdwaling.
Pleger (2 pt): is Flisijn ‘exploitant’? Nee, de BV is de exploitant. Dan is Flisijn dus geen pleger, want hij kan het delict niet plegen. Flisijn is niet de normadressaat van de strafbepaling en vervult niet zelf alle bestanddelen van het delict.
Deelnemer (2 pt): meest voor de hand liggen uitlokken en doen plegen
Geen uitlokker want portier is geen strafbare pleger (want zeker geen exploitant, portier kan feit niet plegen vanwege ontbreken van kwaliteit).
Doen pleger: onmiddellijke pleger (portier) moet dan niet strafbaar zijn. Dat klopt, want hij is geen strafbare pleger omdat hij de kwaliteit van exploitant mist. Maar dan moet de kwaliteit bij Flisijn zijn te vinden. En dat is niet het geval. Dus ook geen doen plegen.
Medeplegen van Flisijn met portier: kan dus ook alleen indien Flisijn exploitant is, want een van medeplegers zal toch over kwaliteit moeten beschikken (en de portier beschikt er niet over). Geen medeplegen dus.
Leidinggever (4 pt):
Moet Roulette BV dader/pleger zijn:
Rp is wél normadressaat en kan feit dus plegen.
Is rp pleger (objectieve gedraging)? Arrest Drijfmest toepassen: is gedraging – toelaten van 18 minners – door portier redelijkerwijs toe te rekenen aan rp? In beginsel ja, indien verricht in sfeer van rp. Relevante omstandigheden zijn:
Verricht door werknemer, want door de portier
Zeker dienstig aan rp, want die profiteert van het binnenlaten van de jongeren
Past ook in bedrijfsvoering
Rp kan hierover beschikken. Ook aanvaard? Ja: Flisijn heeft opdracht gegeven tot verboden gedraging en nu Flisijn dagelijkse gang van zaken bepaalt, kan gezegd worden dat rp aanvaard heeft.
Alles wijst op redelijkheid van toerekening.
Opzet? Opzet is te vinden bij Flisijn (en portier) en gelet op zijn positie kan zijn opzet aan de rp worden toegerekend.
Dus Roulette BV is pleger van misdrijf.
Dan naar Flisijn als leidinggever: Kan worden gezien als opdrachtgever ex art. 51 lid 2 sub 2 Sr. Feitelijke leidinggeven kan natuurlijk ook.
Beroep op avas, verontschuldigbare rechtsdwaling. Is hier beroep op strafuitsluitingsgrond. Dat geldt óók voor primaire feit, de opzettelijke overtreding van de bepaling, want deze (rechts)dwaling raakt het opzet niet (men wist dat jongeren onder 18 werden toegelaten, men wist alleen niet dat zulks niet mocht). En dus: voor zowel primaire als subsidiaire feit motiveren o.g.v. art. 358 lid 3 jo. 359 lid 2, eerste zin Sv.
Is gemeente wel vervolgbaar? Pikmeer II problematiek: lagere overheid is niet vervolgbaar indien het gaat om een gedraging die (rechtens) alleen door overheidsfunctionaris kan worden verricht. Dat is hier het geval: vergunningverlening en –verlenging kan alleen door overheid. Dus gemeente kan niet vervolgd worden.
Wel poging:
Misdrijf en voornemen
Begin van uitvoering volgens Cito-criterium: zijn gedragingen verricht die naar uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van misdrijf? Ja, want oplichtingsmiddelen ingezet, dus delictsbestanddelen vervuld. Of: ja, want voltooide poging (hij heeft van zijn kant eigenlijk alles gedaan, behalve gegevens ophalen dan).
1e punt OvJ: Is verdediging noodzakelijk? Ja. Ondanks het feit dat de deur openstaat, en Anita zich wel aan aanranding kan onttrekken, hoeft zij dat niet te doen/wordt dat niet van Anita gevergd (Arrest Boze buurman).
(NB: De eerdere provocerende handelingen van Anita kunnen culpa in causa opleveren en evt. aan slagen van noodweerexces in de weg staan. Maar wat daar van zij, dit raakt niet aan de ‘noodzakelijkheid’ van de verdediging (arrest Taxichauffeur).
2e punt OvJ: Is de overschrijding van de geboden verdediging het onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging, die weer is veroorzaakt door de ogenblikkelijke aanranding (art. 41 lid 2 Sr)?
Die overschrijding (= trappen terwijl aanrander op bank ligt) vloeit in casus niet alleen voort uit de gemoedsbeweging die door de aanranding is veroorzaakt (de schrik), maar ook uit gedachte aan eerdere voorval. Vraag is dan: was de gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding (dus de schrik) van doorslaggevend belang voor de overschrijding (arrest ‘Van doorslaggevend belang’)? Zo ja, dan kan noodweerexces toch slagen (dat gedachte aan eerdere voorval ook een rol speelt, staat dan aan een succesvol beroep op noodweerexces niet in de weg). Men mag beide kanten op redeneren.
Sprake van uitlokking van voorbereiding van moord/doodslag (uitlokkingsvereisten bespreken): art. 47 jo. 46 jo. 289 Sr. Jesse treedt echter vrijwillig terug van zijn voorbereiding (art. 46a Sr), en deze terugtred werkt door naar de uitlokker, Dylan dus (arrest Vrijwillige terugtred en deelneming: arrest ging over consequenties van vrijwillig terugtreden door pleger van poging ex art. 45 Sr., maar dat geldt natuurlijk ook voor pleger van voorbereiding). Dus toch geen strafbare uitlokking van voorbereiding van moord.
Maar Dylan’s gedraging valt (óók) onder art. 46a Sr., poging tot uitlokking van moord, want Jesse heeft nog geen begin van uitvoering gemaakt met het gronddelict en het bereik van art. 46a Sr eindigt (pas) als de ander aan het begin van uitvoering van het gronddelict toe is.
Medeplichtigheid van Olaf?(geen medeplegen, want geen samenwerking)
Grondfeit: diefstal met geweld (evt. gedurende de nacht, door middel van braak), de dood ten gevolge hebbend, ex art 312 lid 1 (jo. lid 2 onder aanhef en sub 1 en 3) jo. lid 3 Sr.
Hulpverlening: Ja, medeplichtigheid ‘bij’, art. 48 sub 1. Arrest Medeplichtigheid door nalaten: Olaf doet niets, in een situatie waar hij, als nachtwaker (dus op basis arbeidsovereenkomst/functie), wél een rechtsplicht tot handelen heeft.
Opzet op het hulp verlenen: Ja, Olaf kijkt bewust niet meer op van zijn laptop; en opzet op het grondfeit: ten minste voorwaardelijk opzet op diefstal met geweld
En de dood van Timo? Die krijgt Jordy als geobjectiveerd bestanddeel toegerekend, en dit geldt op basis van art. 49 lid 4 Sr, ‘benevens hun gevolgen’, ook voor Olaf.
Olaf heeft zich dus strafbaar gemaakt aan (gelijktijdige) medeplichtigheid aan diefstal met geweld (gedurende de nacht, door middel van braak), de dood ten gevolge hebbend, ex art 312 lid 1 (jo. lid 2 onder aanhef en sub 1 en 3) jo. lid 3 Sr.
Ten aanzien van de maximumstraf die Bjorn kan worden opgelegd: op het grondfeit staat, ex art. 312 lid 3 Sr, een maximumstraf van vijftien jaar. Hiervan moet voor de medeplichtigheid ex art. 49 lid 1 Sr een derde worden afgetrokken. 15 – 5 = 10 jaar.
Bij voorwaardelijk opzet is dader zich niet alleen bewust van kans dat bepaald gevolg intreedt, hij aanvaardt dit ook (wilselement). Bij bewuste schuld ontbreekt het aanvaarden.
(Als gevolg van een van buiten komende drang): anders handelen was niet alleen moeilijk (psychisch aspect), anders handelen kon ook niet gevergd worden (en dus hoefde/behoorde de dader (redelijkerwijs) niet anders te handelen).
Verontschuldigbare feitelijke dwaling: dader dacht dat aan voorwaarden voor geslaagd beroep op strafuitsluitingsgrond feitelijk was voldaan. Hij vergist zich dus in de feiten die tot strafuitsluitingsgrond zouden leiden. Bijvoorbeeld bij noodweer: hij dacht dat de ander hem aanrandde met mes, maar die ander zwaaide alleen maar ter begroeting.
Verontschuldigbare rechtsdwaling: dader vergist zich in juridische voorwaarden. Hij denkt bijvoorbeeld dat je je ook ‘pro-actief’ mag verdedigen, dus zonder dat de aanranding ogenblikkelijk is.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Strafrecht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2389 | 1 |
Add new contribution