Sociale facilitatie en inhibitie theorie: in alles wat je doet en kunt responsen klaar heb staan, sommige dominant en niet dominant --> hangt van de persoon af.
Sociale facilitatie: de verbetering in taakuitvoering wanneer mensen in nabijheid van anderen werken.
- Dominant: makkelijk aan te leren of uit te voeren gedrag, of gedrag wat veel geoefend is,sommige responsen hebben een grotere kans om naar buiten te komen/gemakkelijk af gaan/niet veel moeite voor doen/liggen klaar
- Niet dominant: gedragingen die minder snel en makkelijk worden vertoond, dingen waar je over na moet denken/niet gemakkelijk gaan
Bond en Titus (1983) - meta analyse
- Simpele taak (vergt dominante responses)
- Facilitatie --> kwantitatieve productiewinst: het is alleen maar meer, niet beter
- Complexe taak (vergt niet-dominante responses)
- Inhibitie --> kwantitatief en kwalitatief productieverlies: het wordt minder en warrige
Wat zegt de theorie: als er mensen aanwezig zijn in je omgeving dan gaan de dingen die dominant zijn ga je vaker/meer doen (= facilitatie); dingen die je niet gemakkelijk af gaan (niet dominant), worden geinhibeert. --> is niet altijd wenselijk, want bijvoorbeeld praters in een collegezaal kunnen doorslaan
Verklaring Zajonc (1965): Drive Theory: in aanwezigheid van anderen krijg je bepaalde arousal (fight/flight), dat zorgt voor dat de facilitatie dominante respons en inhibitie niet-dominante respons.
Waar zie je de arousal aan?
- Bloedsomloop wangen/gezicht/keel --> mensen sjaal om
- Hartslag
- Huidgeleiding
Cottrell (1972): Evaluation apprehension theory: individuen die in de aanwezigheid van anderen werken, ervaren een algemene bezorgdheid mbt hoe anderen hen evalueren. Deze bezorgdheid zorgt ervoor dat hun prestaties op simpele, geoefende taken vergemakkelijkt wordt. --> er is nog iets extra's: de anticipatie van evaluatie. De anticipatie van evaluatie (ook positieve evaluatie) veroorzaakt de arousal. Komt boven op de fight/flight reactie.
Sanders et al (1978): Distraction-conflict theory: de aanwezigheid van anderen geeft een aandachtsconflict, iemand moet zijn aandacht verdelen tussen de taak en de persoon. Bij dominante taken kan je de aandachtsconflict overwinnen. De hele tijd bezig met het conflict over winnen. Ook bovenop.
Uziel (2007): Sociale orientation theory: individuele verschillen in sociale oriëntatie voorspellen of sociale vergemakkelijking wel of niet voor zal komen. Mensen met een positieve oriëntatie zijn erg zelfverzekerd en vinden taken binnen de groep erg uitdagend. Mensen met een negatieve oriëntatie zijn juist erg voorzichtig. --> mensen die de aanwezigheid van anderen een uitdaging vinden: positief = uitdaging; negatief = bedreiging
Extra theorieën uit het boek:
- Self-presentation theory: sociale vergemakkelijking wordt veroorzaakt doordat individuen een goede indruk willen maken wanneer ze in het gezelschap van anderen werken.
- Mere-effort model: de winsten en verliezen die individuen ervaren wanneer ze aan een taak werken, veroorzaakt wordt door veranderingen in de manier waarop ze informatie verwerken. Als individuen denken dat ze geëvalueerd worden, ze meer moeite gaan doen om goed te presteren. Dit leidt ertoe dat ze beter op beschikbare informatie moeten concentreren.
Ringelmann effect: de neiging van mensen om minder productief te worden wanneer zij in een groep werken.
Productieverlies: oorzaken
Coördinatie-verliezen:het feit dat inspanningen binnen de groep niet op simultane wijze verlopen.
- Onduidelijke taakverdeling
- Initiatief nemen: jij, ik of iemand anders?
- Timing: tegelijkertijd of om de beurt? --> boek is iets te gunstig: bij makkelijke taken op hetzelfde moment gelijk inspanning werk te leveren, maar is niet altijd zo
Motivatie-verliezen: --> ingewikkelder aan te pakken
- Velen handen maken licht werk
- Jezelf verschuilen in de groep
- Bijdrage doet er slechts 1/n toe
- Groepsdruk: 'sloof je niet zo uit': je gaat toch niet zo hard werken?!
- Social loafing (free riding/ sucker effect)
Wordt geïllustreerd met de brainstormtaak: nagaan wat iemand in zijn eentje kan opleveren en wat iemand in een groep kan opleveren. Met hoe meer mensen je bent, hoe minder mensen pp opleveren = procesverliezen.
Experiment met een productietaak: brainstormen
Alleen | In je eentje | |
Echt groep | - Met 2-8 personen
- Rond een tafel
- Motivatieproblemen
- Coördinatieproblemen
| |
Pseudo-groep | - Met 2-8 personen
- Ieder voor zich, in een eigen kamertje
- Alleen motivatieproblemen
- Geen coördinatieproblemen
| Onderzoek doen naar hoe mensen zich dan in een groep. Zitten tussen het potentiele productie en de feitelijke productie in. --> je hoeft niet op mensen te wachten, alleen je eigen ding doen. |
Motivatieproblemen lastiger op te lossen: eeuwige problemen van evenveel willen doen.
Combinatieproblemen: hoe worden de bijdragen gecombineerd
- Additieve taken: een taak die uitgevoerd kan worden door de input van de individuele leden te combineren/taken die optellen; groepsproduct = optelling
- Disjunctieve taken: een taak is pas voltooid als de groep een oplossing/beslissing of aanbeveling aanneemt.
- Truth-wins rule: iemand binnen de groep stelt iets voor en de groep ziet dit meteen als oplossing;
- Eureka taak: problemen waar we het antwoord al zeker van weten;
- Truth-supported-wins rule: het is niet meteen duidelijk wat het juiste antwoord is en dit zal pas gebeuren wanneer iemand in de groep het een sis met de bedenker van een mogelijke oplossing;
- Non-eureka taak: het juiste antwoord is niet zo duidelijk/meerdere oplossingen.
- Conjunctieve taak: een taak die alleen succesvol kan worden voltooid als alle groepsleden een bijdrage leveren. (Köhler effect: de toename in prestatie van een groep die werkt aan een conjunctieve taak waarvoor volharding nodig is, maar niet zozeer coordinatie van inspanning).
- Ondeelbaar: je gaat zo snel als de traagste, het zal niet sneller gaan als de traagste
- Deelbaar: zo snel als de snelste
- Compensatorische taak (gemiddelde): de uitkomst is letterlijk het gemiddelde/ een schatting maken is makkelijker meet een groep (gemiddelde), elkaars fouten opheffen. --> het gaat om het aantal inputs, niet om het aantal mensen. (Wisdom of the crowd effect: het gemiddelde oordeel is nauwkeuriger dan het individuele oordeel. Een statistisch afgeleide groepsscore is nauwkeurig omdat het op verschillende metingen is gebaseerd).
Extra combinatietechnieken uit het boek die niet in het college besproken zijn:
- Intellective task: de resultaten kunnen objectief worden beoordeel aan de hand van een vastgestelde norm, er is maar een juist antwoord;
- Judgmental task: taak waarvan de resultaten niet met een vast en objectieve maatstaf kunnen worden beoordeeld.
- Discretionary task: taak volbrengen door het gebruiken van een verscheidenheid aan sociale combinatiemethoden.
Disjunctief: de beste persoon faciliteren
Conjunctief: de slechtste faciliteren
Vaak een mengeling van combinatieregels
Combinatieregels --> coördinatieregels
In disjunctieve/conjunctieve taken moet je de sterkste en de zwakste identificeren. De sterkste om op te steunen en de zwakste om te ondersteunen.
Motivatieverlies:
Disjunctief | Zwakste groepsleden verliezen motivatie Sterkste niet |
Conjunctief | Sterkste groepsleden verliezen motivatie Zwaksten niet: soms Köhler effect |
additief | Sterke en zwakke groepsleden verliezen motivatie (free riders, suckers, social matching = wat anderen doen, doe jij ook, vaak op een lager niveau dan dat jij zou doen) |
Motivatieverlies tegengaan: Individuele bijdragen van groepsleden:
- Identificeerbaar maken
- Evalueerbaar maken; vergelijken
- Met doelstellingen
- Met andermans bijdragen*
- Relevantie ervan benadrukken --> dat wat je doet belangrijk is
- Voor de groep als geheel
- Voor de persoon zelf
Vergelijkbaar met andermans bijdragen lost niet altijd alles op, want hoewel ieders bijdragen identificeerbaar/evalueerbaar/ relevant gevonden worden, blijf de verdeling van inzet vaak een probleem (motivatieverlies).
- Naarmate anderen meer doen, meer capabel zijn, ben ik minder nodig --> mogelijkheid tot free riding
- Naarmate anderen minder doen, minder capabel zijn, ben ik meer nodig --> niet graag de sucker zijn
Motivatieverlies en Mixed motives:
Vormen van afhankelijkheid in taakgroepen
Coöperatief afhankelijkheid + competitief afhankelijkheid..
Social loafing: de afname van individuele inspanning wanneer men met anderen werkt in vergelijking met wanneer iemand alleen werkt (basaal, onbewust) = lummelen
Tegengaan door:
- Het identificeerbaar maken van individuele inspanningen;
- Het verminderen van free riding (free riding: minder bijdragen aan een taak wanneer men denkt dat andere groepsleden dit gebrek aan inspanning zullen compenseren, bewust minder doen) (sucker effect: de neiging om minder bij te dragen wanneer mensen verwachten dat anderen hen een "sucker" vinden (negatief beoordelen) als ze te hard werken);
- Het stellen van doelen;
- Het verhogen van de betrokkenheid (social compensation: groepsleden zullen een grotere inspanning vertonen bij belangrijke collectieve taken om te compenseren voor de verwachte ontoereikendheid in inspanning en vaardigheden van de andere groepsleden);
- Het vergroten van de identificatie met de groep.
Prisoner's Dilemma:
- Coöperatief afhankelijkheid: samen succesvol of niet afhankelijk
- Competitief afhankelijkheid: mijn winst is jouw verlies, elke + voor mij is een - voor jou, altijd slimmer om niet hard te werken in de samenwerking
Virtueel: interacties via ICT.
- Voordelen: snelheid, afstanden overbruggen en flexibel.
- Nadelen: coördinatieproblemen, misverstanden bij gebrek aan non-verbale aanknopingspunten in communicatie --> geeft ruis (je ziet iemands gezichtsuitdrukkingen niet (goed)).
Emoticons
- Negatieve emoticons: negatief effect
- Positieve emoticons: positief effect in communicatie over complexe kwesties, anders geen positief effect. Maar pas op je maakt ermee een minder competente indruk.
In werkgerelateerde online communicatie stralen smileys niet meer persoonlijke genegenheid uit, wekken smileys minder competente indruk en ondermijnen open info-uitwisseling.
Diversiteit binnen teams: de mate waarin de leden van elkaar verschillen. Bijvoorbeeld verschillen in sociale categorie, kennis, vaardigheden, waarde, overtuigingen, persoonlijkheid, organisatie, sociale banden en netwerken.
Voordelen:
- Bredere beschikbaarheid van unieke expertises
- Meer innovatief potentieel
- Complementaire capaciteiten
Nadelen:
- Coördinatieproblemen
- 'faultlines': doordat het team druk ervaart, wordt de grote heterogene groep in kleine meer homogene groepen verdeeld --> conflicten tussen subgroepen
- Bedreiging van cohesie (sociaal, taak)
- Motivatieproblemen
Autoriteit matrix model: beschrijft vier belangrijke teams en verantwoordelijkheden.
Verantwoordelijkheden:
- Het uitvoeren van taken
- Het monitoren van het werkproces
- Het ontwerpen van het team
- Het bepalen van de doelen van het team
Vier groepen:
- Manager-led team: de verantwoordelijkheid is het uitvoeren van taken. Een externe leider monitort de werkprocessen, ontwerpt en stuurt het team.
- Self-managing team: verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken en het monitoren van werkprocessen. Een externe leider heeft de controle over de structuur en procedures van het team.
- Self-designing team: de verantwoordelijkheid over het doen wat nodig is en het werk gedaan krijgen, daarnaast hebben ze controle over de structuur van het team. Een externe leider stuurt het team.
- Self-governing team: verantwoordelijk over het sturen en ontwerpen van het team, het monitoren van de werkprocessen en het uitvoeren van de taken.
UPDATE CAWortman contributed on 17-01-2019 12:20
De aantekeningen van HC4 zijn nog iets aangepast en verduidelijkt. Er zijn nog een aantal extra theorieen uit het boek toegevoegd en de uitleg bij sommige termen is uitgebreid.
Succes met studeren!
Add new contribution