Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Vraag 1a

De Europese Commissie heeft in 2007 Heineken, Grolsch en Bavaria voor in totaal 274 miljoen euro aan geldboetes opgelegd, omdat zij bij een kartel op de Nederlandse biermarkt betrokken zijn geweest. Dit kartel is in strijd met de EU-regels die concurrentiebeperkende praktijken van ondernemingen verbieden. In de periode 1996-1999 hielden de brouwerijen talrijke niet-officiële bijeenkomsten, waarop zij prijzen en prijsverhogingen coördineerden. Figuur 1 geeft de vraag (V) naar bier weer op de Nederlandse biermarkt. Ook de marginale-kostencurve (MK) van bierproductie staat in de figuur weergegeven. (Totaal 30 punten)

Bierbrouwers streven naar winstmaximalisatie. Hoe bepaalt iedere brouwer zijn maximale winst? Schrijf de formule hieronder op. Schrijf ook de gebruikte afkortingen volledig uit. Leg vervolgens uit waarom de winst nog verbeterd kan worden als niet aan de formule is voldaan. (6 pnt)

Vraag 1b

Naast Heineken, Grolsch en Bavaria zijn er diverse andere bierbrouwerijen, zoals Brand, Dommelsch, Hertog Jan en Oranjeboom. Ga eerst uit van de eenvoudige veronderstelling dat de Nederlandse biermarkt zonder kartel gekenmerkt wordt door volkomen concurrentie. Welke prijs van bier komt tot stand zonder kartel? En hoeveel bier wordt er zonder kartel in de markt geproduceerd? Teken deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1c

Door een kartel te vormen konden Heineken, Grolsch en Bavaria als monopolist opereren. Welke prijs van bier kwam tot stand op de markt in de periode 1996-1999 waarin het kartel actief was? En hoeveel bier werd met het kartel in de markt geproduceerd? Teken ook deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1d

Teken eveneens in figuur 1 het welvaartsverlies voor de samenleving in de periode 1996-1999 dat het bierkartel actief was ten opzichte van volkomen concurrentie. Leg hieronder uit hoe u dit welvaartsverlies hebt bepaald. Schrijf ook op hoe zo’n verlies aan welvaart in de economische theorie wordt genoemd. (6 pnt)

Vraag 1e

Het is wellicht realistischer de Nederlandse biermarkt zonder kartel te typeren als monopolistische concurrentie. Wat is het wezenlijke verschil tussen volkomen en monopolistische concurrentie? Leg ook uit wat het welvaartsnadeel en het welvaartsvoordeel is van monopolistische concurrentie ten opzichte van volkomen concurrentie: verwijs daarbij naar prijzen en kosten. (6 pnt)

Vraag 2a

De uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld door elektriciteitscentrales, leidt tot opwarming van de aarde. Door dit broeikaseffect stijgt de zeespiegel en ontstaat heviger regenval. Dit brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 20 punten)

In figuur 4 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en het aanbod van elektriciteit (Ap) door elektriciteitsproducenten. Teken in de figuur een curve die de maatschappelijke kosten van klimaatverandering als gevolg van elektriciteitsproductie weergeeft. Leg in de tekstbox hieronder uit waarom u die curve zo getekend hebt. Leg daarna precies uit wat de omvang van het negatieve externe effect is en verwijs daarbij naar de figuur. (5 pnt)

Vraag 2b

Om de externe effecten van elektriciteitsproductie te lijf te gaan heeft de EU een systeem van emissiehandel opgezet. De huidige marktprijs van een emissierecht is ongeveer 5 euro. De emissierechten zijn gratis uitgedeeld aan elektriciteitsproducenten. Brengen die gratis emissierechten wel of geen kosten met zich mee voor elektriciteitsproducenten? Leg uit. (5 pnt)

Vraag 2c

Gaat de elektriciteitsprijs bij volkomen concurrentie door de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten omhoog of omlaag? Teken dit precies in figuur 4 en licht dit toe in onderstaande tekstbox. (5 pnt)

Vraag 2d

Waarom is een emissierecht géén permanent, particulier eigendomsrecht? (5 pnt)

Vraag 3a

Het Coase Theorema en het Raamwerk van Calabresi en Melamed behoren tot de belangrijkste leerstukken uit de rechtseconomie. Centraal daarbij staan de begrippen property right, property rule en liability rule. (totaal 20 punten)

Geef eerst een algemene omschrijving van het Coase Theorema. Geef vervolgens korte definities van de drie rechtseconomische begrippen property right, property rule en liability rule. (4 pnt)

Vraag 3b

Waarom heeft een property rule bescherming van property rights de voorkeur, maar wanneer is een liability rule bescherming van dergelijke rechten toch economisch wenselijk? (4 pnt)

Vraag 3c

Eén property right bestaat uit verschillende elementen. Noem er twee. (4 pnt)

Vraag 3d

Welke twee kernfuncties hebben property rights? Omschrijf beide functies. (4 pnt)

Vraag 3e

Stel dat iemand een Smart Phone bezit maar er weinig waarde aan hecht. De Smart Phone wordt vervolgens gestolen door een dief die het toestel voor zichzelf hoger waardeert. Is deze diefstal dan economisch efficiënt? Veronderstel dat de kosten van opsporing, vervolging en veroordeling hoger zijn dan de transactiekosten bij vrijwillige overdracht. (4 pnt)

Vraag 4a

Het stemgedrag van kiezers wordt niet alleen door politicologen, maar ook door economen bestudeerd. (totaal 15 punten)

Hoe luidt de economische veronderstelling van kiesgedrag? (4 pnt)

Vraag 4b

Hoe luidt de standaard economische analyse van kiesgedrag? (6 pnt)

Vraag 4c

Waaruit bestaat de paradox in de zogenoemde ‘voting paradox’? En welke kritiek op de standaard economische analyse van kiesgedrag doet de paradox verdwijnen? (5 pnt)

Vraag 5a

In een holding is een moederonderneming de enige aandeelhouder in haar dochterondernemingen. Die moederonderneming is als aandeelhouder beperkt aansprakelijk voor schade uit onrechtmatige daad, veroorzaakt door haar dochterondernemingen. (totaal 15 punten)

Wat verklaart het bestaan van ondernemingen volgens Coase? Leg zijn redenering precies uit. (5 pnt)

Vraag 5b

Noem twee redenen waarom een holding (met een moeder- en dochterondernemingen) hogere sociale kosten met zich meebrengt dan een ‘gewone’ onderneming (zonder dochterondernemingen). (5 pnt)

Vraag 5c

Waarom is er altijd een ‘residual loss’ in de relatie tussen het moederbedrijf als principaal en de dochteronderneming als agent? (5 pnt)

Antwoordindicatie

Vraag 1a

De winst is maximaal als MO = MK dus als de marginale opbrengsten gelijk zijn aan de marginale kosten (2pnt).

Zolang de opbrengst van een extra geproduceerde liter bier, de marginale opbrengst, groter is dan de extra productiekosten ervan, de marginale kosten, kan de winst logischerwijs nog stijgen (2pnt). Maar als de marginale kosten groter zijn dan de marginale opbrengsten dan daalt de winst (2pnt).

Vraag 1b

De evenwichtsprijs Pv (1pnt) met bijbehorende geproduceerde hoeveelheid Qv (1pnt) is getekend daar waar de vraag gelijk is aan het aanbod, oftewel waar V = MK (2pnt). De aanbodcurve kan immers van de MK-curve worden afgeleid (2pnt).

OF:

De evenwichtsprijs Pv (1pnt) met bijbehorende geproduceerde hoeveelheid Qv (1pnt) is getekend daar waar P = MK (2pnt). Omdat de producenten hun winst willen maximaliseren, zullen zij een hoeveelheid produceren daar waar MO = MK. Het evenwicht kan dus gevonden worden bij P = (MO =) MK (2pnt). Bij volkomen concurrentie is de prijs immers gelijk aan de marginale opbrengst als horizontale lijn (P = MO), want geen van de producenten is groot genoeg om de marktprijs te beïnvloeden.

Vraag 1c

De monopolieprijs Pm (1pnt) met bijbehorende geproduceerde hoeveelheid Qm (1pnt) is getekend daar waar MO = MK (1pnt). De MO-curve is nu echter (geen horizontale lijn meer gelijk aan P, maar) een dalende lijn die de horizontale as precies op de helft snijdt tussen de oorsprong en het onderste eind van de vraagcurve (3pnt). Het kartel kan immers als prijszetter optreden, maar eventuele afzetvergrotingen kunnen alleen gerealiseerd worden tegen lagere prijzen en genereren dus een lagere marginale opbrengst. Door vanaf MO = MK naar de vraagcurve te omhoog ‘lopen’ kan de monopolieprijs van het kartel gevonden worden.

Vraag 1d

Het welvaartsverlies als gevolg van het kartel is gelijk aan het oppervlak FHC (2pnt). Het totale consumenten- en producentensurplus is bij volkomen concurrentie gelijk aan ABC (1pnt) en bij een kartel als monopolie ABHF (1pnt). Het verschil tussen beiden is het genoemde welvaartsverlies bij kartelvorming. Dit welvaartsverlies door kartelvorming wordt ‘deadweight loss’ genoemd (2pnt).

Vraag 1e

Bij volkomen concurrentie is er sprake van (veel aanbieders van) homogene goederen, bij monopolistische concurrentie is er sprake van (veel aanbieders van) heterogene goederen (1pnt). Het welvaartsnadeel is dat de producenten als monopolist op een deelmarkt kunnen opereren waardoor prijzen hoger liggen dan de marginale kosten (P > MK) (2pnt). Het welvaartsvoordeel is dat er echter wel veel keuze is voor consumenten (1pnt.). Door de veelheid aan producenten is de concurrentie dusdanig sterk dat de overwinsten worden weggeconcurreerd waardoor de prijzen op het niveau van de GTK komen te liggen. (2pnt)

Vraag 2a

De maatschappelijke-kostencurve Am ligt boven de aanbodcurve Ap, omdat de maatschappelijke kosten van klimaatverandering bovenop de kosten van elektriciteitsproductie komen (2pnt). Het feitelijke evenwicht van vraag (V) een aanbod (Ap) ligt bij D: de bijbehorende elektriciteitsproductie van Qp brengt dan echter ook maatschappelijke kosten ter grootte van DE met zich mee (1pnt). De omvang van het negatieve externe effect is daarom BDE (2pnt).

Vraag 2b

Ja, het gebruik van die gratis emissierechten brengt opportunity costs (alternatieve kosten) met zich mee, gelijk aan de marktprijs voor broeikasgasemissies (3pnt). De elektriciteitsproducenten hadden de emissierechten, in plaats van ze te gebruiken, immers ook kunnen verkopen. De producenten zullen alleen dan niet verkopen als zij de gemiste opbrengsten via de marktprijs voor elektriciteit kunnen terugverdienen (2pnt).

Vraag 2c

De elektriciteitsprijs gaat omhoog omdat de uitstoot van broeikasgassen nu kosten met zich meebrengt, namelijk de opportunity costs van het gebruik van de gratis emissierechten (3pnt). Zonder emissiehandel heeft de vervuiling geen prijs en komt evenwicht D tot stand met elektriciteitsprijs Pp, maar door emissiehandel hebben broeikasgassen wel een prijs waardoor evenwicht F tot stand komt met de hogere elektriciteitsprijs Pm (2pnt).

Vraag 2d

Een emissierecht is geen permanent particulier eigendomsrecht, maar een vergunning of autorisatie die door de overheid beëindigd of beperkt kan worden (2pnt). Het recht op gebruik is daardoor tijdelijk en het recht op uitsluiting gelimiteerd (3pnt).

Vraag 3a

Volgens het Coase Theorema maakt het voor de welvaart (of: efficiëntie) niet uit, bij rivaliserend gebruik, of de eigendomsrechten aan de laedens of aan de gelaedeerde worden toegekend om de schade te kunnen opheffen (1pnt). Property rights zijn subjectieve rechten (of: individuele rechten, of: aanspraken). (1 pnt) Een property rule bescherming houdt in dat de aanspraak alleen vrijwillig kan worden overgedragen tegen een subjectief vastgestelde prijs. (1 pnt) Een liability rule bescherming houdt in dat de aanspraak ook gedwongen kan worden overgedragen mits daar een objectief vastgestelde compensatie voor geboden wordt. (1 pnt)

Vraag 3b

Een property rule bescherming van property rights heeft de voorkeur omdat de rechthebbende pas tot overdracht overgaat als de subjectieve schade volledig is vergoed (een objectieve schadevaststelling door de rechter ligt mogelijk lager) (2pnt). Een liability rule bescherming van dergelijke rechten is echter toch noodzakelijk (als transacties vooraf onmogelijk zijn ofwel) als de transactiekosten hoog zijn wat (verhindert ofwel) bemoeilijkt dat partijen met elkaar kunnen onderhandelen (2pnt).

Vraag 3c

Twee elementen van een property right zijn: recht op uitsluiting van anderen (2pnt) en recht op overdracht (2pnt). (Ook goed: recht op gebruik (usus), recht op de opbrengst (usus fructus), recht om zelf over het goed te beschikken (abusus), splitsing van de bundel van rechten (deelrechten)).

Vraag 3d

Property rights hebben een stimuleringsfunctie (1pnt) en een informatiefunctie (1pnt). De stimuleringsfunctie betekent dat het toekennen van property rights prikkels tot investeren verschaft (1pnt). De informatiefunctie betekent dat het verhandelen van property rights prijzen verbindt aan deze rechten wat informatie geeft over voorkeuren en schaarste (1pnt).

Vraag 3e

Nee, de diefstal is economisch niet efficiënt. In het geval van diefstal is er weliswaar een welvaartsvoordeel (de dief waardeert de telefoon hoger dan de eigenaar), maar de transactiekosten zijn relatief hoog (1pnt). Het alternatief is immers vrijwillige overdracht met hetzelfde welvaartsvoordeel (de koper waardeert de telefoon hoger dan eigenaar), maar de transactiekosten zijn dan relatief laag (1pnt). De totale welvaart is dus hoger bij vrijwillige overdracht dan bij diefstal (2pnt).

Vraag 4a

Een kiezer gaat pas stemmen als de baten ervan (2pnt) groter zijn dan de kosten (2pnt)

Vraag 4b

De standaard redenering is dat de baten laag zijn vanwege de geringe individuele invloed op de einduitslag (3pnt) en dat de kosten hoog zijn vanwege de tijd en moeite die en kiesgerechtigde moet getroosten om zijn of haar stem uit te brengen (3pnt)

Vraag 4c

Kiesgerechtigden gaan stemmen ook al zijn de kosten van stemmen volgens de standaard analyse hoger dan de baten. (2pnt) De standaard economische analyse is bekritiseerd vanwege de vermeende onderschatting van de baten: een kiezer ontleent nut aan zijn stem niet zozeer vanwege de (kleine) uit te oefenen invloed maar vooral vanwege het (grotere) plichtsgevoel of besef van voorrecht te mogen stemmen (3pnt)

Vraag 5a

Ondernemingen bestaan als gevolg van transactiekosten (2pnt). De kosten in de markt van bijvoorbeeld contracteren en controleren kunnen zo hoog zijn of worden dat het loont om de transactie in kwestie in een onderneming onder te brengen (2pnt). Door dergelijke integratie stijgen weliswaar de transactiekosten in de onderneming, maar dit loont zolang die stijging lager is dan de (bekend veronderstelde) transactiekosten in de markt (1pnt).

Vraag 5b

Een holding heeft hogere sociale kosten dan een ‘gewone’ onderneming omdat de moederonderneming negatieve externe effecten op derden kan afwentelen (2pnt) doordat haar dochterondernemingen slechts beperkt aansprakelijk zijn en er dus schade kan blijven liggen (2pnt). Bovendien geeft een holding een prikkel aan de dochteronderneming tot het nemen van excessieve risico’s (1pnt).

Vraag 5c

‘Residual loss’ is het resterende verlies gelijk aan het verschil tussen een first-best en second-best (monitoring)oplossing voor de moederonderneming, die een zo hoog mogelijke waarde van haar dochteronderneming nastreeft (2pnt), als gevolg van informatie-asymmetrie en mogelijk opportunistisch gedrag van die dochteronderneming (zoals shirking of rent-seeking) (3pnt).

Check page access:
Public
This content is related to:
Check more or recent content:

Rechtseconomie - RUG - Oefenmaterialen

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2017/2018

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2017/2018


Vragen

Vraag 1

Benoem de 5 transactiekosten die genoemd worden in het boek en leg deze uit aan de hand van een voorbeeld.

Vraag 2

In de cursus zijn we verschillende vormen van marktfalen tegengekomen. Noem de 4 vormen van marktfalen en leg deze uit. Geef een voorbeeld voor elk marktfalen.

Vraag 3

Billabong, een bekend surf merk, is beroemd voor zijn zomerse advertentiecampagne met modellen in de verschillende zwemstukken die het merk verkoopt. Deze advertenties zijn onder meer te vinden bij tramhaltes. Een paar jaar geleden had de advertentie van Billabong Toccara Jones als model. Dit was het jaar waarin  de meeste ongelukken in Nederland plaatsvonden bij tramhaltes. Het waren voornamelijk mannelijke rijders die afgeleid werden tijdens het rijden. Welke van de aansprakelijkheidssystemen die we in de cursus hebben besproken, moet door de wetgever worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke ongevalskosten worden geminimaliseerd. Motiveer je antwoord.

Vraag 4

Hieronder ziet u een tabel met verschillende kostencurves. Vul alstublieft de lege plekken in.

QTKCKVKGTKGVKGCK MK
019     0-110
1      1-2 
2  51   2-3 
3125     3-455
4      4-5 
5    43 5-6 
6   49    

Vraag 5

Mededingingsrecht reguleert kartels en misbruik van marktmacht. Kartels kunnen echter minder stabiel zijn en dus minder een probleem vormen dan normaal wordt gedacht. Leg uit waarom een kartel instabiel is.

Vraag 6

In de onderstaande figuur ziet u dat er een belasting van 20 euro (Au) wordt geïntroduceerd om de negatieve externaliteiten te internaliseren. Ap staat voor privé-kosten en Am voor maatschappelijke kosten. Vergelijk de welvaartseffecten vóór en na de invoering van de belasting voor de verschillende groepen van de samenleving (consumenten, producenten, de overheid en de samenleving in het algemeen). Vergeet niet om de relevante gebieden in de grafiek aan te geven.

Vraag 7

Hoe kunnen negatieve externe effecten worden aangepakt? Is regulering altijd nodig?

Vraag 8

Een mijnbouw bedrijf sluit een contract om kostbare mineralen te leveren tegen een bepaalde datum vanuit Congo naar een fabrikant in Taiwan. Voordat de mineralen wordt geleverd, breekt een oorlog uit in het land van uitvoer en kan het mijnbouw bedrijf het contract niet nakomen. Het gebrek aan benodigde mineralen zorgt ervoor dat de Taiwanese fabrikant de productie verlaagt en winst misloopt. Het Taiwanese bedrijf maakt een rechtszaak aanhangig tegen het mijnbouw bedrijf wegens contractbreuk en.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2016/2017

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Vraag 1

‘Maisboeren kunnen flink door akkeren’, stond in de Trouw van vrijdag 3 maart 2017.

De EU schaft namelijk eind dit jaar het productiequotum op mais af. Boeren zullen daar- door veel meer mais gaan verbouwen. Figuur 1 visualiseert de marktvraag (V) naar en het marktaanbod (A) van mais in de EU. (totaal 20 punten)
 
Welke curve gaat op basis van bovenstaande informatie waar naartoe verschuiven in figuur  1? Teken dit in figuur 1 op het antwoordformulier en leg dat daaronder in woorden uit.  Teken ook welke invloed die verschuiving in de markt heeft zowel op de geconsumeerde  hoeveelheid bieten als op de bietenprijs – en leg dat eveneens daaronder uit. (4 pnt)

Vraag 1a

Stel dat de EU ondanks  de afschaffing van het productiequotum de huidige maisprijs als minimumprijs blijft garanderen. Wat voor een soort overschot van bieten ontstaat er dan bij die minimumprijs? Geef aan wat de omvang van dit overschot is en leg dit uit aan de hand van figuur 1. (4 pnt)

Vraag 1b

Wat is gunstiger voor de omzet van de maisboeren: het handhaven van de minimumprijs voor  bieten  (zonder  opkoopregeling)  of  het  loslaten  ervan?  Verwijs  in  uw  antwoord  naar figuur  1.  Waar  hangt  het  vanaf  of  deze  minimumprijs  wel  of  niet  gunstig  uitpakt  voor  de omzet van bietenboeren? Is aan die voorwaarde voldaan in figuur 1? (4 pnt) 

Vraag 1c

Omschrijf de omvang van zowel het consumentensurplus als het producentensurplus, eerst zonder  en  dan  met  een  minimumprijs  voor  mais  (zonder  opkoopregeling).  Verwijs daarbij  naar  figuur  1  in  de  verwachte  situatie  van veel  meer  bietenteelt.  Is  die  minimum-prijs Pareto-efficiënt? En leidt de minimumprijs tot een welvaartsverlies voor de samenle-ving als geheel? Zonee, waarom niet, en zoja, hoe groot is dat verlies in figuur 1? (4 pnt)

Vraag 1d

In  werkelijkheid  garandeert  de  EU  geen  minimumprijs  voor  mais.  De  Trouw vermeldt  dat  de  boeren unie die hierover gaat,  na  afschaffing  van  het productiequotum,  ‘ieder  seizoen (...) een beperkt aantal leveringsrechten uitgeeft  [aan Nederlandse boeren]. De boeren  mogen  die  onderling  wel  verhandelen.’  Welk  doel  dient  deze  Nederlandse  zelfregulering  van  de  landbouwindustrie?  En  wat  is  de  belangrijkste  economische  voorwaarde  voor  het functioneren van de verhandelbaarheid van deze leveringsrechten? (4 pnt)

Vraag 2

In het arrest Narre/De Beer (10 juli 2001) oordeelde de Hoge Raad dat buschaffeur De Beer aansprakelijk  is  voor  de  schade  aan  fietser  Narre  die  met  de  bus  in  botsing  kwam.  Scootermobilist Narre sloeg zonder uit te kijken en zonder richting aan te geven rechtsaf en werd daarbij aangereden  door  de  bus.  De  Beer  had  twee  keer  een  luid  belsignaal  gegeven.  Toen Narre  daar niet  op  reageerde,  ging  De  Beer  ervan  uit  dat  hij  rechtdoor  zou  rijden.  Narre  sloeg echter rechtsaf en zo kwam het tot een botsing. Volgens de Hoge.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2015/2016

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Vraag 1a

De Europese Commissie heeft in 2007 Heineken, Grolsch en Bavaria voor in totaal 274 miljoen euro aan geldboetes opgelegd, omdat zij bij een kartel op de Nederlandse biermarkt betrokken zijn geweest. Dit kartel is in strijd met de EU-regels die concurrentiebeperkende praktijken van ondernemingen verbieden. In de periode 1996-1999 hielden de brouwerijen talrijke niet-officiële bijeenkomsten, waarop zij prijzen en prijsverhogingen coördineerden. Figuur 1 geeft de vraag (V) naar bier weer op de Nederlandse biermarkt. Ook de marginale-kostencurve (MK) van bierproductie staat in de figuur weergegeven. (Totaal 30 punten)

Bierbrouwers streven naar winstmaximalisatie. Hoe bepaalt iedere brouwer zijn maximale winst? Schrijf de formule hieronder op. Schrijf ook de gebruikte afkortingen volledig uit. Leg vervolgens uit waarom de winst nog verbeterd kan worden als niet aan de formule is voldaan. (6 pnt)

Vraag 1b

Naast Heineken, Grolsch en Bavaria zijn er diverse andere bierbrouwerijen, zoals Brand, Dommelsch, Hertog Jan en Oranjeboom. Ga eerst uit van de eenvoudige veronderstelling dat de Nederlandse biermarkt zonder kartel gekenmerkt wordt door volkomen concurrentie. Welke prijs van bier komt tot stand zonder kartel? En hoeveel bier wordt er zonder kartel in de markt geproduceerd? Teken deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1c

Door een kartel te vormen konden Heineken, Grolsch en Bavaria als monopolist opereren. Welke prijs van bier kwam tot stand op de markt in de periode 1996-1999 waarin het kartel actief was? En hoeveel bier werd met het kartel in de markt geproduceerd? Teken ook deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1d

Teken eveneens in figuur 1 het welvaartsverlies voor de samenleving in de periode 1996-1999 dat het bierkartel actief was ten opzichte van volkomen concurrentie. Leg hieronder uit hoe u dit welvaartsverlies hebt bepaald. Schrijf ook op hoe zo’n verlies aan welvaart in de economische theorie wordt genoemd. (6 pnt)

Vraag 1e

Het is wellicht realistischer de Nederlandse biermarkt zonder kartel te typeren als monopolistische concurrentie. Wat is het wezenlijke verschil tussen volkomen en monopolistische concurrentie? Leg ook uit wat het welvaartsnadeel en het welvaartsvoordeel is van monopolistische concurrentie ten opzichte van volkomen concurrentie: verwijs daarbij naar prijzen en kosten. (6 pnt)

Vraag 2a

De uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld door elektriciteitscentrales, leidt tot opwarming van de aarde. Door dit broeikaseffect stijgt de zeespiegel en ontstaat heviger regenval. Dit brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 20 punten)

In figuur 4 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2014/2015

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2014/2015


Vragen

Vraag 1a

De uitstoot van broeikasgassen door elektriciteitscentrales draagt bij aan de opwarming van de aarde. Dit broeikaseffect brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 30 punten)

In figuur 1 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en het aanbod van elektriciteit (Ap) door elektriciteitsproducenten. Teken in de figuur een lijn die de maatschappelijke kosten van klimaatverandering als gevolg van elektriciteitsproductie weergeeft. Leg in de tekstbox hieronder uit waarom u die lijn zo getekend hebt. Geef daarna in de figuur aan wat de omvang van het negatieve externe effect is. Leg in de tekstbox hieronder uit hoe u de omvang van het negatieve externe effect hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1b

Om de externe effecten van elektriciteitsproductie te lijf te gaan, heeft de EU een systeem van emissiehandel opgezet. De huidige marktprijs van een emissierecht is ongeveer 5 euro. Tot 2013 werden de emissierechten gratis uitgedeeld aan elektriciteitsproducenten. Brachten die gratis emissierechten wel of geen kosten met zich mee voor elektriciteitsproducenten? Leg dit uit. (6 pnt)

Vraag 1c

Gaat de elektriciteitsprijs bij volkomen concurrentie door de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten omhoog of omlaag? Teken die nieuwe elektriciteitsprijs in figuur 1 (ga uit van een correct gesteld emissieplafond) en geef uw redenering in onderstaande tekstbox. (6 pnt)

Vraag 1d

In werkelijkheid is de elektriciteitsmarkt géén markt van volkomen concurrentie. Neem aan dat deze markt als monopolie kan worden geanalyseerd. Teken in figuur 1 een extra lijn om van de elektriciteitsmarkt een monopolistische markt te maken. Teken daarna in figuur 1 welke elektriciteitsprijs tot stand komt in zo’n monopolistische markt ná de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten. Leg in onderstaande tekstbox uit hoe u deze elektriciteitsprijs hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1e

Sinds 2013 worden alle emissierechten aan elektriciteitsproducenten geveild. De economische theorie maakt een onderscheid tussen twee soorten veilingen. Welke twee zijn dat, wat zijn hun kenmerken en welke van de twee is het meest efficiënt? (6 pnt)

Vraag 2a

Het mededingingsbeleid verbiedt ondernemingen misbruik te maken van hun economische machtspositie. (totaal 15 punten)

In de beleidspraktijk is het moeilijk de prijs te bepalen die zonder marktmacht tot stand zou zijn gekomen. Daarom zoekt de mededingingsautoriteit naar specifieke kenmerken van het concurrentieproces die aanwijzingen geven over het bestaan en de mate van marktmacht. Welke kenmerken zijn dat? (8 pnt)

Vraag 2b

Prijsonderbieding (predatory pricing) is een voorbeeld van misbruik van een economische machtspositie. Geef eerst een definitie van prijsonderbieding. Onder welk kostenniveau moet de prijs liggen wil er sprake zijn van misbruik, volgens de Akzo-zaak? (7 pnt)

Vraag 3a

Transactiekosten spelen een belangrijke rol in de rechtseconomische theorie, bijvoorbeeld in

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2013/2014

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2013/2014


Vragen

Vraag 1a

De private onderneming Anglian Water is een drinkwaterleverancier met een regionaal monopolie in Oost-Engeland. Figuur 1 geeft de vraag (V) naar water in dit gebied weer. Ook de marginale kosten (MK) en de gemiddelde totale kosten (GTK) staan in de figuur weergegeven. P staat voor prijs per liter water en Q staat voor aantallen liters water. (totaal 30 punten)

Op basis van welke formule bepaalt de private monopolist Anglian Water zijn maximale winst? Schrijf die formule in onderstaande tekstbox. Welke curve ontbreekt in bovenstaande figuur? Noem die ontbrekende curve in onderstaande tekstbox en teken deze curve in figuur (5 pnt).

Vraag 1b

Welke prijs per liter water berekent de private monopolist Anglian Water door aan consumenten als de overheid niet ingrijpt in de prijsvorming? Teken deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. (5 pnt)

Vraag 1c

Er is sprake van welvaartsverlies als de overheid niet ingrijpt in de prijs die Anglian Water per liter water rekent. Geef dit welvaartsverlies aan (door te schrijven of te tekenen) in figuur 1. Leg in de tekstbox hieronder uit hoe u de omvang van dit welvaartsverlies bepaald heeft. Hoe wordt dit welvaartsverlies genoemd door rechtseconomen? (6 pnt)

Vraag 1d

De Office of Water Services (OFWAT) reguleert in Engeland de literprijs die Anglian Water aan consumenten mag rekenen. Stel dat OFWAT zou kiezen voor ‘kostendekkende exploitatie’ als prijsreguleringsmethode. Welke prijs per liter water komt dan tot stand? Teken eerst deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. Welk economisch gevaar kent ‘kostendekkende exploitatie’? (6 pnt)

Vraag 1e

Stel echter dat OFWAT kiest voor de ‘marginale kostenregel’ als prijsreguleringsmethode. Welke prijs per liter water komt dan tot stand? Teken eerst deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. Welk economisch probleem treft Anglian Water als deze ‘marginale kostenregel’ wordt toegepast? En hoe kan dat probleem worden opgelost? (8 pnt)

Vraag 2a

Het Coase Theorema en het Raamwerk van Calabresi en Melamed behoren tot de belangrijkste leerstukken uit de rechtseconomie. Centraal daarbij staan de begrippen property right, property rule en liability rule. (totaal 20 punten)

Geef eerst een algemene omschrijving van het Coase Theorema. Geef vervolgens korte definities van de drie rechtseconomische begrippen property right, property rule en liability rule. (12 pnt)

Vraag 2b

Waarom heeft een property rule bescherming van property rights de voorkeur, maar wanneer is een liability rule bescherming van dergelijke rechten toch economisch wenselijk? (8 pnt)

Vraag 3a

In het arrest Geertsema/De Niet (14 juli 2000) oordeelde de Hoge Raad dat trambestuurder De Niet aansprakelijk is voor de schade aan fietser Geertsema die met de tram

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2010/2011

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2010/2011


Vragen

Vraag 1

Waarom vinden rechtseconomen dat schade voortkomend uit onrechtmatige daad moet worden vergoed? Leg uw redenering uit. Gebruik in uw antwoord een rechtseconomisch kernbegrip en geef daar ook een definitie van. (2 pnt)

Vraag 2

Door middel van innovatieconcurrentie proberen bedrijven een voorsprong op elkaar te krijgen door een nieuw product of een nieuwe productiemethode te ontwikkelen en deze in een octrooi vast te leggen. Wat is het welvaartseconomische ‘dilemma’ van innovatieconcurrentie? (2 pnt)

Vraag 3

Een octrooi is niet eeuwigdurend maar tijdelijk: het octrooi van Samsung liep 10 september 2007 af. De rechthebbende, in dit geval Samsung, betaalt volgens de Rijksoctrooiwet bovendien een ‘jaartaks’ voor de instandhouding van het octrooi.

  1. Ten eerste: hoe lang zou volgens economen een octrooi moeten duren?
  2. Ten tweede: hoe moet de hoogte van de ‘jaartaks’ worden bepaald?
  3. Ten derde: waarom zijn de optimale octrooiduur en de optimale jaartaks in de praktijk moeilijk vast te stellen?

(3 pnt)

Vraag 4

Sinds het aflopen van het octrooi van Samsung kan de markt voor mobiele cameratelefoons als heterogeen oligopolie worden gekenschetst waarop ook een aanbieder als Huawai zich begeeft. Zijn oligopolisten hoeveelheidsaanpassers of prijszetters? (2 pnt)

Vraag 5

Waarom kiezen de oligopolistische aanbieders van cameratelefoons liever voor andere strategieën dan prijsconcurrentie? Noem vervolgens twee van dergelijke alternatieve strategieën en leg kort uit wat ze inhouden. (2 pnt)

Vraag 6

Oligopolistische aanbieders van cameratelefoons kunnen een potentiële toetreder op die markt weren door net onder de limietprijs te gaan zitten. Wat betekent limietprijs en op welk niveau moet die prijs gezet worden? (2 pnt)

Vraag 7

In een WODC-rapport uit 2004 hanteren Barendrecht, Van Zeeland, Kamminga en Tzankova een transactiekostenperspectief op risicoaansprakelijkheid en schuldaansprakelijkheid voor schade uit onrechtmatige daad. (totaal 10 punten)

Noem eerst drie soorten transactiekosten en beredeneer vervolgens welk van deze twee aansprakelijkheidsregels de voorkeur heeft vanuit een transactiekostenperspectief. (4 pnt)

Vraag 8a

In 2006 heeft de Commissie-Hammerstein de Wna geëvalueerd. De Commissie schrijft: ‘In de onroerendgoedpraktijk zijn de tarieven gedaald, zij het (…) minder dan werd verwacht’. In 2005 concludeert het Centraal Planbureau in een ander onderzoeksrapport over de Wna: ‘De resultaten laten zien dat er nog lang geen sprake is van volledige mededinging’. Noem drie kenmerken van volledige mededinging (volkomen concurrentie) en kies vervolgens twee kenmerken die mogelijk verklaren waarom de tarieven van hypothecaire akten minder zijn gedaald dan verwacht.

Leg uw redenering daarbij uit. (5 pnt)

Vraag 8b

In een interview uit 2005 zegt notaris Ed Engelen: ‘Vrije tarieven zijn een gruwel’. Is het terugdraaien van deze marktwerking Pareto-efficiënt? (2 pnt)

Vraag 9a

De econoom (en Nobelprijswinnaar) Coase en de rechters Calabresi en Melamed hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de rechtseconomische studie van respectievelijk het eigendomsrecht en het aansprakelijkheidsrecht. (totaal 15 punten)

Hoe luidt het Coase Theorema? (3 pnt)

Vraag 9b

Waarom.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1787
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering