Extra oefententamen 1: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Vraag 1

Bespreek aan de hand van het arrest Al-Khawaja & Tahery t. Verenigd Koninkrijk (EHRM 15 december 2011, EHRC 2012, 56) of de zogenoemde ‘sole or decisive rule’ een absoluut karakter heeft.

Casus

Op 9 oktober 2013 rijdt Jelle met zijn auto over de Zijlsingel in Leiden. Op het moment dat hij de Kooilaan nadert, wordt hij aangehouden door een arrestatieteam van de politie. Op de vloer bij de bijrijdersstoel treffen de politieagenten een plastic tas aan met daarin twee blauwkleurige diepvrieszakjes met witte stof met een totaalgewicht van één kilogram. Uit een test blijkt later dat het hier gaat om cocaïne.

Jelle wordt vervolgd ter zake van het aanwezig hebben van één kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (art. 2 jo. art. 10 Opiumwet). Uit het dossier blijkt dat voorafgaand aan de aanhouding – met machtiging van de rechter-commissaris – op grond van art. 126m Sv rechtmatig telefoongesprekken van Jelle zijn afgeluisterd, waarin over cocaïne werd gesproken.

Naar aanleiding van de inhoud van deze opnames heeft de officier justitie op grond van art. 126g Sv een rechtsgeldig bevel gegeven tot stelselmatige observatie van Jelle, met het doel om hem op heterdaad te betrappen op het bezit van cocaïne en tot aanhouding over te gaan. Op basis van een tapgesprek bestaat het vermoeden dat Jelle op woensdagochtend 9 oktober 2013 ergens in Leiden cocaïne heeft gekocht. De politie wil daarom onmiddellijk tot aanhouding van Jelle overgaan, maar het observatieteam is Jelle op dat moment net uit het oog verloren. Ook vindt er die dag geen telefoonverkeer plaats via de getapte mobiele telefoon van Jelle. Om die reden besluit de politie om twee stealth-sms-berichten te versturen naar de mobiele telefoon van Jelle, zodat kan worden vastgesteld waar Jelle zich op dat moment (ongeveer) bevindt. Deze informatie leidt ertoe dat hij enige tijd later kan worden aangehouden in Oegstgeest, waarbij de cocaïne in zijn auto wordt aangetroffen.

Door een zogenoemde stealth-sms (‘stille sms’) te verzenden kan de politie op elk gewenst moment vaststellen met welke zendmast een bepaalde telefoon tijdens het ontvangen van dat bericht in verbinding staat. Wanneer iemand een sms-bericht ontvangt, wordt door de ontvangende mobiele telefoon contact gemaakt met een zendmast. De politie kan hiervan gebruik maken om een telefoon te lokaliseren, in de zin dat bepaald kan worden binnen het bereik van welke zendmast de telefoon zich bevindt. Normaliter lukt dat alleen als de betreffende telefoon wordt gebruikt. Door een stealth-sms te zenden hoeft de politie niet te wachten totdat de gebruiker van de telefoon zelf belt of een bericht verstuurt, dan wel door een derde wordt gebeld of bericht. Een stealth-sms is een sms-bericht zonder inhoud, waarvan de ontvanger niet kan zien dat hij dat bericht heeft ontvangen, maar waardoor zijn telefoon wel wordt geactiveerd en verbinding maakt met een zendmast.

De gebruiker van de telefoon merkt dus niets van de stealth-sms. De inzet van een stealth-sms is niet afzonderlijk wettelijk geregeld in Nederland. Tijdens de politieverhoren en ter terechtzitting beroept Jelle zich op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting voert zijn raadsman het volgende verweer:

“Door de inzet van de stealth-sms is de privacy van mijn cliënt geschonden, zonder dat daar een wettelijke grondslag voor bestond. De resultaten van deze inzet dienen dus van het bewijs te worden uitgesloten, anders heeft mijn cliënt geen eerlijk proces gehad!”.

Ga bij de beantwoording van de volgende vragen uit van het volgende:

De rechtbank is van oordeel dat art. 8 EVRM inderdaad is geschonden door het gebruik van de stealth-sms.

Vraag 2

a. Werd door het gebruik van de stealth-sms inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Jelle? Beantwoord deze vraag aan de hand van de jurisprudentie van de Hoge Raad.

b. Was de politie bevoegd tot de inzet van deze stealth-sms?

Vraag 3

a. Heeft het beroep van de raadsman op bewijsuitsluiting kans van slagen, gelet op de relevante jurisprudentie van het EHRM?

b. Heeft het beroep van de raadsman op bewijsuitsluiting kans van slagen, gelet op de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad? U mag er bij de beantwoording van deze vraag van uitgaan dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in art. 359a Sv, waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken.

Vervolg casus

De rechtbank veroordeelt Jelle ter zake van het aanwezig hebben van cocaïne (art. 2 jo. art. 10 Opiumwet). De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van

  • een proces-verbaal met een weergave van afgetapte telefoongesprekken waarin over cocaïne wordt gesproken,

  • een proces-verbaal van de aanhouding van Jelle en de inbeslagname van de diepvrieszakjes met witte stof in zijn auto en

  • een deskundigenrapport waarin op basis van een drugstest wordt geconstateerd dat de witte stof cocaïne betreft.

In haar bewijsmotivering overweegt de rechtbank dat de verdachte geen enkele verklaring heeft willen geven voor de aanwezigheid van de cocaïne in zijn auto; hij heeft zich immers steeds op zijn zwijgrecht beroepen.

Vraag 4

Mag de rechtbank het zwijgen van Jelle op deze wijze voor het bewijs gebruiken? Bespreek bij uw antwoord zowel de jurisprudentie van het EHRM als die van de Hoge Raad.

Antwoordenindicatie

Vraag 1

Art. 6 lid 1 en 3 sub d EVRM vereisen in beginsel dat ‘all the evidence must normally be produced at a public hearing in the presence of the accused, with a view to adversarial argument.’ Maar er zijn ‘exceptions to this principle’ mogelijk. In ieder geval moet de verdediging ‘an adequate and proper opportunity’ worden gegeven ‘to challenge and question a witness against him, either when he makes his statement or at a later stage’

(EHRM A.S. t. Finland, para. 53; EHRM Al-Khawaja & Tahery, para. 118).

Indien een veroordeling geheel (‘solely’) of in doorslaggevende mate (‘to a decisive degree’) is gebaseerd op verklaringen van een getuige die de verdediging niet op enig moment in het vooronderzoek of tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft kunnen ondervragen, dan kunnen de rechten van de verdachte op dusdanige wijze zijn beperkt dat sprake is van strijd met art. 6 EVRM. Dit wordt ook wel de ‘sole or decisive rule’ genoemd.

(Zie EHRM Al-Khawaja & Tahery, para. 119.)

Het EHRM nuanceert het schijnbaar absolute karakter van de ‘sole or decisive rule’. Het overweegt: “[…] Second, when a conviction is based solely or to a decisive degree on depositions that have been made by a person whom the accused has had no opportunity to examine or to have examined, whether during the investigation or at the trial, the rights of the defense may be restricted to an extent that is incompatible with the guarantees provided by Article 6 (the so-called “sole or decisive rule”).” (para. 119). Het EHRM “… therefore concludes that, where a hearsay statement is the sole or decisive evidence against a defendant, its admission as evidence will not automatically result in a breach of Article 6 § 1.”

(EHRM Al-Khawaja & Tahery, para. 147).

De ‘sole or decisive rule’ hoeft dus volgens de Grote Kamer niet te worden aangemerkt als een absolute regel. Het toelaten van een verklaring van een niet-gehoorde getuige die het enige of het beslissende bewijs is tegen een verdachte leidt niet automatisch tot een schending van art. 6 lid 1 EVRM. Compenserende factoren kunnen een schending voorkomen indien de verdediging een beslissende getuige niet heeft kunnen ondervragen.

(Art. 6 EVRM)

Vraag 2

a. De jurisprudentie van de Hoge Raad komt erop neer dat observatie, in welke vorm dan ook, niet per definitie een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n). Het criterium om te bepalen of sprake is van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in de zin van art. 8 EVRM is of de observatie betrekking had op een situatie waarin de betrokkene mocht verwachten onbevangen zichzelf te kunnen zijn (HR Cameratoezicht, r.o. 3.3). Blijkens het arrest Cameratoezicht is daarvan geen sprake indien gedragingen worden geobserveerd die zich in het openbaar afspelen, en de observatie kortstondig is (r.o. 3.3). Als de geobserveerde gedragingen zich in het openbaar afspelen, kan de observatie niettemin een (meer dan beperkte) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer opleveren, wanneer daarmee een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen (zie ook r.o. 2.5.3 en 2.6.2 van HR Veelplegersteam). Of zulks aan de orde is dient te worden bepaald aan de hand van de factoren duur, plaats, intensiteit, frequentie en het al dan niet toepassen van een technisch hulpmiddel

(Corstens paragraaf 2.3, 11.8)

In casu is geen sprake van een (‘meer dan beperkte’) inbreuk op art. 8, eerste lid EVRM. Er is weliswaar gebruik gemaakt van een technisch hulpmiddel (de stealth-sms), maar anderzijds ging het slechts om het incidenteel (twee keer) en zeer kortdurend vaststellen van de locatie van de telefoon van Alfred (duur, frequentie). [Jelle bevond zich ten tijde van de aanhouding op de openbare weg (plaats), maar uit de casus blijkt strikt genomen niet of hij zich ten tijde van het ontvangen van de sms-berichten bevond op een plaats waar men mag verwachten onbevangen zichzelf te kunnen zijn.] Doordat slechts tweemaal een bericht is verzonden kan ook zeker niet gesproken worden van een min of meer volledig beeld van het privéleven van Jelle. Er wordt door middel van de stealth-sms al helemaal geen vertrouwelijke communicatie opgenomen o.i.d. Sterker nog, er werden eerder al andere methoden ingezet die een (veel) ingrijpender inbreuk opleveren (telefoontap, stelselmatige observatie), zodat de ‘extra’ inbreuk door de stealth-sms (zeer) gering te noemen is.

Conclusie: Door het gebruik van de stealth-sms wordt geen (meer dan beperkte) inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Jelle.

(Corstens paragraaf 2.3, 12.14)

b. Indien sprake is van een (meer dan beperkte) inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven, dient deze ‘bij de wet voorzien’ te zijn. Dat wil zeggen dat er een grondslag in het nationale recht moet bestaan, die voldoet aan de ‘rule of law-eisen’ van toegankelijkheid en voorzienbaarheid (EHRM Kruslin & Huvig). In het geval dat geen sprake is van een inbreuk of slechts een beperkte inbreuk, is art. 3 Politiewet 2012 dan wel artikel 141/142 Sv een voldoende wettelijke grondslag voor de observatie. Het begrip ‘stelselmatig’ geeft de grens aan tussen bevoegdheden die wel en die niet een specifieke wettelijke basis behoeven vanwege de inbreuk op de privacy. Meer dan beperkte inbreuken, dus stelselmatige inbreuken, moeten plaatsvinden op grond van de Wet BOB.

Nu er in casu geen sprake is van een meer dan beperkte inbreuk op de privacy – en dus bijvoorbeeld ook niet van stelselmatige observatie in de zin van art. 126g Sv – is een bevel van de officier van justitie niet vereist en was de politie (zelf) bevoegd om de stealth-sms in te zetten.

Conclusie: De politie was op grond van art. 3 Politiewet 2012 dan wel art. 141 Sv bevoegd tot het gebruik van de stealth-sms.

(Corstens paragraaf 12.14, 12.16)

Vraag 3

Het is vaste jurisprudentie van het EHRM dat het Hof niet tot taak heeft te beoordelen of onrechtmatig verkregen bewijs moet worden toegelaten tot het bewijs of niet; het EHRM beoordeelt slechts of “the proceedings as a whole” eerlijk zijn geweest (zie EHRM Khan, para. 34-35). Daarbij moet worden beoordeeld welk verdragsrecht is geschonden bij het verkrijgen van het bewijs; een schending van art. 8 EVRM betekent, gelet op de jurisprudentie van het EHRM, niet dat het gebruik voor het bewijs van het materiaal dat met schending van artikel 8 EVRM is verkregen, perse in strijd is met het recht op een eerlijk proces. In dat verband wordt bekeken of de verdedigingsrechten zijn gewaarborgd. Er moet dan worden beoordeeld of de verdachte de wijze van verkrijgen van het bewijsmateriaal en de authenticiteit daarvan heeft kunnen betwisten tijdens het strafproces. Ook moet de kwaliteit van het bewijs worden beoordeeld; is er door de wijze van verkrijgen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan? Erg betrouwbaar bewijs behoeft weinig steunbewijs (zie bijv. EHRM Bykov).

In casu heeft de verdediging in elk geval ter terechtzitting de gelegenheid gehad om de wijze van verkrijging van het bewijsmateriaal te betwisten. De rechten van de verdediging zijn in zoverre gerespecteerd. Het risico van onbetrouwbaarheid is (zeer) gering omdat de locatie van Jelle nu eenmaal door middel van de stealth-sms is vastgelegd en door een deskundige is geconstateerd dat er sprake is van cocaïne. Wat betreft het gewicht voor het bewijs kan worden opgemerkt dat het aantreffen van de cocaïne in de auto van Jelle uiteraard het belangrijkste bewijs vormt in deze zaak. Dat aantreffen is weliswaar een rechtstreeks gevolg geweest van de onrechtmatige inzet van de stealth-sms, maar de betrokkenheid van Jelle bij het strafbaar feit wordt bevestigd door de tapgesprekken. Bovendien kan worden opgemerkt dat er minder behoefte bestaat aan steunbewijs nu de resultaten van de stealth-sms zeer betrouwbaar kunnen worden geacht. Al met al hoeft het niet toepassen van bewijsuitsluiting er dus niet toe te leiden dat het proces in zijn geheel oneerlijk is geweest.

Voor wat betreft het Nederlandse strafprocesrecht zijn de consequenties van vormverzuimen in het vooronderzoek geregeld in art. 359a Sv. In het arrest HR Afvoerpijp heeft de Hoge Raad algemene regels geformuleerd voor de toepassing van dat artikel. [In de vraag is gegeven dat het onderhavige vormverzuim onder het toepassingsbereik van art. 359a Sv valt.]

De vraag of aan het vormverzuim een rechtsgevolg verbonden moet worden, en zo ja, welk rechtsgevolg, zal beantwoord moeten worden aan de hand van de in art. 359a lid 2 Sv vermelde factoren. Het rechtsgevolg zal door deze factoren uiteindelijk moeten worden gerechtvaardigd (HR Afvoerpijp, r.o. 3.5). De eerste vermelde factor is het belang dat het geschonden voorschrift dient, ook wel aangeduid als ‘Schutznorm’ of ‘relativiteitsvereiste’. Daarbij wordt gekeken ‘welk belang het geschonden voorschrift beoogt te beschermen en in hoeverre dit belang betrekking heeft op de verdachte.’ (Corstens, p. 730-731). In casu is inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Alfred (art. 8 EVRM). Schending van dit voorschrift tast uiteraard het belang van Alfred aan. De tweede factor is de ernst van het verzuim. Bij dit gezichtspunt (met name van belang voor de keuze van het rechtsgevolg) zijn de omstandigheden waaronder het verzuim is begaan van belang, waarbij ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol kan spelen (vgl. HR Afvoerpijp, r.o. 3.5). Tenslotte de laatste factor, het nadeel dat door het vormverzuim wordt veroorzaakt. Daarbij is het van belang in hoeverre de verdachte door het vormverzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad (vgl. HR Afvoerpijp, r.o. 3.5). Zoals eerder geconstateerd, is het geschonden voorschrift inderdaad in het belang van Alfred geschreven. In beginsel zou Alfred daardoor nadeel door het vormverzuim hebben ondervonden, in zijn verdediging zijn geschaad.

Wat zijn dan de vereisten waaraan voldaan dient te worden om het rechtsgevolg bewijsuitsluiting aan het vormverzuim te kunnen verbinden (art. 359a lid 1 sub b Sv, HR Afvoerpijp, r.o. 3.6.4 en HR Criteria voor toepassing bewijsuitsluiting ex art. 359a Sv, r.o. 2.4.2-2.4.6)? Allereerst dient het te gaan om bewijsmateriaal dat door het verzuim is verkregen. Een dergelijk causaal verband is in de casus aanwezig. De gegevens over de locatie van Alfred op het betreffende tijdstip zijn immers verkregen door de inbreuk op zijn privacy en hebben geleid tot zijn aanhouding en de inbeslagneming van de cocaïne. Vervolgens dient er door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate geschonden te zijn. De Hoge Raad overweegt in dit verband dat aan een niet gerechtvaardigde inbreuk op het door het eerste lid van art. 8 EVRM gewaarborgde recht in de strafprocedure tegen de verdachte geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden, mits zijn recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in art. 6 EVRM wordt gewaarborgd. Nu hierboven is vastgesteld dat gebruik van het bewijsmateriaal in casu niet leidt tot een schending van art. 6 EVRM, is bewijsuitsluiting hier niet noodzakelijk ter verzekering van het recht op een eerlijk proces. [Ook lijkt er geen sprake te zijn van een ‘zeer ingrijpende inbreuk op een grondrecht van de verdachte’, terwijl uit de casus evenmin blijkt dat er sprake zou zijn van een ‘structureel verzuim’.] De uitkomst lijkt te moeten zijn dat geen bewijsuitsluiting hoeft te volgen, doch kan worden volstaan met strafvermindering dan wel de enkele constatering van het verzuim.

Conclusie: Het beroep van de raadsman op bewijsuitsluiting heeft geen of weinig kans van slagen.

(Corstens paragraaf 15.5, 17.3 vormverzuim, 16.12 Schutznorm)

Vraag 4

Het zwijgrecht en het recht zichzelf niet te incrimineren staan niet letterlijk in artikel 6 EVRM opgenomen, maar worden daarin door het EHRM ingelezen. In

wordt door het EHRM in para. 47 overwogen dat een veroordeling vanzelfsprekend niet uitsluitend of grotendeels mag worden gebaseerd op het zwijgen van de verdachte of diens weigering antwoord te geven op vragen. Echter, het Hof vindt het eveneens vanzelfsprekend dat het zwijgrecht niet in de weg mag staan aan het meewegen van het zwijgen van de verdachte bij de beoordeling van de overtuigendheid van het bewijs, indien de situatie duidelijk vraagt om een verklaring van de verdachte. Blijkens para. 51 geldt daarbij dat alleen als het bewijs tegen de verdachte zo sterk is dat het vraagt om een verklaring die de verdachte geacht moet worden te kunnen geven, de rechter aan het zwijgen de conclusie mag verbinden dat er geen andere verklaring is dan dat de verdachte schuldig is. De aanklager moet eerst dusdanig bewijs aandragen dat sprake is van een ‘prima facie case’ (‘formidable case’) tegen de verdachte. Vervolgens is het een kwestie van ‘commonsense’ dat aan het zwijgen van de verdachte gevolgtrekkingen kunnen worden verbonden.

De Hoge Raad volgt deze jurisprudentie van het EHRM in HR Beroep op zwijgrecht als bewijs?. Als regel geldt dat de weigering een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf niet tot het bewijs kan bijdragen, gelet op artikel 29 lid 1 Sv (r.o. 4.2). Echter, indien een verdachte voor een omstandigheid die redengevend moet worden geacht voor het bewijs, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, mag de rechter dit in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken (r.o. 4.8). Het zwijgen van de verdachte mag dus in een situatie waarin het bewijs zo sterk is dat het ‘vraagt’ om een verklaring, worden gebruikt, niet als bewijsmiddel, maar wel in een nadere bewijsoverweging, waarin de rechter zijn waardering van het bewijsmateriaal uitlegt.

In casu kan zeker worden gesproken van een situatie die om uitleg vraagt (een ‘prima facie case’). Het bewijs kan immers worden gebaseerd op de tapgesprekken en de in de auto van Jelle aangetroffen cocaïne. Er is met andere woorden sprake van een dermate sterke zaak tegen de verdachte dat van hem een verklaring mag worden verwacht over deze belastende, voor het bewijs redengevende omstandigheden. Nu hij geen (redelijke, deze redengevendheid ontzenuwende) verklaring geeft, mogen daar conclusies aan worden verbonden bij de beoordeling van de overtuigendheid van het bewijs. De weigering om te verklaren wordt als zodanig niet voor het bewijs (dus als bewijsmiddel) gebruikt, maar wel meegewogen in de bewijsmotivering. Dat is in overeenstemming met de aangehaalde jurisprudentie.

(Corstens paragraaf 10.4 en 16.12)

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Strafprocesrecht - UU

Oefententamen 17/18: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 17/18: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Deel A Open vragen

De auteurs van het op Blackboard gepubliceerde artikel 'Het verdachtenverhoor: nieuwe dynamiek voor een vaste waarde' (Tijdschrift voor de Politie, jaargang 79/nr. 4/17) stellen dat het verdachtenverhoor - ondanks recente ontwikkelingen en toenemende complexiteit - niet aan belang heeft ingeboet.

Vraag 1

Licht toe waarom de auteurs tot deze conclusie komen. (10 punten / max 200 woorden)

Vraag 2

Noem twee correctiemechanismen op het opportuniteitsbeginsel. Licht toe wat deze correctiemechanismen inhouden en waar zij zijn opgenomen in de wet. (15 punten / max 300 woorden)

 

Deel B Casus “De alerte getuige”

Op maandagochtend 4 april 2019 komt bij de politie een melding binnen van een oplettende getuige. Een aantal gemaskerde mannen zou bezig zijn in te breken bij een woning. Als de politie ter plaatse komt, kan in de omgeving van de woning een drietal verdachten worden aangehouden die voldoen aan de opgegeven signalementen. Twee van hen hebben een grote tas met inbrekerswerktuig bij zich. De derde roept vlak voor de aanhouding tegen zijn handlangers, duidelijk hoorbaar voor de politieagenten: ‘Oh nee! Ik heb mijn tas binnen laten liggen!’ Naar aanleiding van het bovenstaande gaat de politie direct over tot een nader onderzoek in de desbetreffende woning. Meteen bij het betreden van de woning wordt duidelijk dat er een XTC-laboratorium aanwezig is in de keuken. Een 56-jarige man, genaamd Karel, die in de woning aanwezig is, wordt ook aangehouden op verdenking van het bereiden en/of vervaardigen van XTC-pillen (artikel 2, aanhef en onder B of D jo. art. 10 lid lid 4 Opiumwet. XTC bevat namelijk MDMA, een harddrug die op de zogenaamde “lijst I” van de Opiumwet staat). De XTC en de materialen worden in beslag genomen.

Vraag 3

Was het betreden van de woning rechtmatig? (20 punten / max 400 woorden)

 

Vervolg: Ga er los van het antwoord op vraag 1 van uit dat het binnentreden rechtmatig was. Karel is rechtmatig aangehouden en meegenomen naar het bureau. Hij blijkt al vaker voor het bereiden/ vervaardigen van XTC te zijn veroordeeld. Hij wordt op rechtmatige wijze verhoord en in verzekering gesteld en uiteindelijk wil de officier van justitie dat de rechter-commissaris een bevel tot bewaring verleent en doet daartoe een vordering.

Vraag 4

Kan een bevel tot bewaring tegen Peter worden verleend? (30 punten / max 600 woorden)

 

We keren terug naar de drie inbrekers. De inbrekers worden vervolgd wegens poging tot diefstal met braak, in vereniging gepleegd, tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd (art. 311 lid 1, aanhef en onder 3e , 4e en 5e , jo lid 2 Sr). De drie verdachten beroepen zich alle drie op hun zwijgrecht. In het dossier zit een proces-verbaal van de politie waarin verslag wordt gedaan van de aanhouding van de verdachten. Ook is er een proces-verbaal van sporenonderzoek in de woning en een proces-verbaal van technisch onderzoek. Uit deze processen-verbaal blijkt dat het inbrekerswerktuig dat is aangetroffen, is gebruikt voor de inbraak en dat er vingerafdrukken van alle drie

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 15/16: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 15/16: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2015/2016.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A. Casus: De Motorclub

Deel I

De motorclub ‘The Eagles’ bestaat uit een twintigtal leden met een passie voor Harley Davidsons. Bij de politie en het Openbaar Ministerie bestaat het vermoeden dat de motorclub zich bezig houdt met illegale activiteiten. In de afgelopen drie jaar zijn verschillende leden van de club, onder wie Sjaak (de president van de club), veroordeeld voor gewelds- en drugsdelicten. Bovendien rijden de leden van de motorclub altijd op de duurste en nieuwste motoren, terwijl uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat Sjaak leeft van een bijstandsuitkering en geen andere bron van inkomsten heeft.

Begin april 2015 meldt zich een zekere Kees bij de politie. Kees is vrachtwagenchauffeur. Hij wil wraak nemen op Sjaak, omdat Sjaak zijn vrouw heeft lastiggevallen. Kees vertelt de politie dat hij in het vrachtwagencircuit heeft gehoord dat de club handelt in automatische vuurwapens (dit is strafbaar op grond van art. 2 lid 1 WWM jo. art. 31 lid 1 WWM jo. art. 55 lid 3 sub a WWM). Ook vertelt hij de politie dat hij heeft vernomen dat deze handel via de Rotterdamse haven plaatsvindt.

Ten behoeve van het onderzoek wordt op de mobiele telefoons van enkele leden van de club een telefoontap geplaatst. Uit deze telefoontaps blijkt dat die leden van de club regelmatig praten over ‘kratten meisjes’ en hoe die het beste vervoerd kunnen worden. Ambtshalve is bij de politie bekend dat ‘meisjes’ als synoniem voor drugs, wapens of andere illegale goederen wordt gebruikt. Hoewel duidelijk is dat de club druk bezig is met de ‘kratten meisjes’, lukt het de politie niet om op basis van de telefoontaps vast te stellen waar de clubleden in handelen. Bovendien vormt de club een gesloten netwerk, waardoor het niet goed mogelijk is om een agent op onopvallende wijze lid te laten worden.

Net op moment dat het onderzoek naar de club dreigt vast te lopen, meldt Kees zich opnieuw, nu bij de officier van justitie. Kees vertelt dat hij is gevraagd om lid te worden van de motorclub, omdat hij als vrachtwagenchauffeur de club goede diensten kan verlenen. De officier van justitie laat deze kans niet liggen en vraagt Kees om lid te worden van de club. Op deze manier kan worden achterhaald waar de motorclub zich precies mee bezig houdt. De officier van justitie en Kees spreken af dat Kees de ontgroening van de club zal doorlopen: het plegen van strafbare feiten is daarbij niet uitgesloten. De officier van justitie legt de met Kees gemaakte afspraken schriftelijk vast, conform de wettelijke vereisten.

Kees doet alles wat nodig is om de leden van de club te.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 1 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 1 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2014/2015.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A, Casus Woeste Wilfried

Deel I

Mohammed van Manen en Wilfried van Wateren zijn al enkele jaren buren in de Rozenstraat in de Bloemenbuurt. Omdat Wilfried door de economische crisis met zijn klusbedrijf de laatste tijd nauwelijks opdrachten binnenhaalt, is hij begonnen met de verbouwing van zijn eigen huis. In de buurt staat Wilfried bekend als ‘Woeste Wilfried’, niet alleen omdat hij een woest uiterlijk heeft, maar ook omdat hij erg tekeer kan gaan als hij kwaad is. De verbouwing van zijn huis pakt hij aan op een manier die past bij zijn bijnaam: met grof geweld. De verbouwing veroorzaakt dan ook veel overlast voor de buren, met name voor Mohammed. De containers met bouwafval staan voor de deur van Mohammed en het voortdurende boren, zagen en timmeren heeft al meermalen tot woordenwisselingen geleid. Daardoor is de spanning tussen de buurmannen flink opgelopen.

Op een mooie zomeravond zit Mohammed in de tuin na te genieten van een heerlijke barbecue. Op dat moment wordt de rust verstoord door het indringende geluid van een slijptol. Het lawaai is afkomstig uit de woning van Wilfried. Voor Mohammed is de maat vol. Hij loopt de tuin van Wilfried in en roept richting de openstaande tuindeuren of Wilfried niet kan stoppen met die herrie. Wilfried komt oververhit zijn huis uit gestormd. ‘Stomme idioot, ik mag in mijn huis doen wat ik wil! Ik zal jou eens verbouwen.’ Terwijl hij slaande bewegingen richting Mohammed maakt, voegt hij daar nog aan toe: ‘Mijn tuin uit of ik haal een mes en snij je kapot!’ Daarop draait Wilfried zich om en rent zijn huis in. Even later komt hij weer naar buiten gestormd en schreeuwt: ‘Ben je hier nou nog?! Wegwezen, ik heb hier een mes.’ En hij maakt met zijn hand een beweging richting zijn broekzak.

Op dat moment grijpt wijkagent Paulus in. De wijkagent was net bezig met zijn ronde in de Bloemenbuurt. Hij is op het geschreeuw afgekomen en heeft de hele woordenwisseling tussen Mohammed en Wilfried gehoord. Wijkagent Paulus houdt Wilfried aan en fouilleert hem. Daarbij wordt er in een van Wilfrieds broekzakken een stiletto gevonden.

Vervolgens wordt Wilfried meegenomen naar het bureau en verhoord door de hulpofficier van justitie in verband met bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (art. 285 Sr). Na dat verhoor beveelt de hulpofficier de inverzekeringstelling van Wilfried.

Vraag 1a

Beoordeel de rechtmatigheid van de fouillering door de wijkagent.

Vraag 1b

Beoordeel de rechtmatigheid van het bevel tot inverzekeringstelling.

Deel II

De politie van bureau Bloemenbuurt krijgt de dag na de aanhouding van Wilfried een anonieme tip binnen over een donkergrijze Mercedes-Benz.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 2 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2014/2015.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A Casus: De advocaat-stagiaire

Deel I

Marja is een pas afgestudeerde juriste met een uitdagende functie als advocaat-stagiaire. Een heel interessante functie, maar echt rijk wordt ze er (nog) niet van. Desondanks laat Marja geen uitverkoop schieten en is ze na werktijd nog vaak te vinden in de dure winkels op de Dam. Al gauw stapelen haar geldproblemen zich op. In een poging om haar diverse schulden af te betalen, neemt Marja een rigoureus besluit: samen met haar vriend Martijn richt ze de gehele zolder van haar woning in als wietplantage. Ze besluiten het goed aan te pakken en investeren in professionele lampen en een flink aantal stekjes. Al snel kunnen Marja en Martijn hun eerste oogst verkopen aan één van de hoofdstedelijke coffeeshops. Marja's geldzorgen lijken eindelijk opgelost.

Het gesjouw met lampen, zakken zand en stekjes is hun opdringerige buurvrouw Truus niet ontgaan. Truus heeft door de vele hennepplanten ook behoorlijk wat last van stank. Ze is ervan overtuigd dat Marja ‘één van de grootste drugsdealers van ons land is’ en besluit daarom anoniem de politie in te lichten over haar vermoedens. Aan de telefoon vertelt Truus uitvoerig wat ze allemaal heeft gezien en geroken en geeft ze een uitgebreide beschrijving van Marja. Politieagenten Boom en De Vries gaan naar aanleiding van de melding naar de woning van Marja. De agenten ruiken buiten een sterke hennepgeur en constateren dat de zolderramen van de woning geblindeerd zijn. Bij terugkeer op het politiebureau wordt contact opgenomen met de energiemaatschappij en uit de opgevraagde gegevens blijkt dat Marja buitensporig veel elektriciteit gebruikt. De officier van justitie overweegt Marja te vervolgen ter zake van overtreding van artikel 3 sub b jo. artikel 11 lid 3 Opiumwet, maar wil daartoe meer duidelijkheid over de omvang van de eventuele hennepplantage en over de klantenkring van Marja.

Hij vaardigt het bevel uit om de gesprekken die worden gevoerd via Marja's mobiele telefoon op te nemen. De rechter-commissaris geeft de hiervoor benodigde machtiging af die voldoet aan alle in de wet gestelde eisen. De machtiging wordt verleend voor een periode van twee weken.

Vraag 1

Beoordeel of het opnemen van de telefoongesprekken rechtmatig is geschied.

Deel II

De methode heeft succes. De eerste dag al horen agenten Boom en Van Dijk, die zijn belast met het afluisteren, dat Marja telefonisch contact heeft met Willem, eigenaar van coffeeshop Smoke. In het gesprek geeft Marja aan dat ze nu naar Willem toekomt om de opbrengst van haar tweede oogst bij hem af te leveren. Gealarmeerd springen agenten Boom en Van Dijk in hun dienstvoertuig en spoeden zich naar coffeeshop Smoke Happy. Wanneer beide.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 12/13: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 12/13: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2012/2013.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A Casus: De Val

Deel I

Op 1 oktober 2007 krijgt de politie in Twello telefoon van een verwarde Karel Koning dat er in zijn tuin aan de Drumstraat een ongeluk heeft plaatsgevonden. Ter plaatse treffen de opsporingsambtenaren een man, genaamd Stefan, aan die kreunend onderaan de stalen brandtrap in de tuin van Karel ligt. Terwijl het inmiddels gearriveerde ambulancepersoneel druk doende is Stefan op een brancard te krijgen en de brancard de steile stalen trap op te hijsen, vertelt een dronken Karel de voor zijn huis toegestroomde buurtgenoten dat hij Stefan alleen een ‘heel klein duwtje’ heeft gegeven, en dat deze toen ‘zomaar’ van de trap is gevallen.

Terwijl de belangstelling toeneemt, let niemand op Karel die de straat uitwaggelt. Stefan overlijdt op weg naar het ziekenhuis aan de verwondingen opgelopen door de val van de trap. De politie wenst Karel te horen op verdenking van doodslag. Nu hij zich al een tijd niet meer in en rond zijn huis heeft vertoond, wordt vermoed dat hij zich in het huis van zijn zoon Jaap ophoudt. Verschillende keren aanbellen bij Jaap levert niets op, maar buurtbewoners vertellen de politie Jaap en een oudere man wel eens voor de ramen te zien.

Op 1 november 2007 begeven drie politieagenten, in bezit van een schriftelijke machtiging van de hulpofficier van justitie tot binnentreden in een woning ter aanhouding van Karel, zich naar de woning van Jaap. Zij bellen aan, maar er wordt niet open gedaan. Zij kijken door het raam naar binnen en zien een slapende man op de bank liggen. Daarop beuken zij de voordeur in. Zij maken de slapende man wakker en vragen hem naar zijn naam en adres. De man geeft aan Karel Koning te zijn en op de Drumstraat te Twello te wonen. De agenten houden hem daarop aan en geven hem de cautie. Terwijl twee van de agenten Karel mee naar de auto nemen, loopt Bas, de derde agent, de trap op. De deur die toegang geeft tot de zolderkamer blijkt afgesloten. Bas forceert deze deur en treft in de kamer een grote hoeveelheid planten aan, die eruit zien als hennepplanten. Hij verzamelt de planten en neemt deze mee naar de auto. Met de planten en Karel rijden de drie agenten naar het politiebureau. Bij aankomst wordt Karel voorgeleid aan de officier van justitie. De drie agenten maken intussen een proces-verbaal van aanhouding van Karel en een procesverbaal van inbeslagneming van de hennepplanten op.

Vraag 1

Is het betreden van de woning van Jaap rechtmatig geschied?

Ga er bij de beantwoording van de volgende vragen telkens van uit dat het betreden.....read more

Access: 
Public
Extra oefententamen 1: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 1: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Vraag 1

Bespreek aan de hand van het arrest Al-Khawaja & Tahery t. Verenigd Koninkrijk (EHRM 15 december 2011, EHRC 2012, 56) of de zogenoemde ‘sole or decisive rule’ een absoluut karakter heeft.

Casus

Op 9 oktober 2013 rijdt Jelle met zijn auto over de Zijlsingel in Leiden. Op het moment dat hij de Kooilaan nadert, wordt hij aangehouden door een arrestatieteam van de politie. Op de vloer bij de bijrijdersstoel treffen de politieagenten een plastic tas aan met daarin twee blauwkleurige diepvrieszakjes met witte stof met een totaalgewicht van één kilogram. Uit een test blijkt later dat het hier gaat om cocaïne.

Jelle wordt vervolgd ter zake van het aanwezig hebben van één kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (art. 2 jo. art. 10 Opiumwet). Uit het dossier blijkt dat voorafgaand aan de aanhouding – met machtiging van de rechter-commissaris – op grond van art. 126m Sv rechtmatig telefoongesprekken van Jelle zijn afgeluisterd, waarin over cocaïne werd gesproken.

Naar aanleiding van de inhoud van deze opnames heeft de officier justitie op grond van art. 126g Sv een rechtsgeldig bevel gegeven tot stelselmatige observatie van Jelle, met het doel om hem op heterdaad te betrappen op het bezit van cocaïne en tot aanhouding over te gaan. Op basis van een tapgesprek bestaat het vermoeden dat Jelle op woensdagochtend 9 oktober 2013 ergens in Leiden cocaïne heeft gekocht. De politie wil daarom onmiddellijk tot aanhouding van Jelle overgaan, maar het observatieteam is Jelle op dat moment net uit het oog verloren. Ook vindt er die dag geen telefoonverkeer plaats via de getapte mobiele telefoon van Jelle. Om die reden besluit de politie om twee stealth-sms-berichten te versturen naar de mobiele telefoon van Jelle, zodat kan worden vastgesteld waar Jelle zich op dat moment (ongeveer) bevindt. Deze informatie leidt ertoe dat hij enige tijd later kan worden aangehouden in Oegstgeest, waarbij de cocaïne in zijn auto wordt aangetroffen.

Door een zogenoemde stealth-sms (‘stille sms’) te verzenden kan de politie op elk gewenst moment vaststellen met welke zendmast een bepaalde telefoon tijdens het ontvangen van dat bericht in verbinding staat. Wanneer iemand een sms-bericht ontvangt, wordt door de ontvangende mobiele telefoon contact gemaakt met een zendmast. De politie kan hiervan gebruik maken om een telefoon te lokaliseren, in de zin dat bepaald kan worden binnen het bereik van welke zendmast de telefoon zich bevindt. Normaliter lukt dat alleen als de betreffende telefoon wordt gebruikt. Door een stealth-sms te zenden hoeft de politie niet te wachten totdat de gebruiker van de telefoon zelf belt of een bericht verstuurt, dan wel door een derde wordt gebeld of bericht. Een stealth-sms is een sms-bericht zonder inhoud, waarvan de ontvanger niet kan zien dat hij dat bericht heeft ontvangen,

.....read more
Access: 
Public
Extra oefententamen 2: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 2: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Het beginsel van interne openbaarheid speelt een belangrijke rol in het Nederlandse strafproces. Beperkingen op het beginsel zijn echter in het vooronderzoek en in het eindonderzoek mogelijk. Daardoor kan het voorkomen dat bepaalde stukken niet aan de processtukken worden toegevoegd, waardoor zelfs ten tijde van het eindonderzoek de verdediging deze stukken niet te zien krijgt.

Vraag 1

a. Geef aan op welke wijze in het Nederlandse recht is geregeld welke stukken aan de processtukken moeten worden toegevoegd en of hierop een uitzondering mogelijk is.

b. Hoe verhoudt deze regeling zich tot de jurisprudentie van het EHRM op dit punt?

Casus

Jasper wordt gedagvaard wegens vernieling (art. 350 Sr).

In het dossier zitten de volgende stukken. Alle betrokkenen zijn volwassen. De afkorting PV staat voor ‘proces-verbaal’.

  1. Een PV van verhoor door de politie van getuige Lotte, die verklaart: ‘Ik zag een groep van vier jongemannen lopen. De kleinste van de groep herkende ik als Jasper, een buurjongen. Jasper had een groene jas aan. Ik zag dat hij met een verfspuitbus een graffiti tag zette in de vorm van een pentagram. Daarna gooide hij de spuitbus weg. Ik heb toen de politie gebeld met dit verhaal en heb duidelijk het signalement en de naam van Jasper doorgegeven. Ik doe hierbij aangifte van vernieling, want mijn muur is nu beklad. en dat is een heel gedoe om die weer schoon te krijgen.’

  2. Een PV van verhoor door de politie van verdachte Jasper, die verklaart: ‘Ik liep door de straat waar Lotte woont. Ik woon daar ook. Ik heb geen graffiti tag gezet. Ik had een groene jas aan. We waren met z’n vieren. Ik ben de kleinste van de groep’.

  3. Een PV van bevindingen van opsporingsambtenaren Jansen en Mulder, waarin staat dat zij naar aanleiding van de melding van Lotte meteen poolshoogte zijn gaan nemen. Op de muur van Lotte zien zij een graffiti tag in de vorm van een pentagram. De verf was nog nat. Op een pleintje verderop treffen zij vier mannen en ze horen dat één van hen (de kleinste, met een groene jas) ‘Jasper’ wordt genoemd. De mannen worden aangehouden terzake van vernieling (art. 350 Sr) en voorgeleid op het bureau. Nadat zij de cautie hebben gekregen en met een advocaat hebben gesproken, zijn de ze door de politie verhoord. De spuitbus die Jasper volgens Lotte zou hebben weggegooid is de dag na het voorval niet meer teruggevonden.

  4. Een aantal PV’s van verhoor door de politie van de andere verdachten. Zij ontkennen iedere betrokkenheid bij het zetten van de tag en verklaren ook alle drie dat zij niet gezien hebben dat Jasper een tag zette en dat hij ook geen spuitbus met verf bij zich had.

Ga er van uit dat

.....read more
Access: 
Public
Extra oefententamen 3: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 3: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Deel A: Casus lekkende rechercheur

Bij de politie Rotterdam is al enige tijd een man werkzaam als rechercheur, genaamd Piet. Piet staat onder leiding van een districtschef, waarbij al enige tijd het vermoeden bestaat dat Piet informatie lekt over zijn werk naar het criminele milieu. De chef komt er toevalligerwijs achter dat Jurian, de neef van Piet met wie Piet altijd op dinsdagmiddag voetbalt, een van de verdachten is in het grootschalige opsporingsonderzoek naar drugshandel door de biljartclub “Angels of the sea”. Omdat de chef graag wil weten of zijn vermoedens kloppen, besluit hij deze vermoedens verder te gaan onderzoeken en daartoe maakt hij een gefingeerd proces-verbaal op, waarin wordt gerelateerd dat een lid van de biljartclubclub aan de CIE bijzonder waardevolle informatie over een op
handen zijnde transport heeft gegeven. Aan Piet wordt gevraagd dit p-v te bezorgen bij de Ovj belast met het onderzoek naar de “Angels of the sea”. Ondertussen wordt door de districtschef opdracht gegeven om Piet te observeren. Opsporingsambtenaar Eva van de Nationale Recherche wordt ingeschakeld als observant. Hij zit op dinsdagmiddag vanaf 13.00 uur aan een tafeltje
bij de voetbalclub van Piet. Om 13.30 uur komt Piet binnen, gaat bij Jurian aan tafel zitten en overhandigt hem direct een papier: “Moet je dit eens lezen”. Na lezing gaat Jurian naar buiten en staat daar enige tijd te telefoneren. Als hij terugkomt, hoort Eva hem tegen Piet zeggen: “Hij is
woest en komt nu direct naar mijn huis.” Eva volgt Piet en Jurian naar het huis van
Jurian. Kort nadat Piet en Jurian naar binnen zijn gegaan, ziet Eva dat een man bij het
huis aanbelt en wordt binnengelaten. Een kwartier later ziet Eva de man en Jurian het huis
verlaten, en later ook Piet. De volgende dag verschijnt Piet op zijn werk. Hij kijkt een beetje bleek. Vervolgens wordt hij aangehouden.

Vraag 1

Was de observatie, onder leiding van Eva, rechtmatig?

Vervolgens wil het toeval dat de Ovj ook een bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie in het huis van Jurian heeft gegeven. Uit onderzoek was gebleken dat veel Angels, waaronder ook de verdachten in het drugsonderzoek vallen, regelmatig bij hem thuis komen. Een paar dagen eerder is door de politie in het huis van Jurian afluisterapparatuur geplaatst. De opname van dezelfde dag als waarop de observatie plaatsvond, laat in de namiddag een woedende stem horen die schreeuwt: “Waar is dat papier?”, “Wie is die vent?”, “Hoezo weet je dat niet, agentje? Dan ga je dat nu uitzoeken! Anders is het over met de deal, nee, dan is het over met jou!” En een andere stem: “Hé, don’t shoot the messenger, kom mee, laat hem met rust.”

Nadat Piet is overgebracht naar een van de verhoorkamers, delen de verhorende

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2057 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer