Strafrecht 2 - RUG - Oefententamen 2013/2014 (1)

Vragen

Casus I

Lees onderstaand fragment van een vonnis.

Rechtbank Oost-Brabant, 5 juli 2013

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 31 oktober 2012 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Fakkellaan (gekomen ter hoogte van de (T-)kruising Fakkellaan met de Vijfkamplaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,

  • over genoemde Fakkellaan te rijden en/of de (T-)kruising met de Vijfkamplaan te naderen en/of

  • terwijl op de Fakkellaan (in de (rij)richting van verdachte) (vlak voor de (T-)kruising) bord model G11 (Verplicht fietspad), van Bijlage I van het RVV 1990 is geplaatst en/of terwijl ter hoogte van genoemde (T-)kruising (op/over de Fakkellaan) een fietsoversteekplaats is gelegen en/of

  • terwijl zij, verdachte, zag dat een fietser de fietsoversteekplaats (gelegen op/over de Fakkellaan) naderde,

  • zonder te stoppen en/of af te remmen de genoemde fietsoversteekplaats (geheel of gedeeltelijk) op te rijden/te passeren en/of

  • (daarbij) geen voorrang te verlenen aan een op genoemde fietsoversteekplaats voor verdachte (gezien haar rijrichting) van rechts komende fietser

  • waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding/botsing is ontstaan met/tussen het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en laatstgenoemde fietser, waardoor de fietser (genaamd [slachtoffer]) werd gedood (art. 6 WVW 1994).

Bewijs

Inleiding

Op 31 oktober 2012, omstreeks 15:45 uur, rijdt verdachte als bestuurder in een personenauto over de Fakkellaan te Eindhoven in de richting van de Estafettelaan. Op het kruisingsvlak met de Vijfkamplaan, alwaar een fietsoversteekplaats is gelegen, verleent verdachte geen voorrang aan een van rechts komende fietser waardoor een aanrijding ontstaat tussen de door verdachte bestuurde personenauto en de fietser. De fietser, [slachtoffer], overlijdt aan de gevolgen van de aanrijding.

Met betrekking tot de schuldvraag zijn de navolgende verklaringen van belang.

Verdachte heeft bij de politie verklaard (letterlijk):

‘Op de Fakkellaan ter hoogte van de Politieschool is een kruising, met een weg van rechts. Ik rijd daar vaker en ik weet dat daar altijd veel verkeer uitkomt en ik goed op moet letten. Ik rijd daar nooit hard. Ik weet dat ik moet stoppen voor het verkeer wat uit deze straat komt. Ter hoogte van deze kruising keek ik de straat in en zag op een behoorlijke afstand wel een auto aankomen. Ik zag ook een fietser aankomen; deze fietser bevond zich op het fietspad. Ik zag dat dit een flinke man was en ik zag dat deze man zich nog voor het kruisende fietspad bevond. Opeens hoorde ik een klap, waar ik erg van schrok. Door de klap remde ik en heb ik mijn auto gestopt.’

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij nooit de fietser kan hebben aangereden waarover

zij bij de politie heeft verklaard en die zij heeft gezien voordat zij het kruisingsvlak opreed.

Die fietser bevond zich op dat moment namelijk op circa 20-25 meter afstand van het onderhavige kruisingsvlak op het fietspad van de Vijfkamplaan ter hoogte van de Politieschool. De fietser die verdachte toen heeft gezien kan nimmer zo snel het kruisingsvlak op zijn gereden. Aldus moet verdachte een andere fietser, een fietser die zij totaal over het hoofd heeft gezien, hebben aangereden.’

Het oordeel van de rechtbank.

Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken valt niet uit te sluiten dat verdachte een andere fietser heeft gezien dan degene die zij heeft aangereden en waarvan zij heeft verklaard dat zij deze níet heeft gezien. De versie van verdachte kan bezwaarlijk als onaannemelijk terzijde worden geschoven. Uitgaande van deze versie heeft verdachte geen voorrang verleend aan een verkeersdeelnemer die zij voorafgaande aan de aanrijding niet heeft gezien. Uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken van enig onverantwoord verkeersgedrag van verdachte kort voor de onderhavige aanrijding. De rechtbank komt tot het oordeel dat van een aanmerkelijke mate van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 geen sprake is. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.

Vraag 1 (4 punten)

Beredeneer of de rechtbank de verdachte terecht heeft vrijgesproken.

Casus II

Jan heeft zijn vriend Kees gevraagd of hij enkele spullen in zijn garage mag stallen. Kees, een grote, sterke jongen, stemt hiermee in en tilt enkele grote verhuisdozen van Jan zijn huis naar zijn garage, een aantal straten verderop. Een dag later loopt een surveillerende agent langs de garage van Kees en ruikt een sterke, zwavelachtige lucht. Hij belt vervolgens aan en vraagt Kees of hij eens een kijkje mag nemen in zijn garage. Kees, nietsvermoedend, stemt hiermee in en opent de garagedeur voor de agent. Deze opent vervolgens een van de verhuisdozen en komt tot de ontdekking dat hierin enkele zeer giftige planten zitten. Nu zijn dit nog jonge plantjes, maar zodra ze ‘volwassen’ worden, kunnen ze met behulp van hun zwavelachtige geur een volwassen mens direct kunnen laten flauwvallen. De (fictieve) Wet gevaarlijke planten stelt dat het opzettelijk voorhanden hebben van een plant genoemd in lijst II (waarop deze plant staat) een misdrijf is. Het (niet-opzettelijk) voorhanden hebben ervan wordt gekwalificeerd als een overtreding.

Kees wordt vervolgd en krijgt het volgende ten laste gelegd:

  • Primair: opzettelijk voorhanden hebben van een plant genoemd in lijst II

  • Subsidiair: voorhanden hebben van een plant genoemd in lijst II

Ter terechtzitting verweert Kees zich: ‘Ik had geen idee van de giftige planten. Ik wist dat Jan een handeltje had in iets, maar ik wist niet precies in wat. Ik wilde hem slechts een gunst verlenen. Ik heb verder niets aan Jan gevraagd over de inhoud van de verhuisdozen. Maar betekent dit dat ik dan meteen moest weten dat het niet in orde was?’

Vraag 2 (5 punten)

Indien de rechter geloof hecht aan Kees zijn verklaring, voor zover inhoudende dat hij niet wist dat er giftige planten in de verhuisdozen zaten, tot welke einduitspraak komt hij?

Vervolg casus

Stel:

De rechter besluit Kees te veroordelen ter zake van het subsidiaire feit.

Vraag 3 (2 punten)

Lees bovenstaand verweer van Kees. Dient de rechter hierop in zijn vonnis in te gaan?

Casus III

Vladimir zit televisie te kijken op een zondagavond als zijn oog valt op een programma, ‘Lotto Weekend Miljonairs’. In deze spelshow moeten deelnemers een aantal vragen beantwoorden, waarmee ze met elk goed antwoord meer verdienen. De deelnemer van vandaag, Johnny, weet alle vragen goed te beantwoorden en wint daarmee maar liefst 1 miljoen euro cash. Nadat het programma is afgelopen bedenkt Vladimir dat hij ook wel graag miljonair zou willen zijn. Omdat hijzelf niet de slimste is, besluit hij niet om mee te doen aan het programma, maar om deelnemer Johnny te bestelen. Na een korte zoektocht op Google heeft Vladimir zijn adresgegevens gevonden en hij blijkt 10 minuten verderop te wonen. Echter heeft Vladimir niet veel zin om zomaar ergens in te breken en de boel te stelen. Daarom vraagt hij Pjötr of hij dit voor hem wil doen, in ruil voor een royaal deel van de buit. Pjötr heeft hier wel oren naar en stemt ermee in. Om te verzekeren dat ze geen handen tekort komen, vraagt Vladimir ook of Hansi mee wil helpen.

Na Johnny een aantal dagen in de gaten te hebben gehouden, concludeert Vladimir dat hij elke dag tussen 20.00 en 22.00 uur naar de sportschool gaat en zijn huis onbeheerd achter laat. Dit is het moment waarop ze zullen toeslaan, zodat een confrontatie vermeden kan worden. De volgende dag bespreekt Vladimir het plan met zijn handlangers. Pjötr zal via de garage de woning binnentreden met een grote vuilniszak die hij van Vladimir gekregen heeft, terwijl Hansi op de uitkijk zal staan. Hijzelf zal een aantal straten verderop wachten in zijn auto, klaar om te vluchten. Diezelfde avond rijdt het drietal met Vladimir achter het stuur naar het huis van Johnny. Alles verloopt volgens plan, totdat Pjötr langs het zijpad van de woning sluipt. Daar ziet hij door het raam Johnny, op de bank met een bak ijs en een foto van een vrouw, huilend voor zijn veel te grote televisie. Dit doet iets met Pjötr; geld is zo te zien niet alles. Hij krijgt spijt en sluipt snel weer weg. Eenmaal terug in de auto vertelt hij aan Vladimir en Hansi dat de deur teveel sloten bevatte om hem open te krijgen.

Vraag 4 (6 punten)

Is Vladimir strafbaar voor zijn gedragingen met betrekking tot Pjötr? Voor deze vraag mag U ervan uitgaan dat de mannen van plan waren een diefstal ex art. 310 Sr. te begaan.

Vervolg casus

Stel, anders dan hiervoor:

Johnny is in de keuken op het moment dat Pjötr langs het zijpad sluipt, en dus besluit Pjötr gewoon door te gaan met de diefstal. Terwijl hij geld en sieraden in zijn vuilniszak schuift, komt Johnny de woonkamer weer ingelopen. Hij schrikt en dreigt de politie te bellen. Dit is het teken voor Pjötr om te vluchten, maar hiervoor moet hij eerst langs Johnny, die zijn weg naar de garage blokkeert. Met volle kracht beukt hij Johnny omver en holt als een bezetene de woning uit, naar de vluchtauto.

De dag erna treft de schoonmaakster Johnny dood aan. Doordat hij omver werd gebeukt, verloor hij zijn evenwicht en belandde met zijn hoofd op de spitse punt van zijn marmeren designtafeltje. Kort daarna overleed hij hierdoor.

De officier van justitie besluit Vladimir te vervolgen op grond van diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen terwijl het feit de dood ten gevolge heeft (art. 312 lid 1 jo. lid 2 sub 2 jo. lid 3 Sr). Ter terechtzitting voert de raadsman van Vladimir het volgende verweer: ‘Edelachtbare, mijn cliënt was niet op de hoogte van het feit dat Johnny thuis zou zijn. Zij hadden verwacht dat hij zich op dat moment veilig in de sportschool zou bevinden. Er zijn dan ook geen afspraken tussen de drie gemaakt die enig gebruik van geweld inhielden. Mijns inziens kan de dood van Johnny dan ook niet aan mijn cliënt worden toegerekend.’

Vraag 5 (4 punten)

Heeft de vervolging van Vladimir op grond van bovenstaand delict kans van slagen?

Casus IV

Een werknemer van Hoogovens BV is bezig met het repareren van een installatie op een bouwterrein, als hij door een medewerknemer gevraagd wordt om even op koffiepauze te gaan. Hij stemt hiermee in en laat zijn werkzaamheden letterlijk en figuurlijk vallen. Een aantal schroefjes die hij in zijn handen had, vallen hierdoor op de grond en beginnen langzaam het enigszins heuvelachtige terrein af te rollen, richting de weg die buiten het terrein ligt. Toevallig komt er net een vrachtwagen aangereden. De vrachtwagen, die stamt uit het jaar 0, rijdt over de rollende schroefjes heen die dwars door zijn oude, versleten banden heen prikken. De vrachtwagenchauffeur verliest hierdoor controle over het stuur en knalt tegen de hekken van het terrein op. Doordat de hekken omvallen op een stapel houten balken, vallen deze ook om. Als gevolg hiervan belandt een houten balk op de voet van een werknemer van Baksteen BV, genaamd Weidstra, wiens bedrijf door Hoogovens BV is ingeschakeld om enkele werkzaamheden te verrichten op diens terrein. Weidstra zijn voet is verbrijzeld na het ongeluk.

Art. 10 Arbeidsomstandighedenwet 1998 luidt:

Lid 1. Indien bij of in rechtstreeks verband met de arbeid die de werkgever door zijn werknemers doet verrichten in een bedrijf of een inrichting of in de onmiddellijke omgeving daarvan gevaar kan ontstaan voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen dan die werknemers, neemt de werkgever maatregelen ter voorkoming van dat gevaar.

Lid 2. Het niet naleven van het eerste lid is een overtreding.

N.B.: U dient ervan uit te gaan dat Weidstra valt onder de definitie van ‘andere personen dan die werknemers’ zoals neergelegd in art. 10 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet 1998.

Ter terechtzitting voert de directrice van Hoogovens BV het volgende aan: ‘De directie was niet op de hoogte van deze gevaarlijke situatie en had dit ook niet hoeven zijn. Wij gaan ervan uit dat onze werknemers en andere personen die aanwezig zijn op ons bouwterrein uiterst verantwoordelijk en met oog voor veiligheid hun werkzaamheden verrichten. Daarom hebben wij ook geen opzichter op het terrein rondlopen die de boel in de gaten houdt. Nu is er een gevaarlijke situatie ontstaan door enige onoplettendheid, maar het is algemeen bekend dat op een bouwterrein materialen worden gebruikt die enkel bij verkeerd gebruik gevaar kunnen doen ontstaan. Nogmaals, omdat wij ervan uitgaan dat wij door onze sollicitatieprocedure alleen gekwalificeerde werknemers aannemen, hebben wij geen specifieke voorschriften opgesteld omtrent het gebruik van schroeven.’

Vraag 6 (4 punten)

Hoogovens BV wordt in deze zaak vervolgd wegens overtreding van art. 10 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet 1998. Uitgaande van bovenstaand verweer, denkt U dat de vervolging kans van slagen heeft?

N.B.: voor de beantwoording van deze vraag hoeft U niet in te gaan op de zwakke gesteldheid van de vrachtwagen.

Vervolg casus

Stel, anders dan hiervoor:

Vijsma is de opzichter van het bouwterrein en in dienst van Hoogovens BV. Na het ongeval verweert hij zich ter terechtzitting: ‘Zoals de directrice al heeft aangegeven, hebben wij onze werknemers hoog in het vaandel staan. Ik ben het ermee eens dat zij elk zeer verantwoordelijke personen zijn, waardoor ik het niet nodig achtte om ze te instrueren over het veilig gebruik van schroeven, en dat ze deze netjes dienen op te bergen. Echter had ik dit blijkbaar wel moeten doen.’

Vraag 7 (3 punten)

Heeft de vervolging van opzichter Vijsma, als pleger van overtreding van art. 10 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet 1998 kans van slagen?

Casus V

Joe is lid van The Bloods, een criminele bende afkomstig uit Amerika, die zich sinds kort ook overzees in Nederland hebben gevestigd. Als hij op een avond door de Bijlmer loopt onderweg naar zijn huis, passeert hij een groepje Crips, de rivaliserende criminele bende, die zich na de komst van The Bloods in Nederland hier ook hebben gevestigd. Joe herkent ze aan de blauwe kleding en bandana’s, het kenmerk van leden van deze bende. Zelf is Joe niet in bendekleding en dus onherkenbaar als Blood. Terwijl hij ze passeert, botst hij per ongeluk tegen Jimmy op. Omdat het Crips zijn, zou Joe ze eigenlijk een lesje moeten leren, maar omdat hij in zijn eentje is probeert hij zich in te houden. Dit geldt niet voor Jimmy, die zich meteen omkeert en Joe een flinke duw geeft. ‘Wat denk jij wel niet? Weet je wel wie wij zijn?’ Jimmy dreigt weer Joe aan te vliegen, maar een mede-bendelid houdt de twee uit elkaar. Terwijl Jimmy Joe uitscheldt, spuugt Joe op de grond en wil doorlopen. Echter vat Jimmy dit op als een belediging naar hem gericht. ‘Je vraagt erom, klootzak! Het is dat ik word tegengehouden, anders had ik je helemaal verrot geslagen!’ Joe, die erg moeite begint te krijgen met het inhouden van zijn woede, draait zich om en zegt: ‘Kom maar op, nepgangster! Een op een, je bent niks zonder je vriendjes!’ Dit laat Jimmy zich niet twee keer zeggen. Hij trekt een groot mes uit zijn jaszak en rent op Joe af. De Crip-bendeleden vormen een kring om de twee heen, zodat Joe geen andere keuze heeft dan terug te vechten tegen Jimmy. Hij weet zijn messteek te ontwijken en vloert Jimmy. Maar dat is niet voldoende; hij moet en zal de naam van The Bloods hooghouden door een van zijn rivalen eens flink aan te pakken. Hij duikt boven Jimmy en begint op zijn hoofd in te slaan. Op dat moment trekken de overige bendeleden de twee weer uit elkaar, maar helaas te laat. Door enkele rake vuistslagen van Joe overlijdt Jimmy niet lang erna.

Joe wordt na het incident vervolgd wegens doodslag.

Vraag 8 (4 punten)

Er bestaan verschillende aspecten die voor het aannemen van noodweerexces van belang zijn. Wat zijn hier, gelet op de casus, de twee aspecten die het meest problematisch zijn? Beoordeel of het aannemen van noodweerexces op deze aspecten afstuit.

Vraag 9 (4 punten)

Reageer op de volgende stelling en bespreek de (on)juistheid ervan.

Stelling: Volgens een subjectieve pogingstheorie zal er eerder sprake zijn van een ‘begin van uitvoering’ (in de zin van art. 45 lid 1 Sr) dan volgens een objectieve pogingstheorie.

Vraag 10 (4 punten)

Het begrip “doen plegen” tegenwoordig nauwelijks nog een zelfstandige betekenis. Leg uit waarom de toegevoegde waarde van deze deelnemingsvorm tegenwoordig beperkt is.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Uit de overwegingen van de rechtbank blijkt dat de verkeersfout erin bestaat dat de verdachte geen voorrang heeft verleend. De oorzaak van deze fout is dat verdachte de fietser/slachtoffer niet heeft gezien, hoewel ze wel heeft gekeken of er verkeer aankwam waaraan ze voorrang moest verlenen (en een andere fietser heeft ze ook gezien). Verder was, volgens de rechtbank, op haar verkeersgedrag niets aan te merken.

Dan lijkt dus sprake van een situatie als in het arrest Geervliet en geldt: het enkele niet zien van de ander, hoewel ze wél gekeken heeft en hoewel die ander zichtbaar is, en daardoor een verkeersovertreding begaan die tot dodelijk ongeval lijdt, is onvoldoende voor aanmerkelijke schuld/onvoorzichtigheid. Uit antwoord moet ook duidelijk blijken dat in casu het ‘wel kijken maar niet zien’ de enige fout was: verder deed verdachte alles goed (althans daar gaat rechtbank vanuit en wij weten niet beter): langzaam rijden, opletten, kijken, enzovoorts.

Vraag 2

De rechter gaat er dus vanuit dat Kees niet wist dat er giftige planten in de verhuisdozen zaten.

  • Dan volgt een vrijspraak ter zake van het primaire feit, omdat het opzet niet bewezen kan worden.

  • Het subsidiaire feit kan wel bewezen worden, maar vraag is of zijn verweer dan slaagt.

Het gaat om een beroep op de strafuitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld, in de vorm van verontschuldigbare feitelijke dwaling. Slaagt dat? Nee, het is niet verontschuldigbaar, want Kees heeft zelfs niet gevraagd aan zijn vriend wat er in het vat zat (en naïviteit werkt niet strafuitsluitend).

Vraag 3

Kees doet beroep op een strafuitsluitingsgrond en het gaat om een ‘uitdrukkelijk voorgedragen verweer’. Op dat verweer moet de rechter ingaan op grond van art. 358 lid 3 jo. 359 lid 2, 1e zin. Dat Kees zelf niet spreekt in termen van een strafuitsluitingsgrond, doet daar niet aan af.

Vraag 4

Pjötr wil een diefstal plegen (of medeplegen, maar dat doet er in dit verband niet toe).

  • Is hij tot een strafbaar feit gekomen? Dat zou dan een poging tot diefstal moeten zijn (art. 45 jo. 310 Sr.; voorbereiding is niet strafbaar, want geen 8 jaar). Gaat om misdrijf, voornemen is er.

  • Maar ook begin van uitvoering? Nee, geen gedragingen verricht die naar uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van diefstal. Hij sluipt pas net langs het zijpad van het huis. Dit is er nog veel te ver vandaan. Enige delictshandeling is hier ‘wegnemen’ en daar is nog lang geen sprake van. (Vgl. Cito-arrest zelf, waar men verder was (aanbellen) en het bovendien om een poging tot diefstal met geweld ging. Bestanddeel geweld stond op het punt vervuld te worden. Een dergelijk aanknopingspunt ontbreekt hier.)

  • Pjötr heeft dus nog niets strafbaars gedaan (voorbereiding van diefstal is niet strafbaar). Dus Vladimir kan geen deelnemer in de zin van art. 47/48 Sr zijn.

  • Maar Vladimir is ook degene die middels een uitlokkingsmiddel – belofte - heeft gepoogd Pjötr te bewegen te bewegen de diefstal te plegen. Nu Pjötr het niet tot een strafbare poging heeft gebracht, valt Vladimir dus onder art. 46a Sr.

(Dat Vladimir ook een medepleger van de diefstal zou zijn geweest (daarvoor is rol substantieel genoeg), doet er niet toe. Men kan tot een feit uitlokken er vervolgens aan medeplegen.)

Vraag 5

Vervolging betreft dus medeplegen van diefstal met geweld met dood tot gevolg: gaat namelijk om diefstal door twee of meer verenigde personen en dat is hetzelfde als medeplegen.

  • Voor medeplegen van dit delict is vereist dat Vladimir opzet op het gebruik van geweld heeft.

  • Uit casus volgt niet dat Vladimir dit opzet had. Hij ging er juist vanuit dat Johnny niet thuis is en wil een confrontatie vermijden. Dus geen opzet op het geweld en dus kan er geen medeplegen van diefstal met geweld zijn

  • En dan ook geen medeplegen van diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend, want de dood moet het gevolg zijn van het geweld.

Voor goed antwoord hoef je dus niet op overige vereisten voor medeplegen in te gaan (nauwe samenwerking enz.).

Vraag 6

Zeker kans van slagen. Gegeven is (min of meer) dat door de rondslingerende schroeven het gevaar waarvan art. 10 spreekt kon ontstaan. Volgens die bepaling moet de werkgever maatregelen nemen ter voorkoming van dat gevaar. Dat heeft werkgever Hoogovens BV niet gedaan, althans onvoldoende, nu er geen voorschriften omtrent het veilig gebruik van schroeven zijn en er ook geen opzichter is aangesteld. Dus heeft Hoogovens BV de bepaling overtreden. (Dat de directie niet op de hoogte was van rondslingerende schroeven, doet er niet toe.)

De zaak is vergelijkbaar met Overslag/Tankstation, omdat ook hier daderschap geen kwestie is van toerekening van gedragingen van anderen (werknemers). De fout is dus een toepassing van Drijfmest, namelijk indien men onderzoekt of de gedragingen van werknemers – in het bijzonder laten slingeren van schroeven door een werknemer – aan Hoogovens BV kunnen worden toegerekend op basis van ‘omstandigheden’. Daar gaat het hier – net als bij Tankstation en Overslag - juist niet om.)

Vraag 7

Geen kans van slagen. Bepaling richt zich alleen tot de werkgever (‘werkgever neemt maatregelen ter voorkoming’); Vijsma is niet de werkgever – dat is de BV - , dus kan hij geen pleger zijn.

Vraag 8

Eerste probleem. Joe heeft in zekere zin de aanranding door Jimmy bewust uitgelokt; hij was op een confrontatie uit (‘Een op een, je bent niks zonder je vriendjes!’). Wanneer iemand bewust de confrontatie uitlokt – culpa in causa -, kán dat aan noodweer(exces) in de weg staan (‘Boze Buurman’). Uit antwoord moet wel blijken dat alleen bewust uitlokken/op confrontatie uit zijn aan noodweer(exces) in de weg kan staan; niet alleen maar dat hij heeft ‘uitgedaagd’ of dat hij het ‘aan zichzelf te danken heeft’ o.i.d. Maar in dit geval staat culpa in causa waarschijnlijk toch niet in de weg aan noodweerexces. Want Joe heeft wel ‘een’ confrontatie opgezocht, maar niet déze: hij was uit op een potje vechten, terwijl Jimmy er een aanslag op zijn leven van maakt door met een mes op hem af te stormen en hem wil doden (uit casus blijkt in ieder geval dat Jimmy méér van plan is dan alleen maar vechten). Tegen déze aanranding mag hij zich waarschijnlijk dus wel verdedigen.

Tweede probleem. Door na de eerste klap verder te gaan terwijl Jimmy al op de grond ligt, overschrijdt Joe de grenzen van de noodzakelijke verdediging (disproportioneel). Dan kan er nog noodweerexces zijn, mits die overschrijding het onmiddellijke gevolg is van de hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de aanranding (art. 41 lid 2 Sr). HR heeft hierover gezegd: “Uit het vereiste dat de gedraging het onmiddellijk gevolg moet zijn van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door een wederrechtelijke aanranding, volgt dat aannemelijk moet zijn dat de aldus veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de gedraging, maar niet dat geheel uitgesloten is dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging.” Uit casus blijkt juist dat andere factoren - wraakgevoelens - doorslag hebben gegeven; dus daar stuit noodweerexces op af.

Vraag 9

De stelling is juist.

Bij subjectieve theorie wordt begin van uitvoering aangenomen indien uit gedragingen van ‘gevaarlijke wil’ is gebleken; bij objectieve theorie staat gevaarlijkheid van gedraging centraal. Van gedragingen waaruit gevaarlijke wil blijkt zal (doorgaans) eerder sprake zijn dan van gevaarlijke gedraging. Antwoord dat in subjectieve leer ‘de (subjectieve) criminele intentie centraal staat’ o.i.d. is fout. Ook in subjectieve leer moeten er gedragingen zijn verricht; uit gedragingen moet voldoende ‘vast’ voornemen blijken; bovendien moet die criminele intentie er in de objectieve leer ook zijn.

Vraag 10

Het heeft vooral weinig betekenis meer doordat gevallen van doen plegen doorgaans ook via functioneel plegen kunnen worden opgelost. De gedraging van de fysieke pleger wordt toegerekend aan de functionele pleger; de functionele pleger wordt geacht zelf de delictsgedraging verricht te hebben. (Uitzondering (hoefde niet in antwoord): kwaliteitsdelict, in het geval de functionele pleger niet over die kwaliteit beschikt, kan functioneel plegen niet, maar doen plegen wel).

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2747 1