Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

TentamenTests bij Pioneers of Psychology van Fancher en Rutherford - 5e druk

Welke fundamentele ideeën uit de Oudheid zijn er over de psychologie? - TentamenTests 1

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Volgens de scholastische filosofie (Middeleeuwse visie op de wereld en de mens), was het verklarende principe dat verantwoordelijk is voor het hoogste mentale functioneren van de mens, de:

  1. interactie van verschillende stemmingen
  2. dierlijke ziel
  3. rationele ziel
  4. "onbewogen beweger"

Vraag 2

De hydraulisch-bediende mechanische beelden in St. Germain waren belangrijk voor Descartes, omdat:

  1. de mythologische scenes die zij uitbeelden, richtten zijn aandacht richting belangrijke psychologische problemen.
  2. ze suggereerden het idee dat dierlijke lichamen op mechanistische wijze begrepen konden worden als machines.
  3. ze inspireerden hem om experimentele hydraulishce modellen van zichzelf te maken.
  4. alle bovenstaande.

Vraag 3

Descartes geloofde dat de beste intellectuele producten:

  1. voortkomen uit groepsdiscussie en -samenwerking.
  2. volgen uit zorgvuldige studie van de klassieken.
  3. geproduceerd zijn door de oude Grieken.
  4. het werk waren van individuele minds die relatief geïsoleerd denken.

Vraag 4

De enige "simpele aarden" die Descartes onderscheidde toen hij zijn methode op de analyse van de fysieke wereld toepaste, waren de concepten van:

  1. subjecten en objecten.
  2. sensaties en percepties.
  3. minds en bodies.
  4. extensie en beweging.

Vraag 5

Volgens Descartes' "Treatise of Light", bestaat het volledige fysieke universum uit:

  1. vuur, lucht, water en aarde.
  2. onzichtbare deeltjes van "warmte", zichtbare deeltjes van "licht" and zichtbare deeltjes van het mariaal "aarde".
  3. materiële deeltjes gescheiden door leegte.
  4. diverse soorten elementaire atomen die zich verbinden om zo een bijna oneindige variëteit aan verschillende verbindingen te vormen.

Vraag 6

In de "Treatise of Man", verstrekt Descartes mechanistische verklaringen voor alle volgende functies, behalve:

  1. reden.
  2. dromen.
  3. sensatie.
  4. zowel A als B.

Vraag 7

In Descartes' theorie van de reflex mechanismen, worden stimuli uitgezonden naar de hersenen in termen van ________, en worden reacties geïnitieerd door _______:

  1. kolommen van "light" deeltjes; de spreiding van warmte naar de juiste spier.
  2. hydraulische druk in een sensorische zenuw; hydraulische druk in een motorische zenuw.
  3. trekken op filamenten door zenuwen; de stroom van vloeistoffen door de zenuwen en naar de spieren toe.
  4. hydraulische druk in de vloeistof binnen de zenuw; trekken op filamenten binnen de zenuwen, verbonden met de spieren.

Vraag 8

Wanneer een stimulus naar een specifieke zenuw in het brein gaat, vervolgens een flow van dierlijke geesten door verschillende kanalen en paden initieerd, voordat ze uiteindelijk via verschillende zenuwen spieren aanzetten, dan volgt het volgens Descartes het hypothetische mechanisme voor:

  1. passies.
  2. mind-body interactie.
  3. aangeboren reflexen.
  4. verworven of aangeleerde reflexen.

Vraag 9

Descartes hield mechanistisch rekening met emotionele invloeden op gedrag door de veronderstelling van:

  1. stromingen en "commoties" in het reservoir van dierlijke geesten.
  2. geleerde reacties op externe stimuli.
  3. variaties in de intensiteit waarmee stimuli de zintuigen slaan.
  4. een "emotionele" ziel.

Vraag 10

Descartes geloofde dat concepten als "eenheid", "oneindigheid" of "perfectie", die niet gerepresenteerd kunnen worden door enkele sensorische impressies, het volgende waren:

  1. abstracties gecreëerd uit veel verschillende sensorische ervaringen.
  2. aangeboren ideeën over de rationele ziel.
  3. illusies die geen basis hebben in de realiteit.
  4. echo's in de zenuwen die doorgaan na het stoppen van zintuiglijke indrukken.

Vraag 11

Descartes voorspelde dat wanneer de pijnappelklier wordt bewogen door wervelingen en stromingen in het hersenvocht, dat:

  1. het ervoor zorgt dat alle zenuwen in het brein meer open staan voor de doorgang van dierlijke geesten.
  2. de ziel bewust wordt van een bepaalde passie.
  3. de ziel bewust wordt van een aangeboren idee.
  4. het lichaam onmiddelijk in beweging wordt gezet.

Vraag 12

Sinds de tijd van Descartes, heeft onderzoek laten zien dat:

  1. zijn theorie van het mechanisme van het lichaam profetisch gezien in de meeste opzichten juist is.
  2. zijn mechanistische theorieën bijna volledige onzin waren.
  3. zijn theorie over het lichamelijke mechanisme in detail fout is, maar zeer productief in zijn algemene implicaties.
  4. het lichaam en de mind wel in het midden van het brein met elkaar communiceren.

Vraag 13

Door het lichaam te zien als geactiveerd door zowel externe stimuli uit de buitenwereld, als emotionele factoren uit het lichaam, anticipeerde Descartes of een belangrijk aspect van de moderne:

  1. dynamische psychologie, zoals psychoanalyse.
  2. behavioritische psychologie.
  3. Gestalt psychologie.
  4. neuropsychologie.

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

C. rationele ziel

Vraag 2

B. ze suggereerden het idee dat dierlijke lichamen op mechanistische wijze begrepen konden worden als machines.

Vraag 3

D. het werk waren van individuele minds die relatief geïsoleerd denken.

Vraag 4

D. extensie en beweging.

Vraag 5

B. onzichtbare deeltjes van "warmte", zichtbare deeltjes van "licht" and zichtbare deeltjes van het mariaal "aarde".

Vraag 6

A. reden.

Vraag 7

C. trekken op filamenten door zenuwen; de stroom van vloeistoffen door de zenuwen en naar de spieren toe.

Vraag 8

D. verworven of aangeleerde reflexen.

Vraag 9

A. stromingen en "commoties" in het reservoir van dierlijke geesten.

Vraag 10

B. aangeboren ideeën over de rationele ziel.

Vraag 11

B. de ziel bewust wordt van een bepaalde passie.

Vraag 12

C. zijn theorie over het lichamelijke mechanisme in detail fout is, maar zeer productief in zijn algemene implicaties.

Vraag 13

A. dynamische psychologie, zoals psychoanalyse.

Filosofie van de geest: wat zijn de gedachten van Descartes, Locke en Leibniz? - TentamensTests 2

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Empiristen vinden dat:

  1. sommige waarheden aangeboren zijn.
  2. het criterium voor waarheid in het intellect ligt.
  3. waarheid door wetenschappelijk onderzoek wordt bepaald.
  4. kennis een zintuigelijke oorsprong heeft.

Vraag 2

Volgens Descartes waren dieren:

  1. psychologisch gelijk aan mensen, alleen eenvoudiger.
  2. zo anders dan mensen dat ze als wetenschappelijk onderwerp waardeloos waren.
  3. mechanische automaten zonder bewustzijn.
  4. identiek aan mensen in de meest essentiële eigenschappen.

Vraag 3

De ideeën die het leven van de jonge Descartes in Ulm veranderden en zijn loopbaan als filosoof en wetenschapper op gang brachten, gingen vooral over:

  1. emoties
  2. de reflex
  3. een methode voor het verkrijgen van kennis
  4. het dualisme tussen lichaam en geest

Vraag 4

Bekijk de volgende stellingen:

I. Secundaire kwaliteiten zijn volgens Locke minder zeker en waar dan primaire kwaliteiten

II. Primaire kwaliteiten zijn bijvoorbeeld stevigheid en uitgebreidheid, secundaire kwaliteiten zijn bijvoorbeeld geluiden en kleuren

  1. I is onjuist, II is juist
  2. I is juist, II is onjuist
  3. I en II zijn allebei juist
  4. I en II zijn allebei onjuist

Vraag 5

Toen Descartes besefte dat hij aan alles kon twijfelen, behalve aan het feit dat hij zelf twijfelde, kreeg hij een directe zekerheid van:

  1. het bestaan van de materiële wereld.
  2. de realiteit van zijn rationele geest.
  3. de onsterfelijkheid van de ziel.
  4. de betrouwbaarheid van zijn zintuigen.

Vraag 6

Welk etiket zou geschikt zijn om Descartes mee te benoemen?

  1. nativist
  2. rationalist
  3. dualist
  4. A, B en C

Vraag 7

Op welke plek vond volgens Descartes de belangrijkste interactie plaats tussen lichaam en geest?

  1. verdeeld over het lichaam
  2. in de pijnappelklier
  3. verdeeld over de hersenen
  4. nergens, aangezien de twee niet in de ruimte kunnen interacteren

Vraag 8

Locke suggereerde …. Als een metafoor voor het menselijk brein bij de geboorte.

  1. een wit blad papier waar niet op geschreven is
  2. een tabula rasa of blanco lei
  3. een geaderde marmeren plaat
  4. zowel A als B

Vraag 9

Locke’s oorspronkelijke bedoeling van het schrijven van zijn ‘Essay Concerning Human Understanding’ was om wat te ontdekken?

  1. Hoe verschillende religieuze doctrines te evalueren.
  2. Elk filosofisch systeem het beste ondersteund werd door het nieuwe wetenschappelijk onderzoek.
  3. Welk bestuurlijk systeem de grootste algemene welvaart zou produceren.
  4. Welke soorten correcte kennis het menselijk brein wel of niet kon verwerven.

Vraag 10

Welke opvatting van Descartes was ervoor verantwoordelijk dat het bewustzijn het object van de psychologie werd?

  1. zijn dualisme
  2. zijn idee dat het lichaam een machine is
  3. zijn idee over de rol van de pijnappelklier
  4. zijn vitalisme

Vraag 11

De snelheid van het licht was volgens de theorie van Decartes:

  1. gelijk aan de snelheid van de rotatie van de aarde om de zon.
  2. gelijk aan de snelheid van het geluid.
  3. oneindig.
  4. eindig maar onmeetbaar.

Vraag 12

Wat wordt door Descartes als het criterium van (de sleutel tot) de waarheid gezien?

  1. Gods waarachtigheid
  2. alles wat wij helder en duidelijk inzien
  3. "ik denk dus ik ben"
  4. aangeboren ideeën

Open vragen

Vraag 1

Hoe definieerde Descartes de ziel/geest? Wat betekende deze definitie lange tijd voor de psychologie?

Vraag 2

Hoe komen wij volgens Descartes aan onbetwijfelbare kennis?

Vraag 3

Bespreek in hoeverre het begrip individualisme een rol speelt in de opvattingen van Descartes en Hobbes.

Vraag 4

Leg het verschil uit tussen de rationalistische filosofie/psychologie van Descartes en de empiristische psychologie van Locke. Licht ook het verband toe met de nature-nurture discussie.

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

D. Kennis een zintuigelijke oorsprong heeft

Vraag 2

C. mechanische automaten zonder bewustzijn.

Vraag 3

C. een methode voor het verkrijgen van kennis

Vraag 4

C. I en II zijn allebei juist

Vraag 5

B. de realiteit van zijn rationele geest.

Vraag 6

D. A, B en C

Vraag 7

B. in de pijnappelklier

Vraag 8

B. een tabula rasa of blanco lei

Vraag 9

D. Welke soorten correcte kennis het menselijk brein wel of niet kon verwerven.

Vraag 10

A. zijn dualisme

Vraag 11

C. oneindig

Vraag 12

B. alles wat wij helder en duidelijk inzien

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Descartes is een dualist. Volgens hem is er een:

  • Denkende substantie. Deze neemt geen ruimte in, de ‘ziel’ of de ‘geest’: res cogitans. Hier vindt ‘denken’: twijfelen, begrijpen, bevestigen, ontkennen, willen, weigeren en soort gelijke activiteiten plaats. Ook wel de: ‘vrije wil’.
  • Substantie die ruimte inneemt. Het lichaam: res extensa. Eigenschappen van het lichaam zijn volgens Descartes meetbaar en berekenbaar. (vgl. Harvey’s ontdekking van de bloedsomloop). Niet alleen reflexen zoals de ‘kniereflex’, ‘de spijsvertering’, ‘het ademhalen’, ‘het gapen’, maar ook ‘waarnemen’, ‘het geheugen’, ‘gevoelens’, ‘driften’.

Volgens Descartes is de mens dus meer dan alleen een machine! Immers: de mens is niet louter een machine ( met causale verbanden, en wetmatigheden, gedetermineerd door oorzaak en gevolg), maar bestaat ook uit een substantie die niet volgens de wetten van een mechanisme werkt! De mens heeft dus een vrije wil! (Dit idee van individuele vrijheid paste ook weer naadloos in een marktmaatschappij waar het ‘individu’ een steeds grotere rol ging spelen.) De mens is dus een autonoom individu, die de grondslag van zijn moreel handelen in zichzelf vindt. Wat betekende dit nu voor de psychologie? Deze definitie heeft lange tijd duidelijk afgebakend wat het onderzoeksobject van de psychologie was. De zaken die gebaseerd waren op het functioneren van de res extensa of ‘machine’ in de mens waren het onderzoeksobject van de geneeskunde. De zaken die toe vielen te schrijven aan de psyche (res cogitans) waren het onderzoeksobject van de psycholgie.

Ook is met het dualisme van Descartes (‘er zijn twee substanties’) het mind-body probleem ontstaan, dat in de psychologie nog steeds een probleem vormt.

Vraag 2

Descartes is een rationalist, volgens hem kunnen onbetwijfelbare kennis dus bereiken met ons verstand. Net als in de wiskunde redeneert hij uit axioma’s. Daarom zij er twee groepen onbetwijfelbare kennis:

  • aangeboren onbetwijfelbare kennis (vergelijk met de axioma’s uit de wiskunde)

  • beredeneerde onbetwijfelbare kennis (namelijk de stellingen beredeneerd uit de axioma’s volgens de deductieve methode)

Maar hoe komt hij nu aan die aangeboren onbetwijfelbare kennis? Hoe weet hij dat zijn axioma’s ‘waar’ zijn? Daartoe deed hij het beroemde twijfelexperiment. Descartes gooide alles waar hij aan twijfelde overboord. Zo probeerde hij de scepticisten te overtuigen. Scepticisten denken dat onbetwijfelbare kennis niet bestaat. Tegen het empirisme brengen ze in dat de wereld elke dag verandert dus dat waarnemingen geen solide basis voor kennis zijn. Tegen het rationalisme brengen ze de axioma’s in twijfel: die zijn immers niet bewijsbaar.

Descartes dacht dat onbetwijfelbare kennis datgene was waar hij absoluut zeker van was. Tijdens het twijfelexperiment was Descartes van een ding zeker: namelijk van het feit dat hij aan het twijfelen was. En omdat hij twijfelde moest hij toch ook bestaan, zo redeneerde hij: ‘cogito ergo sum’. Later voegde hij ook andere ‘zekerheden’ toe, bijvoorbeeld ‘het bestaan van God’, ‘de betrouwbaarheid van de wiskunde’ en ‘wat we zien is reëel’.

Vraag 3

Volgens Hobbes handelen mensen naar wat ze ‘pleasure’ geeft. Dat is dus heel individualistisch. Te individualistisch volgens Hobbes. In de natuurstaat denken mensen alleen maar aan zichzelf en zijn daarom wolven voor elkaar. De oplossing is het sociale contract dat onder supervisie van een absoluut vorst moet staan. De mens is volgens Descartes een individu, omdat hij autonoom is in zijn denken. ‘Cogito ergo sum’, ik denk, dus ik ben. De mens is bovendien zelf verantwoordelijk om tot kennis te komen.

Vraag 4

Descartes geloofde dat je door gebruik va je verstand tot onbetwijfelbare kennis kon komen. Deze onbetwijfelbare kennis betstaat voor een deel uit aangeboren kennis en voor een deel uit deductief beredeneerde kennis. Hij ontwierp het twijfelexperiment om de onbetwijfelbare kennis bewijsbaar te maken. Omdat hij in aangeboren kennis gelooft staat Descartes aan de nature kant van de nature-nurture discussie. Locke geloofde niet in aangeboren kennis. Als er algemeen aanvaarde principes, logische wetten, zijn, waarom zou de ene dan aangeboren en de andere beredeneerd zijn, dacht hij. Volgens Locke ontstaat kennis door ervaring. Hij staat dus aan de nurture kant van het debat.

Fysiologen van de geest: welke belangrijke wetenschappers onderzoeken de hersenen in de periode tussen Gall en Penfield? - TentamenTests 3

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Karl Lashley probeerde de hypothese van geheugenlokalisatie te toetsen. Hij deed dit door stukjes hersenen weg te snijden en de effecten hiervan te bekijken bij:

  1. Ratten die hadden geleerd door een doolhof te lopen
  2. Vogels
  3. Mensen die leden aan ongeneeslijke ziektes
  4. Alle bovenstaande

Vraag 2

Fritsch en Hitzig wijdden een nieuw tijdperk in hersenonderzoek in toen zij in 1870 de cortex van een hond elektrisch stimuleerden. Welk functionele gebied ontdekten zij hierbij?

  1. Het motorische projectiegebied
  2. Het auditieve gebied
  3. Het motorisch geheugen
  4. Het visuele gebied

Vraag 3

Welke van de volgende bijdragen heeft Franz Gall geleverd?

  1. Hij richtte de wetenschap van de frenologie op
  2. Hij gaf goede argumenten voor de hersenen als orgaan van de geest
  3. Hij deed verschillende belangrijke neuro-anatomische ontdekkingen
  4. Alle bovenstaande

Vraag 4

Met welke tactiek wist Flourens de frenologie te weerleggen?

  1. Herstellen van mens na hersenoperaties
  2. Elektrische stimulatie van delen van de dierlijke hersenen
  3. Chirurgisch verwijderen van delen van hersenen van dieren
  4. Observeren van mensen met hersenbeschadiging

Vraag 5

Lasley’s principe dat uitvoering van complexe functies verslechterd is afhankelijk van de hoeveelheid hersenletsel, staat bekend als:

  1. Law of mass action
  2. Lashley’s law
  3. Principle of equiptentiality
  4. Principle of conslancy

Vraag 6

De geschiedenis van de psychologie die frenologie beschrijft als vorm van neurowetenschappen is:

  1. Historisch
  2. Epistemologisch
  3. Constructivistisch
  4. Niet bestaand

Vraag 7

Flourens ontdekte via zijn onderzoek dat …. Verantwoordelijk was voor de coördinatie van vrijwillige bewegingen

  1. De cortex
  2. Het cerebellum
  3. De neocortex
  4. De basale ganglia

Vraag 8

Wernicke’s afasie houdt in:

  1. Moeite hebben met spraakproductie
  2. Moeite hebben met het begrijpen van taal
  3. A en B zijn beide juist
  4. A en B zijn beide onjuist

Vraag 9

De frenologie is te beschouwen als de voorloper van verschillende latere ontwikkelingen in de psychologie. Welke ontwikkeling heeft de frenologie zeker niet voorbereid?

  1. Localisering van psychische functies in de hersenen
  2. Differentiële (persoonlijkheids-) psychologie
  3. Psychologiscche test en diagnostiek
  4. Het toenemend gebruik van introspectie

Vraag 10

In de frenologische theorie van Gall zat een foute aanname. Welke?

  1. Specifieke psychologische functies kunnen gelocalizeerd zijn in specifieke delen van de hersenen.
  2. De taal functie bevindt zich vlakbij de voorkant van de cortex.
  3. De vorm van de schedel is een accurate representatie van de vorm van het onderliggende brein.
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Open vragen

Vraag 1

Beargumenteer dat de hersenfysiologie van Flourens nog duidelijk kenmerken vertoont van het Cartesiaans dualisme.

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

A. Ratten die hadden geleerd door een doolhof te lopen

Vraag 2

A. Het motorische projectiegebied

Vraag 3

A. Hij richtte de wetenschap van de frenologie op

Vraag 4

C. Chirurgisch verwijderen van delen van hersenen van dieren

Vraag 5

A. Law of mass action

Vraag 6

D. Niet bestaand

Vraag 7

B. Het cerebellum

Vraag 8

B. Moeite hebben met het begrijpen van taal

Vraag 9

D. Het toenemend gebruik van introspectie

Vraag 10

C. De vorm van de schedel is een accurate representatie van de vorm van het onderliggende brein.

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Flourens haalde bij zijn proefdieren stukken hersenen weg en keek wat voor gevolg dit had voor hun gedragingen. Met zijn experimenten kwam hij tot de volgende conclusies:

  • Het cerebrum (de grote hersenen) oefent de hogere bewustzijnsfuncties uit van willen, oordelen, herinneren en waarnemen. Hier zetelt het bewustzijn en de vrije wil.

  • Het cerebellum coördineert beweging. De medulla oblongata is essentieel voor de belangrijke levensfuncties zoals de ademhaling.

De gewaarwordende en waarnemende geest: welke ontwikkelingen vonden er op dit gebied plaats in de periode tussen Kant en de Gestalt psychologen? - TentamenTests 4

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De wet van Fechner formuleert een relatie tussen deze twee dingen:

  1. Stimulus en fysische intensiteit
  2. Stimulus en perceptie
  3. Stimulus en prikkel
  4. Stimulus en gewaarwording

Vraag 2

Met ‘nachtansicht’ bedoelde Fechner dat:

  1. Het universum bezield is
  2. De menselijke geest principieel onkenbaar is
  3. Bezielde materie aan andere wetten gehoorzaamt dan dode materie
  4. Het universum slechts uit bewegende materie bestaat

Vraag 3

Een belangrijk gevolg van het accepteren van het accepteren van een mechanistische leer door Helmholtz en zijn studenten was:

  1. Dat ze de steun verloren van hun superieuren zoals Müller, en werden verstoten naar een oppositie rol
  2. Dat ze werden aangemoedigd problemen op te lossen die voorheen onoplosbaar leken, zoals het analyseren en meten van de zenuwimpuls
  3. Dat ze uiteindelijk het ultieme experiment uitvoerden waarmee het vitalisme helemaal werd stilgelegd.
  4. Zowel a, b als c zijn juist.

Vraag 4

Een belangrijk hypothetisch proces in de theorie van Helmholtz dat ten grondslag lag aan perceptuele fenomenen zoals diepteperceptie was:

  1. Inductieve redenering
  2. Onbewuste gevolgtrekking
  3. Praktische intuïtie
  4. Onbewuste rationalisatie

Vraag 5

Het experiment van Helmholtz met de kikkerzenuw gaf aan dat de snelheid van een zenuwimpuls:

  1. Eindig was, maar te snel om te meten met de instrumenten van toen
  2. Langzaam genoeg om voor te stellen dat de reactietijd in grote dieren twee of meer seconden duurde
  3. Oneindig was
  4. Ongeveer dezelfde was als die van een elektrische stroom in een draad

Vraag 6

De Wet van Fechner houdt in dat een toename in fysieke intensiteit van een prikkel …. In de psychologische intensiteit van de gewaarwording veroorzaakt.

  1. Kleinere toename
  2. Even grote toename
  3. Afname
  4. Grotere toename

Vraag 7

Met Tagesansicht bedoelde Fechner dat:

  1. Alleen het materiële universum gekend kan worden
  2. Wetenschap een materialistisch standpunt in hoort te nemen
  3. Het hele universum bezield is
  4. Mechanische wetten op den duur ook psychologische processen zullen kunnen verklaren

Vraag 8

Volgens Helmholtz zijn flarden gekleurd licht in het landschap ….., en bomen, gras en lucht …..

  1. Perceptie/sensatie
  2. Primaire kleuren/perceptie
  3. Onbewuste gevolgtrekking/bewuste
  4. Sensatie/perceptie

Vraag 9

De wet van Fechner gaat over de verhouding tussen

  1. Fysische en fysiologische stimuli
  2. Verschillende zintuigintensiteiten
  3. Perceptie en apperceptie
  4. Intensiteit van de fysische stimulus en intensiteit van de gewaarwording

Vraag 10

Dat alle levende wezens doordrenkt met ultieme NIET analyseerbare levensenergie zijn, is de stelling van:

  1. Vitalisme
  2. Mechanisme
  3. Transcendentale idealisme
  4. Behoud van energie

Vraag 11

Een begrip dat door David Hume’s skeptische filosofie betwist werd, en welke Immanuel Kant probeerde te redden in zijn filosofische herformulering was:

  1. Analytische geometrie
  2. Specifieke zenuw energieen
  3. Causaliteit
  4. De ziel

Vraag 12

Met welk concept van de fysica probeerde Kohler de Gestalt psychologie te integreren?

  1. Newtoniaanse aantrekking en afstoting
  2. Het Phi-fenomeen
  3. Het krachtveld
  4. Het onzekerheid principe

Vraag 13

Helmholtz's poging om de snelheid van de zenuwimpulsen in menselijke proefpersonen te meten …

  1. gaf consistente resultaten die bijna identiek waren aan de resultaten voor de kikkerzenuw
  2. af aan dat de snelheid te hoog was om te kunnen meten in mensen
  3. hielp om de "reactietijdmethode" te introduceren in de psychologie
  4. Zowel A als B

Vraag 14

Onze perceptuele processen hebben volgens Gestalt psychologen de neiging om:

  1. Complexe opeenhopingen van stimuli in vergelijkbare groepen te organiseren
  2. Het perceptuele veld te verdelen in figuur en grond
  3. Het visuele veld te organiseren in gehelen
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Open vragen

Vraag 1

Kant verwerkt realistische, idealistische, empiristische en rationalistische ideeën in zijn kennisleer. Geef aan waar.

Vraag 2

Leg uit waarom Mullers leer van de specifieke zenuwkwaliteiten overeenkomst vertoont met Kants kennisleer. In welk opzicht verschillen ze?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

D. Stimulus en gewaarwording

Vraag 2

D. Het universum slechts uit bewegende materie bestaat

Vraag 3

B. Dat ze werden aangemoedigd problemen op te lossen die voorheen onoplosbaar leken, zoals het analyseren en meten van de zenuwimpuls

Vraag 4

B. Onbewuste gevolgtrekking

Vraag 5

B. Langzaam genoeg om voor te stellen dat de reactietijd in grote dieren twee of meer seconden duurde

Vraag 6

D. Grotere toename

Vraag 7

C. Het hele universum bezield is

Vraag 8

D. Sensatie/perceptie

Vraag 9

D. Intensiteit van de fysische stimulus en intensiteit van de gewaarwording

Vraag 10

A. Vitalisme

Vraag 11

C. Causaliteit

Vraag 12

C. Het krachtveld

Vraag 13

C. hielp om de "reactietijdmethode" te introduceren in de psychologie

Vraag 14

D. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Realisme: De werkelijkheid is volgens Kant de oorzaak van de door de zintuigen ontvangen gewaarwordingen.

Empirisme: Volgens Kant zijn zintuiglijke gegevens de basis voor kennis.

Rationalisme: Deze zintuiglijke gegevens worden door a-priori schema’s verwerkt (ruimte/tijd en categorieën). Zonder deze schema’s zouden wij de wereld niet kunnen begrijpen en ze vormen dus een noodzakelijke stap in de vorming van kennis.

Idealisme: Door de kaders (ruimte/tijd) en categorieën ontstaan er twee werkelijkheden:

  • De ‘echte’ werkelijkheid, Kant noemt deze ‘ding an sich’,

  • en de werkelijkheid zoals wij haar ervaren, de door de kaders en categorieën getransformeerde werkelijkheid.

Vraag 2

Muller stelt ten eerste dat we objecten en gebeurtenissen in de buitenwereld niet direct waarnemen, maar dat we afhankelijk zijn van wat onze zenuwen ons aanbieden. Onze zenuwen bemiddelen dus tussen de objecten en het bewustzijn, we zijn afhankelijk van hun capaciteit. Ten tweede resulteert een zelfde stimulus die zich aan verschillende zintuigen voordoet in de waarneming die bij die verschillende zintuigen horen: een zonnestraal kan bijvoorbeeld zowel tot de waarneming van warmte (huid) als van licht (ogen) leiden. Vervolgens is het ook nog zo dat het voor de waarneming niet uitmaakt of een stimulus van binnen of van buiten komt. Zo is het onmogelijk weet te hebben van de ‘echte’ objectieve werkelijkheid. In Kants filosofie zien we ook twee verschillende werkelijkheden:

De ‘echte’ werkelijkheid, Kant noemt deze ‘ding an sich’, en

de werkelijkheid zoals wij haar ervaren: de door de kaders (ruimte/tijd) en categorieën getransformeerde werkelijkheid.

Hoe ontwikkelde Wundt de experimentele psychologie? - TentamenTests 5

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Voor welk psychologisch specialisme is de relevantie van Wundt’s theorieën recentelijk erkend?

  1. Dimensionele studies van gevoel, emoties en attitude
  2. Taalpsychologie
  3. Theorieën over schizofrenie
  4. Zowel A, B als C

Vraag 2

De interospectieve technieken van Wundt vroegen om:

  1. Een herinnering van veel gebeurtenissen uit de kindertijd
  2. Een gevoeligheid en interesse van de proefpersonen in hun eigen emotionele leven
  3. Een diepe analyse van exact gedefinieerde mentale toestanden door nauwkeurig getrainde proefpersonen
  4. Zowel B als C

Vraag 3

Wilhelm Wundt staat bekend als de founding father van de moderne psychologie. Zijn werk…

  1. Ging vooral over intelligentiemetingen
  2. Kwam voort uit de praktijkpsychologie van Herbart en Fechner
  3. Was erg praktijk gericht
  4. Geen van drieën

Vraag 4

Wat was één van de belangrijkste onderwerpen uit de Völkerpsychologie van Wundt?

  1. De tri-dimensionale theorie van gevoel
  2. Mentale chronometrie
  3. Taal
  4. Zowel A, B als C

Vraag 5

Extra tijd als gelet wordt op de verwachte stimulus in plaats van de benodigde stimuli volgens Wundt:

  1. Sensatie
  2. Anticeptie
  3. Apperceptie
  4. Perceptie

Vraag 6

De psychologie van Wundt:

  1. Komt voort uit de praktijkpsychologie van Fechner
  2. Heeft invloed op de toegepaste psychologie
  3. Is praktijkgericht
  4. Geen van deze antwoorden is juist

Vraag 7

In Wundt's schema, wat zijn de vier basisdimensies van sensaties?

  1. Modus, kwaliteit, intensiteit, duur
  2. Hoogte, breedte, diepte, tijd
  3. Grootte, helderheid, interesse, richting
  4. Activiteit, spanning, aangenaamheid, frequentie

Open vragen

Vraag 1

Wat hield de Volkerpsychologie van Wundt in?

Vraag 2

Waarom maakte Ebbinghaus in zijn geheugenexperimenten gebruik van betekenisloze lettergrepen?

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

D. Zowel A, B als C

Vraag 2

C. Een diepe analyse van exact gedefinieerde mentale toestanden door nauwkeurig getrainde proefpersonen

Vraag 3

D. Geen van drieën

Vraag 4

C. Taal

Vraag 5

C. Apperceptie

Vraag 6

D. Geen van deze antwoorden is juist

Vraag 7

A. Modus, kwaliteit, intensiteit, duur

Vraag 1

Wundt dacht dat hogere mentale processen zoals taal en denken niet vatbaar waren voor experimenteel onderzoek, zelfs niet met zijn geobjectiveerde introspectie. Dat kwam omdat deze processen in een sociaal proces tot ontwikkeling komen en behoren tot een bepaalde cultuur. Daarom zijn ze alleen aan de hand van voortbrengselen van die cultuur te bestuderen. Bij voortbrengselen van een cultuur kun je denken aan zaken als taal en rechtspraak.

Vraag 2

Ebbinghaus wilde de capaciteit van het geheugen onderzoeken. Door betekenisloze lettergrepen te gebruiken vermeed hij associaties die het leerproces zouden kunnen vergemakkelijken. Als hij betekenisvolle, bestaande associaties, had gebruikt zou hij niets kunnen zeggen over het leren van nieuw materiaal, bovendien verschillen bestaande associaties per persoon.

De evoluerende geest: welke psychologische ontwikkelingen bracht Darwin? - TentamenTests 6

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De evolutietheorie door natuurlijke selectie uit Charles Darwin's On the Origin of Species veronderstelt het bestaan van:

  1. Erfelijke kleine individuele verschillen
  2. Een aantal vaste groepen van soorten
  3. Erfelijke psychologische karakteristieken in mensen
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 2

Het idee dat politieke systemen en samenlevingen evolueren en 'vooruitgaan' door ongebreidelde competitie en "the survival of the fittest" wordt vaak ... genoemd.

  1. Vergelijkende psychologie
  2. Evolutionaire psychologie
  3. Sociobiologie
  4. Sociaal Darwinisme

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

A. Erfelijke kleine individuele verschillen

Vraag 2

D. Sociaal Darwinisme

Het meten van de geest: wat zijn Galtons gedachten over individuele verschillen? - TentamenTests 7

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De uitdrukking ‘nature and nurture’ werd geïntroduceerd en gepopulariseerd door:

  1. Darwin in ‘Origine of Species’
  2. De Candolle in ‘History of the Sciences and Scientists over Two Centuries’
  3. Pearson in ‘the Grammar of Science’
  4. Galton in ‘English Man of Science

Vraag 2

Een belangrijke zwakte van Galtons intelligentietests in zijn antropometrisch laboratorium van 1884 was:

  1. De statistische methode waarmee hij zijn resultaten analyseerde
  2. De onderliggende aanname van een correlatie tussen zintuiglijke scherpte en intelligentie
  3. De kleine hoeveelheid proefpersonen waarop ze waren getest
  4. De onbetrouwbaarheid van zijn meetinstrumenten

Vraag 3

Het belangrijkste doel wat Galton voor ogen had toen hij zijn intelligentietest ontwikkelde was:

  1. Bewijzen dat mannen slimmer waren dan vrouwen
  2. Laten zien dat psychologie een kwantitatieve wetenschap kan zijn
  3. De meest geschikte jongeren selecteren voor eugenetische voortplanting
  4. Kinderen helpen door te stromen naar het geschikte schooltype

Vraag 4

In Galtons studies naar mentale voorstellingen werd hij verrast door verslagen van wetenschappers die leken te wijzen op:

  1. Een heel zwakke visuele capaciteit
  2. Een uitermate levendig visueel vermogen
  3. Een afzonderlijk visueel vermogen voor het visualiseren van getallen
  4. Een gelijke visuele capaciteit als van kinderen

Vraag 5

Toen Galton zijn eigen associaties bestudeerde, ontdekte hij dat:

  1. Er weinig herhaald werd
  2. Heel veel associaties teruggingen tot zijn jeugd
  3. De meeste werden bepaald door het moment
  4. Ze stroomden en makkelijk konden worden vastgelegd

Vraag 6

De eugenetica had een belangrijke invloed op..

  1. Het opinie- en attitudeonderzoek
  2. De intelligentiepsychologie
  3. De psychoanalyse
  4. De psychotechniek

Vraag 7

The science of improving stock, which takes cognizance of all influences that tend in however remote a degree to give more suitable races or stains of blood a better chance of prevailing speedily over the less suitable than they otherwise would have had, is een definitie van:

  1. Evolutie door natuurlijke selectie
  2. De eugenetica
  3. Sociaal Darwinisme
  4. Evolutie door kunstmatige selectie

Vraag 8

Galton deed in 1884 een test voor het meten van intelligentie in zijn antropometrisch laboratorium. Hij deed dit aan de hand van:

  1. Reactietijd
  2. Woordenschat
  3. Rekenen
  4. A, B en C

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D. Galton in ‘English Man of Science

Vraag 2

B. De onderliggende aanname van een correlatie tussen zintuiglijke scherpte en intelligentie

Vraag 3

C. De meest geschikte jongeren selecteren voor eugenetische voortplanting

Vraag 4

A. Een heel zwakke visuele capaciteit

Vraag 5

B. Heel veel associaties teruggingen tot zijn jeugd

Vraag 6

B. De intelligentiepsychologie

Vraag 7

B. De eugenetica

Vraag 8

A. Reactietijd

Amerikaanse pioniers: wat zijn de gedachten van James, Hall, Calkins en Thorndike? - TentamenTests 8

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Zaken konden volgens James worden gezien als ‘waarheid’ wanneer:

  1. Was bewezen dat het nuttig was hierin te geloven
  2. Hij die dingen zelf had gezien of ervaren
  3. Ze waren bewezen met experimenten
  4. Er niet aan kon worden getwijfeld

Vraag 2

De filosofische leer waar James toe behoorde was het:

  1. Pragmatisme
  2. Radicale scepticisme
  3. Creatieve evolutionisme
  4. Logisch positivisme

Vraag 3

De beste metafoor voor het bewuste denken is volgens James een:

  1. Stroom
  2. Zwevende vogel
  3. Netwerk van associaties
  4. Chemische samenstelling

Vraag 4

De belangrijkste bijdrage van William James aan de psychologie was waarschijnlijk:

  1. Zijn experimenten met betrekking tot het bewustzijn
  2. Een aanstekelijk enthousiasme en een visie die psychologie interessant en aantrekkelijk maakte
  3. Zijn theorie van de taal en de maatschappij
  4. Zowel A als B

Vraag 5

In de inleiding van Social History of Psychology worden twee vormen van geschiedschrijving onderscheiden: de oude geschiedenis van de psychologie, en de nieuwe geschiedenis van de psychologie. Kenmerkend voor de ‘nieuwe’ geschiedenis is:

  1. Een kritische houding ten aanzien van het zelfbeeld van de huidige psychologie
  2. Nadruk op de rol van individuele psychologen
  3. Nadruk op de rol van theorieën in de geschiedenis van de psychologie
  4. Zowel a, b als c zijn correct

Vraag 6

De Educational Psychology van de Amerikaanse psycholoog Thorndike….

  1. Had veel invloed op het toetsen en meten in het onderwijs
  2. Had grote invloed op de ideeën van Maria Montessori
  3. Stelde de interesses van het kind centraal
  4. Was gebaseerd op de psychoanalyse

Vraag 7

De Child Study Movement…

  1. Werd geleid door Granville Stanley Hall en maakte veel gebruik van ‘one way screens’ om het gedrag van kinderen te observeren
  2. Werd geleid door Granville Stanley Hall en maakte veel gebruik van vragenlijsten
  3. Werd geleid door Arnold Gesell en maakte veel gebruik van ‘one way screens’ om het gedrag van kinderen te observeren
  4. Werd geleid door Arnold Gesell en maakte veel gebruik van vragenlijsten

Vraag 8

Een Amerikaanse school van de Psychologie die James inspireerde en de nadruk legde op individuele verschillen en de bedoeling van gedrag was:

  1. Het volunturalisme
  2. Het functionalisme
  3. Het structuralisme
  4. De handelingspsychologie

Vraag 9

James's 'The principles of psychology' heeft hoofdstukken over alle onderstaande onderwerpen, behalve:

  1. Wil
  2. Het onbewuste
  3. Gewoonte
  4. Emotie

Open vragen

Vraag 1

Vergelijk de leertheorie van de Gestaltpsycholoog Kohler en de dierpsycholoog Thorndike.

Vraag 12

Je zou kunnen zeggen dat het functionalisme een genuanceerde positie inneemt tussen extreme bewustzijnspsychologie en extreme gedragspsychologie. Beargumenteer deze stelling

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Was bewezen dat het nuttig was hierin te geloven

Vraag 2

A. Pragmatisme

Vraag 3

A. Stroom

Vraag 4

A. Zijn experimenten met betrekking tot het bewustzijn

Vraag 5

A. Een kritische houding ten aanzien van het zelfbeeld van de huidige psychologie

Vraag 6

A. Had veel invloed op het toetsen en meten in het onderwijs

Vraag 7

B. Werd geleid door Granville Stanley Hall en maakte veel gebruik van vragenlijsten

Vraag 8

B. Het functionalisme

Vraag 9

B. Emotie

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Centraal in Köhlers leertheorie is het begrip “inzicht” (de min of meer plotselinge reorganisatie van het hele perceptuele veld); dit is een centraal mentaal proces. In Thorndike’s leertheorie gaat het om aanvankelijk “trial en error” –gedrag dat uitmondt in een perifere verbinding tussen een S en een R, versterkt door de beloning (Law of Effect).

Vraag 2

Het functionalisme benadrukt de samenhang tussen het psychische en het fysische, geen van de twee is belangrijker, het gaat erom hoe zij zich tot elkaar verhouden.

Psychologie als gedragswetenschap: hoe is dit gebied beïnvloed door Pavlov, Watson en Skinner? - TentamenTests 9

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Een goede behavioristische psychologie zou volgens John B Watson:

  1. Voorspelling en controle van gedrag als doel moeten hebben
  2. Geen kwalitatief onderscheid moeten maken tussen gedrag van mens of dier
  3. Alle subjectieve onderzoeksmethodes elimineren
  4. Zowel A, B als C

Vraag 2

Het belangrijkste doel in het uitvoeren van het ‘Little Albert experiment’ was voor Watson:

  1. Bewijzen dat hij een geconditioneerde emotionele angstrespons kon produceren
  2. Te laten zien dat behavioristische methoden zowel bij mensen als dieren konden worden gebruikt
  3. Te laten zien dat mensen niet zo goed conditioneerbaar zijn als dieren
  4. De instictieve angsten van een kind laten zien

Vraag 3

Een belangrijke toepassing van operante conditionering bij onderwijsproblemen is de ontwikkeling van:

  1. moderne wiskunde
  2. progressief onderwijs
  3. cursussen om sneller te lezen
  4. geprogrammeerde instructie

Vraag 4

De Utopische roman ‘Walden Two’ van Skinner beschrijft een maatschappij:

  1. Waarbij het gedrag van burgers deels wordt gecontroleerd door positieve bekrachtiging
  2. Waarbij het gedrag van de burgers volledig wordt bepaald door positieve bekrachtiging
  3. Waarbij het gedrag van burgers helemaal wordt gecontroleerd door een verstandig gebruik van positieve en negatieve bekrachtiging
  4. Geregeerd met de principes van een klassiek liberale politiek

Vraag 5

Een cumulatieve registratie die vrij steil begint en vervolgens afvlakt, met hier en daar nog een uitschieter door een respons is kenmerkend voor:

  1. Uitdoving
  2. Fixed-ratio bekrachtiging
  3. Partiële bekrachtiging
  4. Fixed-internal bekrachtiging

Vraag 6

Watson schrijft in zijn boek ‘Behavior’ dat beelden en gedachten:

  1. Bestudeerd kunnen worden met verbeterde methodes van introspectie
  2. Eerder op een historische en etnografische manier moeten worden bestudeerd dan op een wetenschappelijke manier
  3. Niet observeerbare processen zijn, waar geen plaats voor is in een wetenschappelijke psychologie
  4. Net zo kunnen worden bestudeerd en geïnterpreteerd als spier- en klierresponsen van laag niveau

Vraag 7

Watson vond het gecontroleerde reflexconcept van Pavlov bruikbaar voor zijn eigen concept omdat:

  1. Het veel verklaarde over de aard van de hersenen
  2. Het de waarde liet zien van nauwkeurige metingen in psychologische experimenten
  3. Het was toe te passen op veel andere leersituaties naast de speekselreflex
  4. Zowel a, b als c

Vraag 8

Welke van de onderstaande stellingen is/zijn waar?

  1. Watson’s pedagogische ideeën benadrukken het belang van een rationele omgang met kinderen
  2. Rousseau’s pedagogische ideeën benadrukken het belang van een rationele omgang met kinderen
  3. Geen van beide zijn juist
  4. Beide zijn juist

Vraag 9

Op welke manier produceerden Pavlov en zijn werknemers "experimentele neurose" bij honden?

  1. Hen te voeren met onregelmatige tijdsintervallen
  2. Het gebruik van elektrische schokken als ongeconditioneerde stimuli
  3. Hen gedwongen te confronteren met differentiatie situaties die zij niet konden oplossen
  4. Hen gedwongen te confronteren met differentiatie situaties die zij niet konden oplossen

Vraag 10

Welke idee werd door Pavlov uitbundig overgenomen?

  1. Flourens zijn concept van harmonieuze actie gemeenschap die integreren in verschillende delen van het brein
  2. Descartes zijn conceptuele scheiding van lichaam en geest
  3. Sechenov's argument dat geleerd gedrag optreedt wanneer coricale reflexen worden opgelegd aan lagere aangeboren reflexen
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Open vragen

Vraag 1

Wat verandert er bij operant conditioneren? In hoeverre is deze conditionering een aanvulling op het klassieke conditioneren?

Vraag 2

Wat verandert er bij klassieke conditionering: de stimulus of de respons; en wat is dus de ongeconditioneerde reflex? Vergelijk dit met de negentiende eeuwse definitie (Marshal Hall) van reflex.

Vraag 3

Laat zien dat Watson’s behaviorisme de traditie van empirisme en positivisme voortzet.

Vraag 4

In welk opzicht verschilt de emotietheorie van James van die van Watson?

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D. Zowel A, B als C

Vraag 2

A. Bewijzen dat hij een geconditioneerde emotionele angstrespons kon produceren

Vraag 3

D. geprogrammeerde instructie

Vraag 4

B. Waarbij het gedrag van de burgers volledig wordt bepaald door positieve bekrachtiging

Vraag 5

A. Uitdoving

Vraag 6

A. Bestudeerd kunnen worden met verbeterde methodes van introspectie

Vraag 7

C. Het was toe te passen op veel andere leersituaties naast de speekselreflex

Vraag 8

A. Watson’s pedagogische ideeën benadrukken het belang van een rationele omgang met kinderen

Vraag 9

D. Hen gedwongen te confronteren met differentiatie situaties die zij niet konden oplossen

Vraag 10

C. Sechenov's argument dat geleerd gedrag optreedt wanneer coricale reflexen worden opgelegd aan lagere aangeboren reflexen

Antwoordindicatie Open vragen

Vraag 1

Bij operant conditioneren (Skinner) verandert de respons; er wordt dus nieuw gedrag aangeleerd wat een aanvulling is op het klassieke conditionering waar alleen de S verandert

Vraag 2

Wat verandert is de stimulus, de respons blijft hetzelfde. Conditionering is dus stimulussubstitutie: een verandering in de omgeving, verantwoordelijk voor het optreden van de R (conditio = voorwaarde; conditioneren is dus controleren van de voorwaarden waaronder het gedrag optreedt). In Marshall Halls definitie van reflex ging het alleen nog om een onveranderlijke, ongeconditioneerde reflex (een bepáálde S samen met een bepáálde R).

Vraag 3

Empirisme in Watsons behaviorisme: de omgeving (de wereld) zorgt via de zintuigen voor het gedrag; weliswaar gaat het nu niet meer over gedachten en voorstellingen (zoals in het empirisme van bijv Locke), maar om gedrag als gevolg van omgevingsfactoren (S>R). Watsons positivisme blijkt uit zijn verbanning van “unobservables”: alle mentale termen zijn ofwel zinloos, ofwel moeten geoperationaliseerd worden: vertaald worden in observatietermen of –uitspraken. Bijv angst is niets anders dan angstgedrag.

Vraag 4

Bij James is nog sprake van het voelen, een mentale verwerking, van fysiologische of lichamelijke factoren in een omgeving (O>G>M). Bij Watson gaat het alleen om gedrag als gevolg van omgevingsfactoren (O>G).

Sociale psychologie: hoe ontwikkelde deze psychologie zich in de periode na Mesmer? - TentamenTests 10

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Binet maakt in zijn onderzoek naar hypnose kennis met:

  1. Het gevaar van suggestie
  2. Het effect van regressie naar het gemiddelde
  3. De verlaagde waarnemingsdrempel voor auditieve prikkels
  4. De genezende werking van post-hypnotische suggesties

Vraag 2

Het systematisch observeren, beïnvloeden en controleren van het gedrag van individuen en groepen is een beschrijving van:

  1. De psychologie van Wundt
  2. Sociaal beheer
  3. Psychologisch beheer
  4. Eugenetica

Vraag 3

In de 19e eeuw werd niet alleen de reikwijdte van het sociaal beheer steeds groter, maar het sociaal beheer veranderde ook van aard. Typerend was onder andere:

  1. Dat de nadruk verschoof van zorg naar controle
  2. Dat het individu minder belangrijk werd
  3. Dat het steeds wetenschappelijker werd
  4. Dat het steeds minder een overheidstaak werd

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

A. Het gevaar van suggestie

Vraag 2

B. Sociaal beheer

Vraag 3

C. Dat het steeds wetenschappelijker werd

De geest in conflict: wat houdt Freuds psychoanalyse in? - TentamenTests 11

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Freuds zelfanalyse was voor hem vooral belangrijk om het belang van …. te leren waarderen.

  1. Abstractie
  2. Overdracht
  3. Het oedipus complex
  4. Zowel b als c

Vraag 2

Wanneer een man op zijn werk de kritiek van zijn directeur ondergaat, en vervolgens thuis boos wordt op zijn vrouw en de kat trapt, staat dit bekend als:

  1. Ageren
  2. Verplaatsing
  3. Projectie
  4. Ontkenning

Vraag 3

In Freuds model van de psyche moet het …. Conflicten oplossen.

  1. Id
  2. Superego
  3. Ego
  4. Onbewuste

Vraag 4

De psychoanalyse speelde een belangrijke rol in de geschiedenis van onder andere..

  1. De Mental Hygiene Movement en de Child Guidance Clinics
  2. Het attitude-onderzoek van Gordon en Allport
  3. Geen van beide
  4. A en B

Vraag 5

Wat zijn eigenschappen van het secundaire proces volgens Freud?

  1. Het is onbewust en gebruikt verplaatsing
  2. Het is toegankelijk voor het bewustzijn, en vervolgt van concreet naar abstract
  3. Het is onbewust, en vervolgt van abstract naar concreet
  4. Het is toegankelijk voor het bewustzijn, en bepaalt gedetermineerde condensatie

Vraag 6

Psychoanalyse speelt een grote rol in de geschiedenis van:

  1. Mental Hygiene Movement
  2. Attitudeonderzoek Gordon en Allport
  3. Beide zijn juist
  4. Beide zijn onjuist

Vraag 7

Welke stelling over Freud klopt?

  1. Volgens hem bestaan er geen normale en abnormale mensen
  2. Hij is tegen de experimentele psychologie van Wundt
  3. Volgens hem staat een disfunctie voor een bepaald lichaamsdeel
  4. Hij zorgde voor psychologisering van de psychiatrie

Vraag 8

Het geval van Dora:

  1. Was volgens Freud zelf ook een mislukking
  2. Hielp Freud met het ontwikkelen van de techniek van vrije associatie
  3. Leerde het belang van overdracht aan Freud
  4. Was een van de eerste successen van Freud

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

C. Het oedipus complex

Vraag 2

B. Verplaatsing

Vraag 3

C. Ego

Vraag 4

A. De Mental Hygiene Movement en de Child Guidance Clinics

Vraag 5

B. Het is toegankelijk voor het bewustzijn, en vervolgt van concreet naar abstract

Vraag 6

A. Mental Hygiene Movement

Vraag 7

B. Hij is tegen de experimentele psychologie van Wundt

Vraag 8

C. Leerde het belang van overdracht aan Freud

Persoonlijkheidspsychologie: wat zijn de gedachten van Allport en Maslow? - TentamenTests 12

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Het groepsgewijs afnemen van intelligentietests werd voor het eerst gedaan…

  1. Door Alfred Binet
  2. In de eerste Wereldoorlog
  3. In de Tweede Wereldoorlog
  4. Door James McKeen Cattell

Vraag 2

Welke stelling(en) is/zijn waar?

  1. Volgens Allport kon je attitudes niet kwalificeren
  2. Attitudes zijn volgens Allport kenmerken van individuen
  3. Geen van beide
  4. A en B

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

B. In de eerste Wereldoorlog

Vraag 2

B. Attitudes zijn volgens Allport kenmerken van individuen

De ontwikkelde geest: hoe hebben Binet en Piaget bijgedragen aan de studie naar intelligentie? - TentamenTests 13

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De ontdekking van diverse motorische en sensorische gebieden in de hersenen tussen 1870 en 1880 bewees dat:

  1. Veel frenologische locaties heel precies waren
  2. Er een grotere locatie van functies was dan Flourens geloofde, maar van een andere soort dan die van de frenologen
  3. Het nutteloos was om te verwachten iets te leren van studies waarbij stukjes hersenen worden weggesneden
  4. De hersenen als eenheid werken zoals Flourens theorie van ‘action commune’ beweerde.

Vraag 2

De intelligentietest van Alfred Binet was bedoeld voor…

  1. Het identificeren van hoogbegaafden
  2. Het testen van bedrijfsleiders
  3. Het testen van recruten
  4. Het identificeren van zwakzinnigen (feebie-minded)

Vraag 3

Intelligentie is volgens Binet een ….. eigenschap

  1. erfelijke
  2. veranderlijke
  3. neurologisch meetbare
  4. zelfstandige

Vraag 4

Flourens zijn opvatting van het brein legde de nadruk op:

  1. Cooperative action commune tussen de verschillende hersenonderdelen
  2. Specifieke actions propres in grote subdivisies van het brein
  3. De localizatie van sensorische fucties in specifieke delen van het brein
  4. Zowel A als B

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

B. Er een grotere locatie van functies was dan Flourens geloofde, maar van een andere soort dan die van de frenologen

Vraag 2

D. Het identificeren van zwakzinnigen (feebie-minded)

Vraag 3

B. veranderlijke

Vraag 4

D. Zowel A als B

Wat houdt de cognitieve psychologie in? - TentamenTests 14

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Volgens James ‘Principles of Psychology’: ‘…. Is the enormous fly-wheel of society, which saves the children of fortune from the uprising of the poor, and dooms us all to fight out the battle of life upon the lines of our nurture of our early choice.’ Wat moet er op de puntjes staan?

  1. Emotion
  2. Instinct
  3. Personal character
  4. Habit

Vraag 2

De ‘Turingtest’ is

  1. Een psychofysisch experiment
  2. Een persoonlijkheidstest die naar Turing genoemd is
  3. Een test om te onderzoeken of computers op de goede manier zijn geprogrammeerd
  4. Een criterium voor het toeschrijven van intelligentie aan computers

Vraag 3

De interesse van Ulric Neisser in cognitieve psychologie was gestimuleerd door:

  1. Zijn overtuiging dat computer processen uiteindelijk in staat zouden zijn om de meeste menselijke cognitieve processen te reproduceren
  2. Zijn fascinatie met de Turing test
  3. Een gebeurtenis in zijn kindertijd die hem dwong de accuratesse van zijn eigen geheugen in twijfel te trekken
  4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Antwoordindicatie Meerkeuzevragen

Vraag 1

D. Habit

Vraag 2

D. Een criterium voor het toeschrijven van intelligentie aan computers

Vraag 3

C. Een gebeurtenis in zijn kindertijd die hem dwong de accuratesse van zijn eigen geheugen in twijfel te trekken

Wat houdt de toegepaste psychogie in? - TentamenTests 15

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Praktijkpsychologie

  1. Is de toepassing van theorieën, methoden en instrumenten die in de academische psychologie zijn ontwikkeld
  2. Leidt soms tot de ontwikkeling van nieuwe theorieën, methoden en instrumenten
  3. Is in belangrijke mate onafhankelijk van de academische psychologie
  4. Zowel B als C

Vraag 2

In Nederland staan de Child Guidance Clinics bekend als Medisch Opvoedkundige Bureaus. Hier werkten psychologen in een team met een psychiater en een sociaal werker. Voor de Tweede Wereldoorlog bestond de taak van de psycholoog uit zo’n team vooral uit:

  1. Behandeling met psychofarmaca
  2. Het afnemen van tests en het stellen van diagnoses
  3. Wetenschappelijk onderzoek
  4. Behandeling met psychotherapie

Vraag 3

Efficiency was een sleutelwoord in

  1. De progressive movement in de VS
  2. Het scientific management
  3. Geen van beiden
  4. A en B

Vraag 4

De personalisatie van de geesteswetenschappen is een stroming in de psychotechniek die

  1. Gebaseerd is op Hugo Münsterberg
  2. Een reactie is op het geweld uit WO I
  3. De positie van artsen in de psychotechniek versterkt
  4. De positie van psychologen in de psychotechniek versterkt

Antwoordindicatie MC-vragen

Vraag 1

D. Zowel B als C

Vraag 2

B. Het afnemen van tests en het stellen van diagnoses

Vraag 3

D. A en B

Vraag 4

A. Gebaseerd is op Hugo Münsterberg

Wat houdt de klinische psychologie in? - TentamenTests 16

 

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Hoe meet de "Beck Depression Inventory" van Aaron Beck depressie?

  1. Door middel van een observatie en het invullen van een vragenlijst door de patiënt.
  2. Door middel van een vragenlijst die gebaseerd op objectieve criteria.
  3. Door middel van een vragenlijst gebaseerd op subjectieve criteria.
  4. Geen van bovenstaande.

Vraag 2

Wat liet het "Treatment of Depression Collaborative Research Program" (TDCRP) zien met betrekking tot de effectiviteit van behandelingen tegen depressies?

  1. Antidepressiva zijn het meest effectief bij behandelingen tegen depressies, met name bij lage tot gemiddelde depressies.
  2. CBT en IPT zijn het meest effectief bij behandelingen tegen depressies, met name bij lage tot gemiddelde depresssies.
  3. CBT, IPT en antidepressiva zijn ongeveer even effectief, met name bij lage tot gemiddelde depressies.
  4. Geen van bovenstaande.

Vraag 3

Wat was de kritiek op het scientist-practitioner model?

  1. Er lag te veel nadruk op het medische model van mentale ziektes, en was er te weinig aandacht voor sociale-leerbenaderingen en preventie.
  2. Klinische ervaring en onderzoek hoeven elkaar niet per definitie te beïnvloeden.
  3. Zowel A als B.
  4. Geen van bovenstaande.

Vraag 4

Paul Meehl schreef het boek "Clinical Versus Statistical Prediction: A Theoretical Analysis and a Review of the Evidence". Wat beschreef hij in dit boek?

  1. De superioriteit van empirische data boven klinische beoordeling bij het voorspellen van gedrag.
  2. De superioriteit van klinische beoordelingen boven empirische data bij het voorspellen van gedrag.
  3. Dat zowel klinische beoordelingen als empirische data even effectief zijn bij het voorspellen van gedrag.
  4. Geen van bovenstaande.

Vraag 5

Carl Rogers was de pionier in onderzoek naar psychotherapie. Van wat moest er, volgens Rogers, sprake zijn in zijn therapievorm?

  1. Psychologisch contact tussen een incongruente cliënt en een congruente therapeut.
  2. Therapeuten moeten onvoorwaardelijk positief zijn richting cliënten.
  3. Therapeuten moeten empathisch begrip tonen voor de innerlijke wereld van de cliënt.
  4. Alle bovenstaande.

Vraag 6

De Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI) is een statistische meetmethode van persoonlijkheidsfactoren die relevant zijn voor het begrijpen van psychopathologie. Aan welke eisen moest deze test volgens Hathaway voldoen?

  1. De test moet efficiënt zijn in afname, simpel te scoren en te interpreteren.
  2. De test moet relevant zijn voor het begrijpen van klinische problemen.
  3. Zowel A als B.
  4. Geen van bovenstaande.

Antwoordindicatie

Vraag 1

B. Door middel van een vragenlijst die gebaseerd op objectieve criteria.

Vraag 2

C. CBT, IPT en antidepressiva zijn ongeveer even effectief, met name bij lage tot gemiddelde depressies.

Vraag 3

C. Zowel A als B.

Vraag 4

A. De superioriteit van empirische data boven klinische beoordeling bij het voorspellen van gedrag.

Vraag 5

D. Alle bovenstaande.

Vraag 6

C. Zowel A als B.

 

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Psychology and behavorial sciences - Theme
Click & Go to more related summaries or chapters

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1526