Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen december 2009


Vragen

Casus I

In de zomer van 2009 heeft op Scheveningen de 30e editie van het jaarlijkse Internationale Vuurwerkfestival plaatsgevonden. In het kader van dit jubileum zou CityEvents B.V. (gevestigd te ’s-Hertogenbosch) een extra vuurwerkshow verzorgen op de avond voorafgaande aan het festival. CityEvents had daartoe vuurwerk ingekocht bij FireCracker (een vennootschap naar het recht van de Volksrepubliek China, gevestigd te Shanghai). FireCracker zou het vuurwerk volgens de overeenkomst één maand voor de show afleveren in ’s-Hertogenbosch, doch deze levering is – ondanks aanmaningen door CityEvents – uitgebleven. CityEvents heeft zich daarom genoodzaakt gezien om op stel en sprong vuurwerk bij een andere leverancier in te kopen, teneinde de show doorgang te laten vinden. De extra kosten die CityEvents in dit verband heeft moeten maken (€400.000), wil zij in een gerechtelijke procedure verhalen op FireCracker.

Vraag 1

Waarom heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in een door CityEvents tegen FireCracker aanhangig te maken procedure?

Vraag 2

Bij welke absoluut en relatief bevoegde Nederlandse rechter kan deze procedure aanhangig worden gemaakt? Bespreek in dit verband ook de subsectorcompetentie.

Stel dat FireCracker op de in de dagvaarding aangezegde roldatum niet bij advocaat verschijnt. Nadat de rechter heeft vastgesteld dat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen FireCracker verstek verleend. Stel verder dat in de dagvaarding enkel de extra kosten ad €400.000 gevorderd worden, maar dat CityEvents in de aanhangige procedure ook nakoming wil vorderen van het in de overeenkomst opgenomen boetebeding ad €200.000.

Vraag 3

Kan CityEvents in de aanhangige procedure alsnog nakoming van het boetebeding ad €200.000 vorderen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Vraag 4

Zou FireCracker alsnog aan de procedure kunnen deelnemen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Stel dat FireCracker wèl bij advocaat op de in de dagvaarding aangezegde roldatum is verschenen, en bij conclusie van antwoord verweer heeft gevoerd. Nadat een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, wijst de rechter een vonnis waarin wordt overwogen dat de extra kosten die CityEvents heeft moeten maken voor toewijzing in aanmerking komen, doch dat voor de vaststelling van de hoogte van deze kosten nadere bewijslevering door CityEvents noodzakelijk is.

Het dictum van dit vonnis luidt:

Laat CityEvents toe tot het bewijs van de hoogte van de extra kosten die zij heeft moeten maken in het kader van de aankoop van vervangend vuurwerk voor de vuurwerkshow op Scheveningen.Houdt iedere verdere beslissing aan.’

Vraag 5

Hoe kwalificeert u bovenbedoeld vonnis, en de daarin vervatte rechtsoverweging omtrent de toewijsbaarheid van de schadevergoeding, en waarom?

Vraag 6

Onder welke voorwaarde(n) is het voor FireCracker mogelijk om tegen bovenbedoeld vonnis onmiddellijk hoger beroep in te stellen? Geef daarbij aan binnen welke termijn en op welke wijze dit dient te gebeuren.

Omdat het CityEvents allemaal wat lang gaat duren, besluit zij in kort geding een voorschot van €200.000 te vorderen op het uiteindelijk in de bodemprocedure aan haar toe te kennen bedrag.

Vraag 7

Aan de hand van welke criteria dient de voorzieningenrechter te beoordelen of deze vordering van CityEvents voor toewijzing in aanmerking komt?

Ter securisering van haar vorderingen heeft CityEvents beslag (laten) leggen op:

  1. de bankrekening die FireCracker in Nederland aanhoudt bij ING Bank te Amsterdam;

  2. de volledige bedrijfsvoorraad, zoals deze zich bevindt in het opslagmagazijn van FireCracker in het havengebied van Amsterdam.

Vraag 8

Zijn de gelegde beslagen sub (i) en sub (ii) conservatoir of executoriaal, en waarom?

Vraag 9

Is gegronde vrees voor verduistering vereist met betrekking tot de beslagen sub (i) en sub (ii)?

Nadat beslag is gelegd op haar bankrekening, cedeert FireCracker al hetgeen zij op ING Bank te vorderen heeft en zal hebben aan Klaassen. Klaassen vordert vervolgens afgifte van het banksaldo. CityEvents meent echter, dat het banksaldo nog steeds onder haar beslag valt en dat zij zich daarop na verkrijging van een executoriale titel mag verhalen.

Vraag 10

Wie heeft gelijk en waarom?

Casus 2

Bert Vezel en Marianne Aalstra zijn betrokken bij een verkeersongeval. Ten aanzien van het ongeval kan van de navolgende gegevens worden uitgegaan.

Op zaterdagavond 24 oktober 2009 heeft zich omstreeks 21.00 uur op het fietspad langs de Venisserlaan te Maastricht, een aanrijding voorgedaan tussen Vezel en Aalstra. Vezel reed op een snorfiets en Aalstra reed op een bromfiets en kwam uit de tegenovergestelde richting.

Het fietspad heeft een breedte van ongeveer twee meter en is bestemd voor verkeer vanuit twee richtingen. Ter geleiding van het verkeer is het fietspad door middel van een onderbroken streep verdeeld in twee rijhelften.

Ten tijde van het ongeval verkeerde Aalstra onder invloed van alcohol. Ongeveer vier uren na het ongeval is bij haar bloed afgenomen. Daarin bleek sprake van 0,95 mg alcohol per ml bloed. Aalstra heeft hiermede de norm van art. 8 lid 2, aanhef en onder b Wegenverkeerswet overtreden.

Aalstra komt er met enkel een geschaafde knie van af. Bij Vezel daarentegen is het rechterjukbeen gebroken. Ook heeft hij een ernstige fractuur aan zijn rechterbovenbeen.

Vezel meent dat Aalstra aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden. Volgens Vezel hield Aalstra namelijk onder invloed van alcohol onvoldoende rechts en is daardoor de veroorzaker van het ongeval. Huiben is de advocaat van Vezel. Hij dagvaardt Aalstra en vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat Aalstra aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit het ongeval d.d. 24 oktober 2009 en Aalstra te veroordelen tot vergoeding van de door Vezel geleden en nog te lijden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Het proces-verbaal van de politie bevat naast de verklaringen van Vezel en Aalstra ook verklaringen van getuige A en getuige en B. Huiben wil de getuigen A en B laten horen door een rechter om te kijken of het verhaal van Vezel over de toedracht van het ongeval wordt ondersteund.

Vraag 1

Kan Huiben dit aan het begin van de reeds aanhangige procedure bewerkstelligen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Tijdens de procedure blijft de toedracht van het ongeval onduidelijk. Met name wordt niet duidelijk of de wegas door één of door beide partijen is overschreden. Wel staat vast dat Aalstra onder invloed van alcohol heeft gereden, zoals hierboven reeds vermeld.

Vraag 2

Zal de rechter in casu de omkeringsregel dienen toe te passen? Zo ja, waarom, en wat zijn de gevolgen hiervan? Zo neen, waarom niet, en wat zijn de gevolgen hiervan?

Vraag 3

Welke bewijskracht komt in de onderhavige procedure toe aan:

  1. het proces-verbaal van de politie;

  2. de getuigenverklaring van Aalstra.

Casus 3

Agnes Peek (wonende te Leiden) werkt als winkelbediende op de parfumerieafdeling van het warenhuis het Wespennest B.V., gevestigd te Utrecht. Zij is onheus bejegend door haar afdelingsmanager, Berend Kloppenburg (wonende te Breda). Hij heeft getracht haar te verleiden. Omdat zij niet is ingegaan op zijn avances, laat hij haar nu alle rotklussen opknappen die hij maar kan bedenken. Ze is niet langer in staat onder hem te werken. Zij wil de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk beëindigen. Vanwege 25 jaar trouwe dienst bij het Wespennest meent Peek recht te hebben op een “gouden handdruk”. Zij wil hiervoor de weg van art. 7:685 BW bewandelen door een ontbindingsprocedure tegen de werkgever te entameren.

Vraag 1

Bij welke absoluut en relatief bevoegde rechter zal deze procedure kunnen worden gevoerd? Bespreek in dit verband ook de subsectorcompetentie.

De werkgever dient veertien dagen voor de mondelinge behandeling een verweerschrift in, maar verschijnt niet ter terechtzitting.

Vraag 2

Kan de rechter hieraan de conclusie verbinden dat de werkgever hiermee zijn verweer heeft prijsgegeven?

Agnes Peek heeft enige tijd geleden een aantal zeer kostbare parfumflessen stuk laten vallen. Daarbij hebben klanten splinters glas in hun ogen gekregen. De schade van de klanten gezamenlijk bedraagt € 250.000. Het warenhuis vergoedt de schade en zoekt verhaal op Peek. Peek betwist de vordering van het warenhuis. Partijen komen overeen dat zij hun geschil zullen voorleggen aan het Nederlands Scheidsgerecht voor de warenhuizen (u mag aannemen dat dit bestaat).

Vraag 3

Is dit een ad hoc arbitrage? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Vraag 4

Stel dat het scheidsgerecht de vordering van het warenhuis toewijst, maar Peek weigert aan het scheidsrechterlijk vonnis te voldoen, welke rechtsmaatregel zou het warenhuis dan kunnen nemen?

Antwoordindicatie

Casus 1

Vraag 1 (7 punten)

Nu er in casu geen verdrag of EG-verordening van toepassing is, wordt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter op grond van art. 1 Rv bepaald door de algemene bepalingen neergelegd in deze afdeling (art. 2 Rv e.v.). Uit art. 6 aanhef en art. 6 sub a Rv vloeit voort dat de Nederlandse rechter ingeval van verbintenissen uit overeenkomst rechtsmacht heeft, indien de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. In art. 6a sub a Rv staat vermeld dat voor de toepassing van art. 6 sub a Rv de plaats van uitvoering in Nederland is gelegen voor de koop en verkoop van roerende zaken, indien de zaken volgens de overeenkomst in Nederland geleverd werden of geleverd hadden moeten worden. In casu is dit het geval.

Vraag 2 (11 punten)

Op grond van art. 42 RO is de rechtbank absoluut bevoegd. Voor de subsectorcompentie dient men te kijken naar art. 93 Rv. Het gaat hier immers om een dagvaardingszaak. Nu zich niet één van de in dat artikel genoemde situaties zich voordoet, behoort de kennisname van de zaak tot de competentie van de sector civiel. Met betrekking tot de relatieve bevoegdheid is art. 109 Rv van toepassing. In casu wijst art. 99 Rv namelijk geen rechter in Nederland aan. Op basis van art. 109 Rv is dan de rechter van de woonplaats van de eiser bevoegd. In casu is de rechter in ’s-Hertogenbosch bevoegd.

Vraag 3 (7 punten)

Aangezien CityEvents in de dagvaarding nog geen betaling van het boetebeding heeft gevorderd, komt dit neer op een vermeerdering van eis. Uit art. 130 lid 1 Rv volgt dat een vermeerdering van eis mogelijk is, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. Dit dient te geschieden bij conclusie of akte ter rolle. Nu FireCracker niet in het geding is verschenen, is een eisvermeerdering ingevolge art. 130 lid 3 Rv evenwel alleen mogelijk, indien CityEvents deze eisvermeerdering tijdig bij exploot aan FireCracker kenbaar heeft gemaakt.

Vraag 4 (7 punten)

Op grond van art. 139 Rv is tegen FireCracker verstek verleend, nu zij niet in het geding is verschenen. Uit art. 142 Rv volgt dat FireCracker dit verstek kan zuiveren door alsnog advocaat te stellen. Dit kan zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. In casu is nog geen eindvonnis gewezen, zodat FireCracker op deze wijze alsnog aan de procedure zou kunnen deelnemen.

Vraag 5 (4 punten)

Aangezien er in het dictum geen definitieve beslissing wordt genomen omtrent enig deel van het gevorderde, is het door de rechtbank gewezen vonnis een tussenvonnis.

De rechtsoverweging omtrent de toewijsbaarheid van de schadevergoeding betreft een bindende eindbeslissing, nu de rechter daarmee uitdrukkelijk en zonder (enig) voorbehoud heeft geoordeeld dat de vordering tot schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking komt.

Vraag 6 (12 punten)

Ingevolge art. 337 lid 2 Rv is tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Nu uit het dictum niet blijkt dat de rechter anders heeft bepaald, kan instelling van hoger beroep tegen dit tussenvonnis enkel worden ingesteld op de “voorwaarden” vermeld in HR 23-1-2004, NJ 2005, 510 (Ponteecen/Stratex c.s.). FireCracker dient zich binnen de beroepstermijn te wenden tot de rechter die het vonnis heeft gewezen met het verzoek om alsnog te bepalen dat (hoger) beroep tegen dit tussenvonnis kan worden ingesteld. Op grond van art. 339 lid 1 Rv dient het hoger beroep te zijn ingesteld binnen drie maanden vanaf de dag van uitspraak. Dit geschiedt door middel van een (appel)dagvaarding ex art. 343 Rv.

Vraag 7 (9 punten)

Het betreft hier een geldvordering in kort geding. Ingevolge HR 29-3-1985, NJ 1986, 84 (M’Barek/Van der Vloodt) kan een dergelijke vordering met succes worden ingesteld indien (cumulatief):

  • het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is;

  • feiten en omstandigheden meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist;

  • de voorzieningenrechter in de afweging van de belangen van partijen de vraag naar de onmogelijkheid van terugbetaling (restitutierisico) betrekt.

Vraag 8 (4 punten)

Aangezien er in casu nog geen executoriale titel is, als bedoeld in art. 430 Rv zijn de gelegde beslagen conservatoir:

sub (i) een conservatoir beslag op de bankrekening;

en sub (ii) een conservatoir beslag op de bedrijfsvoorraad.

Vraag 9 (7 punten)

Beslag sub (i) bankrekening:

Art. 718 e.v. Rv bevatten geen (verwijzings)regel dienaangaande, zodat ten aanzien van dit beslag geen vrees voor verduistering vereist is.

Beslag sub (ii) bedrijfsvoorraad:

Op grond van art. 711 lid 1 Rv dient voor het verkrijgen van verlof in beginsel aangetoond te worden dat er gegronde vrees voor verduistering bestaat. Echter, nu FireCracker geen bekende woonplaats in Nederland heeft, kan in casu op grond van art. 765 Rv beslag worden gelegd zonder dat vrees voor verduistering behoeft te worden aangetoond.

Vraag 10 (7 punten)

Ingevolge art. 720 Rv j° art. 475h lid 1 Rv kan een vervreemding, bezwaring, afstand of onderbewindstelling van een door het beslag getroffen vordering, tot stand gekomen nadat het beslag is gelegd, niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen, zodat CityEvents gelijk heeft. Zulks volgt ook uit HR 25-1-1991, NJ 1992, 552 (Van Berkel/Tribosa).

Casus 2

Vraag 1 (3 punten)

Ja, Huijben kan dit bewerkstelligen. Uit art. 186 lid 2 Rv volgt immers dat de rechter op verzoek van een partij een voorlopig getuigenverhoor kan bevelen, ook tijdens een reeds aanhangig geding. Op deze wijze kan Huiben getuigen A en B laten horen door een rechter om te kijken of het verhaal van Vezel over de toedracht van het ongeval wordt ondersteund.

Vraag 2 (12 punten)

Omkeringsregel: HR 24 december 1999, NJ 2000, 428 (Gouda/Lutz) of Kastelijn/Achtkarpselen.

Criteria arrest:

Er moet sprake zijn van een norm die dient ter voorkoming van een specifiek gevaar terzake van het ontstaan van schade bij een ander.

Voor de toepassing van de omkeringsregel dient het volgende vast te staan:

  • dat de litigieuze gedraging in strijd is met die norm;

  • en dat het gevaar zich heeft verwezenlijkt.

Toepassing criteria op de casus:

In casu is aan alle voorwaarden voor toepassing van de omkeringsregel voldaan.

Of:

  • De norm ter voorkoming van een specifiek gevaar: de norm van art. 8 lid 2 (aanhef en onder b) Wegenverkeerswet strekt specifiek ter voorkoming van verkeersongevallen;

  • De gedraging van Aalstra die in strijd is met de betreffende norm: rijden onder invloed van het toegestane alcoholpercentage;

  • Het gevaar dat zich verwezenlijkt: het verkeersongeval.

Conclusie:

De rechter dient de omkeringsregel toe te passen. Gevolgen van de toepassing van de omkeringsregel:

Het causaal verband tussen het rijden onder invloed en het verkeersongeval is hiermee gegeven. Op grond van deze regel moet worden aangenomen dat Aalstra aansprakelijk is, tenzij Aalstra bewijst (aannemelijk maakt) dat het ongeval ook zonder dit gevaarzettend gedrag zou zijn ontstaan.

Vraag 3 (9 punten)

a. Proces-verbaal politie:

De bewijskracht is aan het oordeel van de rechter overgelaten (vrije bewijskracht) ex art. 152 lid 2 Rv.

Getuigenverklaring Aalstra b.

Aalstra is partijgetuige (of een partij die als getuige optreedt). Uit art. 164 lid 2 Rv kan een verklaring omtrent haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt tot aanvulling van onvolledig bewijs: in dat geval heeft de getuigenverklaring vrije bewijskracht ex art. 152 lid 2 Rv.

Casus 3

Vraag 1 (10 punten)

De rechtbank is op grond van art. 42 RO absoluut bevoegd. Ingevolge art. 7:685 BW behoort de kennisname van de zaak tot de competentie van de kantonrechter (subsector).

Op grond van art. 7:685 lid 3 BW j° art. 99 Rv en art. 100 Rv is de rechter van de woonplaats van de verweerder, respectievelijk de rechter van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt of laatstelijk werd verricht, relatief bevoegd. In casus is dat de kantonrechter te Utrecht.

Vraag 2 (7 punten)

Uit HR 9 juni 2006, NJ 2006, 237 (Janssen/Hobbelen) volgt dat de rechter er slechts vanuit kan gaan dat een partij een verweer heeft prijsgegeven, indien dat uitdrukkelijk of stilzwijgend, op ondubbelzinnige wijze is geschied.

Bovendien dient de rechter een dergelijke beslissing tenminste zodanig te motiveren, dat zij voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtengang.

Toepassing op de casus:

De rechter kan aan het enkel niet verschijnen op de zitting niet de conclusie verbinden dat de werkgever hiermee zijn verweer heeft prijsgegeven.

*Dit arrest is niet beperkt tot de dagvaardingsprocedure.

Vraag 3 (3 punten)

Hier is geen sprake van een ‘ad hoc arbitrage’. Van ‘ad hoc arbitrage’ spreekt men wanneer partijen niet arbitreren op basis van een arbitragereglement, en in casu wordt geprocedeerd bij (en conform het reglement van) het Nederlands Scheidsgerecht voor de Warenhuizen.

Vraag 4 (2 punten)

Op grond van art. 1062 lid 1 Rv kan het warenhuis de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken om verlof tot tenuitvoerlegging (exequatur) van het arbitrale vonnis.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Burgerlijk Procesrecht - UL - Rechten - B3 - Oefenbundel

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2019

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2019


Onderdeel A

Kies het juiste antwoord en beargumenteer waarom dat antwoord juist is. (10 pnt)

Vraag 1 (5 pnt)

Hendrik-Jan is op tweede kerstdag 2017 iets te lang doorgezakt met zijn neef en bedenkt zich ineens dat hij nog wat grond moet verplaatsen op zijn landgoed. Hij stapt in zijn graafmachine en rijdt dwars door het hek van Peter en vernielt ook een groot deel van zijn tuin met kostbare bloemen erin. De schade bedraagt € 40.000,-. Peter begint bij de bodemrechter een rechtszaak tegen Hendrik-Jan en vordert vergoeding van zijn schade ad € 40.000,- uitvoerbaar bij voorraad. Enige maanden later besluit Peter in de reeds aanhangige bodemprocedure een voorschot van € 10.000,- uitvoerbaar bij voorraad te vorderen. De bodemrechter wijst in zijn vonnis, hangende de bodemprocedure, het voorschot ten bedrage van € 10.000,- uitvoerbaar bij voorraad toe.

Welke uitspraak is juist?

  1. Tegen dit vonnis kan ofwel tussentijds dan wel tegelijk met het eindvonnis hoger beroep worden ingesteld.
  2. Tegen dit vonnis kan alleen tussentijds hoger beroep worden ingesteld, omdat hoger beroep van dit vonnis niet mogelijk is tegelijk met het hoger beroep tegen het eindvonnis.
  3. Tegen dit vonnis is tussentijds beroep niet mogelijk, tenzij de rechter anders bepaalt, omdat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met het hoger beroep tegen het eindvonnis.
  4. Tegen dit vonnis is hoger beroep niet mogelijk, omdat slechts hoger beroep tegen het eindvonnis mogelijk is.

Vraag 2 (5 pnt)

Tijdens de echtscheidingprocedure van Rashid en Sarah legt Sarah nauwelijks gegevens inzake haar financiële draagkracht over, ondanks dat dit meerdere malen verzocht wordt.. Uiteindelijk oordeelt de appelrechter dan ook dat Sarah geen volledige openheid van zaken heeft gegeven omtrent haar werkelijke financiële draagkracht voor het betalen van kinderalimentatie en partneralimentatie. Door middel van ambtshalve toepassing van art. 21 Rv oordeelt de appelrechter vervolgens dat Sarah onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is de door Rashid verzochte onderhoudsbijdragen te betalen en wijst derhalve de door Rashid verzochte kinderalimentatie en partneralimentatie in zijn beschikking volledig toe. Sarah gaat in cassatie tegen deze uitspraak.

De belangrijkste klachten in haar cassatieberoep komen erop neer:

  • dat de feitenrechter art. 21 Rv in beginsel niet ambtshalve had mogen toepassen;
  • en dat de feitenrechter art. 21 Rv onjuist heeft toegepast, omdat zij (Sarah) wel aan deverplichting van art. 21 Rv heeft voldaan.

Welke uitspraak is juist?

  1. De Hoge Raad zal de beslissing van de feitenrechter casseren, omdat de in art. 21 Rv neergelegde volledigheids- en waarheidsplicht in de verzoekschriftprocedure niet geldt.
  2. De Hoge Raad zal de beslissing van de feitenrechter casseren, omdat de feitenreChipmunkchter art. 21 Rv niet ambtshalve mag toepassen.
  3. De Hoge Raad zal Sandra niet-ontvankelijk verklaren, omdat cassatie in verzoekschriftprocedures niet mogelijk
.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen oktober 2018

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen oktober 2018


Onderdeel A

Kies het juiste antwoord en beargumenteer waarom dat antwoord juist is. (10 pnt)

Vraag 1

Hieronder staan vier uitspraken. Welke uitspraak is juist?

  1. Elk vonnis dat in kracht van gewijsde gaat, krijgt gezag van gewijsde.
  2. Een uitspraak gaat in kracht van gewijsde als daartegen geen enkel rechtsmiddel meer openstaat.
  3. Partijen bepalen de feitelijke grondslag van de vordering en het verweer en de rechter is bij zijn onderzoek en zijn beslissing in de regel daaraan gebonden.
  4. Vanwege de autonomie van partijen is de rechter niet bevoegd zelfstandig na te gaan welke rechtsregels op de in de procedure vaststaande feiten van toepassing zijn.

Vraag 2

Volgens een advocaat is is eiswijziging in hoger beroep ook bij pleidooi op grond van art. 130 lid 1 Rv jo 353 lid 1 Rv altijd nog mogelijk, indien de appellant bij zijn reeds ingestelde eis uitging van onvolledige gegevens.

Welke uitspraak is juist?

  1. De advocaat heeft gelijk, omdat een geschil altijd aan de hand van de juiste gegevens moet worden beslist.
  2. De advocaat heeft in zoverre gelijk dat dit mag als de wederpartij met de eiswijziging ondubbelzinnig instemt.
  3. De advocaat heeft gelijk, tenzij de eiswijziging in strijd is met de goede procesorde.
  4. De advocaat heeft geen gelijk, omdat vanwege de positieve zijde van de devolutieve werking van het hoger beroep eiswijziging in dit stadium van het proces niet meer mogelijk is.

Onderdeel B

Motiveer je antwoorden en verwijs, waar mogelijk, naar relevante jurisprudentie en/of wetsartikelen. (30 pnt)

Casus I

Fast Cash BV (“FC”) is een microkrediet bedrijf, gevestigd te Groningen. Tot 2017 investeert FC geld van particulieren in projecten in ontwikkelingslanden. In 2018 besluit het bestuur dat het bedrijf de activiteiten moet uitbreiden naar kapitaalinjecties in duurzame projecten in het buitenland. Omdat FC die markt nog niet goed kent, besluit het bestuur dat ze bij de eerste kapitaalinjectie zelf geadviseerd willen worden. Zij huren daar Schaufmeister Finance GmBH (“SF”) voor in. SF is statutair gevestigd te Frankfurt (Duitsland) waar ook het hoofdbestuur zetelt. De Nederlandse afdeling van SF (geen aparte vennootschap) werkt volledig vanuit Groningen en voert al haar werkzaamheden in Nederlnad uit. Walid en Heidi adviseren FC namens SF. Zij adviseren te investeren in duurzaam vakantiepark Ruigrok. Momenteel waarderen zij het project op € 5 miljoen, maar zij voorspellen dat het project in 2021 € 15 miljoen waard zal zijn. FC doet de investering van € 3 miljoen.
In 2019 wil FC het project verkopen. Uit het taxatierapport blijkt dat het project in 2019 slechts € 750.000,- waard is en in 2017 maximaal € 2 miljoen. Het blijkt dat Walid en Heidi bij het opstellen

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2018

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2018


Onderdeel A

Kies het juiste antwoord en beargumenteer waarom dat antwoord juist is. (10 pnt)

Vraag 1

Nicolien loopt een flinke wond aan haar vinger op als zij een fles whiskey wil open maken en bovenkant van de fles in tweeën barst terwijl ze de kurk eruit trekt. De Nederlandse importeur van het merk krijgt een vordering tot schadevergoeding binnen van Nicolien, waarin ze stelt dat de fles een gebrek had en dat het onrechtmatig is om dit soort producten op de Nederlandse markt te brengen. De importeur betwist dit tijdens de zitting. De rechter overweegt in zijn tussenvonnis als volgt: ”als er vastgesteld is dat Nicolien op een wijze open maakte volgens hetgeen in maatschappelijk gebruikelijk, dan is er tevens vastgesteld dat de schade door een gebrekkige fles komt, bijzondere omstandigheden buiten gelaten."

Deze werkwijze van de rechter kan als volgt worden gekwalificeerd:

  1. Omkering van de bewijslast.
  2. Verzwaarde motiveringsplicht.
  3. Rechterlijk vermoeden.
  4. Toepassing van de omkeringsregel ten aanzien van het causaal verband.

Vraag 2

Layla heeft een geldvordering op Niels en legt conservatoir derdenbeslag gelegd onder diens debiteur SNS bank.

Welke uitspraak is na bovengenoemde beslaglegging juist?

  1. Niels kan nu zijn vordering op de SNS niet meer rechtsgeldig aan Mark overdragen (art. 3:84 lid 1 BW).
  2. In het geval dat Niels nu zijn vordering op de SNS aan Mark rechtsgeldig overdraagt, zal deze cessie niet aan Layla kunnen worden tegengeworpen.
  3. Het conservatoir derdenbeslag vervalt van rechtswege, indien Layla’s geldvordering (eis in hoofdzaak) door de rechter wordt afgewezen en het vonnis waarbij de afwijzing is uitgesproken door de rechter uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
  4. Niels kan nu zijn vordering op de SNS wel aan Mark rechtsgeldig overdragen en Layla kan het conservatoir derdenbeslag niet tegen Mark inroepen, indien Mark ten tijde van de cessie te goeder trouw is en hij de vordering onder bezwarende titel verkrijgt.

Onderdeel B

Motiveer je antwoorden en verwijs, waar mogelijk, naar relevante jurisprudentie en/of wetsartikelen. (30 pnt)

Casus I

Fiscalist Jerry Chong is na een circa vijf jaar op de Zuidas te hebben gewerkt wel toe aan wat rust. Hij vraagt wat rond en kijkt op enkele blogs en komt tot de conclusie dat het tijd is om een lange reis te maken door Vietnam en Cambodja.  In een hostel in Saigon ontmoet hij Lisa Versteeg uit Groningen. Ze gaan samen door met reizen en er begint iets te broeien tussen de twee. Wanneer ze terug zijn in Nederland besluiten ze nog een aantal dates te doen. Alles gaat vrij snel en ze trouwen na twee jaar. Jerry gaat weer aan de slag in

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen oktober 2017

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen oktober 2017


Deel A: Kies het juiste antwoord en beargumenteer waarom dat antwoord juist is.

Vraag 1
Hieronder staan vier uitspraken. Welke uitspraak is onjuist?

  1. Een arbitraal vonnis kan met betrekking tot de motivering enkel worden vernietigd wanneer de motivering in het vonnis geheel ontbreekt.
  2. De rechter kan terugkomen op een bindende eindbeslissing, indien deze eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.
  3. Een uitspraak gaat in kracht van gewijsde als daartegen geen gewone rechtsmiddelen meer openstaan.
  4. De rechter kan het gezag van gewijsde niet ambtshalve toepassen.

Vraag 2
Tim vordert in rechte van Melissa betaling van € 35.000,- ter zake van een aan Melissa verkochte en geleverde Oldtimer. Op maandag 7 augustus 2017 wordt de vordering bij verstek integraal toegewezen. De deurwaarder laat op donderdag 10 augustus 2017 op rechtsgeldige wijze een afschrift van het exploot in een gesloten envelop aan haar woonplaats achter, omdat Melissa weigert het afschrift in ontvangst te nemen.
Zes weken later: op donderdag 21 september 2017 spreken Tim en Melissa elkaar telefonisch. In dat telefoongesprek geeft Melissa aan dat zij het vonnis heeft gelezen, maar daaraan niet zal voldoen voordat Tim enkele gebreken aan de Oldtimer heeft hersteld, waarvan Tim had toegezegd dat deze reeds vóór de verkoop zouden zijn hersteld. Voorts geeft Melissa aan dat zij het vonnis zal bestrijden, desnoods tot aan de Hoge Raad.
Welke uitspraak is juist?

Melissa kan op vrijdag 6 oktober 2017:

  1. geen verzet (meer) tegen het vonnis instellen, noch daartegen in hoger beroep gaan.
  2. geen verzet (meer) tegen het vonnis instellen, maar wel daartegen in hoger beroep gaan.
  3. nog wel verzet tegen het vonnis instellen, maar niet daartegen in hoger beroep gaan.
  4. zowel verzet als hoger beroep tegen het vonnis instellen.

Vraag 3
Tandarts Koelewijn heeft in rechte van Pronk gevorderd een bedrag € 1.250,- wegens het vervaardigen van een frame voor de onderkaak. In het geding voor de kantonrechter heeft Pronk in zijn verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering en concludeert hij tot afwijzing van de vordering. Volgens Pronk heeft hij namelijk helemaal geen opdracht gegeven voor de gestelde werkzaamheden en bovendien heeft Koelewijn ondeugdelijk werk verricht, omdat het frame niet past.
Op de mondelinge behandeling verschijnt niemand aan de zijde van Pronk. Koelewijn vraagt aan zijn advocaat wat de rechter zal doen. Zijn advocaat stelt het volgende: “Oh, dat is heel simpel. Aangezien Pronk behoorlijk is opgeroepen en zonder bericht van verhindering niet is verschenen, zal de kantonrechter ervan uitgaan dat Pronk zijn verweer heeft prijsgegeven en op grond daarvan de vordering toewijzen zonder nadere motivering. Hij mag immers uit het niet-verschijnen van Pronk de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.”
Is de stelling van de advocaat juist?

  1. Deze stelling is juist
  2. Deze stelling is onjuist

Deel B: De antwoorden op de vragen bij dit

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2016

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2016


Vragen

Onderdeel A

Vraag 1

Geef voor de onderstaande stelling aan of deze juist of onjuist is en waarom.

Wie stelt, moet bewijzen!”

Onderdeel B

Vraag 1

De rechtenstudenten Meite en Motl hebben een discussie over de taakverdeling tussen de rechter en partijen binnen het burgerlijk procesrecht. Motl doet hierover de vier onderstaande uitspraken. Één van de vier uitspraken is juist. Welke uitspraak is dat en motiveer waarom die uitspraak juist is? De rechter mag niet zelfstandig nagaan welke rechtsregels op de in de procedure vaststaande feiten van toepassing zijn.

  1. De rechter mag partijen niet uit eigen beweging opdragen feitelijke stellingen nader toe te lichten.

  2. De rechter heeft vrijwel niets te zeggen over het verloop van de zaak en mag ter zake ook geen instructies geven.

  3. De rechter mag, behoudens een enkele uitzondering, niet meer of iets anders toewijzen dan door de eiser is gevorderd.

Vraag 2

Tijdens een door de rechter gelaste comparitie komen Sagi en Raizel tot een schikking waarmee zij hun geschil beëindigen. De rechter legt de tussen hen gemaakte afspraken in een proces-verbaal vast. Het proces-verbaal voldoet aan de door de wet daaraan gestelde eisen en vermeldt de woorden ‘in naam des Konings’. De gemaakte afspraken houden in dat de procedure wordt doorgehaald (art. 246 Rv) en dat Sagi aan Raizel binnen één maand een vergoeding betaalt van € 3.000,-. Na drie maanden is dit bedrag nog steeds niet aan Raizel betaald. Raizel zit dringend om het geld verlegen. Wat moet Raizel doen om haar geld zo spoedig mogelijk te krijgen?

  1. a. Conservatoir beslag leggen.

  2. b. In kort geding nakoming van de afspraak vorderen.

  3. c. Executoriaal beslag leggen.

  4. d. Heropening van de procedure vragen en daarin een provisionele vordering (art. 223 Rv) instellen.

Onderdeel C

De antwoorden op de vragen bij dit onderdeel kunnen kort zijn maar moeten wel, zo mogelijk onder verwijzing naar relevante wetsartikelen en jurisprudentie, gemotiveerd worden. Het louter verwijzen naar wetsartikelen en jurisprudentie zonder nadere motivering is niet voldoende, tenzij bij een bepaalde vraag uitdrukkelijk anders blijkt.

Casus

In het Italiaanse Napoli woont en werkt de professionele botenbouwer Lung Fung. Lung Fung heeft de Chinese nationaliteit. Henk Mastvast, statutair gevestigd en kantoorhoudende te Spakenburg, is ook professioneel botenbouwer en heeft bij Lung Fung radarapparatuur voor een zeilboot gekocht. Daarbij is tussen hen overeengekomen dat Lung Fung deze apparatuur zal afleveren bij de botenwerf van Mastvast in Spakenburg. Er ontstaat echter tussen hen een geschil. Lung Fung laat vervolgens onder opgave van redenen, die volgens Mastvast kant noch wal raken, weten de door Mastvast gekochte radarapparatuur niet te zullen leveren. Hierop besluit Mastvast tegen Lung Fung te gaan procederen. In deze procedure zal Mastvast nakoming van

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen oktober 2015

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen oktober 2015


Vragen

Onderdeel A (Vraag A)

Geef voor de onderstaande stelling aan of deze juist of onjuist is en waarom.

Het is niet toegestaan tot executie van een vonnis over te gaan indien het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en de termijn van een gewoon rechtsmiddel nog loopt.

Onderdeel B

Bij dit onderdeel kiest u het juiste antwoord en beargumenteert u waarom het door u
gekozen antwoord juist is. U kunt niet volstaan met de al dan niet gemotiveerde mededeling dat de andere antwoorden onjuist zijn.

Vraag 1

Welk beginsel speelt in het vierde lid van artikel 85 Rv de belangrijkste rol? Motiveer uw antwoord met het/de relevante wetsartikel(en) en een voorgeschreven arrest van de Hoge Raad.

  1. Hoor en wederhoor

  2. Waarheidsvinding

  3. Onpartijdige rechtspraak

  4. Partijautonomie

Vraag 2

De rechter gelast in een verzoekschriftprocedure waarin Jaap en Mies partij zijn, een onderzoek door een deskundige. Jaap weigert aan het onderzoek mee te werken. Op grond van die weigering en het ontbreken van andere onderzoeksgegevens geeft de rechter een beschikking waarin hij Mies in het gelijk stelt, omdat Jaap de in artikel 21 Rv neergelegde volledigheids- en waarheidsplicht heeft geschonden. Jaap gaat in cassatie tegen deze uitspraak.

De belangrijkste klachten in zijn cassatieberoep komen erop neer:

§ dat de lagere feitenrechter artikel 21 Rv in beginsel niet ambtshalve mag toepassen;

§ en dat de lagere feitenrechter artikel 21 Rv onjuist heeft toegepast, omdat hij (Jaap) wel aan de verplichting van artikel 21 Rv heeft voldaan.

Welke uitspraak valt in deze verzoekschriftprocedure te verwachten?

  1. De Hoge Raad zal casseren, omdat de in artikel 21 Rv neergelegde volledigheids- en waarheidsplicht in de verzoekschriftprocedure niet geldt.

  2. De Hoge Raad zal de beslissing van de lagere feitenrechter casseren, omdat deze artikel 21 Rv niet ambtshalve mag toepassen.

  3. De Hoge Raad zal Jaap niet ontvankelijk verklaren, omdat cassatie in verzoekschriftprocedures niet bestaat.

  4. De Hoge Raad zal niet casseren, omdat het aan de feitenrechter is overgelaten, te bepalen wanneer al dan niet aan de verplichting van artikel 21 Rv is voldaan.

Onderdeel C

Casus I

Het bedrijf Baanhof BV (Baanhof) is een betrekkelijk klein aannemingsbedrijf dat zich bezighoudt met onderhoud van het spoorwegnet van Nederland. Om de bielzen onder de treinrails te beschermen tegen optrekkend vocht, gebruikt Baanhof een speciaal soort verf die zij koopt van Brushy NV (Brushy). Deze verf is echter niet zo goed als Baanhof had verwacht want de daarmee behandelde bielzen blijken toch te zijn aangetast door optrekkend vocht. Als gevolg hiervan moeten de aangetaste bielzen worden vervangen. Baanhof begroot haar hierdoor geleden schade op vijf miljoen euro. Het eerste lid van artikel 6:74 BW luidt als volgt: Iedere tekortkoming in de nakoming van

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen juni 2015

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen juni 2015


Vragen

Casus 1

Meilech Lidtke is een aantal jaren als ruimtevaartdeskundige werkzaam geweest bij een Europese ruimtevaartorganisatie (EUSO). EUSO is gevestigd in Roermond. De overeenkomst is met wederzijds goedvinden vorig jaar beëindigd, omdat hij een andere baan in Nederland heeft gevonden. Meilech heeft de Poolse nationaliteit en zijn vaste woonplaats is Noordwijkerhout. Meilech had een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week bij EUSO. EUSO is altijd een prima werkgever voor Meilech geweest, maar de financiële afwikkeling van het dienstverband loopt stroef. Meilech heeft nog het nodige tegoed van EUSO. Na een paar maanden getouwtrek begint Meilech een gerechtelijke procedure en vordert achterstallig loon ad € 32.000,- en een onkostenvergoeding ad € 1200,- wegens het gebruikmaken van zijn eigen auto in plaats van een leaseauto. U mag ervan uitgaan dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.

Vraag 1

Welk(e) gerecht(en) is/zijn absoluut en relatief bevoegd om van deze zaak kennis te nemen?Bespreek in dit verband ook of de kantonrechter bevoegd is. De inleidende dagvaarding wordt uitgebracht. Op de datum waartegen EUSO is opgeroepen, blijkt, dat EUSO is gedagvaard tegen een niet-bestaande roldatum.

Vraag 2

Op welke twee wijzen zou in dit geval het dagvaarden tegen een niet-bestaande roldatum nog kunnen worden hersteld? De rechter wijst in eerste aanleg de vordering ad € 32.000,- toe en wijst het overige af. Meilech is het hier niet mee eens. Hij stelt tijdig appel in tegen deze uitspraak. Nadat zowel de memorie van grieven als de memorie van antwoord zijn ingediend, wil Meilech zijn eis verhogen met een bedrag van € 1500,-. Hij is namelijk in eerste aanleg vergeten om ook zijn niet uitbetaalde vakantiegeld te vorderen. EUSO laat op duidelijke en niet mis te verstane wijze weten akkoord te gaan met de eisvermeerdering. De rechter laat echter de eisvermeerdering buiten beschouwing op grond van een strakke hantering van de twee-conclusie-regel.

Vraag 3

Mocht de rechter in deze zaak de eisvermeerdering buiten beschouwing laten op grond van een strakke hantering van de twee-conclusie-regel? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet? Geef bij uw antwoord aan wat de twee-conclusie-regel inhoudt en in welk wetsartikel deze regel ligt besloten.

Casus 2

Het is ’s avonds laat en Motke Levy en Shaina Bremer rijden elkaar tegemoet op een smalle landweg die de dorpen Mook en Middelaar verbindt. In een flauwe bocht botsen hun auto’s frontaal op elkaar. Hoewel zowel Motke als Shaina ongeschonden zijn, zijn hun auto’s door de botsing zwaar beschadigd. Onmiddellijk beweert Motke dat Shaina de botsing heeft veroorzaakt. Zij is immers veel te hard de bocht ingereden. Shaina beweert op haar beurt echter, dat juist Motke veel te snel heeft gereden en dat hij dus degene is die de botsing heeft veroorzaakt. Partijen komen er onderling niet uit en bellen de politie. De politie arriveert en

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2015

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2015


Vragen

Casus 1

Jankel Halberstadt heeft al vele jaren een goed lopende zaak waar hij fietsen en aanverwante artikelen verkoopt. Jankel heeft één monteur in dienst: Schlomo Boaz. Hoewel Schlomo altijd goed en nauwkeurig heeft gewerkt, heeft hij het laatste jaar regelmatig fouten gemaakt. Jankel heeft hier met Schlomo een aantal malen over gesproken. Deze gesprekken zijn schriftelijk vastgelegd. Het blijkt dat Schlomo last heeft van stijfheid in zijn vingers. Dit bemoeilijkt het werk. Hij krijgt hiervoor medicijnen. Tevens is hij in behandeling bij een fysiotherapeut. Helaas verbetert het werk van Schlomo niet. Volgens Schlomo komt dit doordat de medicijnen niet aanslaan. Jankel gelooft hem niet. Dit geeft frictie en het contact tussen Jankel en Schlomo verslechtert. Inmiddels ondervindt Jankel ook nog de nadelen van de recessie. Jankel wil met spoed de arbeidsovereenkomst op basis van art. 7:685 BW ontbinden. Jankel overweegt het verschuldigde griffierecht niet te voldoen.

Vraag 1

Welke sanctie staat op niet-tijdige voldoening van het verschuldigde griffierecht? Uiteindelijk betaalt Jankel het griffierecht toch tijdig. Hij doet bij de rechter een beroep op ontbinding wegens verandering van omstandigheden. Schlomo verweert zich onder andere met de opmerking dat Jankel niet volledig is geweest met betrekking tot de weergave van de feiten. Zo heeft Jankel met geen woord gerept over het feit dat Schlomo last heeft van stijfheid in zijn vingers en dat hij hiervoor medicijnen inneemt en tevens in behandeling is bij een fysiotherapeut. Ook heeft hij maar één gespreksverslag overgelegd. Dit is het verslag van het enige gesprek waarbij niet over de aandoening van Schlomo is gesproken. Vaststaat dat deze constateringen van Schlomo op zichzelf juist zijn.

Vraag 2

Heeft Jankel hier een plicht geschonden? Zo ja, welke en waarom geldt deze plicht ook in deze procedure? Zo neen, waarom niet? De rechter ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens veranderde omstandigheden. Schlomo kan zich niet vinden in het oordeel van de rechter. Bovendien heeft de rechter het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. De rechter heeft Schlomo namelijk niet de gelegenheid gegeven om te reageren op een productie die Jankel later in de procedure heeft ingebracht. Schlomo wil tegen de uitspraak in hoger beroep gaan en vraagt u als advocaat om advies.

Vraag 3

Kan Schlomo tegen deze uitspraak appel instellen? Zo ja, op grond waarvan en binnen welke termijn dient dit te geschieden? Zo neen, waarom niet?

Casus 2

Na een onstuimig leven als kunstvervalser neemt Jakeb van Izaaks het besluit om voortaan als deugdzaam burger door het leven te gaan. Helaas, is dit goede voornemen slechts van korte duur. Hij laat namelijk na om de nog openstaande factuur ad € 475.000,- aan zijn advocaat mr. Biedermann te voldoen, dit ondanks herhaalde aanmaningen. Biedermann besluit via een bodemprocedure het bedrag ad € 475.000,- van Jakeb te vorderen. Nadat de procedure aanhangig is

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2013

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2013


Vragen

Casus 1

Arie Kuipers, woonachtig in Rotterdam, heeft begin 2012 een luxe jacht laten bouwen. Kort na de oplevering van de boot vaart hij op een augustus dag in 2012 over het IJ in Amsterdam. Op het ogenblik dat Arie in de richting van de kade vaart om af te meren,

komt zijn boot in aanvaring met de waterscooter van Wouter Fransen. Wouter is een student uit Brugge (België). Wouter heeft geen noemenswaardige schade, maar het jacht van Arie heeft aanzienlijke schade opgelopen. Blijkens de eerste schatting bedragen

de kosten voor herstel voor zijn jacht het niet geringe bedrag van €65.000,-.Arie wil de door hem geleden schade op Wouter verhalen. Volgens Arie is het ongeval en daarmee de schade namelijk ontstaan door het roekeloze vaargedrag van Wouter. Wouter is van mening dat Arie zelf de veroorzaker is van desbetreffende schade en weigert deze te vergoeden. Arie wil Wouter dagvaarden. Volgens Arie is de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd, ondanks het feit dat Wouter in België woont.

Vraag 1

Is het standpunt van Arie dat de Nederlandse rechter bevoegd is juist? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Stel dat de Nederlandse rechter inderdaad rechtsmacht heeft. Arie heeft Wouter gedagvaard tegen de rolzitting van 19 september 2012. Van de rechtbank verneemt Arie dat Wouter op 19 september 2012 in de procedure is verschenen.

Vraag 2

Kan Wouter in persoon procederen? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Nadat Wouter een conclusie van antwoord heeft genomen, bepaalt de aangezochte rechtbank in Rotterdam, dat een comparitie van partijen dient plaats te vinden. Wouter vraagt zich vervolgens af of de rechtbank Rotterdam wel bevoegd is. Hij is van mening dat een andere rechtbank relatief bevoegd is en dat Arie dus de verkeerde rechter heeft aangezocht.

Vraag 3

Kan Wouter zich in deze fase van de procedure beroepen op de relatieve onbevoegdheid van de rechter? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Op de dag van de comparitie verschijnt Arie ter terechtzitting, bijgestaan door zijn advocaat. Ook Wouter verschijnt op de zitting, echter zonder advocaat.

Vraag 4

Mag Wouter in persoon ter comparitie verschijnen? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Na afloop van de comparitie van partijen wijst de rechter in deze zaak een tussenvonnis. In dat vonnis bepaalt de rechter dat Arie wordt toegelaten bewijs te leveren van zijn stelling dat Wouter zeer roekeloos met zijn waterscooter over het IJ is gevaren.

Vraag 5

Kan Arie zelf ter staving van zijn vordering worden gehoord als getuige? Zo ja, op grond waarvan en welke bewijskracht heeft de getuigenis van Arie? Zo neen, waarom niet?

Stel dat de rechter na afloop van de comparitie van partijen geen tussenvonnis wijst met een bewijsopdracht, maar de vordering van Arie integraal

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2012

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2012


Vragen

Casus 1

Het bestuur van de Universiteit Leiden heeft besloten om al haar medewerkers dit jaar met kerst te verrassen met een doos luxe bonbons. Het bestuur geeft groothandel Kerst&Co B.V. te Voorburg de opdracht 4000 dozen luxe hazelnootbonbons (in exclusieve verpakking) aan de Universiteit te leveren op 22 december 2011, zodat ze nog vóór het kerstweekend aan de medewerkers kunnen worden uitgedeeld. Kerst&Co neemt de opdracht dankbaar aan en bestelt de hazelnootbonbons vervolgens bij de Colombiaanse vennootschap Dulce&Banana Ltd., die bekend staat om haar uitstekende kwaliteit chocolade, noten en vruchten. Speedy Ltd. (eveneens gevestigd in Colombia) wordt ingeschakeld voor het koeltransport van de bonbons van het bedrijfsterrein van Dulce&Banana in Colombia naar Voorburg. Uiteindelijk worden de hazelnootbonbons medio december geleverd aan Kerst&Co, die ze verpakt en wel op 22 december bij de Universiteit op het Rapenburg bezorgt.

Na het kerstweekend klagen de medewerkers dat zij in de dozen bonbons beestjes hebben aangetroffen. Later blijkt het te gaan om de zogenaamde notenkever, die zich snel voortplant maar – gelukkig – niet schadelijk is voor de gezondheid. Kerst&Co wordt op de hoogte gesteld en dezelfde dag nog adviseert Kerst&Co de Universiteit en haar medewerkers de bonbons weg te gooien, voor zover zij dit niet al hebben gedaan. Het bestuur van de Universiteit stelt zich vervolgens op het standpunt dat Kerst&Co voor vervangende kerstpakketten moet zorgen. In overleg wordt besloten dat Kerst&Co met oud en nieuw luxe champagnepakketten zal bezorgen bij de Universiteit. De extra kosten die Kerst&Co in dat verband moet maken bedragen €26.000,-. Kerst&Co wil door middel van een procedure bewerkstelligen dat Dulce&Banana en Speedy hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade, omdat zij meent dat de verantwoordelijkheid voor het intreden van de schade bij hen (althans, één van hen) rust.

Vraag 1

Welke rechter heeft rechtsmacht? Vermeld tevens welke rechter absoluut en relatief bevoegd is om van de vordering van Kerst&Co kennis te nemen en bespreek de subsectorcompetentie (de bevoegdheid van de sector civiel of sector kanton).

In de procedure die vervolgens aanhangig wordt gemaakt verschijnt Dulce&Banana op de wettelijk voorgeschreven wijze. Van Speedy wordt echter taal noch teken vernomen. De rechter stelt vast dat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, waarna hij tegen Speedy verstek verleent.

Vraag 2

Kan Speedy in een later stadium, voordat de rechter vonnis wijst, alsnog aan de procedure deelnemen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

In afwezigheid van Speedy wordt doorgeprocedeerd. Dulce&Banana voert gemotiveerd verweer bij conclusie van antwoord. Zij stelt zich op het standpunt dat iedere grond voor de gevorderde schadevergoeding van €26.000,- ontbreekt. Volgens Dulce&Banana heeft zij immers een goede kwaliteit bonbons geleverd aan Kerst&Co zodat geen sprake is van een tekortkoming.

Eventuele gebreken moeten zijn ontstaan nadat de bonbons haar bedrijfsterrein hebben verlaten, bijvoorbeeld tijdens

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen juni 2011

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen juni 2011


Vragen

Casus 1

Anderson B.V. exploiteert al jaren een goedlopend bruin café, genaamd Passie, in Rijswijk. Vanaf augustus 2010 drijft Stevanos B.V., eveneens gevestigd in Rijswijk, een exclusief sterrenrestaurant onder de naam La Pasión. Anderson B.V. stelt dat Stevanos B.V. door het voeren van de handelsnaam La Pasión ingevolge de Handelsnaamwet inbreuk maakt op haar handelsnaamrechten. Anderson B.V. besluit een kort geding aan te spannen, waarin zij een bevel jegens Stevanos B.V. vordert om – kort gezegd – elke inbreuk op de handelsnaam van Anderson B.V. te staken en gestaakt te houden, dit op straffe van een dwangsom van € 5000,- per dag dat Stevanos B.V. met de nakoming van dit bevel in gebreke blijft.

Vraag 1

Bij welke absoluut en relatief bevoegde rechter kan deze kortgedingvordering worden ingesteld?

Vraag 2

Is verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat voor zowel Anderson B.V. als Stevanos B.V. Vereist?

De kortgedingrechter wijst vervolgens de vordering integraal toe, waarbij voorshands wordt aangenomen dat er door dit handelsnaamgebruik verwarring bij het publiek zal ontstaan. Het spoedeisende belang bij het gevorderde bevel acht de rechter mede gelegen in het voortdurende karakter van de inbreuk. Het vonnis wordt tevens uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Vraag 3

Wordt de dwangsom bij overtreding van het bevel door Stevanos B.V. automatisch verbeurd?

Stevanos B.V. is het met de uitspraak van de kortgedingrechter niet eens en besluit in appel te gaan.

Vraag 4

Binnen welke termijn dient Stevanos B.V. appel in te stellen en op welke wijze moet dit rechtsmiddel worden ingeleid?

De appelrechter acht de door Stevanos B.V. tegen het vonnis geformuleerde grieven gegrond en vernietigt het in eerste aanleg gewezen kortgedingvonnis.

Vraag 5

Kan Stevanos B.V. inmiddels verbeurde en door Anderson B.V. geïnde dwangsommen terugvorderen? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Stel de feitelijke gang van zaken was na het wijzen van het kortgedingvonnis een andere geweest. In plaats van hoger beroep stelt Stefanos B.V. een bodemprocedure tegen Anderson B.V. in. Stefanos B.V. vordert in deze bodemprocedure om voor recht te verklaren, dat Stefanos B.V. door het voeren van de naam La Pasión geen inbreuk maakt op de handelsnaamrechten van Anderson B.V.

Drie maanden na het wijzen van het kortgedingvonnis oordeelt de bodemrechter dat Stefanos B.V. gelijk heeft en er inderdaad geen sprake is van inbreuk op de handelsnaamrechten van Anderson B.V. Niettemin sommeert laatstgenoemde Stevanos B.V. tot betaling van in de periode tussen het kortgedingvonnis en het bodemvonnis verbeurde dwangsommen.

Is Stevanos B.V., gelet op de uitspraak van de bodemrechter, nog wel tot betaling van de dwangsommen verplicht? Zo ja, op grond waarvan? Zo neen, waarom niet?

Casus 2

Albert Grootmans heeft een nieuwe villa gekocht aan het water. Om zijn nieuwe huis vanaf de openbare weg te bereiken dient hij een kanaal over te steken. De huidige brug

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2011

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen januari 2011


Vragen

Casus 1

In de zomer van 2008 werd in het kader van een internationaal, grotendeels door een Argentijnse vleesexporteur gefinancierd, uitwisselingsprogramma een voetbalwedstrijd gespeeld tussen een team uit Nederland en een team uit Argentinië. De wedstrijd vond plaats in Wassenaar. Danny de Snoo (wonende te Amsterdam) speelde in het Nederlandse team en Mordechay Gonzalez (wonende te Buenos Aires) in het Argentijnse team. Aan het eind van de tweede helft van een spannende wedstrijd kwam spits Danny weer aan de bal. Hij rende over het veld richting het doel van de tegenstander. Nadat hij twee spelers voorbij had gespeeld, speelde hij de bal in de richting van het zestien meter gebied van het veld met de bedoeling er achter aan te rennen. Vlak na het inzetten van deze actie heeft Mordechay in een verdedigende actie – een opzettelijke sliding – Danny vanaf rechts achter op grove wijze op de rechterenkel geraakt. Mordechay heeft voor deze actie een rode kaart van de scheidsrechter gekregen. Als gevolg van het incident heeft de 28-jarige Danny ernstig letsel aan zijn rechtervoet. Hij is geopereerd, niet goed meer in staat om te rennen en kampt met enkele verdere beperkingen. Danny wil zijn letselschade, begroot op € 150.000,-, uit hoofde van onrechtmatige daad op Mordechay verhalen.

Vraag 1

Waarom heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in een door Danny tegen Mordechay aanhangig te maken procedure?

Vraag 2

Bij welke absoluut en relatief bevoegde Nederlandse rechter kan de procedure aanhangig worden gemaakt? Bespreek in dit verband ook de subsectorcompetentie.

Danny dagvaardt Mordechay om op woensdag 13 augustus 2008 te verschijnen.

Vraag 3

Welke dagvaardingstermijn geldt in deze zaak?

Op 1 augustus 2008 ontdekt de advocaat van Danny dat hij deze dagvaardingstermijn niet in acht heeft genomen.

Vraag 4

Welke sanctie verbindt de wet in principe aan deze processuele fout, en kan de advocaat de fout nog herstellen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Mordechay verschijnt op de wettelijk voorgeschreven wijze in de procedure en voert bij conclusie van antwoord verweer. De kern van het principaal verweer houdt in dat de actie slechts was ingezet in het kader van een normale verdediging.

Na afloop van de comparitie wordt door de rechter een tussenvonnis gewezen, waarin Danny (op basis van toepasselijk Nederlandse recht) wordt opgedragen te bewijzen dat de actie van Mordechay dermate ernstig was dat deze buiten het normale risico valt dat men in een voetbalwedstrijd loopt. Danny beroept zich in verband met de bewijslevering op:

  1. een DVD met videobeelden van de voetbalwedstrijd, waarop de litigieuze sliding van Mordechay (vanaf een behoorlijke afstand opgenomen) te zien is;

  2. de in een voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen van medespelers uit het team van Danny en toeschouwers die er – zakelijk weergegeven – op neerkomen dat de sliding van

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen juni 2010

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen juni 2010


Vragen

Casus I

Frederik de Bolder (wonende te Amsterdam) is vermogensbeheerder, en beheert voor verschillende vermogende particulieren beleggingsportefeuilles. De kredietcrisis gaat evenwel ook niet voorbij aan De Bolder. Nadat hij jarenlang grote rendementen heeft behaald voor zijn cliënten, ziet hij vanaf het najaar van 2008 de waarde van de beleggingsportefeuilles fors dalen. Dit geldt ook voor de beleggingsportefeuille van het echtpaar Meyenfeldt (wonende te Baarn). Op advies van De Bolder heeft het echtpaar Meyenfeldt destijds belegd in het Moldau Fonds, een fonds dat zich met name richt op investeringen in Oost-Europa. Het grootste deel van het Moldau Fonds betreft een investering in autofabriek BORAT in Praag. De dalende autoverkoop ten gevolge van de economische malaise lijkt een belangrijke oorzaak te zijn voor de daling van de waarde van de beleggingsportefeuille. Het echtpaar Meyenfeldt meent dat De Bolder hun financiële belangen niet goed heeft behartigd, en wil door middel van een gerechtelijke procedure een schadevergoeding van € 1.500.000 verkrijgen (de waardedaling van de beleggingsportefeuille).

Vraag 1

Nadat de inleidende dagvaarding is uitgebracht, blijkt op de datum waartegen De Bolder is opgeroepen dat is gedagvaard tegen een niet-bestaande roldatum. Op welke twee wijzen zou dit nog kunnen worden hersteld?

Vraag 2

Stel dat in de inleidende dagvaarding niet is voldaan aan de substantiëringsplicht. Heeft dit ten gevolge dat de dagvaarding nietig is?

In het vervolg van de casus kunt u er vanuit gaan dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend en aangebracht op de in de dagvaarding genoemde roldatum. Nadat De Bolder voor antwoord heeft geconcludeerd, beveelt de rechter een comparitie van partijen. Daags voor de comparitie stuurt de advocaat van De Bolder nog een nagekomen productie toe aan de rechtbank. Het betreft een in de Tsjechische taal gestelde overeenkomst van 50 pagina’s, waaruit volgens de advocaat van De Bolder blijkt dat er juist een grote order bij BORAT is binnengekomen, op grond waarvan de verwachting bestaat dat de aandelen BORAT op korte termijn flink in waarde zullen stijgen. Volgens de advocaat van De Bolder moet met deze omstandigheid rekening gehouden worden in de onderhavige procedure. Het echtpaar Meyenfeldt stelt daarentegen dat zij te weinig tijd heeft gehad om van de overeenkomst kennis te nemen.

Vraag 3

Welke beslissing zal de rechter nemen met betrekking tot deze productie?

Tijdens de comparitie voert De Bolder aan dat hij zijn aansprakelijkheidsverzekeraar in vrijwaring wil oproepen, voor het geval dat hij in de hoofdzaak wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het echtpaar Meyenfeldt. Hij stelt daartoe tijdens de comparitie een vordering tot oproeping in vrijwaring in.

Vraag 4

Welke beslissing zal de rechter nemen met betrekking tot deze vordering?

Na afloop van de comparitie wijst de rechter een vonnis, waarbij aan het echtpaar Meyenfeldt wordt opgedragen te bewijzen dat tussen partijen is overeengekomen dat

.....read more
Access: 
Public
Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen december 2009

Burgerlijk Procesrecht - UL - B3 - Oefententamen december 2009


Vragen

Casus I

In de zomer van 2009 heeft op Scheveningen de 30e editie van het jaarlijkse Internationale Vuurwerkfestival plaatsgevonden. In het kader van dit jubileum zou CityEvents B.V. (gevestigd te ’s-Hertogenbosch) een extra vuurwerkshow verzorgen op de avond voorafgaande aan het festival. CityEvents had daartoe vuurwerk ingekocht bij FireCracker (een vennootschap naar het recht van de Volksrepubliek China, gevestigd te Shanghai). FireCracker zou het vuurwerk volgens de overeenkomst één maand voor de show afleveren in ’s-Hertogenbosch, doch deze levering is – ondanks aanmaningen door CityEvents – uitgebleven. CityEvents heeft zich daarom genoodzaakt gezien om op stel en sprong vuurwerk bij een andere leverancier in te kopen, teneinde de show doorgang te laten vinden. De extra kosten die CityEvents in dit verband heeft moeten maken (€400.000), wil zij in een gerechtelijke procedure verhalen op FireCracker.

Vraag 1

Waarom heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in een door CityEvents tegen FireCracker aanhangig te maken procedure?

Vraag 2

Bij welke absoluut en relatief bevoegde Nederlandse rechter kan deze procedure aanhangig worden gemaakt? Bespreek in dit verband ook de subsectorcompetentie.

Stel dat FireCracker op de in de dagvaarding aangezegde roldatum niet bij advocaat verschijnt. Nadat de rechter heeft vastgesteld dat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen FireCracker verstek verleend. Stel verder dat in de dagvaarding enkel de extra kosten ad €400.000 gevorderd worden, maar dat CityEvents in de aanhangige procedure ook nakoming wil vorderen van het in de overeenkomst opgenomen boetebeding ad €200.000.

Vraag 3

Kan CityEvents in de aanhangige procedure alsnog nakoming van het boetebeding ad €200.000 vorderen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Vraag 4

Zou FireCracker alsnog aan de procedure kunnen deelnemen? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Stel dat FireCracker wèl bij advocaat op de in de dagvaarding aangezegde roldatum is verschenen, en bij conclusie van antwoord verweer heeft gevoerd. Nadat een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, wijst de rechter een vonnis waarin wordt overwogen dat de extra kosten die CityEvents heeft moeten maken voor toewijzing in aanmerking komen, doch dat voor de vaststelling van de hoogte van deze kosten nadere bewijslevering door CityEvents noodzakelijk is.

Het dictum van dit vonnis luidt:

Laat CityEvents toe tot het bewijs van de hoogte van de extra kosten die zij heeft moeten maken in het kader van de aankoop van vervangend vuurwerk voor de vuurwerkshow op Scheveningen.Houdt iedere verdere beslissing aan.’

Vraag 5

Hoe kwalificeert u bovenbedoeld vonnis, en de daarin vervatte rechtsoverweging omtrent de toewijsbaarheid van de schadevergoeding, en waarom?

Vraag 6

Onder welke voorwaarde(n) is het voor FireCracker mogelijk om tegen bovenbedoeld vonnis onmiddellijk hoger beroep in te stellen? Geef daarbij aan binnen welke termijn en op welke wijze dit dient te gebeuren.

Omdat het CityEvents allemaal wat lang gaat duren, besluit

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1580 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer