Samenvatting Argumentatie (Eemeren)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


1. Standpunten en verschillende meningen

Meningsverschillen

Mensen hebben nogal eens meningsverschillen. Er is sprake van een meningsverschil als er een standpunt is dat niet gedeeld wordt door verschillende mensen. Ook is er sprake van een meningsverschil wanneer een partij twijfelt aan het standpunt van de andere partij. Er komt dan vaak een discussie tot er overeenstemming is bereikt tussen de partijen. Voor een discussie zijn altijd minimaal twee partijen nodig. In een discussie verkondigt een partij een standpunt, waarbij de andere partij dit standpunt in twijfel trekt of verwerpt. Wanneer iemand expliciet zijn mening verkondigt doet hij dit door kritiek op het standpunt duidelijk onder woorden te brengen. Soms wordt een mening impliciet gegeven. Dit is het geval wanneer slechts één partij aan het woord komt, in bijvoorbeeld een brief.

 

Standpunten

De kwestie waarover een discussie gaat is de inzet van het verschil van mening. Deze kwestie wordt worden weergegeven als propositie. Proposities kunnen feiten, gebeurtenissen, voorspellingen, oordelen of aanbevelingen weergeven. Tegenover de propositie kun je positief, negatief of neutraal staan. Wanneer iemand positief tegenover de propositie staat dan rechtvaardigt hij deze. De spreker heeft een verdedigingsplicht binnen de discussie. Wanneer iemand negatief tegenover de propositie staat dan moet hij deze ontkrachten. De spreker heft dan een ontkrachtplicht. Wanneer iemand neutraal tegenover de propositie staat, dan neemt deze persoon geen standpunt in, hij twijfelt. Deze persoon heeft dan ook geen verplichting tot argumenteren. Proposities waarover standpunten kunnen worden ingenomen variëren wat betreft onderwerp, kracht en reikwijdte. De kracht is de mate van zekerheid die de spreker gebruikt. De spreker kan heel zeker zijn, maar ook iets voorzichtig veronderstellen. Met reikwijdte wordt bedoeld dat een propositie over specifieke dingen kan gaan, maar ook over algemenere dingen. Een standpunt kan betrekking hebben op meer dan één propositie wanneer de onderwerpen dicht bij elkaar liggen. Dit kan worden gedaan door een verbinding te maken met woorden als “en”, “of” en “maar”. Standpunten kunnen positief of negatief geformuleerd worden. Bij een positieve formulering is het standpunt vaak moeilijk te onderscheiden van de propositie. Bij een negatieve formulering is het niet altijd duidelijk waar de grens ligt tussen een negatief standpunt en twijfel.

 

Meningen

Er zijn verschillende type meningen. Er zijn twee dimensies: over hoeveel proposities verschilt men van mening en hoeveel standpunten worden er ingenomen? Wanneer men van mening verschilt over één propositie, spreek je van een enkelvoudig meningsverschil. Wanneer men over meer dan één propositie van mening verschilt, is er sprake van een meervoudig meningsverschil. Wanneer men slechts één standpunt inneemt of twijfelt is er sprake van een niet-gemengd standpunt. Van een gemengde discussie is sprake wanneer tegengestelde standpunten worden ingenomen ten opzichte van dezelfde propositie.

Ter verduidelijking hiervan de onderstaande voorbeelden:

 

Niet-gemengd enkelvoudig

A: Studenten zijn vervelend

B: Dat weet ik niet

 

Gemengd enkelvoudig

A: Studenten zijn vervelend

B: Niet mee eens

Niet gemengd meervoudig

A: Studenten zijn vervelend en dom

B: Dat weet ik niet

Gemengd meervoudig

A: Studenten zijn vervelend en dom

B: Niet mee eens

 

In discussies wordt niet altijd even duidelijk verwezen naar standpunten. Voorbeelden van duidelijke en minder duidelijke verwijzingen zijn:

  • Duidelijk: mijn standpunt is, ik vind, mijns inziens, wij zijn van mening dat dus, enzovoorts.

  • Minder duidelijk: kortom, het zit zo, het is onzin dat, zoals ik het zie, enzovoorts.

  • Onduidelijk: men zou moeten, het feit dat, je mag, alles overwegend, enzovoorts.

Twijfel uitdrukken gaat vaak impliciet. Enkele voorbeelden van twijfel zijn: ik weet niet of, het zou zo kunnen zijn dat, ik moet er nog eens over nadenken of ik vind dat, enzovoorts.

 

2. Argumenteren en discussiëren

Discussies

Een discussie kan op meerder manieren eindigen. Een discussie kan worden opgelost of beslecht. Wanneer in een discussie wordt opgelost, herziet één partij zijn mening. Deze geeft toe en verandert van positie ten opzichte van de propositie. Wanneer wordt beslecht, wordt het discussiepunt op de een of andere manier uit de wereld geholpen. Dit kan op een beschaafde manier, door bijvoorbeeld een derde partij erbij te halen. Ook kan het op een onbeschaafde manier, door bijvoorbeeld te gaan slaan. Voor het oplossen van het verschil in mening is een argumentatieve discussie nodig: door middel van argumentatie vaststellen in hoeverre een standpunt verdedigbaar is. Er komt een oplossing als beide partijen door rationele afwegingen tot dezelfde mening komen. Een informatieve discussie is gericht op het op de hoogte stellen van zaken tussen partijen. Vaak lopen informatieve en argumentatieve discussies door elkaar heen. In een discussie is de protagonist de persoon die het standpunt verdedigt. De antagonist valt aan.

 

Het ideaalmodel van een discussie

In een discussie zijn vier fasen. De eerste fase is de confrontatiefase. Daarin wordt geconstateerd dat er een verschil is van mening en wat dit verschil is. De tweede fase is de openingsfase. Hierin wordt besloten dat de partijen het meningsverschil willen oplossen. Tevens maken ze afspraken over hoe de discussie zal gaan verlopen en wat de rolverdeling zal zijn. In de derde fase, de argumentatiefase, houdt de protagonist zijn betoog om zijn standpunt te verdedigen. De antagonist geeft hier kritiek op. De laatste fase is de afsluitingsfase. De partijen stellen hier vast in hoeverre het verschil van mening is opgelost en in het voordeel van wie. Dit model is het ideaalmodel. In de praktijk is de opening meestal kort, en de afsluiting expliciet. Dit ideaalmodel wordt lang niet altijd aangehouden.

Het betoog

De argumentatiefase wordt vaak gezien als de “eigenlijke” discussie. Het betoog in deze fase bestaat uit het geheel van alle argumentaties die ter verdediging van het standpunt worden aangedragen. Bij niet gemengde verschillen van mening wordt één betoog gehouden. De antagonist twijfelt, maar neemt zelf geen standpunt in. Bij een gemend verschil van mening nemen de beide partijen een standpunt in. Soms heeft het betoog de vorm van een monoloog en is het discussiekarakter minder duidelijk. Deze monoloog is dan in feite een eenzijdige dialoog.

 

3. De presentatie van argumentatie

Indicatie van standpunt en argumentatie

In een discussie wordt de propositie (stelling waar de discussie over gaat) gerechtvaardigd of ontkracht door de spreker/schrijver. Alle uitspraken die de argumentatie vormen, hebben altijd een bepaald verband met het standpunt. Het standpunt is bijna nooit een uitspraak die bij voorbaat al vast staat. Het is niet altijd even makkelijk om het standpunt direct te vinden. Voorbeelden van indicatoren voor standpunten zijn: “volgens ons”, “ik vind”, maar ook “ik hoop je te overtuigen van”. Bij de indicatie van argumentatie ligt het iets anders. Hier wordt van te voren of achteraf soms aangegeven dat het ging om argumentatie. Voorbeelden van indicatoren voor argumentatie zijn: “daarom”, “aangezien”, “dus”, “vandaar”. Indicatoren van argumentatie worden ook vaak gebruikt om een standpunt aan te geven. Er zijn twee vormen van het presenteren van standpunt en argumentatie:

  • Terugwijzende presentatie: standpunt, voegwoord, argumentatie.

  • Vooruitwijzende presentatie: argumentatie, voegwoord, standpunt.

 

Indicatieproblemen

Een indicator van argumentatie ontbreekt vaak of is onduidelijk. Normaal gesproken worden standpunten en argumentaties impliciet, door de context waarin ze worden gebracht. Problemen met interpretatie ontstaan in een onbepaalde context, waarin verheldering niet aanwezig is. De situatie of de culturele context waarin dingen worden gezegd of gedaan kunnen ook veel verklaren. Specifieke achtergrondkennis is dan vaak ook handig.

 

Interpretatie

Bij de interpretatie van een betoog moet goed worden opgelet. Vooral bij zinnen met “omdat”. Er zijn zinnen die een argumentatie of standpunt aanduiden, terwijl het eigenlijk een verklaring, uitleg of toelichting is op iets. Bij twijfel is het het beste om de uitspraak op te vatten als een argumentatie. Dit heet de maximaal argumentatieve interpretatie. Ook moet deze strategie van de maximaal argumentatieve interpretatie gevolgd worden wanneer er geen zinnige interpretatie mogelijk is. Een vraag die als mededeling gesteld wordt, is in een maximaal argumentatieve interpretatie een argument voor het door de spreker verkondigde standpunt.

 

4. Verzwegen argumenten en standpunten

Verzwegen elementen in een betoog

Het komt vaak voor dat in een betoog onderdelen worden weggelaten. Impliciet aanwezig zijn verzwegen standpunten en argumenten. Dingen die vanzelfsprekend lijken worden vaak verzwegen. Verzwegen argumenten en standpunten behoren tot indirect taalgebruik: via een omweg zeggen wat je bedoelt. Verzwegen elementen kunnen leiden tot onduidelijkheden. Ze kunnen bepalend zijn voor het vervolg van de discussie en dus ook voor de afloop. Om onduidelijkheid te voorkomen moet iedereen zich houden aan het communicatiebeginsel. Hierbij moeten de deelnemers tijdens communicatie hun bijdrage zo goed mogelijk afstemmen op het doel. Men moet duidelijk, eerlijk, efficiënt en ter zake zijn. Deze regels zijn altijd geldend wanneer taalhandelingen worden uitgevoerd. Voor elke soort taalhandeling zijn preciezere regels met betrekking tot het communicatiebeginsel. Dat gebeurt door specifieke correctheidsvoorwaarden. Hierin staat geformuleerd waaraan de uitvoering van de betreffende taalhandeling moet voldoen. Er is een onderscheid tussen voorbereidende voorwaarden en oprechtheidvoorwaarden. De voorbereidende voorwaarden geven aan waar de spreker of schrijver van moet uitgaan om zich te houden aan efficiëntie. Hij moet een zinvolle, niet overbodige overtuigingspoging doen. Hij moet het verdedigende standpunt niet bij voorbaat aanvaarden, uitspraken die in de argumentatie gedaan zijn aanvaarden en de argumentatie als aanvaardbare ontkrachting of rechtvaardiging beschouwen als propositie waarop het standpunt betrekking heeft. De oprechtheidvoorwaarden: eerlijk zijn, zonder misleiding een overtuigingspoging doen. Daarnaast ook het aanvaardbaar beschouwen van het eigen standpunt en de eigen uitspraken van argumentatie. Tenslotte moet de argumentatie voor of tegen de propositie aanvaardbaar ontkrachten/rechtvaardigen.

 

Overtreden van het communicatiebeginsel

Problemen ontstaan als men het communicatiebeginsel overtreedt. Het is in de praktijk lastig om evidente overtredingen aan te wijzen, zonder een poging te doen deze overtreding te rechtvaardigen. Bij het indirect meedelen van iets overtreedt men de regel van duidelijkheid.

Met iets indirect zeggen heeft iemand altijd een bedoeling. Alle spelregels van communicatie kunnen gebruikt worden om indirect iets te zeggen. De spelregel van duidelijkheid zegt dat de spreker duidelijk zijn bedoeling moet laten zien aan de luisteraar of spreker.

 

Het expliciteren van verzwegen elementen

In een betoog geeft een spreker niet altijd even duidelijk aan wat zijn standpunt is. Via argumenten of indirecte taalhandelingen is dit echter wel te achterhalen door luisteraars. Hierbij gebruikt men logica als hulpmiddel. Men moet dan eerst vaststellen wat een logische conclusie is/zou zijn. Vervolgens moet men het standpunt kiezen dat in de buurt ligt bij wat bekend is voor de luisteraar. In een betoog worden ook wel eens argumenten verzwegen. Aan de hand van logica en het communicatiebeginsel zijn deze argumenten ook te achterhalen. Argumenten worden vaak niet expliciet verwoord, maar wel indirect aangeduid. Argumentaties waarin een argument wordt verzwegen zijn vaak ongeldig. Bij verzwegen elementen in een betoog moet worden uitgegaan van een onbepaalde context.

 

5. De argumentatiestructuur van het betoog

Argumentatiestructuren

Er zijn vier soorten argumentatiestructuren: enkelvoudig, meervoudig, nevenschikkend samengesteld en onderschikkend samengesteld. De laatste drie zijn complexe argumentaties.

Enkelvoudige argumentatie is volledig expliciet en bestaat altijd uit twee uitspraken. In de praktijk blijkt vaak één uitspraak expliciet en één uitspraak impliciet te zijn. Een voorbeeld: “Kees zeurt, want Kees is een man.” (verzwegen: alle mannen zeuren).

Meervoudige argumentatie is complex. Een standpunt heeft meerdere onafhankelijke argumenten. Er zijn meerdere alternatieve verdedigingen voor een zelfde standpunt. Voorbeeld: “Marieke zegt dat ze mijn moeder vorige week in de dierentuin heeft gezien in Den Haag.” Verdedigingen: “Den Haag heeft geen dierentuin. Mijn moeder was vorige week niet in Den Haag. Mijn moeder is vier jaar geleden overleden.” Indicatoren voor meervoudige argumentatie zijn: overigens, trouwens, nog afgezien van, in de eerste plaats en niet te vergeten dat.

Een nevenschikkend samengestelde argumentatie is ook complex. Er is sprake van een samenhangend betoog van argumentaties die onderling samenhangen en voldoende zijn als verdediging van het standpunt. De argumenten zijn onderling afhankelijk. Voorbeeld: “We moesten uit eten, want we hadden niets meer in huis en de winkels waren al dicht.”. Indicatoren voor nevenschikkende argumentatie zijn: daarbij komt dat, daarnaast, een reden om, sterker nog, zelfs, alsmede.

Als laatste vorm is er onderschikkend samengestelde argumentatie. Deze is complex. Bij deze vorm geeft men steeds een argumentatie voor een argumentatie. Het is trapsgewijs. Het vorige argument wordt ondersteund met een nieuw argument tot het niet meer nodig lijkt. Je hebt standpunt en argument, dan substandpunt en subargument, dan subsubstandpunt en subsubargument en ga zo maar door. Een voorbeeld: “Ik kan je niet helpen, want ik heb geen tijd, omdat ik voor een tentamen moet leren, want..daardoor..omdat..(ga zo maar door). Indicatoren onderschikkend samengesteld: want, omdat, want, immers, want gezien het feit dat, immers omdat.

 

Complexiteit

Een argumentatie kan meer of minder complex zijn. Dit is afhankelijk van de onderlinge relaties van argumenten binnen een betoog en het aantal enkelvoudige argumentaties.

De argumentatiestructuur binnen een betoog is afhankelijk van het verschil in mening (enkelvoudig, meervoudig, gemengd of niet gemengd) en van reacties waar in het betoog op wordt gereageerd/geanticipeerd (door argumentatie op argumentatie ontstaat er onderschikkend samengestelde argumentatie). Bij meervoudige argumentatie is vaak een te grote hoeveelheid aan argumenten. Dit om te voorkomen dat de argumentatiepoging mislukt. Ook speelt hier de mate van aanvaardbaarheid een rol, omdat niet alle argumenten even relevant of aanvaardbaar zijn. Bij onderschikkend samengestelde argumentatie kan ook sprake zijn van hoe relevant de argumenten zijn. De spreker gebruikt deze vorm wanneer hij twijfelt aan de sterkte van zijn betoog en met extra argumenten overtuigender wil overkomen.

 

Analyse van argumentaties

Meervoudige en nevenschikkende argumentaties zijn soms moeilijk uit elkaar te halen. Bij meervoudige argumentatie zijn de argumenten echt los van elkaar, ze hebben niets met elkaar te maken. Bij nevenschikkend is één argument niet voldoende, maar alle argumenten samen moeten als voldoende kunnen gelden. Bij meervoudige argumentatie zijn er meerdere argumentatielijnen die apart van elkaar voldoende kunnen zijn. Bij nevenschikkend is dat niet het geval, wanneer er één argument wegvalt, valt de hele argumentatie uit elkaar. Wanneer het echt onduidelijk is welke vorm er gebruikt wordt, moet men uitgaan van de meervoudige argumentatie, deze is het meest algemeen. Dit heet maximaal argumentatieve analyse.

 

Schematische weergave van enkelvoudige argumentatie:

1 standpunt

1.1 argumentatie

1.1 verzwegen argument dat geëxpliciteerd wordt

 

1 De Wit heeft het loon verdiend

1.1 De Wit heeft er hard voor gewerkt

1.1’Je heb recht op loon naar werken

 

Schematische weergave van meervoudige argumentatie:

1 standpunt

1.1 argumentatie

1.2 argumentatie

 

1 Het is onmogelijk dat u mijn moeder vorige week in Bakel bij de Hema heeft ontmoet

1.1 Mijn moeder is twee jaar geleden overleden

1.2 In Bakel is geen Hema

 

Schematische weergave van nevenschikkende argumentatie:

1 standpunt

1.1a argumentatie verbonden met andere 1.1

1.1b argumentatie verbonden met andere 1.1

 

1 We moesten wel uit eten gaan

1.1a Er was in huis niks te eten

1.1b De winkels waren al dicht

 

Schematische weergave van onderschikkende argumentatie:

1 standpunt

1.1 argument

1.1.1 subargument

1.1.1.1 subsubargument

1.1.1.1.1 subsubargument, enzovoorts.

 

1 Ik hoef jou volgende week niet met schilderen te helpen

1.1 Ik heb volgende week geen tijd

1.1.1 Ik moet dan een tentamen leren

1.1.1.1 Anders raak ik mijn studiefinanciering kwijt

1.1.1.1.1 Ik doe veel te lang over mijn studie

1.1.1.1.1.1 Ik ben nu al meer dan 5 jaar bezig

6. De deugdelijkheid van argumentatie

Het beoordelen van betogen

Aan een betoog kan van alles mis zijn: bijvoorbeeld tegenstrijdigheden, onjuistheden in argumenten en andere tekortkomingen. Gebreken moeten altijd worden opgespoord, om vast te stellen of een argument goed genoeg is verdedigd. Je moet argumentaties ontleden.

 

Er zijn twee mogelijke inconsistenties: logische inconsistentie en pragmatische inconsistentie. Logische inconsistentie houdt in dat argumenten met elkaar in strijd zijn, waardoor ze niet allemaal tegelijk waar kunnen zijn. Pragmatische inconsistentie wil zeggen dat logisch gesproken de argumenten niet met elkaar in strijd zijn, maar in de praktijk hebben ze strijdige consequenties.

 

Elk argument moet beoordeeld worden in hoeverre hij het standpunt rechtvaardigt of ontkracht. Om deugdelijk te zijn moeten uitspraken aanvaardbaar zijn: feitelijk, zodat je ze makkelijk kunt aanvaarden of nazoeken. Morele oordelen of principes zijn lastiger. Deze worden pas van kracht wanneer er argumenten worden toegepast. De deugdelijkheid van argumentaties is ook afhankelijk van hoe argumentaties toegepast worden in argumentatieschema’s. Ze worden namelijk op een specifieke manier met elkaar in verband gebracht. Zie de drie argumentatietypen in het kopje “argumentatietypen” hieronder. Als een redenering ongeldig is, is de argumentatie niet aanvaardbaar.

 

Een enkelvoudige argumentatie is deugdelijk, wanneer de redenering in de argumentatie geldig is of geldig kan worden gemaakt. Wanneer er in de argumentatie expliciet een ongeldige redenering naar voren wordt gebracht, kan de enkelvoudige argumentatie niet tot een geldige redenering worden herleid.

 

Modus ponens:

Als P, dan Q.

P

dus Q
 

Modus tollens:

Als P, dan Q

niet Q

dus niet P

 

Argumentatietypen

Argumentatie gebaseerd op kentekenrelatie.
Het standpunt wordt verdedigd door een bepaald kenmerk, symptoom of kenteken te noemen van dat/diegene wat in het standpunt wordt beweerd. Het ene houdt ongeveer het andere in.

Voor X geldt Y. Voor X geldt Z. Z is kenmerkend voor Y.

Herman (X) is een echte jongen (Y)

Herman (X) is stoer (Z)

1.1’ Stoerheid (Z) is een kenmerk voor echte jongens (Y)
Te herkennen aan: kenmerken voor, karakteristiek, is eigen, typerend, zijn, enzovoorts.

 

Argumentatie gebaseerd op vergelijkingsrelatie.
Het standpunt wordt verdedigd door duidelijk te maken dat wat in standpunt gezegd wordt, overeenkomt met iets wat in argumentatie genoemd wordt. Het een komt ongeveer op het ander neer. Een analogie is een figuurlijke vergelijking.
Voor X geldt Y. Voor Z geldt Y. Z is vergelijkbaar met X.

Loting (X) voor toelating op de universiteit is absurd (Y)

Er wordt ook niet bij de loting bepaald (X) wie naar de Olympische Spelen gaat (Z)

2.1’ Op de universiteit (Y) gelden dezelfde maatstaven als in sport (Z)
Te herkennen aan: vergelijkend, komt overeen met, correspondeert aan, is verwant aan, doet denken aan, hetzelfde, ook, evenmin, ook niet, net zo, enzovoorts.

 

Argumentatie gebaseerd op causale relatie.
Het standpunt wordt verdedigd door een oorzakelijk verband (causale relatie) te leggen tussen het standpunt en het argument. Het een leidt tot het ander.
Voor X geldt Y. Want voor X geldt Z en Z leidt tot Y.

Mariekes (X) hoofdpijn (Y) zal nu wel verdwijnen

Zij (X) heeft net twee asprines genomen (Z)

3.1’ Asprines (Z) helpen tegen hoofdpijn (Y)
 

Pragmatische argumentatie.

Dit is de omgekeerde variant van een causale relatie. Het is een subtype van argumentatie waarbij in het argument naar een gevolg wordt verwezen van wat er in het standpunt is genoemd. Bijvoorbeeld gunstige of negatieve effecten/consequenties van iets. Te herkennen aan: heeft tot gevolg dat, leidt tot, eindigt, wordt, dan, anders, daardoor enzovoorts.

 

 

7. Drogredenen (1)

Discussieregels en drogredenen

De oplossing van een meningsverschil kan door de verschillende partijen worden bemoeilijkt of verhinderd. Dit hoeft niet altijd met kwade bedoelingen te zijn. Door het gebruiken van drogredenen bemoeilijkt men de discussie al. Men overtreedt dan de discussieregels. Drogredenen zijn niet altijd even duidelijk of goed te herkennen.

Er zijn tien regels voor argumentatieve discussies. Vijf worden besproken in dit hoofdstuk en vijf worden besproken in het volgende hoofdstuk. Deze tien regels zijn voorwaarden voor het oplossen van meningsverschillen, maar geen garantie.

 

De vrijheidsregel

De partijen mogen niet elkaar beletten om twijfel of standpunten naar voren te brengen in een discussie. Dit gebeurt in de confrontatiefase van de discussie. Beide partijen (protagonist en antagonist) kunnen zich hier schuldig aan maken.

Drogredenen die beperkingen stellen aan een standpunt of aan twijfel zijn:

  • Een standpunt taboe verklaren.

  • Een standpunt heilig verklaren.

  • Aantasten van de vrijheid van handelen van de tegenpartij. Hieronder vallen de argumentum ad baculum (dreigen), argumentum ad misericordiam (een beroep doen op het medelijden van de tegenpartij of luisteraars) en argumentum ad hominem (een persoonlijke aanval naar de tegenpartij): een directe aanval (abusive) door iemand zwart te maken, een indirecte aanval (circumstantial) door iemands motieven zwart te maken of tu quoque (tegenstrijdigheden tussen daad en woord van degene die iets zegt).

 

De verdedigingsplichtregel

Een partij is verplicht zijn standpunt te verdedigen. Dit gebeurt in de openingsfase van de discussie door de protagonist. Hiertoe behoren:

  • Verschuiven van bewijslast: in een niet-gemengde discussie moet de antagonist aantonen dat het standpunt van de protagonist onjuist is. In een gemengde discussie moet alleen de tegenpartij zijn standpunt verdedigen.

  • Ontduiken van bewijslast: een standpunt als vanzelfsprekend presenteren, het persoonlijk instaan voor de waarheid/juistheid van het standpunt en het standpunt immuniseren voor kritiek.

In een discussie moet de verdediging beginnen met het standpunt dat het makkelijkst te verdedigen is (billijkheidbeginsel). Het presumptiebeginsel houdt in dat alle partijen moeten deelnemen, niet slechts één partij.

 

De standpuntsregel

In een discussie moet de aanval van de tegenpartij betrekking hebben op het standpunt dat door de verdedigende partij naar voren is gebracht. Onder de standpuntsregel valt de drogreden van de stroman, deze is opgedeeld in twee categorieën.

  • Drogreden van de stroman: iemand een fictief standpunt in de schoenen schuiven. Onder dit gedeelte van deze drogreden vallen: het met nadruk je tegengestelde standpunt naar voren brengen, het maken van een fictieve tegenstander of het verwijzen naar opvattingen van de groep waarbij iemand hoort.

  • Drogreden van de stroman: het standpunt van iemand vertekenen. Hierbij worden standpunten uit hun context gehaald, zaken gesimplificeerd en zaken worden overdreven.

 

De relevantieregel

In een discussie mag je slechts je standpunt verdedigen door argumentatie naar voren te brengen die enkel betrekking heeft op je standpunt. Dit gebeurt door de protagonist in de argumentatiefase. Hiertoe behoren de volgende drogredeneringen:

  • Ignoratio elenchi / irrelevante argumentatie: de argumentatie slaat niet op het standpunt dat ter discussie slaat.

  • Non-argumentatie: het standpunt wordt niet door middel van argumentatie verdedigd maar door onder andere retorische vragen. Hieronder vallen de pathetische (op het gevoel van het publiek inspelen) en de ethische drogredenen/argumentum ad verecundium (met bezit de deskundigheid over een onderwerp niet, of de geclaimde deskundigheid is helemaal niet relevant voor de kwestie waar het in de discussie over gaat)

 

De verzwegen-argumentregel

In een discussie mag men zich niet zich aan de verantwoordelijkheden onttrekken die men heeft wat betreft de eigen verzwegen argumenten. Ook mag men niet de tegenpartij ten onrechte verzwegen argumenten toeschrijven. Dit gebeurt door beiden in de argumentatie fase. De volgende drogredenen horen hierbij:

  • Drogreden van het opblazen van wat verzwegen is: dit gebeurt door de antagonist. Hierbij wordt een argument ingevuld dat verder gaat dan waar de protagonist aan gehouden kan worden.

  • Drogredenen van het loochenen van een verzwegen argument: dit gebeurt door de protagonist. Dit is het ontkennen dat je gebruik hebt gemaakt van een verzwegen argument.

  •  

 

8. Drogredenen (2)

Afdoende verdediging

Er kan alleen sprake zijn van afdoende verdediging wanneer de argumenten van de tegenstander direct aanvaardbaar zijn, door het feit dat ze deel uit maken van gemeenschappelijke uitgangspunten, of als de argumenten op grond van redeneringen geldig zijn en duidelijk aanvaardbaar.

 

De uitgangspuntregel

Niemand mag ten onrechte iets als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren of ontkennen dat dit een gemeenschappelijk uitgangspunt is. Dit gebeurt in de argumentatiefase, door beide partijen.Ten onrechte ontkennen dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is wordt door de antagonist gedaan.

Iets ten onrechte als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren wordt vaak door de protagonist gedaan. Onder deze drogredenering horen de volgende punten: het misbruik maken van presupposities (iets waar je van uit gaat) bij een bewering, een meervoudige vraag stellen (‘Met wie heb je ruzie gemaakt vandaag?’ 2 vragen: ‘Heb je ruzie gemaakt?’ en ‘Met wie?’) of een cirkelredenering/petitio principii/begging the question (standpunt en argument komen op het zelfde neer, in alle drie de gevallen).

De geldigheidsregel

Redeneringen die in argumentatie naar voren komen moeten geldig zijn, of één of meer van de verzwegen argumenten moeten door explicitering geldig gemaakt kunnen worden. Dit gebeurt door de protagonist in de argumentatiefase. Hieronder vallen:

  • In een redenering noodzakelijke en voldoende voorwaarden door elkaar halen: het ontkennen van de antecedent (‘Als je bedorven vis eet (antecedent) word je misselijk (consequens)’ ‘Annie heeft geen bedorven vis gegeten (ontkenning antecedent)’ dus: ‘Annie is niet misselijk’) of het bevestigen van de consequens (‘Als je bedorven vis eet (antecedent) word je misselijk (consequens)’ ‘Annie is misselijk (bevestigen consequens)’ dus: ‘Annie heeft bedorven vis gegeten’). De ongeldigheid bij beide is dus dat Annie ook van andere oorzaken misselijk kan zijn.

  • In een redenering eigenschappen van delen en gehelen door elkaar halen: de divisiedrogreden (van algemeen naar bijzonder), de compositiedrogreden (van bijzonder naar algemeen).

De argumentatieschemaregel

Een standpunt mag niet als voldoende verdedigd worden gezien als de verdediging niet plaats vindt door middel van een geschikt argumentatieschema. Dit wordt door de protagonist gedaan in de argumentatiefase. Hiertoe behoren:

  • Een ongeschikt argumentatieschema gebruiken. Hieronder vallen de argumentum ad populum: een kenteken relatie, populistische argumentatie (iedereen zegt dat..) en de argumentum ad consequentiam: causale relatie waarbij er wenselijke en onwenselijke gevolgen zijn, maar de nadruk ligt hier vaak op onwenselijke gevolgen.

  • Een argumentatieschema verkeerd toepassen. Hieronder vallen: het misbruik maken van een autoriteit (kentekenrelatie), de drogreden van de verkeerde analogie (vergelijkingsrelatie), het hellend vlak/slippery slope (causale relatie) waarbij iets van kwaad tot erger gaat.

 

Bij de post hoc ergo propter hoc trek je een verkeerde conclusie/maak je een verkeerde causale relatie (bijvoorbeeld: sinds ik hier werk gaat alles beter, dat kan geen toeval zijn). Tot slot de secundum quid, wat een overhaaste generalisatie (kenteken relatie) is.

 

De afsluitingsregel

Wanneer de verdediging van een standpunt mislukt, zal dit ertoe leiden dat de protagonist zijn standpunt intrekt. Wanneer er sprake is van een afdoende verdediging van het standpunt zal dit betekenen dat de antagonist zijn twijfel intrekt. Dit wordt door beiden gedaan in de afsluitingsfase.

  • De protagonist handhaaft een standpunt dat niet afdoende verdedigd is en concludeert dat zijn standpunt waar is, omdat het met succes verdedigd is.

  • De antagonist handhaaft twijfel aan een standpunt dat afdoende is verdedigd.

  • Argumentum ad ignoriam: concluderen dat een standpunt waar is, omdat het tegengestelde niet met succes is verdedigd.

  • De taalgebruiksregel
  • De partijen moeten formuleringen gebruiken die duidelijk zijn en niet dubbelzinnig. Ze moeten formuleringen van de tegenpartij zo juist mogelijk interpreteren. Dit wordt door beiden gedaan in alle discussiefasen.
  • Misbruik maken van onduidelijkheid (onduidelijkheiddrogreden). Op tekstueel niveau kan sprake zijn van structurele onduidelijkheden. Op zinsniveau kan onduidelijk zijn wat de communicatieve strekking is: de inhoud kan onbepaald, onbekend of vaag zijn.

  • Misbruik maken van dubbelzinnigheid (ambiguïteit): hierbij is sprake van semantische ambiguïteit (dubbele woordbetekenis) en syntactische ambiguïteit (dubbele grammaticabetekenis).

9. Schriftelijk argumenteren

Het betoog

De redelijkheid van een betoog staat voorop, anders kan het betoog niet tot een oplossing in het meningsverschil leiden. Een redelijk betoog is een poging om iemand op een eerlijke en duidelijke manier van gedachten te laten veranderen. Ook in schriftelijke betogen moet men zich houden aan de spelregels van communicatie: je moet terzake zijn, je moet zo helder mogelijk zijn, je moet alle informatie geven die nodig is en je mag niet onnodig uitweiden naar dingen die niet met het betoog te maken hebben. Een aantrekkelijk betoog wisselt explicietheid en implicietheid op een evenwichtige manier af. Bij een goede schriftelijke weergave breng je zowel het standpunt, als de argumenten duidelijk onder woorden.

 

Hulp van een analytisch overzicht

Een analytisch overzicht van de uitkomsten van de analyse vormt normaal gesproken het resultaat van een systematische reconstructie van een reeds voltooid betoog. Dit overzicht is ook een nuttig hulpmiddel bij het herschrijven van een betoog. In een analytisch overzicht staat de informatie die nodig is voor het beoordelen van een betoog. Hierdoor kan worden nagegaan of het betoog bestand is tegen kritiek. Indien nodig kan het betoog veranderd worden.

Ook kan een betoog worden geschreven aan de hand van een analytisch overzicht met aan te voeren argumenten.

 

De kwaliteit van het betoog

Een analytisch overzicht is het resultaat van een analyse van een betoog dat al af is. Een analytisch overzicht is ook handig bij het (her)schrijven van een betoog. In het analytisch overzicht staat wat het verschil van mening is, en hoe de argumentatiestructuur eruit ziet.

 

Het betoog moet ook kloppen. Het analytisch overzicht helpt daarbij om dat te controleren. Je kan kijken of er bijvoorbeeld geen drogredenen in staan, en inconsequenties. Bij het herschrijven van een betoog ga je fouten, onduidelijkheden en dergelijke verbeteren.

 

10. Mondeling argumenteren

Argumentatieve discussies

Mondelinge argumentatie komt veel vaker voor dan schriftelijke. Het verschil tussen een gewoon gesprek en een argumentatieve discussie is soms lastig te vinden. Een argumentatieve discussie is er voor het oplossen van een meningsverschil. Een informatie of meningvormende discussie is er om elkaar op de hoogte te stellen of informatie door te geven. Bij de voorbereiding op een discussie kijk je naar zowel de eigen punten, als naar de mogelijke punten van de tegenstander. Tijdens de discussie is het van belang dat taalgebruik zo duidelijk mogelijk is, alles moet zo goed mogelijk worden uitgelegd, zodat er ook geen interpretatiefouten kunnen komen. Soms is het handig om samen eerst een afspraak te maken van wat de definities zijn van bepaalde woorden om verwarring te voorkomen. Precisering is dus om onduidelijkheden te voorkomen. De discussie kan pas beginnen als duidelijk is dat er een verschil van mening is, wat de punten zijn en welke posities de deelnemers innemen. Om een discussie goed te laten verlopen moet je aansluiten bij wat er op dat moment aan de orde is, dus doen wat er van je wordt gevraagd. Je moet je niet met teveel zaken tegelijk bezig houden. Er moet duidelijk worden wat de functie is van bepaalde discussiebijdragen. Je moet niet onnodig dingen gaan herhalen en je moet het op een duidelijke manier afsluiten.

 

Het betoog

Je moet je standpunt duidelijk maken: waar gaat het over en over wie gaat het? Een betoog heeft een inleiding (waarbij je ook je standpunt vermeld), achtergrondinformatie, argumentatie en een samenvatting. Je moet bij discussies niet te formeel zijn. En je moet schrijftaal vermijden wanneer je gaat voorlezen.

 

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Oude curriculum: Inleiding in de Grondslagen van de Pedagogische Wetenschappen: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Study Notes bij Inleiding in de Grondslagen van de Pedagogische Wetenschappen - Pedagogiek B1 - UL (2015/2016)

Study Notes bij Inleiding in de Grondslagen van de Pedagogische Wetenschappen - Pedagogiek B1 - UL (2015/2016)

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Inleiding in de Grondslagen van de Pedagogische Wetenschappen van het jaar 2015-2016.


Hoorcollege 1: Argumenteren

Waarom is het vak ‘Inleiding in de grondslagen in de pedagogische wetenschappen’ belangrijk? Het vak grondslagen in onmisbaar binnen deze opleiding, omdat dit vak bijdraagt aan een belangrijk leerdoel binnen wetenschappelijke opleidingen: academisch denkniveau. De theorie van dit vak kan in de toekomst worden toegepast als wetenschapper, maar ook als professional. Een voorbeeld van hoe je deze kennis als wetenschapper kunt toepassen: het schrijven van een wetenschappelijk artikel. Als professional kun je deze kennis toepassen bij bijvoorbeeld: het verantwoorden van de werkwijze op een school.

College 4 is een responsie college. Dit houdt in dat er tijdens dit college vragen mogen worden gesteld over de stof. Het is wel handig die vragen voor het 4e college te mailen, zodat deze les door de docent kan worden voorbereid.

Argumentatie: verbale activiteit

Voor het woord ‘argument’ zijn verschillende definities. Argumenten kun je op verschillende manieren analyseren/beoordelen. Hierbij maken we onderscheid tussen logica en argumentatieleer.

  • Logica is een formele manier van analyseren. Hier wordt onder andere gebruik gemaakt van diagrammen en propositielogica. Met ‘formele’ wordt bedoeld dat men niet op de inhoud ingaat, maar op de vorm van de argumentatie. Proposities zijn uitspraken die waar of niet waar kunnen zijn.

  • De argumentatieleer: met name informeel. De focus ligt bij deze leer niet alleen op betoog, maar ook op argumentatie in de dagelijkse praktijk.

Argumenteren kan een verbale activiteit zijn. Een verbale activiteit bestaat uit een: linguïstische handeling, taal handelingen en conversatie handelingen. Woorden kunnen namelijk ook iets tot stand brengen. Een woord dat iets tot stand brengt heet een performatief en is een taal handeling. Voorbeeld van een performatief: het woord ‘verontschuldigen’. Er zijn ook expliciete performatieven. De criteria hiervan zijn:

  • Het werkwoord moet geschreven zijn in de eerste persoon, enkelvoud.

  • De zin staat in onvoltooid tegenwoordige tijd geschreven.

  • Het woord brengt iets tot stand (daarmee/daardoor toets).

  • De context is belangrijk. Voorbeeld: ‘ik verklaar jullie tot man en vrouw’. Wanneer deze zin wordt uit gesproken door een persoon, die niet de bevoegdheid heeft twee mensen te trouwen, spreken we niet van een performatief.

Een voorbeeld van een expliciete performatief: ‘Ik verontschuldig mij voor de moeilijke lesstof’. In een betoog kan men voor argumentatie argumentatieve performatieven (ook expliciet) gebruiken. Voorbeelden hier van zijn te vinden op sheet 25.

Een conversatiehandeling heeft, in tegenstelling tot een taalhandeling, het doel om een bepaald effect bij iemand te veroorzaken. Er zijn conversatie regels. Voorbeelden hiervan zijn:

Access: 
JoHo members
Samenvatting Argumentatie (Eemeren)

Samenvatting Argumentatie (Eemeren)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


1. Standpunten en verschillende meningen

Meningsverschillen

Mensen hebben nogal eens meningsverschillen. Er is sprake van een meningsverschil als er een standpunt is dat niet gedeeld wordt door verschillende mensen. Ook is er sprake van een meningsverschil wanneer een partij twijfelt aan het standpunt van de andere partij. Er komt dan vaak een discussie tot er overeenstemming is bereikt tussen de partijen. Voor een discussie zijn altijd minimaal twee partijen nodig. In een discussie verkondigt een partij een standpunt, waarbij de andere partij dit standpunt in twijfel trekt of verwerpt. Wanneer iemand expliciet zijn mening verkondigt doet hij dit door kritiek op het standpunt duidelijk onder woorden te brengen. Soms wordt een mening impliciet gegeven. Dit is het geval wanneer slechts één partij aan het woord komt, in bijvoorbeeld een brief.

 

Standpunten

De kwestie waarover een discussie gaat is de inzet van het verschil van mening. Deze kwestie wordt worden weergegeven als propositie. Proposities kunnen feiten, gebeurtenissen, voorspellingen, oordelen of aanbevelingen weergeven. Tegenover de propositie kun je positief, negatief of neutraal staan. Wanneer iemand positief tegenover de propositie staat dan rechtvaardigt hij deze. De spreker heeft een verdedigingsplicht binnen de discussie. Wanneer iemand negatief tegenover de propositie staat dan moet hij deze ontkrachten. De spreker heft dan een ontkrachtplicht. Wanneer iemand neutraal tegenover de propositie staat, dan neemt deze persoon geen standpunt in, hij twijfelt. Deze persoon heeft dan ook geen verplichting tot argumenteren. Proposities waarover standpunten kunnen worden ingenomen variëren wat betreft onderwerp, kracht en reikwijdte. De kracht is de mate van zekerheid die de spreker gebruikt. De spreker kan heel zeker zijn, maar ook iets voorzichtig veronderstellen. Met reikwijdte wordt bedoeld dat een propositie over specifieke dingen kan gaan, maar ook over algemenere dingen. Een standpunt kan betrekking hebben op meer dan één propositie wanneer de onderwerpen dicht bij elkaar liggen. Dit kan worden gedaan door een verbinding te maken met woorden als “en”, “of” en “maar”. Standpunten kunnen positief of negatief geformuleerd worden. Bij een positieve formulering is het standpunt vaak moeilijk te onderscheiden van de propositie. Bij een negatieve formulering is het niet altijd duidelijk waar de grens ligt tussen een negatief standpunt en twijfel.

 

Meningen

Er zijn verschillende type meningen. Er zijn twee dimensies: over hoeveel proposities verschilt men van mening en hoeveel standpunten worden er ingenomen? Wanneer men van mening verschilt over één propositie, spreek je van een enkelvoudig meningsverschil. Wanneer men over meer dan één propositie.....read more

Access: 
Public
Samenvatting Understanding Arguments (Fogelin)

Samenvatting Understanding Arguments (Fogelin)

Deze samenvatting is geschreven in het studiejaar 2013-2014. In 22 hoofdstukken komen vele aspecten van taal, redeneren en argumenteren aan bod.


1 Gebruik van argumenten

Argumenten

Een argument is een samenhangende reeks van zinnen, uitspraken en standpunten (premissen) die bedoeld zijn om reden te geven aan een zin, uitspraak of standpunt (conclusie), maar een argument hoeft niet altijd zijn conclusie te bewijzen.

Rechtvaardiging

Argumenten kunnen helpen om iemand anders in jouw uitspraak te doen geloven. Soms gaat het om feiten, soms om meningen. Vaak wil je mensen een goede reden geven waarom ze hun gedachten moeten veranderen. Dan wil je niet alleen dat de ander in je conclusie gelooft, maar ook dat hij deze conclusie gerechtvaardigd vindt. Wanneer het gaat om onpersoonlijke normatieve rechtvaardiging gaat het erom dat je een goede reden vindt (normatief) en dat iedereen deze reden zou accepteren (onpersoonlijk). Het doel is om te laten zien dat er een reden is om de conclusie te geloven, ongeacht om wie het gaat. Wanneer je specifieke personen wilt overtuigen gaat het om persoonlijke rechtvaardiging.

Argumenten kunnen ook gebruikt worden om te laten zien wat jouw redenen zijn om in iets te geloven. Dit hoeft niet altijd te betekenen dat je iemand anders moet overtuigen van jouw geloof. Of mensen jouw redenen om de conclusie te geloven voor waar aannemen, ligt aan je publiek. Je moet dus weten wie je publiek is en wat zij geloven. Om een argument dus goed te kunnen beoordelen, moeten we niet alleen kijken of het argument wordt gebruikt om een standpunt te rechtvaardigen, maar ook naar om wat voor soort rechtvaardiging wordt gezocht en naar wie het publiek is.

Uitleg

Bij een andere vorm van argumenteren gaat het om uitleg en om feiten. Bijvoorbeeld hoe iets gebeurde en waarom. Het is belangrijk om niet te bewijzen dat iets gebeurde, maar om dingen zinvol te maken.

We kunnen een bepaalde gebeurtenis verklaren door beginselen en geaccepteerde feiten ervan af te leiden. Dit argument ziet er als volgt uit:

(1) Algemene beginselen van de wet

(2) Een verklaring van oorspronkelijke voorwaarden

Dus (3).....read more

Access: 
JoHo members
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check related topics:
WorldSupporter and development goals
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
4434 1