Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2010/2011


Vragen

Vraag 1

Waarom vinden rechtseconomen dat schade voortkomend uit onrechtmatige daad moet worden vergoed? Leg uw redenering uit. Gebruik in uw antwoord een rechtseconomisch kernbegrip en geef daar ook een definitie van. (2 pnt)

Vraag 2

Door middel van innovatieconcurrentie proberen bedrijven een voorsprong op elkaar te krijgen door een nieuw product of een nieuwe productiemethode te ontwikkelen en deze in een octrooi vast te leggen. Wat is het welvaartseconomische ‘dilemma’ van innovatieconcurrentie? (2 pnt)

Vraag 3

Een octrooi is niet eeuwigdurend maar tijdelijk: het octrooi van Samsung liep 10 september 2007 af. De rechthebbende, in dit geval Samsung, betaalt volgens de Rijksoctrooiwet bovendien een ‘jaartaks’ voor de instandhouding van het octrooi.

  1. Ten eerste: hoe lang zou volgens economen een octrooi moeten duren?
  2. Ten tweede: hoe moet de hoogte van de ‘jaartaks’ worden bepaald?
  3. Ten derde: waarom zijn de optimale octrooiduur en de optimale jaartaks in de praktijk moeilijk vast te stellen?

(3 pnt)

Vraag 4

Sinds het aflopen van het octrooi van Samsung kan de markt voor mobiele cameratelefoons als heterogeen oligopolie worden gekenschetst waarop ook een aanbieder als Huawai zich begeeft. Zijn oligopolisten hoeveelheidsaanpassers of prijszetters? (2 pnt)

Vraag 5

Waarom kiezen de oligopolistische aanbieders van cameratelefoons liever voor andere strategieën dan prijsconcurrentie? Noem vervolgens twee van dergelijke alternatieve strategieën en leg kort uit wat ze inhouden. (2 pnt)

Vraag 6

Oligopolistische aanbieders van cameratelefoons kunnen een potentiële toetreder op die markt weren door net onder de limietprijs te gaan zitten. Wat betekent limietprijs en op welk niveau moet die prijs gezet worden? (2 pnt)

Vraag 7

In een WODC-rapport uit 2004 hanteren Barendrecht, Van Zeeland, Kamminga en Tzankova een transactiekostenperspectief op risicoaansprakelijkheid en schuldaansprakelijkheid voor schade uit onrechtmatige daad. (totaal 10 punten)

Noem eerst drie soorten transactiekosten en beredeneer vervolgens welk van deze twee aansprakelijkheidsregels de voorkeur heeft vanuit een transactiekostenperspectief. (4 pnt)

Vraag 8a

In 2006 heeft de Commissie-Hammerstein de Wna geëvalueerd. De Commissie schrijft: ‘In de onroerendgoedpraktijk zijn de tarieven gedaald, zij het (…) minder dan werd verwacht’. In 2005 concludeert het Centraal Planbureau in een ander onderzoeksrapport over de Wna: ‘De resultaten laten zien dat er nog lang geen sprake is van volledige mededinging’. Noem drie kenmerken van volledige mededinging (volkomen concurrentie) en kies vervolgens twee kenmerken die mogelijk verklaren waarom de tarieven van hypothecaire akten minder zijn gedaald dan verwacht.

Leg uw redenering daarbij uit. (5 pnt)

Vraag 8b

In een interview uit 2005 zegt notaris Ed Engelen: ‘Vrije tarieven zijn een gruwel’. Is het terugdraaien van deze marktwerking Pareto-efficiënt? (2 pnt)

Vraag 9a

De econoom (en Nobelprijswinnaar) Coase en de rechters Calabresi en Melamed hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de rechtseconomische studie van respectievelijk het eigendomsrecht en het aansprakelijkheidsrecht. (totaal 15 punten)

Hoe luidt het Coase Theorema? (3 pnt)

Vraag 9b

Waarom hebben Calabresi en Melamed een voorkeur voor een property rule bescherming van property rights boven een liability rule bescherming ervan? En in welk soort situaties is een liability rule bescherming van dergelijke rechten volgens hen toch noodzakelijk? (3 pnt)

Vraag 9c

Waarom maken rechtseconomen een onderscheid tussen de ex post en de ex ante implicaties van aansprakelijkheidsregimes? (2pnt)

Vraag 10

Kan er ook onderscheid gemaakt worden tussen een ex post en een ex ante perspectief op property rights, zoals eigendom van een huis? (2 pnt)

Vraag 11a

Een sociale welvaartsfunctie creëert een collectieve voorkeursordening op basis van individuele voorkeuren. Het ‘onmogelijkheidstheorema’ van Arrow, ook wel de Arrow Paradox genoemd, laat zien dat het maken van zo’n collectieve voorkeursordening op problemen kan stuiten. (totaal 10 punten)

Aan welke twee minimale (logische) voorwaarden ten aanzien van voorkeuren en aan welke (normatieve) kernvoorwaarde moet een sociale welvaartsfunctie volgens Arrow voldoen? Leg deze voorwaarden kort uit. (4 pnt)

Vraag 11b

Hoe luidt de Arrow Paradox? (3 pnt)

Vraag 11c

Politieke partijen concurreren met elkaar in het articuleren van wensen en eisen van burgers voor wet- en regelgeving. Tot ongenoegen van diverse economen staan individuele politici daarbij steeds vaker in de schijnwerpers.

Waarom zijn politieke partijen meer op de lange termijn gericht dan individuele politici? (3 pnt)

Vraag 12a

In 1937 schreef Coase een artikel met de titel The Nature of the Firm. Hierin stelt Coase dat de onderneming niet kan worden verklaard op basis van de microeconomie. (totaal 10 punten)

Volgens Coase zijn ondernemingen het bewijs dat markten niet overal en altijd mogelijk zijn. Leg zijn redenering uit. (3 pnt)

Vraag 12b

Wanneer integreren twee ondernemingen volgens Williamson? Wat gaat er mogelijk mis als zij dan niet zouden integreren? (3 pnt)

Vraag 12c

Bespreek twee nadelen van de beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen. (4 pnt)

Vraag 13a

Het Europese systeem van verhandelbare emissierechten is een recent voorbeeld van Coaseaans denken dat met succes, doch niet probleemloos, in de praktijk is gebracht. (10 punten)

Hoe werkt het systeem van verhandelbare emissierechten en waarom is dit een voorbeeld van Coaseaans denken? (6 pnt)

Vraag 13b

Een van de politieke problemen met het systeem van verhandelbare emissierechten betreft de windfall profits van elektriciteitsbedrijven. Wat zijn windfall profits en zijn die ook economisch gezien een probleem? (4 pnt)

Vraag 14a

Met Oud en Nieuw worden soms auto’s door relschoppers in de brand gestoken. Zo ook in 2008. Veel automobilisten waren echter WA-verzekerd en kregen de schade toen niet vergoed. Het Verbond van Verzekeraars wilde in samenwerking met de politie de schade tóch op de relschoppers proberen te verhalen. (totaal 10 punten) a. In de DAG-krant van 16 juni 2008 zegt een woordvoerder van de verzekeraars: ‘De kosten om de schade te verhalen liggen hoger dan het te incasseren bedrag. Het gaat ons om het maatschappelijk sentiment. Dat die rotjochies die uit baldadigheid een auto in de fik steken er niet mee wegkomen’.

Denkt deze woordvoerder rechtseconomisch of is zijn uitspraak juist het bewijs dat verzekeraars hier niet rechtseconomisch denken? (3pnt)

Vraag 14b

Welke afweging maken relschoppers volgens rechtseconomen als zij overwegen een auto in brand te steken? Zet in een formule wanneer deze (beperkt) rationale criminelen tot brandstichting overgaan. (4 pnt)

Vraag 14c

Rechtseconoom (en Nobelprijswinnaar) Gary Becker benadrukt dat wetsovertreders doorgaans risicozoekers zijn. Als dat inderdaad zo is, wat is volgens Becker dan de meest effectieve manier om relschoppers er in de toekomst van te weerhouden auto’s in de brand te steken? (3 pnt)

Antwoordindicatie

Vraag 1

Schade moet worden vergoed om negatieve externe effecten te internaliseren (1pnt). Van dergelijke externaliteiten is sprake bij schade aan derden zonder compensatie (hetgeen de welvaart negatief beïnvloedt: de maatschappelijke kosten liggen immers hoger dan de particuliere kosten maar komen niet tot uitdrukking in de marktprijs) (1pnt). (OF: Schade moet worden vergoed vanuit het oogpunt van Pareto-efficiëntie (1pnt). Van Pareto-efficiëntie is sprake als niemand erop vooruit kan gaan zonder een ander slechter af te maken. Een schadesituatie is Pareto-inefficiënt omdat de gelaedeerde er in welvaart op achteruit gaat (1pnt).)

Vraag 2

Het ‘dilemma’ van innovatieconcurrentie is dat er enerzijds welvaartsverlagende monopolieposities ontstaan waardoor producenten prijzen kunnen vragen aan consumenten die hoger liggen dan de marginale kosten (P > MK) (1pnt) en dat er anderzijds welvaartsverhogende innovaties plaatsvinden (mogelijk gemaakt door de overwinst van dergelijke monopolies) waardoor consumenten de beschikking krijgen over nuttiger of goedkopere producten (1pnt).

Vraag 3

  • Ten eerste: een octrooi zou zolang moeten duren dat de producent zijn onderzoeks- en ontwikkelingskosten (R&D) kan terugverdienen; daarna is concurrentie wenselijk (1pnt).
  • Ten tweede: de hoogte van de jaartaks moet worden vastgesteld op het niveau waar de marginale maatschappelijke kosten van octrooimonopolies gelijk zijn aan de marginale maatschappelijke opbrengsten van de innovaties (dus waar MO = MK) (1pnt).
  • Ten derde: in de praktijk zijn de optimale octrooiduur en de optimale jaartaks moeilijk te bepalen als gevolg van incomplete informatie, bijvoorbeeld over de terugverdienperiode die immers afhankelijk is van de toekomstige markt (1pnt).

Vraag 4

Geen van beiden (of: allebei): ze zijn noch zuivere hoeveelheidsaanpassers zoals bij volkomen concurrentie noch zuivere prijszetters zoals bij een monopolie (1pnt). Een oligopolie zit daar tussen in: ze hebben enige (niet volledige) invloed op de prijs (1pnt).

Vraag 5

Prijsconcurrentie tussen oligopolisten draagt het risico van prijsvergelding in zich: beiden verlagen dan hun prijzen van cameratelefoons steeds verder waardoor hun (prijspremie en dus) winst onder druk komt te staan (1pnt). Liever concurreren zij via productdifferentiatie (mobieltjes heterogeniseren door ze verschillend te maken in design of functies), via marketing (mobieltjes heterogeniseren door ze verschillend te maken qua emotie of doelgroep) en/of via de beheersing van afzetkanalen (bijvoorbeeld een fabrikant die lokale of regionale monopolies crëeert door dealers voor mobiele telefonie te selecteren) (1pnt).

Vraag 6

De limietprijs is de maximale prijs die gevraagd kan worden zonder dat toetreding geschiedt (1pnt). Bij de limietprijs maakt de toetreder geen (over)winst: die prijs moet dus gezet worden net onder (of: op) de GTK van de potentiële toetreder (1pnt).

Vraag 7

Transactiekosten zijn bijvoorbeeld informatiekosten, zoekkosten, onderhandelingskosten, besluitvormingskosten, contractkosten, controlekosten en handhavingskosten (2pnt). Bij schuldaansprakelijkheid moet een rechter de open zorgvuldigheidsnorm ex post invullen en het feitelijke zorgniveau vaststellen, hetgeen informatiekosten (of: systeemkosten) met zich meebrengt (1pnt). Deze transactiekosten worden vermeden bij risicoaansprakelijkheid omdat de laedens dan immers altijd aansprakelijk is. Daarom heeft risicoaansprakelijkheid de voorkeur vanuit transactiekostenperspectief (1pnt).

Vraag 8a

Kenmerken van volkomen concurrentie:

  • Veel aanbieders (en veel vragers) (1pnt);
  • Homogene goederen (1pnt);
  • Geen transactiekosten (transparantie, rechten gedefinieerd, vrije toetreding) (1pnt)

Klaarblijkelijk zijn de tarieven van hypothecaire akten minder gedaald dan verwacht:

  • omdat deze deelmarkt kennelijk een beperkt aantal aanbieders kent (verschuiving van lokaal monopolie naar lokaal oligopolie),
  • en/of omdat deze deelmarkt kennelijk geen homogene maar heterogene diensten aanbiedt (bijvoorbeeld verschillen in reisafstand of service, bezien vanuit het perspectief van de consument),
  • en/of omdat transacties in deze deelmarkt kennelijk wel degelijk transactiekosten met zich mee brengen (bijvoorbeeld toetredingsbelemmeringen of slechts een beperkte mate van transparantie van de diensten van de aanbieders).

(2pnt)

Vraag 8b

Het terugdraaien van deze marktwerking betekent hogere monopolieprijzen voor in elk geval sommige groepen consumenten (zoals ondernemingen die zich met relatief gemak op de nationale markt voor notariële diensten begeven) (1pnt). Dit is Paretoinefficiënt, omdat sommige consumenten er dan in welvaart op achteruit gaan (1pnt).

Vraag 9a

Volgens het Coase Theorema maakt het (bij afwezigheid van transactiekosten) voor de welvaart (of: efficiëntie) (1pnt) niet uit aan wie de eigendomsrechten worden toegekend (1pnt) om externe effecten te internaliseren (of: om de schade te kunnen opheffen) (1pnt).

Vraag 9b

Een property rule bescherming van property rights heeft volgens Calabresi en Melamed de voorkeur omdat de rechthebbende pas tot overdracht overgaat als de subjectieve schade volledig is vergoed (2pnt). Een liability rule bescherming van property rights is echter noodzakelijk in situaties waarin de transactiekosten dusdanig hoog zijn dat het partijen verhindert met elkaar te onderhandelen (1pnt).

Vraag 9c

Omdat in een dogmatisch-juridische benadering alleen naar de ex post implicaties wordt gekeken: er heeft zich schade voorgedaan en die moet achteraf op een juridisch correcte wijze worden vergoed (hetgeen overigens Pareto-efficiënt is) (1pnt). Rechtseconomen benadrukken dat aansprakelijkheidsregimes ex ante een preventieprikkel opleveren: nog voordat de schade ontstaat zijn partijen geneigd met mogelijke schadeveroorzaking rekening te houden en worden dus voorzichtiger (1pnt).

Vraag 10

Ja dat kan. Ex post (achteraf) kan sprake zijn van inbreuk op een recht (in dit geval het eigendomsrecht) (1pnt) en ex ante (vooraf) leveren property rights een prikkel op tot investeren (door de koppeling tussen usus en usus fructus) (1pnt).

Vraag 11a

Er zijn twee minimale logische voorwaarden ten aanzien van voorkeuren: De eerste is een ordening van voorkeuren, ofwel preferentie ofwel indifferentie (1pnt). De tweede is transitiviteit ervan, bijvoorbeeld als A > B en B > C dan ook A > C (1pnt). De normatieve kernvoorwaarde is democratie (1pnt), bijvoorbeeld geen dictator, de Pareto-eis en een onbeperkt domein (1pnt).

Vraag 11b

Het is onmogelijk een sociale welvaartsfunctie (of: een besluitvormingsprocedure) te vinden (1pnt) die altijd voldoet (1pnt) aan deze minimale (logische en democratische) eisen (1pnt).

Vraag 11c

Politieke partijen willen voor langere termijn als gesprekspartner fungeren (1pnt) en een sterke merknaam opbouwen (1pnt), terwijl individuele politici de neiging hebben zich opportunistischer te gedragen om vooral de eigen herverkiezing veilig te stellen (1pnt)

Vraag 12a

Een onderneming ontstaat (of: ondernemingen integreren) als de transactiekosten in de markt van bijvoorbeeld contracteren en controleren (1pnt) hoger zijn dan (de transactiekosten van) het coördineren van dezelfde transactie in de onderneming (1pnt). Bij hoge transactiekosten op de markt zijn transacties daar dus niet mogelijk (1pnt).

Vraag 12b

Ondernemingen integreren als de mate van specificiteit (asset specificity) hoog is (1pnt), wat het geval is als de ene onderneming investeringen heeft gedaan die heel specifiek inzetbaar zijn voor transacties met de andere onderneming (1pnt).

Als deze twee ondernemingen bij specifieke investeringen niet zouden integreren (of geen complexere contracten zouden sluiten) dan lopen zij het risico van ‘rent-seeking’ (of: opportunistisch gedrag) door de andere ondernemingen (1pnt). Ze zijn immers afhankelijk van elkaar geworden en daardoor kan de een de ander proberen te dwingen hogere prijzen te betalen in een opportunistische poging zo meer winst te maken. (Daaruit volgt overigens ook een sterkere noodzaak tot controle, hetgeen eveneens makkelijker is in geval van integratie van de ondernemingen).

Vraag 12c

Het eerste nadeel is externe effecten (1pnt): bij beperkte aansprakelijkheid worden risico’s deels op anderen afgewenteld, waardoor er schade onvergoed blijft (en dus externe effecten niet geheel worden geïnternaliseerd) (1pnt). Het tweede nadeel is excessieve risico’s (1pnt): bij beperkte aansprakelijkheid vindt een (moeilijk te verifiëren) over-investering plaats in schadetoebrengende activiteiten (1pnt).

Vraag 13a

Verhandelbare emissierechten worden in de vorm van emissieplafonds toegekend aan vervuilende bedrijven. Die bedrijven moeten met hun vervuiling onder die plafonds blijven (1pnt). Als dat erg duur is kan dit bedrijf ook proberen emissierechten te kopen van een ander vervuilend bedrijf voor wie emissiereductie goedkoper is (1pnt). Dat laatste bedrijf zal dan wel eerst zijn eigen uitstoot moeten verminderen om die rechten vrij te spelen (1pnt).

De verhandelbaarheid van (emissie)rechten is een typisch voorbeeld van Coaseaans denken dat ondernemingen in de gelegenheid stelt hun emissies tegen zo laag mogelijke kosten te reduceren (1pnt). De rechten komen dus terecht bij diegenen die ze het meeste waarderen (1pnt), terwijl het negatieve externe effect van milieuvervuiling wordt geïnternaliseerd (uitstoot is niet meer gratis, maar heeft nu een prijs gekregen) (1pnt).

Vraag 13b

Windfall profits verwijst naar de (gedeeltelijke) doorberekening van de marktwaarde van de (grotendeels) gratis verstrekte emissierechten in de elektriciteitsprijs. Omdat lektriciteitsbedrijven die rechten gratis hebben gekregen beschouwen diverse politici en consumentenorganisaties die doorberekening daarom als winst voor het bedrijf (2pnt). Die windfall profits zijn economisch gezien echter geen probleem omdat elektriciteitsproducenten de marktwaarde van de gratis verstrekte emissierechten in de elektriciteitsprijs moet doorberekenen. Gratis emissierechten hebben namelijk opportunity costs (1pnt) op het moment dat ze verbruikt worden en niet verkocht zijn: de producent zal alleen dan niet verkopen als hij de gemiste verkoopopbrengsten kan terugverdienen in de elektriciteitsprijs (1pnt). (Windfall profits zijn dus helemaal geen winst, maar kosten voor het elektriciteitsbedrijf).

Vraag 14a

Men kan beargumenteren dat de woordvoerder van de verzekeraars wel degelijk rechtseconomisch denkt. Weliswaar zijn de directe kosten (schadeprocedure) hoger dan de directe baten (incassobedrag) (1pnt), maar de (indirecte of secundaire) baten van het bestraffen van de relschoppers die schade moeten gaan vergoeden maakt eveneens deel uit van de batenfunctie van de verzekeraars (zij zijn immers bereid daarvoor te betalen) (2pnt).

Vraag 14b

Relschoppers wegen de opbrengsten (de ‘lol’) van fikkie stoken af tegen de pakkans keer de kosten van de boete, dus O versus p•K (2pnt). Zij gaan over tot brandstichting als p•K < (1-p)•O (2pnt)

Vraag 14c

Als die relschoppers risicozoekers zijn, is het verhogen van de pakkans (p) effectiever (2pnt) dan een vergelijkbare verhoging van de strafzwaarte (K) (1pnt).

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Rechtseconomie - RUG - Oefenmaterialen

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2017/2018

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2017/2018


Vragen

Vraag 1

Benoem de 5 transactiekosten die genoemd worden in het boek en leg deze uit aan de hand van een voorbeeld.

Vraag 2

In de cursus zijn we verschillende vormen van marktfalen tegengekomen. Noem de 4 vormen van marktfalen en leg deze uit. Geef een voorbeeld voor elk marktfalen.

Vraag 3

Billabong, een bekend surf merk, is beroemd voor zijn zomerse advertentiecampagne met modellen in de verschillende zwemstukken die het merk verkoopt. Deze advertenties zijn onder meer te vinden bij tramhaltes. Een paar jaar geleden had de advertentie van Billabong Toccara Jones als model. Dit was het jaar waarin  de meeste ongelukken in Nederland plaatsvonden bij tramhaltes. Het waren voornamelijk mannelijke rijders die afgeleid werden tijdens het rijden. Welke van de aansprakelijkheidssystemen die we in de cursus hebben besproken, moet door de wetgever worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke ongevalskosten worden geminimaliseerd. Motiveer je antwoord.

Vraag 4

Hieronder ziet u een tabel met verschillende kostencurves. Vul alstublieft de lege plekken in.

QTKCKVKGTKGVKGCK MK
019     0-110
1      1-2 
2  51   2-3 
3125     3-455
4      4-5 
5    43 5-6 
6   49    

Vraag 5

Mededingingsrecht reguleert kartels en misbruik van marktmacht. Kartels kunnen echter minder stabiel zijn en dus minder een probleem vormen dan normaal wordt gedacht. Leg uit waarom een kartel instabiel is.

Vraag 6

In de onderstaande figuur ziet u dat er een belasting van 20 euro (Au) wordt geïntroduceerd om de negatieve externaliteiten te internaliseren. Ap staat voor privé-kosten en Am voor maatschappelijke kosten. Vergelijk de welvaartseffecten vóór en na de invoering van de belasting voor de verschillende groepen van de samenleving (consumenten, producenten, de overheid en de samenleving in het algemeen). Vergeet niet om de relevante gebieden in de grafiek aan te geven.

Vraag 7

Hoe kunnen negatieve externe effecten worden aangepakt? Is regulering altijd nodig?

Vraag 8

Een mijnbouw bedrijf sluit een contract om kostbare mineralen te leveren tegen een bepaalde datum vanuit Congo naar een fabrikant in Taiwan. Voordat de mineralen wordt geleverd, breekt een oorlog uit in het land van uitvoer en kan het mijnbouw bedrijf het contract niet nakomen. Het gebrek aan benodigde mineralen zorgt ervoor dat de Taiwanese fabrikant de productie verlaagt en winst misloopt. Het Taiwanese bedrijf maakt een rechtszaak aanhangig tegen het mijnbouw bedrijf wegens contractbreuk en.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2016/2017

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Vraag 1

‘Maisboeren kunnen flink door akkeren’, stond in de Trouw van vrijdag 3 maart 2017.

De EU schaft namelijk eind dit jaar het productiequotum op mais af. Boeren zullen daar- door veel meer mais gaan verbouwen. Figuur 1 visualiseert de marktvraag (V) naar en het marktaanbod (A) van mais in de EU. (totaal 20 punten)
 
Welke curve gaat op basis van bovenstaande informatie waar naartoe verschuiven in figuur  1? Teken dit in figuur 1 op het antwoordformulier en leg dat daaronder in woorden uit.  Teken ook welke invloed die verschuiving in de markt heeft zowel op de geconsumeerde  hoeveelheid bieten als op de bietenprijs – en leg dat eveneens daaronder uit. (4 pnt)

Vraag 1a

Stel dat de EU ondanks  de afschaffing van het productiequotum de huidige maisprijs als minimumprijs blijft garanderen. Wat voor een soort overschot van bieten ontstaat er dan bij die minimumprijs? Geef aan wat de omvang van dit overschot is en leg dit uit aan de hand van figuur 1. (4 pnt)

Vraag 1b

Wat is gunstiger voor de omzet van de maisboeren: het handhaven van de minimumprijs voor  bieten  (zonder  opkoopregeling)  of  het  loslaten  ervan?  Verwijs  in  uw  antwoord  naar figuur  1.  Waar  hangt  het  vanaf  of  deze  minimumprijs  wel  of  niet  gunstig  uitpakt  voor  de omzet van bietenboeren? Is aan die voorwaarde voldaan in figuur 1? (4 pnt) 

Vraag 1c

Omschrijf de omvang van zowel het consumentensurplus als het producentensurplus, eerst zonder  en  dan  met  een  minimumprijs  voor  mais  (zonder  opkoopregeling).  Verwijs daarbij  naar  figuur  1  in  de  verwachte  situatie  van veel  meer  bietenteelt.  Is  die  minimum-prijs Pareto-efficiënt? En leidt de minimumprijs tot een welvaartsverlies voor de samenle-ving als geheel? Zonee, waarom niet, en zoja, hoe groot is dat verlies in figuur 1? (4 pnt)

Vraag 1d

In  werkelijkheid  garandeert  de  EU  geen  minimumprijs  voor  mais.  De  Trouw vermeldt  dat  de  boeren unie die hierover gaat,  na  afschaffing  van  het productiequotum,  ‘ieder  seizoen (...) een beperkt aantal leveringsrechten uitgeeft  [aan Nederlandse boeren]. De boeren  mogen  die  onderling  wel  verhandelen.’  Welk  doel  dient  deze  Nederlandse  zelfregulering  van  de  landbouwindustrie?  En  wat  is  de  belangrijkste  economische  voorwaarde  voor  het functioneren van de verhandelbaarheid van deze leveringsrechten? (4 pnt)

Vraag 2

In het arrest Narre/De Beer (10 juli 2001) oordeelde de Hoge Raad dat buschaffeur De Beer aansprakelijk  is  voor  de  schade  aan  fietser  Narre  die  met  de  bus  in  botsing  kwam.  Scootermobilist Narre sloeg zonder uit te kijken en zonder richting aan te geven rechtsaf en werd daarbij aangereden  door  de  bus.  De  Beer  had  twee  keer  een  luid  belsignaal  gegeven.  Toen Narre  daar niet  op  reageerde,  ging  De  Beer  ervan  uit  dat  hij  rechtdoor  zou  rijden.  Narre  sloeg echter rechtsaf en zo kwam het tot een botsing. Volgens de Hoge.....read more

Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2015/2016

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Vraag 1a

De Europese Commissie heeft in 2007 Heineken, Grolsch en Bavaria voor in totaal 274 miljoen euro aan geldboetes opgelegd, omdat zij bij een kartel op de Nederlandse biermarkt betrokken zijn geweest. Dit kartel is in strijd met de EU-regels die concurrentiebeperkende praktijken van ondernemingen verbieden. In de periode 1996-1999 hielden de brouwerijen talrijke niet-officiële bijeenkomsten, waarop zij prijzen en prijsverhogingen coördineerden. Figuur 1 geeft de vraag (V) naar bier weer op de Nederlandse biermarkt. Ook de marginale-kostencurve (MK) van bierproductie staat in de figuur weergegeven. (Totaal 30 punten)

Bierbrouwers streven naar winstmaximalisatie. Hoe bepaalt iedere brouwer zijn maximale winst? Schrijf de formule hieronder op. Schrijf ook de gebruikte afkortingen volledig uit. Leg vervolgens uit waarom de winst nog verbeterd kan worden als niet aan de formule is voldaan. (6 pnt)

Vraag 1b

Naast Heineken, Grolsch en Bavaria zijn er diverse andere bierbrouwerijen, zoals Brand, Dommelsch, Hertog Jan en Oranjeboom. Ga eerst uit van de eenvoudige veronderstelling dat de Nederlandse biermarkt zonder kartel gekenmerkt wordt door volkomen concurrentie. Welke prijs van bier komt tot stand zonder kartel? En hoeveel bier wordt er zonder kartel in de markt geproduceerd? Teken deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1c

Door een kartel te vormen konden Heineken, Grolsch en Bavaria als monopolist opereren. Welke prijs van bier kwam tot stand op de markt in de periode 1996-1999 waarin het kartel actief was? En hoeveel bier werd met het kartel in de markt geproduceerd? Teken ook deze prijs en hoeveelheid in figuur 1. Leg hieronder uit hoe u deze prijs en hoeveelheid hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1d

Teken eveneens in figuur 1 het welvaartsverlies voor de samenleving in de periode 1996-1999 dat het bierkartel actief was ten opzichte van volkomen concurrentie. Leg hieronder uit hoe u dit welvaartsverlies hebt bepaald. Schrijf ook op hoe zo’n verlies aan welvaart in de economische theorie wordt genoemd. (6 pnt)

Vraag 1e

Het is wellicht realistischer de Nederlandse biermarkt zonder kartel te typeren als monopolistische concurrentie. Wat is het wezenlijke verschil tussen volkomen en monopolistische concurrentie? Leg ook uit wat het welvaartsnadeel en het welvaartsvoordeel is van monopolistische concurrentie ten opzichte van volkomen concurrentie: verwijs daarbij naar prijzen en kosten. (6 pnt)

Vraag 2a

De uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld door elektriciteitscentrales, leidt tot opwarming van de aarde. Door dit broeikaseffect stijgt de zeespiegel en ontstaat heviger regenval. Dit brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 20 punten)

In figuur 4 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2014/2015

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2014/2015


Vragen

Vraag 1a

De uitstoot van broeikasgassen door elektriciteitscentrales draagt bij aan de opwarming van de aarde. Dit broeikaseffect brengt maatschappelijke kosten met zich mee: dijken moeten worden opgehoogd en huiseigenaren krijgen vaker te maken met overstromende rivieren. Rechtseconomen noemen dat de negatieve externe effecten van elektriciteitsopwekking. (totaal 30 punten)

In figuur 1 staat de vraag (V) van consumenten naar elektriciteit afgebeeld en het aanbod van elektriciteit (Ap) door elektriciteitsproducenten. Teken in de figuur een lijn die de maatschappelijke kosten van klimaatverandering als gevolg van elektriciteitsproductie weergeeft. Leg in de tekstbox hieronder uit waarom u die lijn zo getekend hebt. Geef daarna in de figuur aan wat de omvang van het negatieve externe effect is. Leg in de tekstbox hieronder uit hoe u de omvang van het negatieve externe effect hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1b

Om de externe effecten van elektriciteitsproductie te lijf te gaan, heeft de EU een systeem van emissiehandel opgezet. De huidige marktprijs van een emissierecht is ongeveer 5 euro. Tot 2013 werden de emissierechten gratis uitgedeeld aan elektriciteitsproducenten. Brachten die gratis emissierechten wel of geen kosten met zich mee voor elektriciteitsproducenten? Leg dit uit. (6 pnt)

Vraag 1c

Gaat de elektriciteitsprijs bij volkomen concurrentie door de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten omhoog of omlaag? Teken die nieuwe elektriciteitsprijs in figuur 1 (ga uit van een correct gesteld emissieplafond) en geef uw redenering in onderstaande tekstbox. (6 pnt)

Vraag 1d

In werkelijkheid is de elektriciteitsmarkt géén markt van volkomen concurrentie. Neem aan dat deze markt als monopolie kan worden geanalyseerd. Teken in figuur 1 een extra lijn om van de elektriciteitsmarkt een monopolistische markt te maken. Teken daarna in figuur 1 welke elektriciteitsprijs tot stand komt in zo’n monopolistische markt ná de introductie van emissiehandel met gratis emissierechten. Leg in onderstaande tekstbox uit hoe u deze elektriciteitsprijs hebt bepaald. (6 pnt)

Vraag 1e

Sinds 2013 worden alle emissierechten aan elektriciteitsproducenten geveild. De economische theorie maakt een onderscheid tussen twee soorten veilingen. Welke twee zijn dat, wat zijn hun kenmerken en welke van de twee is het meest efficiënt? (6 pnt)

Vraag 2a

Het mededingingsbeleid verbiedt ondernemingen misbruik te maken van hun economische machtspositie. (totaal 15 punten)

In de beleidspraktijk is het moeilijk de prijs te bepalen die zonder marktmacht tot stand zou zijn gekomen. Daarom zoekt de mededingingsautoriteit naar specifieke kenmerken van het concurrentieproces die aanwijzingen geven over het bestaan en de mate van marktmacht. Welke kenmerken zijn dat? (8 pnt)

Vraag 2b

Prijsonderbieding (predatory pricing) is een voorbeeld van misbruik van een economische machtspositie. Geef eerst een definitie van prijsonderbieding. Onder welk kostenniveau moet de prijs liggen wil er sprake zijn van misbruik, volgens de Akzo-zaak? (7 pnt)

Vraag 3a

Transactiekosten spelen een belangrijke rol in de rechtseconomische theorie, bijvoorbeeld in

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2013/2014

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2013/2014


Vragen

Vraag 1a

De private onderneming Anglian Water is een drinkwaterleverancier met een regionaal monopolie in Oost-Engeland. Figuur 1 geeft de vraag (V) naar water in dit gebied weer. Ook de marginale kosten (MK) en de gemiddelde totale kosten (GTK) staan in de figuur weergegeven. P staat voor prijs per liter water en Q staat voor aantallen liters water. (totaal 30 punten)

Op basis van welke formule bepaalt de private monopolist Anglian Water zijn maximale winst? Schrijf die formule in onderstaande tekstbox. Welke curve ontbreekt in bovenstaande figuur? Noem die ontbrekende curve in onderstaande tekstbox en teken deze curve in figuur (5 pnt).

Vraag 1b

Welke prijs per liter water berekent de private monopolist Anglian Water door aan consumenten als de overheid niet ingrijpt in de prijsvorming? Teken deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. (5 pnt)

Vraag 1c

Er is sprake van welvaartsverlies als de overheid niet ingrijpt in de prijs die Anglian Water per liter water rekent. Geef dit welvaartsverlies aan (door te schrijven of te tekenen) in figuur 1. Leg in de tekstbox hieronder uit hoe u de omvang van dit welvaartsverlies bepaald heeft. Hoe wordt dit welvaartsverlies genoemd door rechtseconomen? (6 pnt)

Vraag 1d

De Office of Water Services (OFWAT) reguleert in Engeland de literprijs die Anglian Water aan consumenten mag rekenen. Stel dat OFWAT zou kiezen voor ‘kostendekkende exploitatie’ als prijsreguleringsmethode. Welke prijs per liter water komt dan tot stand? Teken eerst deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. Welk economisch gevaar kent ‘kostendekkende exploitatie’? (6 pnt)

Vraag 1e

Stel echter dat OFWAT kiest voor de ‘marginale kostenregel’ als prijsreguleringsmethode. Welke prijs per liter water komt dan tot stand? Teken eerst deze prijs in figuur 1. Leg vervolgens in de tekstbox hieronder uit hoe u deze prijs hebt bepaald. Welk economisch probleem treft Anglian Water als deze ‘marginale kostenregel’ wordt toegepast? En hoe kan dat probleem worden opgelost? (8 pnt)

Vraag 2a

Het Coase Theorema en het Raamwerk van Calabresi en Melamed behoren tot de belangrijkste leerstukken uit de rechtseconomie. Centraal daarbij staan de begrippen property right, property rule en liability rule. (totaal 20 punten)

Geef eerst een algemene omschrijving van het Coase Theorema. Geef vervolgens korte definities van de drie rechtseconomische begrippen property right, property rule en liability rule. (12 pnt)

Vraag 2b

Waarom heeft een property rule bescherming van property rights de voorkeur, maar wanneer is een liability rule bescherming van dergelijke rechten toch economisch wenselijk? (8 pnt)

Vraag 3a

In het arrest Geertsema/De Niet (14 juli 2000) oordeelde de Hoge Raad dat trambestuurder De Niet aansprakelijk is voor de schade aan fietser Geertsema die met de tram

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2010/2011

Rechtseconomie - RUG - B2/B3 - Oefententamen 2010/2011


Vragen

Vraag 1

Waarom vinden rechtseconomen dat schade voortkomend uit onrechtmatige daad moet worden vergoed? Leg uw redenering uit. Gebruik in uw antwoord een rechtseconomisch kernbegrip en geef daar ook een definitie van. (2 pnt)

Vraag 2

Door middel van innovatieconcurrentie proberen bedrijven een voorsprong op elkaar te krijgen door een nieuw product of een nieuwe productiemethode te ontwikkelen en deze in een octrooi vast te leggen. Wat is het welvaartseconomische ‘dilemma’ van innovatieconcurrentie? (2 pnt)

Vraag 3

Een octrooi is niet eeuwigdurend maar tijdelijk: het octrooi van Samsung liep 10 september 2007 af. De rechthebbende, in dit geval Samsung, betaalt volgens de Rijksoctrooiwet bovendien een ‘jaartaks’ voor de instandhouding van het octrooi.

  1. Ten eerste: hoe lang zou volgens economen een octrooi moeten duren?
  2. Ten tweede: hoe moet de hoogte van de ‘jaartaks’ worden bepaald?
  3. Ten derde: waarom zijn de optimale octrooiduur en de optimale jaartaks in de praktijk moeilijk vast te stellen?

(3 pnt)

Vraag 4

Sinds het aflopen van het octrooi van Samsung kan de markt voor mobiele cameratelefoons als heterogeen oligopolie worden gekenschetst waarop ook een aanbieder als Huawai zich begeeft. Zijn oligopolisten hoeveelheidsaanpassers of prijszetters? (2 pnt)

Vraag 5

Waarom kiezen de oligopolistische aanbieders van cameratelefoons liever voor andere strategieën dan prijsconcurrentie? Noem vervolgens twee van dergelijke alternatieve strategieën en leg kort uit wat ze inhouden. (2 pnt)

Vraag 6

Oligopolistische aanbieders van cameratelefoons kunnen een potentiële toetreder op die markt weren door net onder de limietprijs te gaan zitten. Wat betekent limietprijs en op welk niveau moet die prijs gezet worden? (2 pnt)

Vraag 7

In een WODC-rapport uit 2004 hanteren Barendrecht, Van Zeeland, Kamminga en Tzankova een transactiekostenperspectief op risicoaansprakelijkheid en schuldaansprakelijkheid voor schade uit onrechtmatige daad. (totaal 10 punten)

Noem eerst drie soorten transactiekosten en beredeneer vervolgens welk van deze twee aansprakelijkheidsregels de voorkeur heeft vanuit een transactiekostenperspectief. (4 pnt)

Vraag 8a

In 2006 heeft de Commissie-Hammerstein de Wna geëvalueerd. De Commissie schrijft: ‘In de onroerendgoedpraktijk zijn de tarieven gedaald, zij het (…) minder dan werd verwacht’. In 2005 concludeert het Centraal Planbureau in een ander onderzoeksrapport over de Wna: ‘De resultaten laten zien dat er nog lang geen sprake is van volledige mededinging’. Noem drie kenmerken van volledige mededinging (volkomen concurrentie) en kies vervolgens twee kenmerken die mogelijk verklaren waarom de tarieven van hypothecaire akten minder zijn gedaald dan verwacht.

Leg uw redenering daarbij uit. (5 pnt)

Vraag 8b

In een interview uit 2005 zegt notaris Ed Engelen: ‘Vrije tarieven zijn een gruwel’. Is het terugdraaien van deze marktwerking Pareto-efficiënt? (2 pnt)

Vraag 9a

De econoom (en Nobelprijswinnaar) Coase en de rechters Calabresi en Melamed hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de rechtseconomische studie van respectievelijk het eigendomsrecht en het aansprakelijkheidsrecht. (totaal 15 punten)

Hoe luidt het Coase Theorema? (3 pnt)

Vraag 9b

Waarom.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1671
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.