Oefententamens Verbintenissenrecht - UU
- 3792 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Mark drijft een onderneming, genaamd ‘Ballonnetje’, die voorziet in babyartikelen. Deze artikelen zijn te koop in de winkel en de webshop van Ballonnetje. Anna maakt, door middel van haar bedrijf, op internet reclame voor ondernemingen. Op 22 maart 2011 stapt Anna de winkel van Mark binnen en laat Mark een flyer zien over een door haar gemaakte (en beheerde) Search Engine Advertising campagne (SEA). In deze flyer staat onder andere: ‘haal veel meer bezoekers op uw website’, ‘de beste resultaten’, en ‘eindelijk een beter rendement op uw investering’. Deze SEA houdt in dat bij het intypen van bepaalde woorden in een zoekmachine (bijv. Google) een advertentie verschijnt van Ballonnetje. Door vervolgens op de advertentie te klikken, komt men op de website van Ballonnetje (zogenoemde click). Anna biedt SEA-pakketten aan met maximaal 5.000, 8.000 of 10.000 clicks.
Mark vertelt aan Anna dat hij al een internetcampagne heeft lopen (via een ander bedrijf), en daar nu gemiddeld 6.000 clicks per maand mee behaalt, maar dat hij gezien de beloftes in de flyer graag met Anna een overeenkomst zou willen sluiten. Anna raadt Mark aan om het pakket te nemen met max. 10.000 clicks voor een looptijd van 48 maanden. Aldus geschiedt. Mark betaalt het eerste jaar vooruit. Mark, die maandelijks de statistieken van het aantal behaalde clicks kan inzien, laat op 27 mei 2011 per brief aan Anna weten dat hij niet tevreden is met de resultaten en inspanningen van Anna. Anna antwoordt per brief van 7 juni 2011 dat zij ervan uitgaat dat de brief van Mark op een misverstand berust, omdat de campagne goed loopt. Hierbij stuurt zij de statistieken van april en mei 2011 mee, waaruit blijkt dat per maand ongeveer 1.500 clicks worden behaald.
Op 10 september 2011 stuurt Mark wederom een brief aan Anna. Hij stelt dat hij met zijn vorige campagne gemiddeld 6.000 clicks per maand behaalde (dit blijkt uit de statistieken van deze vorige campagne). Volgens Mark zou Anna beloofd hebben een beter resultaat te leveren, naar aanleiding waarvan Mark de overeenkomst is aangegaan. Al snel blijkt het misverstand: Mark ging ervan uit dat de aanbieding van Anna 10.000 clicks per maand behelsde, terwijl Anna 10.000 clicks per jaar bedoelde. Van bewuste misleiding van Anna is geen sprake. Ga ervan uit dat tussen Mark en Anna een overeenkomst tot stand is gekomen.
Bespreek één rechtsgrond die Mark met vermoedelijk succes kan aanvoeren om van deze overeenkomst af te komen en om zijn geld (gedeeltelijk) terug te krijgen. Werk deze rechtsgrond uit, inclusief de gevolgen. Indien u meerdere rechtsgronden uitwerkt, wordt slechts de eerste nagekeken.
De 20-jarige Amilia heeft net enkele weken haar rijbewijs wanneer zij haar gloednieuwe auto pakt om haar tante te bezoeken. De eveneens 20-jarige rechtenstudente Maggie vertrekt op datzelfde moment uit tegenovergestelde richting te voet naar de universiteit waar zij haar bachelorscriptie in gaat leveren. Haar begeleider heeft haar al verteld dat zij een voldoende zal krijgen, op voorwaarde dat een papieren versie van de scriptie op tijd wordt ingeleverd. Omdat de kinderhoofdjes (bepaald soort stenen) zeer oneffen zijn gelegd en zij al twee keer bijna haar voet heeft verzwikt, verlaat Maggie de stoep en gaat – vanuit haar gezien - op het asfalt aan de rechterkant van de weg lopen. De weg is breed genoeg voor autoverkeer van beide kanten en heeft geen doorgetrokken middenstreep; er mag dus worden ingehaald.
Amilia is tijdens het rijden druk bezig met het instellen van de autoradio wanneer een gemotoriseerde voorligger onverwacht hard op de remt trapt. Amilia ziet dit vrij laat en besluit (met het oog op achteropkomend verkeer) dat een uitwijkmanoeuvre veiliger is dan zelf hard op de rem te trappen. Bij deze uitwijkmanoeuvre belandt zij met haar auto op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer, waar – zoals Amilia uit haar ooghoek had gezien - op dat moment geen auto’s aankomen. Amilia ziet pas op het allerlaatste moment dat Maggie daar loopt. Ze gebruikt de toeter om te waarschuwen, maar Maggie reageert hier niet op doordat ze muziek luistert tijdens het wandelen en zich daardoor verminderd van haar omgAmiliang bewust is. De auto van Amilia schampt Maggie. Maggie komt hierdoor ongelukkig ten val, waarbij ze enkele kneuzingen oploopt en bovendien haar enkel breekt.
(15 punten) Kan Maggie met succes betogen dat Amilia aansprakelijk is voor eventueel geleden schade? NB U hoeft bij deze eerste subvraag niet in te gaan op de omvang van de eventueel te betalen schadevergoeding.
Naar aanleiding van het ongeluk wordt Maggie direct naar een ziekenhuis gebracht om aan haar enkel te worden geopereerd. Hierdoor mist zij noodgedwongen de deadline voor het inleveren van haar bachelorscriptie. Het gevolg is dat Maggie langer ingeschreven moet blijven staan voor haar bachelor rechtsgeleerdheid, hetgeen haar geld kost. Veel erger is echter dat Maggie ten gevolge van een erfelijke bindweefselziekte meerdere operaties aan haar enkel nodig heeft en langdurig moet revalideren. De kosten van deze operaties en de revalidatie bedragen 25.000,- euro (aanzienlijk meer dan in het geval van een ‘gezonde’ patiënt). Bovendien is Maggie lange tijd erg neerslachtig, omdat het herstel zoveel tijd neemt en zij daarbij niet de bewegingsvrijheid heeft die ze graag zou willen hebben. Maggie vordert derhalve de volgende schadeposten:
de ziekenhuis- en revalidatiekosten die niet door haar verzekering worden gedekt;
de kosten van het extra collegegeld;
schadevergoeding voor gederfde levensvreugde in verband met het missen van mobiliteit.
Ga er bij de volgende vraag van uit - zonder daarmee een antwoord op vraag a te suggereren - dat Amilia aansprakelijk is.
(30 punten) Komen de genoemde schadeposten voor vergoeding in aanmerking? Zo ja, in welke omvang?
Op 17 september 2015 is het motortankschip van Vallesia BV aan stuurboordzijde aangevaren, ten gevolge waarvan schade aan de huid van het schip is ontstaan. Vallesia heeft offertes aangevraagd voor de reparatie van het schip. Op 2 oktober 2015 is aan scheepswerf Gelria BV de opdracht tot reparatie verstrekt. Op 29 en 30 oktober 2015 heeft Gelria aan stuurboord de roestvrijstalen zijwand van het schip vernieuwd, waarbij het laswerk van de roestvrijstalen ladingtank door Gelria is uitbesteed aan Alustaal BV, die zestien van haar werknemers voor de klus heeft ingezet. Een van die werknemers is Aart de Haan, die door Alustaal is ingezet voor het laswerk in ladingtank nummer 3. Aart, die tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden last had van zijn schouder, had moeite om nauwkeurig werk te verrichten.
Eind november 2015 blijkt dat Aart een slijmbeursontsteking in de schouder heeft. Op 18 januari 2016 constateert de bemanning van het motortankschip van Vallesia tijdens het lossen in de haven van Rotterdam een ondichte lasverbinding in ladingtank nummer 3. Het door het schip vervoerde product is daardoor gaan lekken naar luchtkast nummer 2, het staalwerk in die luchtkast aan stuurboordzijde is ernstig gecorrodeerd en aan bakboordzijde – zij het in mindere mate – eveneens aangetast door corrosie. De herstelwerkzaamheden, uitgevoerd door Gerhard Schmitz GmbH, bedragen €59.860,20.
(27 punten) Wie van de hieronder genoemde (rechts)personen kan Vallesia voor deze schade met succes aansprakelijk stellen?
Veronderstel – zonder hiermee een antwoord op de voorgaande vraag te suggereren – dat zowel Gelria als Alustaal aansprakelijk zijn voor de schade aan het schip en dat het bedrag van € 59.860,20 door Gelria aan Vallesia is betaald.
(8 punten) Kan Gelria dat bedrag (gedeeltelijk) verhalen op Alustaal?
Om van de overeenkomst af te komen en om zijn geld (gedeeltelijk) terug te krijgen, kan Mark aanvoeren dat er sprake is van dwaling (art. 6:228 BW). Mark dacht dat er sprake zou zijn van 10.000 clicks per maand, waardoor er dus sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken. Indien Mark een juiste voorstelling van zaken had gehad (10.000 clicks per jaar) had hij de overeenkomst niet gesloten. Het aantal clicks was voor Mark namelijk essentieel voor het aangaan van de overeenkomst. Aan het causaal verband is dus voldaan. Voorts moet er voldaan zijn aan het kenbaarheidsvereiste. Anna had dus moeten weten of had kunnen weten dat de omstandigheid waaromtrent wordt gedwaald voor Mark essentieel was. Dat is hier het geval aangezien Mark heeft aangegeven dat hij met zijn eigen campagne al 6.000 clicks per maand haalde. Anna had dus kunnen weten dat het aantal clicks per maand essentieel was voor Mark. Anna heeft haar mededelingsplicht geschonden (art. 6:228 lid 1 sub b BW). Anna wist namelijk dat Mark 6.000 clicks per maand haalde en dat het aantal clicks voor hem van belang was. Zij had er dus rekening mee moeten houden dat Mark dwaalde.
Ten slotte moet gekeken worden of lid 2 een rol speelt. Hier is geen sprake van een uitsluitend toekomstige omstandigheid. Ook behoort de dwaling niet voor rekening van Mark te blijven. De mededelingsplicht van Anna weegt namelijk zwaarder dan de onderzoeksplicht van Mark.
Bij een geslaagd beroep op dwaling is de overeenkomst tussen Mark en Anna vernietigbaar. De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht (art. 3:53 lid 1 BW). Door de vernietiging komt de rechtsgrond voor de al verrichte prestatie met terugwerkende kracht te vervallen. De betaling door Mark is daarom onverschuldigd verricht (art. 6:203 BW). Anna heeft echter ook diensten verricht, die bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden. De rechter kan daarom oordelen dat de vernietiging gedeeltelijk haar werking wordt ontzegd (art. 3:53 lid 2 BW).
Alternatief: Indien u als rechtsgrond voor het afkomen van de overeenkomst ontbinding (art. 6:265 BW) heeft genoemd, dient u alle vereisten voor ontbinding na te gaan. Er moet derhalve sprake zijn van een wederkerige overeenkomst, een tekortkoming in de nakoming, de ontbinding dient gerechtvaardigd te zijn (dus geen geringe afwijking) en ten slotte moet er gekeken worden of Anna in verzuim gesteld had moeten worden. Voorts moet voor de toepassing van ontbinding ook gekeken worden naar de uitleg van de overeenkomst tussen Mark en Anna. Het gaat om de uitleg van een overeenkomst tussen partijen die ook bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn betrokken.
Krachtens HR Haviltex komt het aan op de zin die pp in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Aangezien Mark heeft aangegeven dat hij 6.000 clicks per maand haalde, Anna hem een pakket van 10.000 clicks aanraadde en de bewoordingen in de flyer, mocht Mark er vanuit gaan dat het hier ging om 10.000 clicks per maand.
Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht (art. 6:269 BW). Ontbinding bevrijdt Mark en Anna wel van de daardoor getroffen verbintenissen (art. 6:271 BW). Omdat Mark zijn verbintenis deels al is nagekomen ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking van het door Anna ontvangen geld. Anna heeft gedurende een aantal maanden diensten verricht. Hiervoor geldt art. 6:272 lid 1 en lid 2 BW. De aard van haar prestatie sluit uit dat zij ongedaan wordt gemaakt en er treedt een vergoeding daarvoor in de plaats tot het bedrag van de werkelijke waarde van die prestatie.
Het gaat hier om een verkeersongeval tussen een gemotoriseerde (Amilia) en een ongemotoriseerde weggebruiker (Maggie). Aansprakelijkheid van Amilia kan worden gebaseerd op artikel 185 WVW. Het ongeluk vond immers plaats op de openbare weg, de schade is toegebracht door een gemotoriseerde aan een ongemotoriseerde en er bestaat causaal verband tussen het ongeval en de ontstane schade. Enkel overmacht bij Amilia kan aan in de weg staan aan aansprakelijkheid.
Aangezien het slachtoffer ouder is dan dertien jaar, is slechts sprake van overmacht wanneer de bestuurder rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De eventuele fouten van Maggie zijn daarbij niet primair van belang. Vast staat dat Amilia bezig was met haar autoradio en daardoor te laat reageerde op haar voorligger. Bovendien maakte zij een ‘vreemde’ manoeuvre die in beginsel enkel geoorloofd is als er daadwerkelijk geen tegenliggers zijn. Zij had Maggie moeten zien. Er kan niet worden betoogd dat Amilia geen enkel verwijt kan worden gemaakt dus derhalve is Amilia aansprakelijk.
De eerste stap die dient te worden gezet is beoordelen of de schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen, m.a.w. of zij zijn aan te duiden als schade in de zin van afdeling 6.1.10. De ziekenhuiskosten en het extra collegegeld kwalificeren als vermogensschade in de zin van art. 6:95 jo. 6:96 lid 1 BW, meer specifiek als geleden verlies in de vorm van resp. persoonsschade en zuivere vermogensschade. De schadevergoeding voor gederfde levensvreugde valt onder ‘ander nadeel’ ofwel immateriële schade in de zin van artikel 6:95 jo. 6:106 lid 1 sub b BW: immateriële schade ten gevolge van lichamelijk letsel. Alle genoemde schadeposten komen dus voor vergoeding in aanmerking.
De tweede stap die dient te worden gezet is het vaststellen van de omvang van de schadevergoedingsplicht. De hoofdregel van het schadevergoedingsrecht is dat in beginsel 100% van de geleden schade dient te worden vergoed. Voor alle schadeposten dient te worden bekeken of er sprake is van ‘eigen schuld’ aan de zijde van Maggie (art. 6:101). Er zijn omstandigheden die aan Maggie toerekenbaar zijn (namelijk het verminderde omgAmiliangsbewustzijn door het gebruik van een mp3 speler en het lopen op straat) en die in causaal verband staan met de ontstane schade. Er is dus sprake van eigen schuld. Op grond van de causale verdeling en de billijkheidscorrectie dient te worden vastgesteld in welke mate dit de schadevergoedingsplicht van Amilia vermindert. Daarbij dient men te onthouden dat minstens 50% van de schade altijd voor rekening dient te blijven voor Amilia – op basis van het zgn. Betriebsgefahr - , nu het slachtoffer ouder dan dertien jaar is (zie HR IZA/Vrerink), tenzij van de zijde van Maggie sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Van opzet etc. is in casus geen sprake. Het was klaarlichte dag en Maggie liep niet midden op straat.
De causale verdeling mag naar eigen inzicht worden vastgesteld, zij het dat Amilia waarschijnlijk toch wel een groter aandeel heeft gehad in het ontstaan van de schade (70/30?). Behoudens een verdere billijkheidscorrectie dient Amilia dan ook 70% van de schade te vergoeden, zie bijv. HR Anja Kellenaers. Er is waarschijnlijk geen reden om in deze casus nog een extra billijkheidscorrectie uit te voeren. Maggie is in haar ontwikkeling niet gelijk te stellen met iemand van beneden de 14 en ook andere relevante omstandigheden lijken zich niet voor te doen.
Met betrekking tot de extra collegekosten kan ook worden gevraagd of dit wel redelijkerwijs kan worden toegerekend, het is een nogal onverwachts gevolg, zie art. 6:98 BW. Deze toets geschiedt aan de hand van de Brunner-regels/multi-factor benadering:
Er is hier sprake van een naar ervaringsregels onverwacht gevolg dus minder snel ruimte voor toerekening (-);
Het gevolg is niet zeer ver verwijderd (slechts één causale schakel extra) dus toerekening wel eerder gerechtvaardigd (+);
Er is sprake van schending van verkeer en/of veiligheidsnormen, maar niet sprake van daaruit voortvloeiend letsel (-/+);
Amilia heeft een redelijke mate aan schuld bij het ongeval dus eerder toerekening gerechtvaardigd (+);
Het gaat hier om zuivere vermogensschade, dus minder snel toerekening (-);
De schade is niet toegebracht tijdens bedrijfsuitoefening dus minder snel toerekening (-);
Al met al is er wellicht grond om aan te nemen dat hier niet alle schade kan worden toegerekend en dat een matiging plaats dient te vinden.
Met betrekking tot de letselschade geldt bovendien de regel ‘you have to take your victim as you find him’. Dus de erfelijke predispositie (bindweefselziekte) die tot een veel hogere schade lijdt, zal geen reden zijn om Maggie op deze schadepost te korten.
Gelria
Gelria kan zowel op grond van art. 6:74 als op grond van art. 6:171 (in beginsel) aansprakelijk worden gesteld.
Aansprakelijkheid ex art. 6:74: Er is sprake van een contractuele verhouding tussen Vallesia en Gelria, dus Vallesia kan Gelria B.V. op grond van art. 6:74 aanspreken. Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming, nu er onnauwkeurig is gelast en daardoor het schip niet correct is hersteld. De tekortkoming kan aan Gelria worden toegerekend op basis van art. 6:75 jo. art. 6:76, nu Gelria gebruik heeft gemaakt van hulppersonen. Er is sprake van schade aan het schip (lek, corrosie) en van causaal verband (conditio sine qua non: zonder deze tekortkoming zou de schade niet zijn ontstaan). Verzuim is i.c. nu vereist, nu nakoming blijvend onmogelijk is (art. 6:74 lid 2). Gelria is jegens Vallesia aansprakelijk op grond van art. 6:74.
(Eventuele) aansprakelijkheid ex art. 6:171: Nu Alustaal – een niet-ondergeschikte van Gelria – aansprakelijk is jegens Vallesia voor de schade (zie hierna), is Gelria dat op basis van art. 6:171 ook. Art. 6:171 moet restrictief worden uitgelegd: alleen fouten begaan bij werkzaamheden ter uitvoering van het bedrijf van de opdrachtgever vallen eronder; i.c. is dat het geval. Voorts moet sprake zijn van een ‘eenheid van onderneming’, in die zin dat het onderscheid tussen opdrachtgever (Gelria) en opdrachtnemer (Alustaal) voor buitenstaanders als Vallesia niet duidelijk te maken is. Of daarvan in dit geval sprake is, blijkt niet uit de casus. Mocht dat wel het geval zijn, dan is Gelria ook op basis van 6:171 jegens Vallesia aansprakelijk.
Aart de Haan
Er is geen sprake van een contractuele verhouding tussen Vallesia en Aart, dus op art. 6:74 kan geen (succesvol) beroep worden gedaan. Aart is wellicht wel op basis van onrechtmatige daad (art. 6:162) aansprakelijk. De gedraging die centraal staat is het onnauwkeurige laswerk van Aart. Die gedraging is in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid, aangezien Aart onzorgvuldig – want onnauwkeurig – heeft gehandeld. de onrechtmatige gedraging kan aan Aart worden toegerekend op basis van art. 6:165, aangezien de slijmbeursontsteking geen beletsel is de gedraging aan Aart toe te rekenen, dan wel op basis van schuld, aangezien het Aart te verwijten valt dat hij onnauwkeurig werk heeft geleverd. Mocht zorgvuldig werk in verband met zijn ontsteking niet mogelijk zijn, dan had hij zich voor dit karwei ziek moeten melden. Er is sprake van schade (lek, corrosie) en van causaal verband (conditio sine qua non: zonder deze gedraging zou de schade niet zijn ontstaan). Ook aan het relativiteitsvereiste is voldaan, nu vaststaat dat sprake is van strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid jegens Vallesia. Aart is dus op grond van art. 6:162 aansprakelijk jegens Vallesia.
Alustaal
Ingevolge art. 6:170 is Alustaal aansprakelijk voor schade aan Vallesia, toegebracht door Aart, ondergeschikte van Alustaal. Er is sprake van een door Aart gemaakte fout (lees: onrechtmatige daad), zoals hierboven beschreven. De kans op de fout vergroot is door de aan Aart gegeven opdracht van het verrichten van de taak (de opdracht zag op het laswerk en juist in die werkzaamheden is de fout ontstaan) en Alustaal had juridische zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout is gelegen (Alustaal had als werkgever de mogelijkheid werknemer Aart instructies te geven). Alustaal is dus op grond van 6:170 aansprakelijk jegens Vallesia.
In art. 6:10 lid 2 is bepaald dat de verplichting tot het bijdragen in de schuld die ten laste van een van de hoofdelijke schuldenaren is gekomen voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat, op iedere medeschuldenaar komt te rusten voor het bedrag van dit meerdere, telkens tot ten hoogste het gedeelte dat de medeschuldenaar aangaat. Welk gedeelte de schuldenaren in hun onderlinge verhouding aangaat, kan worden beantwoord aan de hand van art. 6:102 lid 1 jo. 101, waarbij moet worden ingegaan op de causale verdeling (met name gedragingen van beide partijen) en de billijkheidscorrectie (alle omstandigheden van het geval). De casus geeft weinig aanleiding om af te wijken van een verdeling van 100% (Allustaal B.V.) / 0 % (Gelria B.V.).
(Ook goed gerekend: aannemer Gelria die aan Vallesia betaalde schadevergoeding ex art. 6:74 terugvordert van Alustaal.)
Deze bundel bevat oefententamens bruikbaar bij het vak Verbintenissenrecht, Rechtsgeleerdheid jaar 2, Universiteit Utrecht.
Verbintenissenrecht - B2 - Rechten - UU - Tentamen 2018/2019
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1986 |
Add new contribution