Rechtseconomie - RUG - Oefenmaterialen
- 2010 keer gelezen
De Europese Commissie heeft in 2007 Heineken, Grolsch en Bavaria voor in totaal 274 miljoen euro aan geldboetes opgelegd, omdat zij bij een kartel op de Nederlandse biermarkt betrokken zijn geweest. Dit kartel is in strijd met de EU-regels die concurrentiebeperkende praktijken van ondernemingen verbieden. In de periode 1996-1999 hielden de brouwerijen talrijke niet-officiële bijeenkomsten, waarop zij prijzen en prijsverhogingen coördineerden. Figuur 1 geeft de vraag (V) naar bier weer op de Nederlandse biermarkt. Ook de marginale-kostencurve (MK) van bierproductie staat in de figuur weergegeven. (Totaal 30 punten)
Bierbrouwers streven naar winstmaximalisatie. Hoe bepaalt iedere brouwer zijn maximale winst? Schrijf de formule hieronder op. Schrijf ook de gebruikte afkortingen volledig uit. Leg vervolgens uit waarom de winst nog verbeterd kan worden als niet aan de formule is voldaan. (6 pnt)
Naast Heineken, Grolsch en Bavaria zijn er diverse andere bierbrouwerijen, zoals Brand, Dommelsch, Hertog Jan en Oranjeboom. Ga eerst uit van de eenvoudige veronderstelling dat de Nederlandse biermarkt zonder kartel gekenmerkt wordt door volkomen concurrentie. Welke prijs van bier komt tot stand zonder kartel? En hoeveel bier wordt er zonder kartel in de markt geproduceerd? Teken deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)
Door een kartel te vormen konden Heineken, Grolsch en Bavaria als monopolist opereren. Welke prijs van bier kwam tot stand op de markt in de periode 1996-1999 waarin het kartel actief was? En hoeveel bier werd met het kartel in de markt geproduceerd? Teken ook deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)
Teken eveneens in figuur 1 het welvaartsverlies voor de samenleving in de periode 1996-1999 dat het bierkartel actief was ten opzichte van volkomen concurrentie. Leg hieronder uit hoe u dit welvaartsverlies hebt bepaald. Schrijf ook op hoe zo’n verlies aan welvaart in de economische theorie wordt genoemd. (6 pnt)
Het is wellicht realistischer de Nederlandse biermarkt zonder kartel te typeren als monopolistische concurrentie. Wat is het wezenlijke verschil tussen volkomen en monopolistische concurrentie? Leg ook uit wat het welvaartsnadeel en het welvaartsvoordeel is van monopolistische concurrentie ten opzichte van volkomen concurrentie: verwijs daarbij naar prijzen en kosten. (6 pnt)
De uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld door elektriciteitscentrales, leidt tot opwarming van de aarde. Door dit broeikaseffect stijgt de zeespiegel en ontstaat heviger regenval. Dit brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 20 punten)
In figuur 4 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en het aanbod van elektriciteit (Ap) door elektriciteitsproducenten. Teken in de figuur een curve die de maatschappelijke kosten van klimaatverandering als gevolg van elektriciteitsproductie weergeeft. Leg in de tekstbox hieronder uit waarom u die curve zo getekend hebt. Leg daarna precies uit wat de omvang van het negatieve externe effect is en verwijs daarbij naar de figuur. (5 pnt)
Om de externe effecten van elektriciteitsproductie te lijf te gaan heeft de EU een systeem van emissiehandel opgezet. De huidige marktprijs van een emissierecht is ongeveer 5 euro. De emissierechten zijn gratis uitgedeeld aan elektriciteitsproducenten. Brengen die gratis emissierechten wel of geen kosten met zich mee voor elektriciteitsproducenten? Leg uit. (5 pnt)
Gaat de elektriciteitsprijs bij volkomen concurrentie door de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten omhoog of omlaag? Teken dit precies in figuur 4 en licht dit toe in onderstaande tekstbox. (5 pnt)
Waarom is een emissierecht géén permanent, particulier eigendomsrecht? (5 pnt)
Het Coase Theorema en het Raamwerk van Calabresi en Melamed behoren tot de belangrijkste leerstukken uit de rechtseconomie. Centraal daarbij staan de begrippen property right, property rule en liability rule. (totaal 20 punten)
Geef eerst een algemene omschrijving van het Coase Theorema. Geef vervolgens korte definities van de drie rechtseconomische begrippen property right, property rule en liability rule. (4 pnt)
Waarom heeft een property rule bescherming van property rights de voorkeur, maar wanneer is een liability rule bescherming van dergelijke rechten toch economisch wenselijk? (4 pnt)
Eén property right bestaat uit verschillende elementen. Noem er twee. (4 pnt)
Welke twee kernfuncties hebben property rights? Omschrijf beide functies. (4 pnt)
Stel dat iemand een Smart Phone bezit maar er weinig waarde aan hecht. De Smart Phone wordt vervolgens gestolen door een dief die het toestel voor zichzelf hoger waardeert. Is deze diefstal dan economisch efficiënt? Veronderstel dat de kosten van opsporing, vervolging en veroordeling hoger zijn dan de transactiekosten bij vrijwillige overdracht. (4 pnt)
Het stemgedrag van kiezers wordt niet alleen door politicologen, maar ook door economen bestudeerd. (totaal 15 punten)
Hoe luidt de economische veronderstelling van kiesgedrag? (4 pnt)
Hoe luidt de standaard economische analyse van kiesgedrag? (6 pnt)
Waaruit bestaat de paradox in de zogenoemde ‘voting paradox’? En welke kritiek op de standaard economische analyse van kiesgedrag doet de paradox verdwijnen? (5 pnt)
In een holding is een moederonderneming de enige aandeelhouder in haar dochterondernemingen. Die moederonderneming is als aandeelhouder beperkt aansprakelijk voor schade uit onrechtmatige daad, veroorzaakt door haar dochterondernemingen. (totaal 15 punten)
Wat verklaart het bestaan van ondernemingen volgens Coase? Leg zijn redenering precies uit. (5 pnt)
Noem twee redenen waarom een holding (met een moeder- en dochterondernemingen) hogere sociale kosten met zich meebrengt dan een ‘gewone’ onderneming (zonder dochterondernemingen). (5 pnt)
Waarom is er altijd een ‘residual loss’ in de relatie tussen het moederbedrijf als principaal en de dochteronderneming als agent? (5 pnt)
De winst is maximaal als MO = MK dus als de marginale opbrengsten gelijk zijn aan de marginale kosten (2pnt).
Zolang de opbrengst van een extra geproduceerde liter bier, de marginale opbrengst, groter is dan de extra productiekosten ervan, de marginale kosten, kan de winst logischerwijs nog stijgen (2pnt). Maar als de marginale kosten groter zijn dan de marginale opbrengsten dan daalt de winst (2pnt).
De evenwichtsprijs Pv (1pnt) met bijbehorende geproduceerde hoeveelheid Qv (1pnt) is getekend daar waar de vraag gelijk is aan het aanbod, oftewel waar V = MK (2pnt). De aanbodcurve kan immers van de MK-curve worden afgeleid (2pnt).
OF:
De evenwichtsprijs Pv (1pnt) met bijbehorende geproduceerde hoeveelheid Qv (1pnt) is getekend daar waar P = MK (2pnt). Omdat de producenten hun winst willen maximaliseren, zullen zij een hoeveelheid produceren daar waar MO = MK. Het evenwicht kan dus gevonden worden bij P = (MO =) MK (2pnt). Bij volkomen concurrentie is de prijs immers gelijk aan de marginale opbrengst als horizontale lijn (P = MO), want geen van de producenten is groot genoeg om de marktprijs te beïnvloeden.
De monopolieprijs Pm (1pnt) met bijbehorende geproduceerde hoeveelheid Qm (1pnt) is getekend daar waar MO = MK (1pnt). De MO-curve is nu echter (geen horizontale lijn meer gelijk aan P, maar) een dalende lijn die de horizontale as precies op de helft snijdt tussen de oorsprong en het onderste eind van de vraagcurve (3pnt). Het kartel kan immers als prijszetter optreden, maar eventuele afzetvergrotingen kunnen alleen gerealiseerd worden tegen lagere prijzen en genereren dus een lagere marginale opbrengst. Door vanaf MO = MK naar de vraagcurve te omhoog ‘lopen’ kan de monopolieprijs van het kartel gevonden worden.
Het welvaartsverlies als gevolg van het kartel is gelijk aan het oppervlak FHC (2pnt). Het totale consumenten- en producentensurplus is bij volkomen concurrentie gelijk aan ABC (1pnt) en bij een kartel als monopolie ABHF (1pnt). Het verschil tussen beiden is het genoemde welvaartsverlies bij kartelvorming. Dit welvaartsverlies door kartelvorming wordt ‘deadweight loss’ genoemd (2pnt).
Bij volkomen concurrentie is er sprake van (veel aanbieders van) homogene goederen, bij monopolistische concurrentie is er sprake van (veel aanbieders van) heterogene goederen (1pnt). Het welvaartsnadeel is dat de producenten als monopolist op een deelmarkt kunnen opereren waardoor prijzen hoger liggen dan de marginale kosten (P > MK) (2pnt). Het welvaartsvoordeel is dat er echter wel veel keuze is voor consumenten (1pnt.). Door de veelheid aan producenten is de concurrentie dusdanig sterk dat de overwinsten worden weggeconcurreerd waardoor de prijzen op het niveau van de GTK komen te liggen. (2pnt)
De maatschappelijke-kostencurve Am ligt boven de aanbodcurve Ap, omdat de maatschappelijke kosten van klimaatverandering bovenop de kosten van elektriciteitsproductie komen (2pnt). Het feitelijke evenwicht van vraag (V) een aanbod (Ap) ligt bij D: de bijbehorende elektriciteitsproductie van Qp brengt dan echter ook maatschappelijke kosten ter grootte van DE met zich mee (1pnt). De omvang van het negatieve externe effect is daarom BDE (2pnt).
Ja, het gebruik van die gratis emissierechten brengt opportunity costs (alternatieve kosten) met zich mee, gelijk aan de marktprijs voor broeikasgasemissies (3pnt). De elektriciteitsproducenten hadden de emissierechten, in plaats van ze te gebruiken, immers ook kunnen verkopen. De producenten zullen alleen dan niet verkopen als zij de gemiste opbrengsten via de marktprijs voor elektriciteit kunnen terugverdienen (2pnt).
De elektriciteitsprijs gaat omhoog omdat de uitstoot van broeikasgassen nu kosten met zich meebrengt, namelijk de opportunity costs van het gebruik van de gratis emissierechten (3pnt). Zonder emissiehandel heeft de vervuiling geen prijs en komt evenwicht D tot stand met elektriciteitsprijs Pp, maar door emissiehandel hebben broeikasgassen wel een prijs waardoor evenwicht F tot stand komt met de hogere elektriciteitsprijs Pm (2pnt).
Een emissierecht is geen permanent particulier eigendomsrecht, maar een vergunning of autorisatie die door de overheid beëindigd of beperkt kan worden (2pnt). Het recht op gebruik is daardoor tijdelijk en het recht op uitsluiting gelimiteerd (3pnt).
Volgens het Coase Theorema maakt het voor de welvaart (of: efficiëntie) niet uit, bij rivaliserend gebruik, of de eigendomsrechten aan de laedens of aan de gelaedeerde worden toegekend om de schade te kunnen opheffen (1pnt). Property rights zijn subjectieve rechten (of: individuele rechten, of: aanspraken). (1 pnt) Een property rule bescherming houdt in dat de aanspraak alleen vrijwillig kan worden overgedragen tegen een subjectief vastgestelde prijs. (1 pnt) Een liability rule bescherming houdt in dat de aanspraak ook gedwongen kan worden overgedragen mits daar een objectief vastgestelde compensatie voor geboden wordt. (1 pnt)
Een property rule bescherming van property rights heeft de voorkeur omdat de rechthebbende pas tot overdracht overgaat als de subjectieve schade volledig is vergoed (een objectieve schadevaststelling door de rechter ligt mogelijk lager) (2pnt). Een liability rule bescherming van dergelijke rechten is echter toch noodzakelijk (als transacties vooraf onmogelijk zijn ofwel) als de transactiekosten hoog zijn wat (verhindert ofwel) bemoeilijkt dat partijen met elkaar kunnen onderhandelen (2pnt).
Twee elementen van een property right zijn: recht op uitsluiting van anderen (2pnt) en recht op overdracht (2pnt). (Ook goed: recht op gebruik (usus), recht op de opbrengst (usus fructus), recht om zelf over het goed te beschikken (abusus), splitsing van de bundel van rechten (deelrechten)).
Property rights hebben een stimuleringsfunctie (1pnt) en een informatiefunctie (1pnt). De stimuleringsfunctie betekent dat het toekennen van property rights prikkels tot investeren verschaft (1pnt). De informatiefunctie betekent dat het verhandelen van property rights prijzen verbindt aan deze rechten wat informatie geeft over voorkeuren en schaarste (1pnt).
Nee, de diefstal is economisch niet efficiënt. In het geval van diefstal is er weliswaar een welvaartsvoordeel (de dief waardeert de telefoon hoger dan de eigenaar), maar de transactiekosten zijn relatief hoog (1pnt). Het alternatief is immers vrijwillige overdracht met hetzelfde welvaartsvoordeel (de koper waardeert de telefoon hoger dan eigenaar), maar de transactiekosten zijn dan relatief laag (1pnt). De totale welvaart is dus hoger bij vrijwillige overdracht dan bij diefstal (2pnt).
Een kiezer gaat pas stemmen als de baten ervan (2pnt) groter zijn dan de kosten (2pnt)
De standaard redenering is dat de baten laag zijn vanwege de geringe individuele invloed op de einduitslag (3pnt) en dat de kosten hoog zijn vanwege de tijd en moeite die en kiesgerechtigde moet getroosten om zijn of haar stem uit te brengen (3pnt)
Kiesgerechtigden gaan stemmen ook al zijn de kosten van stemmen volgens de standaard analyse hoger dan de baten. (2pnt) De standaard economische analyse is bekritiseerd vanwege de vermeende onderschatting van de baten: een kiezer ontleent nut aan zijn stem niet zozeer vanwege de (kleine) uit te oefenen invloed maar vooral vanwege het (grotere) plichtsgevoel of besef van voorrecht te mogen stemmen (3pnt)
Ondernemingen bestaan als gevolg van transactiekosten (2pnt). De kosten in de markt van bijvoorbeeld contracteren en controleren kunnen zo hoog zijn of worden dat het loont om de transactie in kwestie in een onderneming onder te brengen (2pnt). Door dergelijke integratie stijgen weliswaar de transactiekosten in de onderneming, maar dit loont zolang die stijging lager is dan de (bekend veronderstelde) transactiekosten in de markt (1pnt).
Een holding heeft hogere sociale kosten dan een ‘gewone’ onderneming omdat de moederonderneming negatieve externe effecten op derden kan afwentelen (2pnt) doordat haar dochterondernemingen slechts beperkt aansprakelijk zijn en er dus schade kan blijven liggen (2pnt). Bovendien geeft een holding een prikkel aan de dochteronderneming tot het nemen van excessieve risico’s (1pnt).
‘Residual loss’ is het resterende verlies gelijk aan het verschil tussen een first-best en second-best (monitoring)oplossing voor de moederonderneming, die een zo hoog mogelijke waarde van haar dochteronderneming nastreeft (2pnt), als gevolg van informatie-asymmetrie en mogelijk opportunistisch gedrag van die dochteronderneming (zoals shirking of rent-seeking) (3pnt).
Benoem de 5 transactiekosten die genoemd worden in het boek en leg deze uit aan de hand van een voorbeeld.
In de cursus zijn we verschillende vormen van marktfalen tegengekomen. Noem de 4 vormen van marktfalen en leg deze uit. Geef een voorbeeld voor elk marktfalen.
Billabong, een bekend surf merk, is beroemd voor zijn zomerse advertentiecampagne met modellen in de verschillende zwemstukken die het merk verkoopt. Deze advertenties zijn onder meer te vinden bij tramhaltes. Een paar jaar geleden had de advertentie van Billabong Toccara Jones als model. Dit was het jaar waarin de meeste ongelukken in Nederland plaatsvonden bij tramhaltes. Het waren voornamelijk mannelijke rijders die afgeleid werden tijdens het rijden. Welke van de aansprakelijkheidssystemen die we in de cursus hebben besproken, moet door de wetgever worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke ongevalskosten worden geminimaliseerd. Motiveer je antwoord.
Hieronder ziet u een tabel met verschillende kostencurves. Vul alstublieft de lege plekken in.
Q | TK | CK | VK | GTK | GVK | GCK | MK | |
0 | 19 | 0-1 | 10 | |||||
1 | 1-2 | |||||||
2 | 51 | 2-3 | ||||||
3 | 125 | 3-4 | 55 | |||||
4 | 4-5 | |||||||
5 | 43 | 5-6 | ||||||
6 | 49 |
Mededingingsrecht reguleert kartels en misbruik van marktmacht. Kartels kunnen echter minder stabiel zijn en dus minder een probleem vormen dan normaal wordt gedacht. Leg uit waarom een kartel instabiel is.
In de onderstaande figuur ziet u dat er een belasting van 20 euro (Au) wordt geïntroduceerd om de negatieve externaliteiten te internaliseren. Ap staat voor privé-kosten en Am voor maatschappelijke kosten. Vergelijk de welvaartseffecten vóór en na de invoering van de belasting voor de verschillende groepen van de samenleving (consumenten, producenten, de overheid en de samenleving in het algemeen). Vergeet niet om de relevante gebieden in de grafiek aan te geven.
Hoe kunnen negatieve externe effecten worden aangepakt? Is regulering altijd nodig?
Een mijnbouw bedrijf sluit een contract om kostbare mineralen te leveren tegen een bepaalde datum vanuit Congo naar een fabrikant in Taiwan. Voordat de mineralen wordt geleverd, breekt een oorlog uit in het land van uitvoer en kan het mijnbouw bedrijf het contract niet nakomen. Het gebrek aan benodigde mineralen zorgt ervoor dat de Taiwanese fabrikant de productie verlaagt en winst misloopt. Het Taiwanese bedrijf maakt een rechtszaak aanhangig tegen het mijnbouw bedrijf wegens contractbreuk en.....read more
‘Maisboeren kunnen flink door akkeren’, stond in de Trouw van vrijdag 3 maart 2017.
Stel dat de EU ondanks de afschaffing van het productiequotum de huidige maisprijs als minimumprijs blijft garanderen. Wat voor een soort overschot van bieten ontstaat er dan bij die minimumprijs? Geef aan wat de omvang van dit overschot is en leg dit uit aan de hand van figuur 1. (4 pnt)
Wat is gunstiger voor de omzet van de maisboeren: het handhaven van de minimumprijs voor bieten (zonder opkoopregeling) of het loslaten ervan? Verwijs in uw antwoord naar figuur 1. Waar hangt het vanaf of deze minimumprijs wel of niet gunstig uitpakt voor de omzet van bietenboeren? Is aan die voorwaarde voldaan in figuur 1? (4 pnt)
Omschrijf de omvang van zowel het consumentensurplus als het producentensurplus, eerst zonder en dan met een minimumprijs voor mais (zonder opkoopregeling). Verwijs daarbij naar figuur 1 in de verwachte situatie van veel meer bietenteelt. Is die minimum-prijs Pareto-efficiënt? En leidt de minimumprijs tot een welvaartsverlies voor de samenle-ving als geheel? Zonee, waarom niet, en zoja, hoe groot is dat verlies in figuur 1? (4 pnt)
In werkelijkheid garandeert de EU geen minimumprijs voor mais. De Trouw vermeldt dat de boeren unie die hierover gaat, na afschaffing van het productiequotum, ‘ieder seizoen (...) een beperkt aantal leveringsrechten uitgeeft [aan Nederlandse boeren]. De boeren mogen die onderling wel verhandelen.’ Welk doel dient deze Nederlandse zelfregulering van de landbouwindustrie? En wat is de belangrijkste economische voorwaarde voor het functioneren van de verhandelbaarheid van deze leveringsrechten? (4 pnt)
In het arrest Narre/De Beer (10 juli 2001) oordeelde de Hoge Raad dat buschaffeur De Beer aansprakelijk is voor de schade aan fietser Narre die met de bus in botsing kwam. Scootermobilist Narre sloeg zonder uit te kijken en zonder richting aan te geven rechtsaf en werd daarbij aangereden door de bus. De Beer had twee keer een luid belsignaal gegeven. Toen Narre daar niet op reageerde, ging De Beer ervan uit dat hij rechtdoor zou rijden. Narre sloeg echter rechtsaf en zo kwam het tot een botsing. Volgens de Hoge.....read more
De Europese Commissie heeft in 2007 Heineken, Grolsch en Bavaria voor in totaal 274 miljoen euro aan geldboetes opgelegd, omdat zij bij een kartel op de Nederlandse biermarkt betrokken zijn geweest. Dit kartel is in strijd met de EU-regels die concurrentiebeperkende praktijken van ondernemingen verbieden. In de periode 1996-1999 hielden de brouwerijen talrijke niet-officiële bijeenkomsten, waarop zij prijzen en prijsverhogingen coördineerden. Figuur 1 geeft de vraag (V) naar bier weer op de Nederlandse biermarkt. Ook de marginale-kostencurve (MK) van bierproductie staat in de figuur weergegeven. (Totaal 30 punten)
Bierbrouwers streven naar winstmaximalisatie. Hoe bepaalt iedere brouwer zijn maximale winst? Schrijf de formule hieronder op. Schrijf ook de gebruikte afkortingen volledig uit. Leg vervolgens uit waarom de winst nog verbeterd kan worden als niet aan de formule is voldaan. (6 pnt)
Naast Heineken, Grolsch en Bavaria zijn er diverse andere bierbrouwerijen, zoals Brand, Dommelsch, Hertog Jan en Oranjeboom. Ga eerst uit van de eenvoudige veronderstelling dat de Nederlandse biermarkt zonder kartel gekenmerkt wordt door volkomen concurrentie. Welke prijs van bier komt tot stand zonder kartel? En hoeveel bier wordt er zonder kartel in de markt geproduceerd? Teken deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)
Door een kartel te vormen konden Heineken, Grolsch en Bavaria als monopolist opereren. Welke prijs van bier kwam tot stand op de markt in de periode 1996-1999 waarin het kartel actief was? En hoeveel bier werd met het kartel in de markt geproduceerd? Teken ook deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)
Teken eveneens in figuur 1 het welvaartsverlies voor de samenleving in de periode 1996-1999 dat het bierkartel actief was ten opzichte van volkomen concurrentie. Leg hieronder uit hoe u dit welvaartsverlies hebt bepaald. Schrijf ook op hoe zo’n verlies aan welvaart in de economische theorie wordt genoemd. (6 pnt)
Het is wellicht realistischer de Nederlandse biermarkt zonder kartel te typeren als monopolistische concurrentie. Wat is het wezenlijke verschil tussen volkomen en monopolistische concurrentie? Leg ook uit wat het welvaartsnadeel en het welvaartsvoordeel is van monopolistische concurrentie ten opzichte van volkomen concurrentie: verwijs daarbij naar prijzen en kosten. (6 pnt)
De uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld door elektriciteitscentrales, leidt tot opwarming van de aarde. Door dit broeikaseffect stijgt de zeespiegel en ontstaat heviger regenval. Dit brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 20 punten)
In figuur 4 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en
.....read moreDe uitstoot van broeikasgassen door elektriciteitscentrales draagt bij aan de opwarming van de aarde. Dit broeikaseffect brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 30 punten)
In figuur 1 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en het aanbod van elektriciteit (Ap) door elektriciteitsproducenten. Teken in de figuur een lijn die de maatschappelijke kosten van klimaatverandering als gevolg van elektriciteitsproductie weergeeft. Leg in de tekstbox hieronder uit waarom u die lijn zo getekend hebt. Geef daarna in de figuur aan wat de omvang van het negatieve externe effect is. Leg in de tekstbox hieronder uit hoe u de omvang van het negatieve externe effect hebt bepaald. (6 pnt)
Om de externe effecten van elektriciteitsproductie te lijf te gaan, heeft de EU een systeem van emissiehandel opgezet. De huidige marktprijs van een emissierecht is ongeveer 5 euro. Tot 2013 werden de emissierechten gratis uitgedeeld aan elektriciteitsproducenten. Brachten die gratis emissierechten wel of geen kosten met zich mee voor elektriciteitsproducenten? Leg dit uit. (6 pnt)
Gaat de elektriciteitsprijs bij volkomen concurrentie door de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten omhoog of omlaag? Teken die nieuwe elektriciteitsprijs in figuur 1 (ga uit van een correct gesteld emissieplafond) en geef uw redenering in onderstaande tekstbox. (6 pnt)
In werkelijkheid is de elektriciteitsmarkt géén markt van volkomen concurrentie. Neem aan dat deze markt als monopolie kan worden geanalyseerd. Teken in figuur 1 een extra lijn om van de elektriciteitsmarkt een monopolistische markt te maken. Teken daarna in figuur 1 welke elektriciteitsprijs tot stand komt in zo’n monopolistische markt ná de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten. Leg in onderstaande tekstbox uit hoe u deze elektriciteitsprijs hebt bepaald. (6 pnt)
Sinds 2013 worden alle emissierechten aan elektriciteitsproducenten geveild. De economische theorie maakt een onderscheid tussen twee soorten veilingen. Welke twee zijn dat, wat zijn hun kenmerken en welke van de twee is het meest efficiënt? (6 pnt)
Het mededingingsbeleid verbiedt ondernemingen misbruik te maken van hun economische machtspositie. (totaal 15 punten)
In de beleidspraktijk is het moeilijk de prijs te bepalen die zonder marktmacht tot stand zou zijn gekomen. Daarom zoekt de mededingingsautoriteit naar specifieke kenmerken van het concurrentieproces die aanwijzingen geven over het bestaan en de mate van marktmacht. Welke kenmerken zijn dat? (8 pnt)
Prijsonderbieding (predatory pricing) is een voorbeeld van misbruik van een economische machtspositie. Geef eerst een definitie van prijsonderbieding. Onder welk kostenniveau moet de prijs liggen wil er sprake zijn van misbruik, volgens de Akzo-zaak? (7 pnt)
Transactiekosten spelen een belangrijke rol in de rechtseconomische theorie, bijvoorbeeld in
.....read moreDe private onderneming Anglian Water is een drinkwaterleverancier met een regionaal monopolie in Oost-Engeland. Figuur 1 geeft de vraag (V) naar water in dit gebied weer. Ook de marginale kosten (MK) en de gemiddelde totale kosten (GTK) staan in de figuur weergegeven. P staat voor prijs per liter water en Q staat voor aantallen liters water. (totaal 30 punten)
Op basis van welke formule bepaalt de private monopolist Anglian Water zijn maximale winst? Schrijf die formule in onderstaande tekstbox. Welke curve ontbreekt in bovenstaande figuur? Noem die ontbrekende curve in onderstaande tekstbox en teken deze curve in figuur (5 pnt).
Welke prijs per liter water berekent de private monopolist Anglian Water door aan consumenten als de overheid niet ingrijpt in de prijsvorming? Teken deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. (5 pnt)
Er is sprake van welvaartsverlies als de overheid niet ingrijpt in de prijs die Anglian Water per liter water rekent. Geef dit welvaartsverlies aan (door te schrijven of te tekenen) in figuur 1. Leg in de tekstbox hieronder uit hoe u de omvang van dit welvaartsverlies bepaald heeft. Hoe wordt dit welvaartsverlies genoemd door rechtseconomen? (6 pnt)
De Office of Water Services (OFWAT) reguleert in Engeland de literprijs die Anglian Water aan consumenten mag rekenen. Stel dat OFWAT zou kiezen voor ‘kostendekkende exploitatie’ als prijsreguleringsmethode. Welke prijs per liter water komt dan tot stand? Teken eerst deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. Welk economisch gevaar kent ‘kostendekkende exploitatie’? (6 pnt)
Stel echter dat OFWAT kiest voor de ‘marginale kostenregel’ als prijsreguleringsmethode. Welke prijs per liter water komt dan tot stand? Teken eerst deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. Welk economisch probleem treft Anglian Water als deze ‘marginale kostenregel’ wordt toegepast? En hoe kan dat probleem worden opgelost? (8 pnt)
Het Coase Theorema en het Raamwerk van Calabresi en Melamed behoren tot de belangrijkste leerstukken uit de rechtseconomie. Centraal daarbij staan de begrippen property right, property rule en liability rule. (totaal 20 punten)
Geef eerst een algemene omschrijving van het Coase Theorema. Geef vervolgens korte definities van de drie rechtseconomische begrippen property right, property rule en liability rule. (12 pnt)
Waarom heeft een property rule bescherming van property rights de voorkeur, maar wanneer is een liability rule bescherming van dergelijke rechten toch economisch wenselijk? (8 pnt)
In het arrest Geertsema/De Niet (14 juli 2000) oordeelde de Hoge Raad dat trambestuurder De Niet aansprakelijk is voor de schade aan fietser Geertsema die met de tram
.....read moreWaarom vinden rechtseconomen dat schade voortkomend uit onrechtmatige daad moet worden vergoed? Leg uw redenering uit. Gebruik in uw antwoord een rechtseconomisch kernbegrip en geef daar ook een definitie van. (2 pnt)
Door middel van innovatieconcurrentie proberen bedrijven een voorsprong op elkaar te krijgen door een nieuw product of een nieuwe productiemethode te ontwikkelen en deze in een octrooi vast te leggen. Wat is het welvaartseconomische ‘dilemma’ van innovatieconcurrentie? (2 pnt)
Een octrooi is niet eeuwigdurend maar tijdelijk: het octrooi van Samsung liep 10 september 2007 af. De rechthebbende, in dit geval Samsung, betaalt volgens de Rijksoctrooiwet bovendien een ‘jaartaks’ voor de instandhouding van het octrooi.
(3 pnt)
Sinds het aflopen van het octrooi van Samsung kan de markt voor mobiele cameratelefoons als heterogeen oligopolie worden gekenschetst waarop ook een aanbieder als Huawai zich begeeft. Zijn oligopolisten hoeveelheidsaanpassers of prijszetters? (2 pnt)
Waarom kiezen de oligopolistische aanbieders van cameratelefoons liever voor andere strategieën dan prijsconcurrentie? Noem vervolgens twee van dergelijke alternatieve strategieën en leg kort uit wat ze inhouden. (2 pnt)
Oligopolistische aanbieders van cameratelefoons kunnen een potentiële toetreder op die markt weren door net onder de limietprijs te gaan zitten. Wat betekent limietprijs en op welk niveau moet die prijs gezet worden? (2 pnt)
In een WODC-rapport uit 2004 hanteren Barendrecht, Van Zeeland, Kamminga en Tzankova een transactiekostenperspectief op risicoaansprakelijkheid en schuldaansprakelijkheid voor schade uit onrechtmatige daad. (totaal 10 punten)
Noem eerst drie soorten transactiekosten en beredeneer vervolgens welk van deze twee aansprakelijkheidsregels de voorkeur heeft vanuit een transactiekostenperspectief. (4 pnt)
In 2006 heeft de Commissie-Hammerstein de Wna geëvalueerd. De Commissie schrijft: ‘In de onroerendgoedpraktijk zijn de tarieven gedaald, zij het (…) minder dan werd verwacht’. In 2005 concludeert het Centraal Planbureau in een ander onderzoeksrapport over de Wna: ‘De resultaten laten zien dat er nog lang geen sprake is van volledige mededinging’. Noem drie kenmerken van volledige mededinging (volkomen concurrentie) en kies vervolgens twee kenmerken die mogelijk verklaren waarom de tarieven van hypothecaire akten minder zijn gedaald dan verwacht.
Leg uw redenering daarbij uit. (5 pnt)
In een interview uit 2005 zegt notaris Ed Engelen: ‘Vrije tarieven zijn een gruwel’. Is het terugdraaien van deze marktwerking Pareto-efficiënt? (2 pnt)
De econoom (en Nobelprijswinnaar) Coase en de rechters Calabresi en Melamed hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de rechtseconomische studie van respectievelijk het eigendomsrecht en het aansprakelijkheidsrecht. (totaal 15 punten)
Hoe luidt het Coase Theorema? (3 pnt)
Waarom.....read more
Deze bundel bevat studiematerialen en samenvattingen te gebruiken bij het vak Rechtseconomie aan de RIjksuniversiteit Groningen (bachelor 2).
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution