Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (1)


Vragen

Soms is het nodig dat een kind tijdelijk buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed of voor een dagdeel buitenshuis verblijft (dagbehandeling). Ook kan een kind door de kinderrechter, bijvoorbeeld op advies of verzoek van de kinderbescherming een kind plaatsen (ondertoezichtstelling). De ouders blijven echter verplicht te voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook als het kind buiten het gezin verblijft. Zij betalen dan ook een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, de zgn. ‘ouderbijdrage’. Een en ander wordt geregeld in de Wet op de jeugdzorg.

Artikel 69, eerste lid, van die wet bepaalt:

“De onderhoudsplichtige ouders zijn aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van aan een jeugdige geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijf omvat, waarop hij ingevolge deze wet aanspraak heeft of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst.”

Ingevolge artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz (een algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet op de jeugdzorg) luidt:

“De hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf is:a. indien het verblijf gedurende het etmaal betreft:1°. van een jeugdige van 0 tot en met 5 jaar: € 69,86 per maand;2°. van een jeugdige van 6 tot en met 11 jaar: € 96,06 per maand;3°. van een jeugdige van 12 tot en met 20 jaar: € 122,25 per maand;b. indien het verblijf gedurende een deel van een etmaal betreft: de helft van het voor de jeugdige ingevolge in het eerste lid geldende bedrag per maand.”

Ingevolge artikel 71, eerste lid, aanhef en onder b, Wet op de jeugdzorg “is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet”.

Artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg bepaalt:

“De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.”

Artikel 1 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:

“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze minister: Onze Minister van Justitie;

b. het Bureau: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.”

Art. 2 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:


“1. Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.

2. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.”

Art. 3 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:

“Het Bureau heeft een directie. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau.”

Vraag 1a

Geef onder volledige motivering aan of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een bestuursorgaan is.

Vraag 2a

En is de “directie” van het LBIO een bestuursorgaan?

Dient de beslissing door het LBIO ter vaststelling van de ouderbijdrage (als bedoeld in artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg) als positief of negatief bestuursoptreden te worden beschouwd?

Vraag 2b

Dient zo’n beslissing als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht te worden beschouwd?

Vraag 3a

Stel, het kind Sam Hendriks is opgenomen in een justitiële jeugdinrichting. De jongen is 16 jaar oud. Ten aanzien van Sam wordt een ouderbijdrage als bedoeld in artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg vastgesteld. Is het kind van Sam bij dit besluit als belanghebbende in de zin van art. 1:2 Awb te beschouwen?

Vraag 3b

De hoogte van deze ouderbijdrage doet uw hypotheekadviseur van de Boerenleenbank de wenkbrauwen fronsen. Hij vreest dat u door deze bijdrage niet langer in staat zult zijn om de maandelijkse lasten van uw tophypotheek te dragen. Kan de Boerenleenbank zijnde uw hypotheekverstrekker in rechte iets ondernemen tegen de vaststelling van uw ouderbijdrage?

Vraag 4a

Wat wordt verstaan onder de begrippen beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en beleidsvrijheid?

Vraag 4b

Bevat de bevoegdheid van het LBIO ter vaststelling van de ouderbijdrage beleidsvrijheid?

Stel, u bent het oneens met de hoogte van uw ouderbijdrage voor uw kind van 16 jaar (€ 122,25 per maand) en overweegt juridische stappen en wilt alle mogelijkheden benutten.

Vraag 5a

Kunt of moet u, voordat u naar de bestuursrechter gaat, tegen de vaststelling van de ouderbijdrage een bezwaarschrift indienen? Zo ja bij wie; zo nee waarom niet?

Vraag 5b

De bestuursrechter oordeelt n.a.v. uw beroep “dat het LBIO in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen om de ouderbijdrage op € 122,25 per maand vast te stellen”. Geef uw commentaar op dit oordeel.

Vraag 6a

Is de Wet op de jeugdzorg te beschouwen als een ‘besluit’ in de zin van art. 1:3 Awb?

Vraag 6b

Wat voor soort besluit is het hierboven bedoelde Uitvoeringsbesluit Wjz?

Bij besluit van 3 februari 2013 wordt voor de familie Thomassen een ouderlijke bijdrage van € 122,25 per maand vastgesteld. De familie wendt zich tot de Vereniging Anti Ouderbijdragen, waar zij lid van is. Deze vereniging heeft als statutaire doelstelling:

“Zij stelt zich ten doel zich de door de overheid verlangde ouderlijke geldelijke bijdragen in de door haar verleende jeugdzorg te bestrijden en de belangen van personen aan wie door het LBIO een ouderlijke bijdrage wordt opgelegd, te behartigen door alle middelen rechtens, daaronder begrepen het verlenen van bijstand in juridische procedures.”

Vraag 7a

Is de vereniging belanghebbende bij het besluit van 3 februari 2013 en geef daarbij aan of de vereniging als een algemeen of een collectief belangenhartiger moet worden beschouwd?

Vraag 7b

Uit de rechtspraak blijkt dat het voor de beoordeling van de ontvankelijkheid uit maakt of een rechtspersoon als een algemeen of een collectief belangenhartiger moet worden beschouwd. Om welk verschil gaat het hier en geef daarbij aan wat de ratio van dit verschil zou kunnen zijn.

Vraag 8a

Becommentarieer de volgende stelling: “De bestuursrechter is niet bevoegd een rechtmatigheidsoordeel te vellen over algemeen verbindende voorschriften.”

Vraag 8b

Becommentarieer de volgende stelling: “De bevoegdheid tot het geven van een bestuurlijk rechtsoordeel behoeft wettelijke grondslag.”

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Het LBIO krijgt in art 2 Wet LBIO rechtspersoonlijkheid krachtens publiekrecht. Het LBIO oefent bovendien publiekrechtelijke bevoegdheden uit (namelijk de in art. 73 WJZ genoemde bevoegdheid om ouderbijdrage vast te stellen en te innen) en heeft dus openbaar gezag. Daarmee is het LBIO een orgaan van een krachtens publiekrecht ingesteld rechtspersoon, oftewel een a-orgaan (art. 1:1 lid 1 onder a).

Vraag 1b

Directie is onderdeel van het LBIO. LBIO heeft rechtspersoonlijkheid krachtens publiekrecht (zie eerder, art 2 Wet LBIO). De directie is daarvan een orgaan, zo blijkt uit art. 3 Wet LBIO: de directie wordt in dat artikel genoemd als het bestuur, als een onderdeel die ertoe doet. De directie is dus een a-orgaan.

Vraag 2a

Negatief overheidsoptreden is het maken van een inbreuk door de overheid op vrijheid/eigendom van de burger door gebod/verbod. Daarvan is hier sprake, omdat de ouders geen keuze hebben: ze moeten een bijdrage leveren, die een inbreuk op hun eigendom inhoudt.

Vraag 2b

Een besluit is een schriftelijke (kan worden aangenomen) beslissing van een bestuursorgaan (LBIO, zie vraag 1), inhoudende een publiekrechtelijke (het LBIO is blijkens art. 73 lid 1 Wet op de jeugdzorg exclusief bevoegd tot vaststelling van de ouderbijdrage, d.w.z. dat alleen het LBIO dieverplichting kan opleggen) rechtshandeling (er verandert iets in de wereld van het recht: als gevolg van de beslissing moeten de ouders een door het LBIO vastgesteld bedrag afdragen).

Vraag 3a

Belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (art 1:2 lid 1 Awb). Het kind is een natuurlijk persoon.

‘Rechtstreeks’ is in de jurisprudentie uitgewerkt in 5 criteria.

Welk belang is in het geding? Het financiële belang van de ouders, die een bijdrage moeten betalen. We stranden reeds op het eerste: eigen belang. Het besluit raakt de ouders, die een bijdrage moeten betalen. Komen zij daartegen op, dan is dat in hun eigen belang. Het is echter op geen enkele wijze het eigen belang van het kind in de zin van art 1:2 lid 1 Awb.

Vraag 3b

Alleen een belanghebbende kan in rechte iets ondernemen tegen een besluit (art 8:1 Awb). Belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (art 1:2 lid 1 Awb). De hypotheekadviseur van ABN/AMRO komt hier op voor een eigen, persoonlijk belang, want er is een financieel belang in het geding.

‘Rechtstreeks’ is in de jurisprudentie uitgewerkt tot 5 criteria.

  • Eigen belang: ja, ABN komt op voor het eigen belang en niet op voor dat van een ander.

  • Persoonlijk belang: ja, ABN onderscheidt zich in dit financiële belang voldoende van de amorfe massa.

  • Objectief bepaalbaar: het gaat om een meetbaar belang (geld).

  • Actueel: ja, het besluit dat de bijdrage betaald moet worden gaat onmiddellijk in en heeft mogelijk onmiddellijk de (gevreesde) gevolgen.

  • Direct geraakt: nee, het gaat hier om een (parallel) afgeleid belang, er is geen rechtstreeks causaal verband tussen besluit en gesteld belang.

Conclusie: ABN/AMRO is geen belanghebbende en kan in rechte niets ondernemen.

Vraag 4a

Van beoordelingsruimte is sprake als de wetgever aan het bestuur ruimte heeft gelaten door interpretatie van (noodzakelijkerwijs) vage termen te bepalen of er aan de voorwaarden voor bevoegdheidsuitoefening is voldaan.

Van beoordelingsvrijheid is sprake als aan de wetgever aan het bestuur de vrijheid heeft gegeven om met uitsluiting van ieder ander de bepalen of aan de voorwaarden voor bevoegdheidsuitoefening is voldaan.

Van beleidsvrijheid is sprake als de wetgever het bestuur de vrijheid heeft gegeven om- als aan de voorwaarden voor bevoegdheidsuitoefening is voldaan- te bepalen of en zo ja, hoe die bevoegdheid zal worden uitgeoefend.

Vraag 4b

Van beleidsvrijheid in de zin van keuzevrijheid “of”is geen sprake omdat art 69 lid 1 juncto art 73, lid 1 Wet op de Jeugdzorg daarvoor geen ruimte biedt: de ouder bijdrage “wordt vastgesteld”.

Van de zgn. “hoe vrijheid”is evenmin sprake: artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz bepaalt precies de hoogte van de uitkering.

Vraag 5a

Er moet bezwaar worden ingediend bij het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen, het LBIO (art. 7:1 Awb).

Vraag 5b

Het LBIO heeft marginaal getoetst, terwijl de bevoegdheid die het moest uitoefenen geen discretionaire bevoegdheid was.

Vraag 6a

Art. 1:3 Awb:

  • Een schriftelijke beslissing: Ja, een wet is op schrift gesteld van een bestuursorgaan: Nee, de wetgevende macht is geen bestuursorgaan. Het is een uitzondering van art. 1:1 lid 2, aanhef en onder a Awb.

  • inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling: Ja, wet brengt verandering in de wereld van het recht)

Conclusie: de Wet op de Jeugdzorg is niet te beschouwen als een besluit ex art. 1:3 Awb.

Vraag 6b

Het uitvoeringsbesluit Wjz is een algemeen verbindend voorschrift:

  • naar buiten werkende (ja, ten opzichte van iedereen/alle ouders)

  • van herhaalde toepassing vatbare (ja, meerdere keren toepasbaar)

  • zelfstandige rechtsnorm (ja, de hoogte van de bedragen ouderbijdrage)

  • die algemeen is naar plaats, tijd en persoon (ja, geen onderscheid naar plaats, tijd of persoon)

  • vastgesteld door een bevoegd bestuursorgaan (ja, de regering is hier het bevoegde bestuursorgaan. Een AMvB is een besluit waarin wettelijke regels nader worden uitgewerkt)

  • dat de bevoegdheid tot bindend vaststellen (ja, art. 69 Wet op de jeugdzorg) Direct of indirect ontleent aan de GW of wet in formele zin.

Vraag 7a

De vereniging is rechtspersoon die collectieve belangen behartigt als bedoeld in art. 1:2 lid 3 Awb. Het gaat om collectieve belangen die de vereniging krachtens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt. Tevens is het belang objectief bepaalbaar, is het actueel en voldoende zeker en is het een direct geraakt belang.

Vraag 7b

Voor algemene belangenbehartigers wordt de eis dat ze feitelijke werkzaamheden verrichten zo uitgelegd, dat het moet gaan om andere werkzaamheden dan die worden uitgevoerd in het kader van bezwaar en beroep; zie de Afdelingsuitspraak van 1 oktober 2008 Stichting Openbare Ruimte. Voor collectieve belangenbehartigers worden in de bundeling van de individuele belangen de feitelijke werkzaamheden reeds besloten geacht, zodat de drempel voor de collectieve belangenbehartigers lager ligt.

De ratio hierachter is vermoedelijk dat algemene belangenbehartigers worden geacht “procedeerclubs” te zijn waarvoor de drempel hoog moet worden gelegd, terwijl collectieve belangenbehartigers voor gezamenlijke individuele belangen opkomen en zo het werk voor bestuursorganen en rechters vergemakkelijken, zodat de drempel voor deze organisaties lager wordt gelegd.

Vraag 8a

Deze stelling is onjuist. Weliswaar kan een belanghebbende gelet op artikel 8:2 onder a Awb niet rechtstreeks beroep instellen tegen een AVV, maar in een beroep tegen een besluit (meestal: beschikking) dat krachtens het betreffende AVV wordt genomen, kan de rechtmatigheid van dat AVV aan de orde worden gesteld; in zoverre kan de bestuursrechter dus wel oordelen over de rechtmatigheid van AVV's.

Vraag 8b

Onjuist. Een bestuursrechtelijk rechtsoordeel is de interpretatie door een bestuursorgaan over (de toepasselijkheid van) wettelijke oorschriften in een concreet geval. Een bestuurlijk rechtsoordeel is in beginsel geen besluit, omdat het niet op rechtsgevolg is gericht (hoewel vanwege de behoefte aan rechtsbescherming in de rechtspraak anders wordt aangenomen).

Door de interpretatie veranderen de wettelijke voorschriften immers niet.

Het geven van een bestuurlijk rechtsoordeel vormt met andere woorden geen rechtshandeling. Het legaliteitsbeginsel eist een tot de wet in formele zin of de Grondwet te herleiden grondslag voor het beperken door de overheid van de vrijheden of eigendommen van de burger door middel van geboden of verboden en voor “ingrijpend” positief overheidsoptreden. Bij een bestuurlijk rechtsoordeel is van beide geen sprake, zodat dat geen wettelijke grondslag behoeft.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefenmaterialen

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2018/2019

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2018/2019


Bijlage

Landbouwkwaliteitswet

Artikel 10
Er is een Bloembollenkeuringsdienst, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als BKD. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Lisse.

Artikel 11
De BKD is belast met:

  1. het toezicht op de naleving van regels ten aanzien van teeltmateriaal van bloembollen;
  2. de keuring van teeltmateriaal van bloembollen.

Artikel 12
De BKD heeft een directie en een raad van toezicht.

Drank- en Horecawet 2019 (bewerkt)

Artikel 3

  1. Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.

Artikel 30

  1. De burgemeester kan ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod, bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, mits de verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
  2. De burgemeester kan voorts ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod, voor een aaneengesloten periode van ten hoogste drie dagen indien naar zijn oordeel sprake is van een sociaal-cultureel evenement.
  3. Een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt gesteld op het formulier model C of een elektronische informatiedrager.
  4. De burgemeester kan hygiënevoorschriften verbinden aan een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid.

APV Langsingerland

Artikel 2:25

  1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
  2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
    1. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 75 personen;
    2. het evenement tussen 7.00 en 21.00 uur plaats vindt;
    3. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 20.00 uur;
    4. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten.

Vragen

In het dorp Berkel en Rodenrijs, in de gemeente Lansingerland, wordt jaarlijks door een groep van twintig vrijwilligers een feestweek georganiseerd. De festiviteiten van de 14 e editie van de feestweek starten op 9 augustus 2019. De organisatie heeft voor deze feestweek diverse activiteiten voor jong en oud bedacht. Het idee is om een grote biertent te plaatsen op het centrale plein, waarin in de avonduren onder het genot van Duitse Schlagerhits volop gefeest kan worden en overdag onder meer een bingomiddag, een kookworkshop en een Kaffee- und Kuchen-festijn zullen plaatsvinden. Het huren van de biertent blijkt echter een kostbare aangelegenheid. Om de financiële middelen

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2017/2018

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2017/2018


Vragen

Wet op discotheken

Artikel 33

  1. Er is een discothekenautoriteit.
  2. De discothekenautoriteit is gevestigd te ’s-Gravenhage.
  3. De discothekenautoriteit heeft rechtspersoonlijkheid.

Artikel 33a

Aan het hoofd van de discothekenautoriteit staat de raad van bestuur.

Artikel 33b

De raad van bestuur heeft, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, tot taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van discotheken, exploitatievergun­ningen en modeltoelatingen voor drankbarren, het bevorderen van het voorkomen en het beperken van alcoholverslaving, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan.

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)

Artikel 3

  1. Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking in­trekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
    1. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benut­ten, of
    2. strafbare feiten te plegen.

(...)

APV Den Haag 2009

Artikel 12.2

  1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een discotheek te vestigen of te exploiteren.
  2. De burgemeester kan uitsluitend voor maximaal 3 (drie) discotheken een vergunning ver­lenen voor die delen van de gemeente die op de van de verordening deel uitmakende kaart zijn aan­gegeven, waarbij per zone maximaal 1 (één) vergunning kan worden verleend.

Artikel 12.3

De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:

  1. een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de discotheek en in welk aantal drankbarren worden opgesteld;
  2. een verklaring waaruit blijkt, dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;
  3. een verklaring omtrent het gedrag van de ondernemer dan wel, indien de ondernemer een rechts­persoon is, vandegene(n) die de onderneming krachtens de bij te voegen statuten vertegenwoordig(en)t en van de beheerder(s).

Artikel 12.4

  1. De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd. De beslissing wordt alleen verdaagd als de complexiteit van de aanvraag dat noodzakelijk maakt
  2. Op aanvragen om vergunning wordt beslist in de volgorde waarin de aanvragen, met bijbehorende bescheiden, zijn ontvangen.

Artikel 12.5

  1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraag­baar.
  2. In de vergunning wordt de naam van de beheerder(s) vermeld.
  3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen
.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2016/2017

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen

1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies.

Artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen

1. Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon.

Artikel 3 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland

1. De deelnemende bestuursorganen richten bij deze gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam op als bedoeld in artikel 51, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet.

2. Het openbaar lichaam (…) hierna genoemd ‘openbaar lichaam OV-bureau Gelderland’  en is gevestigd te Arnhem.

Artikel 5 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland

De organen van het openbaar lichaam OV-bureau Gelderland zijn:

a. het algemeen bestuur;

b. het dagelijks bestuur;

c. de voorzitter.

Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994

1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.

Artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer 

De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:  a. de volgende borden:

I bord L3 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft;

(…)

Artikel 5:19 APV Arnhem 

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

2. Onder standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats te koop aanbieden of verkopen van goederen dan wel aanbieden van diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

3. De vergunning kan worden geweigerd:

a. indien te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt; b. in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid. 

4. Het college kan voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid.

De Arnhemse gemeenteraad is 2017 voortvarend begonnen. De gemeenteraad heeft zich als doel gesteld om in 2018 de prijs te winnen voor meest milieubewuste binnenstad, deze prijs gaat namelijk gepaard met hoog prijzengeld. Om dit te bereiken zijn de heren het er over eens dat de binnenstad auto- en busvrij moet worden. Arnhem heeft altijd trolleybussen gehad maar dit is volgens

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2015/2016

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Artikel 4 Flora- en faunawet
1. Als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt:
a. alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; (…)
2. Als beschermde inheemse diersoort kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen diersoorten die van nature in Nederland voorkomen en die: a. in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd; (…)
3. De aanwijzing van een diersoort als beschermde inheemse diersoort geschiedt in afwijking van het bepaalde in het tweede lid bij ministeriële regeling indien die aanwijzing noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties.

Artikel 9 Flora- en faunawet
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.

Artikel 68 Flora- en faunawet
1. Gedeputeerde staten kunnen, indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, het Faunafonds gehoord, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens artikel 9:
a. ter voorkoming van schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren;
b. ter voorkoming van schade aan flora en fauna; (…)

Artikel 83 Flora- en faunawet
1. Er is een Faunafonds, dat tot taak heeft:
a. het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten;
b. het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten;
c. gedeputeerde staten van de provincies van advies te dienen over de uitvoering van taken, hen bij of krachtens deze wet opgedragen; (…)
2. Het Faunafonds tracht de in het eerste lid omschreven doelen te bereiken door het ter hand nemen of bevorderen van wetenschappelijk onderzoek, het bevorderen van voorlichting en opleiding en door het treffen van andere maatregelen, die voor de verwezenlijking van de in het eerste lid omschreven doelen van belang kunnen zijn.
3. Het Faunafonds bezit rechtspersoonlijkheid en heeft zijn zetel te 's-Gravenhage.

Artikel 85 Flora- en faunawet
1. Het bestuur van het Faunafonds bestaat uit negen leden, waaronder de voorzitter.
2. De leden van het bestuur hebben op persoonlijke titel zitting in het bestuur en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.
3. De leden bezitten deskundigheid op het gebied van jacht, landbouw,

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2014/2015

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2014/2015


Vragen

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen

Artikel 2:19 Vergunning evenementen

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. [….]

3. Naast de weigeringsgronden genoemd in art. 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien:

– de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich verzetten tegen het houden van een evenement of

– door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat.

Artikel 6:10 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan we bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2 Wet op Rechtsbijstand

1. Er is een raad voor rechtsbijstand.

2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaatsen in elk ressort.

3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid.

4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies.

5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen.

Artikel 3 Wet op de Rechtsbijstand

1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte.

2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies.

3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluiten tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.

De stad Groningen maakt zich op voor een groots evenement in de binnenstad. Op 27 april 2014 zal Koningsdag gevierd worden in de Groningse binnenstad. Deze feestelijke dag met allerlei amusement zal zich onder andere afspelen op de grote markt, vismarkt en de ossenmarkt. Het evenement zal de hele dag duren en wordt uitgezonden op de nationale televisie.

Vraag 1a

Groningen heeft een grote groep mensen die voor het behoudt van de monarchie zijn. Zij zien koningsdag in Groningen als een uitgelezen kans om Nederland te laten zien dat het koningshuis echt onmisbaar is. Deze mensen zijn verenigd in de stichting Behoudt de Monarchie. De stichting stelt alles in het werk om van deze dag een doorslaand succes te maken. Zij komen er echter al snel achter dat de kosten hoger uitvallen dan oorspronkelijk gedacht. De organisatie dient daarom een subsidieaanvraag in

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2012/2013

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2012/2013


Vragen

Bestudeer aandachtig bijgevoegde bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven (APV Eindhoven)

Art. 2.19 APV Gemeente Eindhoven (Vergunning evenement)

  • Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
  • In afwijking van het bepaalde in artikel 1:3 gelden voor het aanvragen van een vergunning de volgende termijnen en criteria:
  • voor aanvragen voor een vergunning voor grote evenementen geldt een termijn van veertien weken;
  • voor aanvragen voor een vergunning voor middelgrote evenementen geldt een termijn van zes weken;
  • voor zeer grootschalige evenementen wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd en geldt een termijn van 14 weken;
  • aanvragen voor evenementenvergunningen kunnen slechts per kalenderjaar worden ingediend. Aanvragen voor meerdere achtereenvolgende kalenderjaren worden niet in behandeling genomen.
  • Naast de weigeringsgronden genoemd in artikel 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien:
  • de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich naar het oordeel van de burgemeester verzetten tegen het houden van een evenement of
  • door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat.
  • De burgemeester kan gebieden en periodes aanwijzen waarin beperkingen worden gesteld aan het aantal te houden evenementen.

Op 1 september 2015 ontvangt de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ van de burgemeester van Eindhoven een brief waarin een vergunning wordt verleend op grond van artikel 2.19 APV EIndhoven voor een evenement op 22 september 2015 op het Stratumseind te Eindhoven.

Vraag 1a

Is het reguleren van evenementen door de overheid en derhalve het verlenen van een evenementenvergunning positief of negatief overheidsoptreden?

Vraag 1b

De heer van Gaal vindt het onterecht dat in de gemeentelijke APV een vergunningstelsel voor evenementen is opgenomen. Hij gaat uit van het adagium ‘vrijheid, blijheid’ en is van mening dat het gemeentebestuur zich helemaal niet in zou moeten laten met de regulering van evenementen. Hij zou daarom een bezwaarschrift tegen de vaststelling van de APV willen indienen. U legt hem uit dat dit onmogelijk en zinloos is, maar dat er wel een manier is om de rechtmatigheid van de APV door de rechter te laten beoordelen. Op welke manier(en) kan de APV door een rechter worden beoordeeld?

Vraag 2

Stelling: ‘Sinds het Fluorideringsarrest van de Hoge Raad is duidelijk dat al het overheidsoptreden een wettelijke grondslag behoeft’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is?

De ‘Stichting Eindhoven danst’, die eveneens op 22 september 2015 op het Stratumseind een spectaculair evenement organiseert en bovendien daarvoor al een vergunning heeft verkregen, wil zich verzetten tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Daags na de bekendmaking van deze vergunning wordt door een aantal omwonenden de ‘Stichting Stop het geluid’ opgericht. Ook deze stichting wil zich verzetten tegen de verleende vergunning.

Vraag 3a

Onder welke voorwaarden

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (1)

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (1)


Vragen

Soms is het nodig dat een kind tijdelijk buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed of voor een dagdeel buitenshuis verblijft (dagbehandeling). Ook kan een kind door de kinderrechter, bijvoorbeeld op advies of verzoek van de kinderbescherming een kind plaatsen (ondertoezichtstelling). De ouders blijven echter verplicht te voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook als het kind buiten het gezin verblijft. Zij betalen dan ook een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, de zgn. ‘ouderbijdrage’. Een en ander wordt geregeld in de Wet op de jeugdzorg.

Artikel 69, eerste lid, van die wet bepaalt:

“De onderhoudsplichtige ouders zijn aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van aan een jeugdige geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijf omvat, waarop hij ingevolge deze wet aanspraak heeft of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst.”

Ingevolge artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz (een algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet op de jeugdzorg) luidt:

“De hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf is:a. indien het verblijf gedurende het etmaal betreft:1°. van een jeugdige van 0 tot en met 5 jaar: € 69,86 per maand;2°. van een jeugdige van 6 tot en met 11 jaar: € 96,06 per maand;3°. van een jeugdige van 12 tot en met 20 jaar: € 122,25 per maand;b. indien het verblijf gedurende een deel van een etmaal betreft: de helft van het voor de jeugdige ingevolge in het eerste lid geldende bedrag per maand.”

Ingevolge artikel 71, eerste lid, aanhef en onder b, Wet op de jeugdzorg “is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet”.

Artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg bepaalt:

“De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.”

Artikel 1 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:

“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze minister: Onze Minister van Justitie;

b. het Bureau: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.”

Art. 2 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:


“1. Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.

2. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.”

Art. 3 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:

“Het Bureau heeft een directie. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau.”

Vraag 1a

Geef onder volledige motivering aan of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een bestuursorgaan is.

Vraag 2a

En is de “directie” van het LBIO een bestuursorgaan?

Dient de beslissing door het LBIO

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (2)

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2011/2012 (2)


Vragen

Velp is een dorp in de gemeente Rheden. In het dorp staat een basisschool met 40 leerlingen. Achter deze basisschool staat een gymnastiekzaal. Die gymzaal wordt gebruikt voor lessen lichamelijke opvoeding van de school en verder door trefbalvereniging DPMO (De Pijl Moet Om). Daarnaast trainen de jongste leden (de F’jes, E’tjes en D’tjes) van hockeyvereniging VVO er in de wintermaanden.

De basisschool gaat uit van de Stichting Scholengroep Veluwenzoom. Omdat de school te weinig leerlingen heeft om rendabel te kunnen functioneren, zal deze over twee jaar worden gesloten. Bij de gymzaal is sprake van achterstallig onderhoud en asbest. Daarom heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom besloten het gebruik van de gymzaal te beëindigen. De trefbalvereniging en de hockeyvereniging, die geen gebruik meer zullen kunnen maken van de gymzaal, zijn samen met de Vereniging dorpsbelangen Velp in onderhandeling met het gemeentebestuur van Rheden over het opknappen van de gymzaal, zij het vooralsnog zonder resultaat. De Vereniging dorpsbelangen Velp, die blijkens haar statuten opkomt voor de collectieve belangen van de bewoners van Velp en waarvan half Velp lid is (waaronder nogal wat hockeyers en trefballers), dient bij B&W Rheden, onder verwijzing naar de Subsidieregeling Leefbaarheid Kleine Dorpen Gemeente Rheden, een subsidieverzoek in ter ondersteuning van de kosten van het opknappen van de gymzaal.

Vraag 1

Is de afwijzing van het subsidieverzoek door B&W Rheden een besluit?

Inmiddels heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom bij B&W Rheden een vergunning voor het slopen van de gymzaal aangevraagd. B&W van Rheden hebben die vergunning bij besluit van 1 augustus 2014 verleend.

Vraag 2a

Is trefbalvereniging DPMO ontvankelijk in haar bezwaar tegen de verleende vergunning voor het slopen?

Vraag 2b

De jeugdtrainer die in dienst is bij hockeyvereniging VVO, dreigt zijn baan kwijt te raken als er ’s winters geen trainingslocatie voor de jeugd meer is. Is de jeugdtrainer ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de vergunning voor het slopen?

Stel: in plaats van de gevraagde sloopvergunning ontvangt de Stichting scholengroep Veluwenzoom een brief van B&W Rheden met daarin de mededeling: “Wij achten ons niet gehouden op uw verzoek een beslissing te nemen.”

Vraag 3a

Zijn op de brief van B&W de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de Awb van toepassing?

Vraag 3b

De Stichting scholengroep Veluwenzoom vindt de reactie van B&W onacceptabel. Wat kan zij ondernemen?

Bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor het slopen moeten B&W toepassing geven aan het bepaalde in de Bouwverordening Gemeente Rheden. De bouwverordening bevat algemeen verbindende voorschriften (a.v.v.’s).

Vraag 4a

Leg uit in welke opzichten een a.v.v. van een beleidsregel verschilt.

Vraag 4b

Hoe kan de vraag naar de rechtmatigheid van een in een a.v.v. neergelegde regel in een procedure bij de bestuursrechter aan de orde komen?

De relevante bepaling van de Bouwverordening luidt als volgt:

Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2010/2011 (1)

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2010/2011 (1)


Vragen

Op de website van de gemeente Amsterdam is het volgende te lezen:

Particuliere kamerverhuur is in beginsel een goede zaak voor huurder en verhuurder. Het brengt echter ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, voor de samenstelling van de woningvoorraad en voor de wooncultuur in de omgeving.

Per straat niet meer dan 15% kamerverhuur

Het stadsbestuur heeft besloten geen onttrekkingsvergunningen meer te verlenen indien het percentage van de vergunningen per straat boven de 15% van het aantal woningen uitkomt. Verder geldt voor de Kalverstraat, Eggertstraat en Nieuwezijds Voorburgwal, dat deze voor het berekenen van het percentage in twee delen wordt gesplitst.

Welke vergunning is nodig? De onttrekkingsvergunning

Wanneer een ‘gewone’ woning in gebruik wordt genomen voor kamerverhuur wordt daarmee een zelfstandige woning aan de woningvoorraad onttrokken. Hiervoor is een onttrekkingsvergunning nodig van het college van B&W op grond van de Huisvestingswet. De onttrekkingsvergunning is niet noodzakelijk als het pand op het moment van aanvragen geen woonbestemming heeft.

De kosten (leges)

De kosten van een onttrekkingsvergunning zijn door de gemeente vastgesteld op €570,00.

De aanvraag

Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, moet een aantal gegevens bekend zijn. Die kunnen op een special formulier ingevuld worden. Bij de aanvraag woningonttrekking wordt gekeken naar de grootte, aard en ligging van het pand. Formulieren zijn aan te vragen bij het Loket Bouwen en Wonen, telefoon 010 367 8110 (afdeling kamerverhuur).

De Vries is eigenaar van het pand Spuistraat 35 te Amsterdam en heeft een aanvraag gedaan voor een onttrekkingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur voor het desbetreffende pand. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam De Vries deze onttrekkingsvergunning verleend. Aan de Spuistraat bestaat 20% van de woningen uit kamerverhuurbedrijven.

Jansma, woonachtig Spuistraat 41 te Amterdam, is het niet eens met dit besluit en overweegt nadere juridische stappen, desnoods ‘gaat hij door tot het gaatje’ (zet door tot het einde), zo laat hij De Vries telefonisch weten.

Vraag 1a

Beschrijf alle processuele mogelijkheden die Jansma op grond van het bestuursrecht heeft om de aan De Vries verleende onttrekkingsvergunning aan te vechten. Denk daarbij aan de opmerking van Jansma dat hij ‘desnoods tot aan het gaatje’ zal doorgaan en - dus - geen rechtsmiddel onbenut zal laten.

Vraag 1b

Jansma is de overlast van studenten aan de Spuistraat beu en overweegt om zelf te verhuizen. De panden aan de Spuistraat zijn echter inmiddels zo goed als onverkoopbaar geworden. Jansma besluit daarop om zelf voor zijn pand ook maar een onttrekkingsvergunning aan te vragen.

Charlotte gaat per 1 september 2015 in Amsterdam rechten studeren en heeft, vooruitlopend op het besluit van het college van B&W, met Jansma alvast een huurcontract gesloten voor de huur van een kamer aan de Spuistraat 41. Dan besluit het

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2010/2011 (2)

Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefententamen 2010/2011 (2)


Vragen

Op 9 april 2012 heeft de Universiteit Utrecht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: B&W) een aanvraag om een kap- vergunning ingediend. De aanvraag betreft de kap van zestien bomen op het Domplein te Utrecht. De panden aan de Voetsiusstraat met oneven nummers hebben zicht op de bomen. De kapvergunning is aangevraagd ten behoeve van de oprichting van een nieuw onderwijs van de Rechtenfaculteit, die is gevestigd rondom het Domplein.

Bij besluit van 3 mei 2015 hebben B&W de gevraagde vergunning gedeeltelijk verleend (voor veertien bomen) en gedeeltelijk afgewezen (voor twee bomen).

Niet iedereen is tevreden met het besluit van 3 mei 2015. Zo vindt meneer Jongerius, wonend aan de Voetsiusstraat 29, het jammer dat er veertien bomen gekapt mogen worden; bij de Universiteit Utrecht vinden ze het jammer dat twee bomen niet gekapt mogen worden.

Vraag 1a

Is meneer Jongerius belanghebbende bij de beslissing van B&W?

Vraag 1b

Is het College van Bestuur van de universiteit belanghebbende bij de beslissing van B&W?

Stel, meneer Jongerius is belanghebbende bij de beslissing van B&W. Hij wil iets ondernemen tegen de verleende vergunning. Hij vraagt een overbuurvrouw, Truus Havertong, die rechten studeert, wat zij moet doen. Truus zegt: “Je kunt natuurlijk een bezwaarschrift ex art. 7:1 Awb indienen bij de Universiteit Urecht, dan moeten die hun beslissing om de bomen te kappen nog eens heroverwegen, maar het is veel slimmer om, in plaats van het indienen van bezwaar, naar de rechtbank te stappen met een verzoek om een voorlopige voorziening. Als u geluk heeft schorst de Voorzieningenrechter van de rechtbank dan de beslissing. U moet dan wel een advocaat in de arm nemen.”

Vraag 2

Op welke punten is het advies van Truus Havertong (on)juist?

De beslissing van B&W is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht (hierna: APVU).

Artikel 136 APVU luidt als volgt:

‘Het is zonder vergunning van B&W verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen.’

Vraag 3a

Wat voor soort besluit is art. 136 APVU?

Vraag 3b

Noem twee redenen waarom het van belang is om te weten om wat voor besluit het gaat bij art. 136 APVU.

Artikel 137 APVU luidt als volgt:

‘Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte, schrijven zij de eigenaar van de grond waarop de iepen zich bevinden aan de iepen binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn te vellen.’

Vraag 4

Bevat artikel 137 APVU beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?

Ter invulling van de in art. 136 APVU neergelegde bevoegdheid stelt een onder ver- antwoordelijkheid van B&W werkzame ambtenaar een document op (‘Nota toepas- sing art. 136 APVU’) waarin staat aangegeven op grond van welke criteria B&W vergunningaanvragen beoordelen. B&W vinden het een prachtig stuk.

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Bestuursrecht: Inleiding: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1836
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer