HC 4 Taakuitvoer (alleen vs groepen)

In aanwezigheid vs afwezigheid van anderen werken 

Sociale facilitatie en inhibitie theorie: in alles wat je doet en kunt responsen klaar heb staan, sommige dominant en niet dominant --> hangt van de persoon af. 

Sociale facilitatie: de verbetering in taakuitvoering wanneer mensen in nabijheid van anderen werken.

  • Dominant: makkelijk aan te leren of uit te voeren gedrag, of gedrag wat veel geoefend is,sommige responsen hebben een grotere kans om naar buiten te komen/gemakkelijk af gaan/niet veel moeite voor doen/liggen klaar
  • Niet dominant: gedragingen die minder snel en makkelijk worden vertoond, dingen waar je over na moet denken/niet gemakkelijk gaan 

Bond en Titus (1983) - meta analyse

  • Simpele taak (vergt dominante responses) 

    • Facilitatie --> kwantitatieve productiewinst: het is alleen maar meer, niet beter
  • Complexe taak (vergt niet-dominante responses)
    • Inhibitie --> kwantitatief en kwalitatief productieverlies: het wordt minder en warrige

Wat zegt de theorie: als er mensen aanwezig zijn in je omgeving dan gaan de dingen die dominant zijn ga je vaker/meer doen (= facilitatie); dingen die je niet gemakkelijk af gaan (niet dominant), worden geinhibeert. --> is niet altijd wenselijk, want bijvoorbeeld praters in een collegezaal kunnen doorslaan

Verklaring Zajonc (1965): Drive Theory: in aanwezigheid van anderen krijg je bepaalde arousal (fight/flight), dat zorgt voor dat de facilitatie dominante respons en inhibitie niet-dominante respons. 

Waar zie je de arousal aan?

  • Bloedsomloop wangen/gezicht/keel --> mensen sjaal om 
  • Hartslag
  • Huidgeleiding

Cottrell (1972): Evaluation apprehension theory: individuen die in de aanwezigheid van anderen werken, ervaren een algemene bezorgdheid mbt hoe anderen hen evalueren. Deze bezorgdheid zorgt ervoor dat hun prestaties op simpele, geoefende taken vergemakkelijkt wordt. --> er is nog iets extra's: de anticipatie van evaluatie. De anticipatie van evaluatie (ook positieve evaluatie) veroorzaakt de arousal. Komt boven op de fight/flight reactie. 

Sanders et al (1978): Distraction-conflict theory: de aanwezigheid van anderen geeft een aandachtsconflict, iemand moet zijn aandacht verdelen tussen de taak en de persoon. Bij dominante taken kan je de aandachtsconflict overwinnen. De hele tijd bezig met het conflict over winnen. Ook bovenop.

Uziel (2007): Sociale orientation theory: individuele verschillen in sociale oriëntatie voorspellen of sociale vergemakkelijking wel of niet voor zal komen. Mensen met een positieve oriëntatie zijn erg zelfverzekerd en vinden taken binnen de groep erg uitdagend. Mensen met een negatieve oriëntatie zijn juist erg voorzichtig. --> mensen die de aanwezigheid van anderen een uitdaging vinden: positief = uitdaging; negatief = bedreiging

Extra theorieën uit het boek: 

  • Self-presentation theory: sociale vergemakkelijking wordt veroorzaakt doordat individuen een goede indruk willen maken wanneer ze in het gezelschap van anderen werken. 
  • Mere-effort model: de winsten en verliezen die individuen ervaren wanneer ze aan een taak werken, veroorzaakt wordt door veranderingen in de manier waarop ze informatie verwerken. Als individuen denken dat ze geëvalueerd worden, ze meer moeite gaan doen om goed te presteren. Dit leidt ertoe dat ze beter op beschikbare informatie moeten concentreren. 

Individueel vs samen met anderen werken

Ringelmann effect: de neiging van mensen om minder productief te worden wanneer zij in een groep werken.

Productieverlies: oorzaken 

Coördinatie-verliezen:het feit dat inspanningen binnen de groep niet op simultane wijze verlopen. 

  • Onduidelijke taakverdeling 
  • Initiatief nemen: jij, ik of iemand anders?
  • Timing: tegelijkertijd of om de beurt? --> boek is iets te gunstig: bij makkelijke taken op hetzelfde moment gelijk inspanning werk te leveren, maar is niet altijd zo

Motivatie-verliezen: --> ingewikkelder aan te pakken 

  • Velen handen maken licht werk
  • Jezelf verschuilen in de groep 
  • Bijdrage doet er slechts 1/n toe
  • Groepsdruk: 'sloof je niet zo uit': je gaat toch niet zo hard werken?!
  • Social loafing (free riding/ sucker effect)

Wordt geïllustreerd met de brainstormtaak: nagaan wat iemand in zijn eentje kan opleveren en wat iemand in een groep kan opleveren. Met hoe meer mensen je bent, hoe minder mensen pp opleveren = procesverliezen.

Experiment met een productietaak: brainstormen

Alleen

In je eentje

 

Echt groep

    • Met 2-8 personen
    • Rond een tafel
    • Motivatieproblemen
    • Coördinatieproblemen

 

Pseudo-groep

    • Met 2-8 personen
    • Ieder voor zich, in een eigen kamertje
    • Alleen motivatieproblemen
    • Geen coördinatieproblemen 

Onderzoek doen naar hoe mensen zich dan in een groep.

Zitten tussen het potentiele productie en de feitelijke productie in.

--> je hoeft niet op mensen te wachten, alleen je eigen ding doen.

Motivatieproblemen lastiger op te lossen: eeuwige problemen van evenveel willen doen.

Combinatieproblemen: hoe worden de bijdragen gecombineerd

  • Additieve taken: een taak die uitgevoerd kan worden door de input van de individuele leden te combineren/taken die optellen; groepsproduct = optelling
  • Disjunctieve taken: een taak is pas voltooid als de groep een oplossing/beslissing of aanbeveling aanneemt. 
    • Truth-wins rule: iemand binnen de groep stelt iets voor en de groep ziet dit meteen als oplossing;
      • Eureka taak: problemen waar we het antwoord al zeker van weten;
    • Truth-supported-wins rule: het is niet meteen duidelijk wat het juiste antwoord is en dit zal pas gebeuren wanneer iemand in de groep het een sis met de bedenker van een mogelijke oplossing;
      • Non-eureka taak: het juiste antwoord is niet zo duidelijk/meerdere oplossingen.
  • Conjunctieve taak: een taak die alleen succesvol kan worden voltooid als alle groepsleden een bijdrage leveren. (Köhler effect: de toename in prestatie van een groep die werkt aan een conjunctieve taak waarvoor volharding nodig is, maar niet zozeer coordinatie van inspanning). 
    • Ondeelbaar: je gaat zo snel als de traagste, het zal niet sneller gaan als de traagste 
    • Deelbaar: zo snel als de snelste 
  • Compensatorische taak (gemiddelde): de uitkomst is letterlijk het gemiddelde/ een schatting maken is makkelijker meet een groep (gemiddelde), elkaars fouten opheffen. --> het gaat om het aantal inputs, niet om het aantal mensen. (Wisdom of the crowd effect: het gemiddelde oordeel is nauwkeuriger dan het individuele oordeel. Een statistisch afgeleide groepsscore is nauwkeurig omdat het op verschillende metingen is gebaseerd).

Extra combinatietechnieken uit het boek die niet in het college besproken zijn: 

  • Intellective task: de resultaten kunnen objectief worden beoordeel aan de hand van een vastgestelde norm, er is maar een juist antwoord;
  • Judgmental task: taak waarvan de resultaten niet met een vast en objectieve maatstaf kunnen worden beoordeeld.
  • Discretionary task: taak volbrengen door het gebruiken van een verscheidenheid aan sociale combinatiemethoden. 

Disjunctief: de beste persoon faciliteren

Conjunctief: de slechtste faciliteren

Vaak een mengeling van combinatieregels

Combinatieregels --> coördinatieregels

In disjunctieve/conjunctieve taken moet je de sterkste en de zwakste identificeren. De sterkste om op te steunen en de zwakste om te ondersteunen.

Motivatieverlies:

Disjunctief

Zwakste groepsleden verliezen motivatie

Sterkste niet

Conjunctief

Sterkste groepsleden verliezen motivatie

Zwaksten niet: soms Köhler effect

additief

Sterke en zwakke groepsleden verliezen motivatie (free riders, suckers, social matching = wat anderen doen, doe jij ook, vaak op een lager niveau dan dat jij zou doen)

Motivatieverlies tegengaan: Individuele bijdragen van groepsleden:

  • Identificeerbaar maken 
  • Evalueerbaar maken; vergelijken 
    • Met doelstellingen 
    • Met andermans bijdragen*
  • Relevantie ervan benadrukken --> dat wat je doet belangrijk is 
    • Voor de groep als geheel
    • Voor de persoon zelf 

Vergelijkbaar met andermans bijdragen lost niet altijd alles op, want hoewel ieders bijdragen identificeerbaar/evalueerbaar/ relevant gevonden worden, blijf de verdeling van inzet vaak een probleem (motivatieverlies).

  • Naarmate anderen meer doen, meer capabel zijn, ben ik minder nodig --> mogelijkheid tot free riding
  • Naarmate anderen minder doen, minder capabel zijn, ben ik meer nodig --> niet graag de sucker zijn

Motivatieverlies en Mixed motives:

Vormen van afhankelijkheid in taakgroepen

Coöperatief afhankelijkheid + competitief afhankelijkheid..

    Social loafing: de afname van individuele inspanning wanneer men met anderen werkt in vergelijking met wanneer iemand alleen werkt (basaal, onbewust) = lummelen

    Tegengaan door:

    1. Het identificeerbaar maken van individuele inspanningen;
    2. Het verminderen van free riding (free riding: minder bijdragen aan een taak wanneer men denkt dat andere groepsleden dit gebrek aan inspanning zullen compenseren, bewust minder doen) (sucker effect: de neiging om minder bij te dragen wanneer mensen verwachten dat anderen hen een "sucker" vinden (negatief beoordelen) als ze te hard werken);
    3. Het stellen van doelen;
    4. Het verhogen van de betrokkenheid (social compensation: groepsleden zullen een grotere inspanning vertonen bij belangrijke collectieve taken om te compenseren voor de verwachte ontoereikendheid in inspanning en vaardigheden van de andere groepsleden);
    5. Het vergroten van de identificatie met de groep.

    Prisoner's Dilemma:

    • Coöperatief afhankelijkheid: samen succesvol of niet afhankelijk
    • Competitief afhankelijkheid: mijn winst is jouw verlies, elke + voor mij is een - voor jou, altijd slimmer om niet hard te werken in de samenwerking 

    Teams

    Virtueel: interacties via ICT.

    • Voordelen: snelheid, afstanden overbruggen en flexibel.
    • Nadelen: coördinatieproblemen, misverstanden bij gebrek aan non-verbale aanknopingspunten in communicatie --> geeft ruis (je ziet iemands gezichtsuitdrukkingen niet (goed)).

    Emoticons

    • Negatieve emoticons: negatief effect
    • Positieve emoticons: positief effect in communicatie over complexe kwesties, anders geen positief effect. Maar pas op je maakt ermee een minder competente indruk.

    In werkgerelateerde online communicatie stralen smileys niet meer persoonlijke genegenheid uit, wekken smileys minder competente indruk en ondermijnen open info-uitwisseling.

    Diversiteit binnen teams: de mate waarin de leden van elkaar verschillen. Bijvoorbeeld verschillen in sociale categorie, kennis, vaardigheden, waarde, overtuigingen, persoonlijkheid, organisatie, sociale banden en netwerken. 

    Voordelen:

    • Bredere beschikbaarheid van unieke expertises
    • Meer innovatief potentieel
    • Complementaire  capaciteiten 

    Nadelen:

    • Coördinatieproblemen
    • 'faultlines': doordat het team druk ervaart, wordt de grote heterogene groep in kleine meer homogene groepen verdeeld --> conflicten tussen subgroepen
    • Bedreiging van cohesie (sociaal, taak)
    • Motivatieproblemen

    Autoriteit matrix model: beschrijft vier belangrijke teams en verantwoordelijkheden. 

    Verantwoordelijkheden:

    1. Het uitvoeren van taken
    2. Het monitoren van het werkproces
    3. Het ontwerpen van het team 
    4. Het bepalen van de doelen van het team

    Vier groepen:

    1. Manager-led team: de verantwoordelijkheid is het uitvoeren van taken. Een externe leider monitort de werkprocessen, ontwerpt en stuurt het team.
    2. Self-managing team: verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken en het monitoren van werkprocessen. Een externe leider heeft de controle over de structuur en procedures van het team.
    3. Self-designing team: de verantwoordelijkheid over het doen wat nodig is en het werk gedaan krijgen, daarnaast hebben ze controle over de structuur van het team. Een externe leider stuurt het team.
    4. Self-governing team: verantwoordelijk over het sturen en ontwerpen van het team, het monitoren van de werkprocessen en het uitvoeren van de taken. 
    Access: 
    Public

    Image

    This content is also used in .....

    Groepsdynamica (18/19)

    TentamenTickets bij Groepsdynamica aan de Universiteit Leiden
    HC 1 Groepslidmaatschap

    HC 1 Groepslidmaatschap

    Zijn groepen echt?

    Doet er niet per se toe, of de consequenties echt zijn, dat wel.

    Consequenties zijn echt … interdependente keuzes

    Gedrag is f(Persoon x Situatie)

    Persoonlijkheidstest

    Persoon: Sociale waarde oriëntatietest (SWO): punten verdelen tussen jezelf en een ander die je niet kent en ook nooit leert kennen. Drie oriëntaties: pro-sociaal (alles gelijk, iedereen evenveel), individualistische (jezelf het meest, maar ander niet per se het minste, hoogste voor jezelf), competitief (ook individualist, maar dan moet de ander het minste hebben).

    SWO is voorspellend voor:

    1. Concessies doen bij onderhandelingen 
    2. Zelfopoffering voor partner in relatie
    3. Milieugedrag
    4. Verkeersgedrag
    5. Donaties aan derde wereld, gezondheidsdoelen 
    6. Coöperatie binnen en tussen groepen = wat de sociaalpsychologen belangrijk vinden 

    Persoon: SWO als:

    • Selectie-instrument: welke persoonlijkheid is het meest geschikt voor de binnendienst of voor de buitendienst van een commercieel bedrijf. --> wie wil je waar 
    • Afname van het meetinstrument: wat zouden redenen kunnen zijn om deze 9 items inconsistent in te vullen. 

    Waarom zou je je consistent gedragen als je niet weet wie de "ander" is --> het hangt dus af van de situatie.

    Sociale categorisatie

    Wat uitmaakt is hoe de ander met je verbonden is:

    Entitativity: gelijkheid, nabijheid, lotsverbondenheid 

    Mensen kunnen zich op verschillende niveaus categoriseren (multi-level (nested))

    Individu binnen een groep, binnen een grotere groep. (psycholoog - sociaal-psycholoog - psychologen)

    • Grote groep: collectieve categorisatie 
    • Midden groep: subgroep categorisatie (minder ingroep-outgroep categorisatie) 
    • Individu: persoonlijke categorisatie 

    Niveau van categoriseren kan op een dag meerdere keren verschillen.

    Ook: gedeeld groepslidmaatschap (crosscategorisatie) --> lid van meerdere kleinere groepen

    Gedeeld lidmaatschap: warme/koude kant --> bij testament of families

    SWO: pro-socialen maken meer onderscheid tussen ingroep en outgroep dan individualisten. Maken meer verschillen.

    • Pro-socialen zijn meer coöperatief jegens leden van de ingroep dan jegens leden van de outgroep. 
    • Individualisten zijn minder coöperatief, ongeacht ingroep/outgroep lidmaatschap

    Verschillende kijken door verschillende typen psychologen (sociaal of persoonlijkheids-psycholoog)

    Niveau van sociale categorisatie - identificatie

    Niet alleen: wie voelen zich gelijk, nabij? Maar ook: hoe worden de schaarse middelen verdeeld? (lotsverbondenheid).

    Coöperatief naar de mensen waar jij je mee verbonden voelt.

    Multi-level:

    Binnen secties:

    Wetenschappelijke specialisaties, INDIV --> weinig uitwisseling tussen INDIV --> meer aandacht voor INDIV dan voor groepsbelang --> gebrekkige samenwerking BINNEN groep.

    Tussen secties:

    Wetenschappelijk specialisatie als GROEP --> weinig uitwisseling met andere GROEPEN

    --> ingroep identificatie

    --> outgroep 'verwerping'

    --> meer gericht op ingroep dan op collectief --> gebrekkige samenwerking TUSSEN groepen

    Interventies op meerdere sporen

    Als je iets opdeelt en je zegt de een maakt het ene deel en de andere maakt het andere deel, dan krijg je interventies die haaks op elkaar staan.

    Psychologie van het groepslidmaatschap

    Sociale vergelijkingstheorie(!!!)

    Twee

    .....read more
    Access: 
    Public
    HC 2 Sociale invloed

    HC 2 Sociale invloed

    Sociale invloed is dynamisch

    1. T1: allen tegen eenling
    2. T2: consistente minderheid tegen de meerderheid
    3. T3: eenling tegen allen; allen tegen eenling

    Dynamisch processen gaan heel snel

    Lid zijn van een groep heeft een aantal psychologische functies (2 motieven)

    • Hoe zit de wereld in elkaar/ accurate info (persoonlijke validatie)
    • Behoefte om oke te zijn (sociale validatie)

    Beide motieven botsen vaak nog wel --> vaak wint sociale validatie: mensen willen er liever bij horen, dan het juist hebben. Angst en onzekerheid maken sociale validatie belangrijker dan accurate info!

    Normatieve invloed: beroep doen op gevoel van buitensluiten. Je wilt er graag bij horen. Als je niet doet wat wij vinden, dan hoor je er niet bij)

    Aantal tegenstanders

    Meerderheid: beroep doen op normatieve (en informationele) invloed. Als je maar doet wat wij vinden, dan hoor je er bij en heb je het bij het juiste eind.

    Meerderheden kunnen gehoorzaamheden afdwingen.

    Minderheid: kunnen alleen beroep doen op informatie geven, kunnen alleen maar argumenteren. Zij kunnen niet zeggen: als je niet doen wat wij zeggen, hoor je er niet bij --> Als Geert Wilders dat zou zeggen, dan zeggen mensen van oke, dan horen we er toch niet bij. Daarom sterke sprekers. 

    Reacties van beïnvloedde partijen wat voor proces heeft afgespeeld:

    • Publiek: in de groep
    • Privé:

    Publieke instemming, privé afkeuren

    = Compliance/asquiescence: gehoorzaamheid, buiten de groep zeg je wat je vindt 

    Lijnstukken experiment van Asch

    • Afgedwongen gehoorzaamheid 
    • Een mede-afwijker (hoeft het niet eens met je eens te zijn) geeft al ruimte om tegen de groep in te gaan 
    • Unanieme meerderheid is nog sterker als je denkt dat ze niet van elkaar weten dat iedereen het fout zegt

    Publieke instemming, privé instemming

    = overtuigd

    Meerderheid kan overtuigen, informationeel en normatief

    Autokinetische effect: ogen doen lampje automatisch bewegen (iets wat stil hangt), je ogen denken dat het lampje beweegt. 

    Convergentie naar het gemiddelde: de uiterste mensen passen hun antwoord aan. Maar, als een iemand volhoudt dan, past de groep zich daaraan aan. Mensen gaan dit echt geloven. Mensen socialiseren. 

     

    Minderheid kan alleen informationeel overtuigen: "minorities produce pfofound and lasting changes in attitudes and perceptions that generalize to new settings and over time".

    Soms kan een minderheid in een abigue situatie (kleur/argumenten) als zij consistent volhouden, de meerderheid overhouden. Mensen zullen langzaam overlopen.

     

    Dual process theory --> sociale beïnvloeding via

    Cnetrale route: vertel me hoe het zit --> persoonlijke validatie --> overtuigen

    Perifere route: doe niet zo flauw, wees het met me eens/wees niet lastig (oppervlakkig) --> laten gehoorzamen

     

    Invloed vanuit de minderheid is vaak latent --> niet meteen gelijk

    Bij heel consistent en laten zien dat het niet je eigen belang is, welzijn voor ons allen. Als de mensen dan niet meer onder druk staan van anderen, dan gaan mensen wel met je mee.

    • Meer tijd (via centrale
    .....read more
    Access: 
    Public
    HC 3 Normen, rol en macht

    HC 3 Normen, rol en macht

    Normen

    • Behoefte aan accurate info --> informationele invloed
    • Behoefte aan sociale validatie --> normatieve invloed

    Informationele invloed vanuit een minderheid is vaak latent = Minderheid kan moeilijk normatieve invloed uitoefenen, daarom moeten ze komen met argumenten. Kost meer tijd om door te dringen (via centrale route van informatie-verwerking). Komt indirect binnen en later tot uiting (op de gang, bij de koffieautomaat) --> Als de beïnvloede persoon minder bang is voor sociale afwijzing door de meerderheid. Maar de informationele invloed van de minderheid beklijft vaak beter en langer.

    • Descriptieve normen: wat de meeste mensen feitelijk doen. Gewoon hoe mensen doen. 
    • Injuctieve normen: wat mensen zouden moeten doen in een bepaalde situatie.
    • Prescriptief: wat je wel zou moeten doen
    • Proscriptief: wat je niet zou moeten doen 

    Onbedoeld effect van campagne met descriptieve norm-informatie

    Campagne die bijvoorbeeld pleit dat de meeste mensen het zo doen --> idee van mensen: ik blijf doen wat de meeste mensen ook doen, (in lijn met descriptieve norm: OK zijn). Ook al is het niet wat ik zou moeten doen (tegen de injunctieve norm in). (Waarom zou ik het anders moeten doen dan de meeste mensen)

    Pluralistic ignorance: ik zou wel een van de weinige zijn, dus ik doe het niet --> veronderstellen dat je een van de weinigen bent die anders denkt.

    Rol

    Normen gelden voor alle groepsleden, maar soms meer voor anderen.

    Mogelijkheden voor onafhankelijke (eigenwijze) opstelling in de taakgroep?

    1. positie in sociaal/communicatienetwerk
    2. rolverdeling
    3. statusverdeling

    Social Network Analysis (SNA): positie van elk groepslid tov andere groepsleden.

    • Mate van centraliteit: het aantal connecties tussen leden;
    • Outdegree: het aantal connecties die je legt met anderen;
    • Indegree: het aantal connecties die je ontvangt van anderen;
    • Betweenness: de positie in een netwerk naast anderen paren;
    • Closeness: de afstand van een individu tov anderen. 

    Positie in communicatienetwerk (patroon van informatieoverdracht en informatieuitwisseling dat beschrijft wie het meeste communiceert met wie en in welke mate)

    • Gedecentraliseerd netwerk: een centrale positie waaruit de informatie wordt verstuurd naar anderen. De hub is de persoon die de centrale communicatieverwerking uitvoert;
    • Gecentraliseerd netwerk: alle kanalen zijn gelijk, de een is net zo centraal als de ander.

    Mate van centralisatie is bepalend voor de efficiëntie

    • Efficiënte afhankelijkheid van taakcomplexiteit --> Complexe take beter in een gedecentraliseerde netwerk (=slimmer)
    • Tevredenheid in perifere posities lager 

    Rolverdeling:

    Soms hoort een rol bij een positie/functie (is ongeacht de persoon)

    • Rol biedt soms mogelijkheid om groepsnormen te doorbreken en soms zelfs groepsnorm te wijzingen
    • Rol ligt veelal niet vast: rol-ambiguïteit, rol-stress
      • Intra-rol conflict: hoe moet je je in een rol gedragen, gaat soms tegen je idee van een rol in
      • Inter-rol conflict: je bent heel veel rollen (vader, man, broer, oom), je gedraagt
    .....read more
    Access: 
    Public
    HC 4 Taakuitvoer (alleen vs groepen)

    HC 4 Taakuitvoer (alleen vs groepen)

    In aanwezigheid vs afwezigheid van anderen werken 

    Sociale facilitatie en inhibitie theorie: in alles wat je doet en kunt responsen klaar heb staan, sommige dominant en niet dominant --> hangt van de persoon af. 

    Sociale facilitatie: de verbetering in taakuitvoering wanneer mensen in nabijheid van anderen werken.

    • Dominant: makkelijk aan te leren of uit te voeren gedrag, of gedrag wat veel geoefend is,sommige responsen hebben een grotere kans om naar buiten te komen/gemakkelijk af gaan/niet veel moeite voor doen/liggen klaar
    • Niet dominant: gedragingen die minder snel en makkelijk worden vertoond, dingen waar je over na moet denken/niet gemakkelijk gaan 

    Bond en Titus (1983) - meta analyse

    • Simpele taak (vergt dominante responses) 
      • Facilitatie --> kwantitatieve productiewinst: het is alleen maar meer, niet beter
    • Complexe taak (vergt niet-dominante responses)
      • Inhibitie --> kwantitatief en kwalitatief productieverlies: het wordt minder en warrige

    Wat zegt de theorie: als er mensen aanwezig zijn in je omgeving dan gaan de dingen die dominant zijn ga je vaker/meer doen (= facilitatie); dingen die je niet gemakkelijk af gaan (niet dominant), worden geinhibeert. --> is niet altijd wenselijk, want bijvoorbeeld praters in een collegezaal kunnen doorslaan

    Verklaring Zajonc (1965): Drive Theory: in aanwezigheid van anderen krijg je bepaalde arousal (fight/flight), dat zorgt voor dat de facilitatie dominante respons en inhibitie niet-dominante respons. 

    Waar zie je de arousal aan?

    • Bloedsomloop wangen/gezicht/keel --> mensen sjaal om 
    • Hartslag
    • Huidgeleiding

    Cottrell (1972): Evaluation apprehension theory: individuen die in de aanwezigheid van anderen werken, ervaren een algemene bezorgdheid mbt hoe anderen hen evalueren. Deze bezorgdheid zorgt ervoor dat hun prestaties op simpele, geoefende taken vergemakkelijkt wordt. --> er is nog iets extra's: de anticipatie van evaluatie. De anticipatie van evaluatie (ook positieve evaluatie) veroorzaakt de arousal. Komt boven op de fight/flight reactie. 

    Sanders et al (1978): Distraction-conflict theory: de aanwezigheid van anderen geeft een aandachtsconflict, iemand moet zijn aandacht verdelen tussen de taak en de persoon. Bij dominante taken kan je de aandachtsconflict overwinnen. De hele tijd bezig met het conflict over winnen. Ook bovenop.

    Uziel (2007): Sociale orientation theory: individuele verschillen in sociale oriëntatie voorspellen of sociale vergemakkelijking wel of niet voor zal komen. Mensen met een positieve oriëntatie zijn erg zelfverzekerd en vinden taken binnen de groep erg uitdagend. Mensen met een negatieve oriëntatie zijn juist erg voorzichtig. --> mensen die de aanwezigheid van anderen een uitdaging vinden: positief = uitdaging; negatief = bedreiging

    Extra theorieën uit het boek: 

    • Self-presentation theory: sociale vergemakkelijking wordt veroorzaakt doordat individuen een goede indruk willen maken wanneer ze in het gezelschap van anderen werken. 
    • Mere-effort model: de winsten en verliezen die individuen ervaren wanneer ze aan een taak werken, veroorzaakt wordt door veranderingen in de manier waarop ze informatie
    .....read more
    Access: 
    Public
    HC 5 Besluitvorming in groepen en leiderschap

    HC 5 Besluitvorming in groepen en leiderschap

    Besluitvorming in groepen 

    Psychologische functies groepslidmaatschap voor de leden. Lid zijn van de groepen heeft twee invloeden:

    • Informatief: accurate kennis
    • Normatief: OK gevonden worden, erbij horen --> de meeste valkuilen bij groepen

    Veel voordelen, maar gaat niet vanzelf.

    Normatieve invloed

    • Algemeen: men moet/ men mag niet 
    • Lokaal: wij doen dat nu eenmaal zo/ wij doen nooit

    --> vooral sterk bij hoge groepscohesie.

    Dysfunctionele normatieve druk bij….

    • … ideeën genereren: brainstorming
    • … info bundelen: shared info bias, common knowledge effect
    • … besluit nemen: group think

    Info/ideeën generen (brainstormen)  

    Minder ideeën in een interactieve groep dan individueel/afzonderlijk of in een nominale groep (je werkt wel samen, maar ook alleen).

    Coördinatie probleem: oa blokkade van nieuwe ideeën, op elkaar moeten wachten, liever luisteren dan bedenken, rolverdeling in een groep (bij brainstormen, veel gedoe die je niet hebt als je alleen bent)

    Motivatie probleem: 'social matching', free rider, sucker, voor slechts 1/n verantwoordelijk, je beoordeeld voelen: ben ik wel OK?

    Zaken die ertoe leiden dat het aantal ideeën vaak teleurstellend is in een interactieve groep.

    Hoe kan je het oplossen:

    • Zo nu en dan een denkpauzes (+ brainwriting: schrijf het maar op)
    • Nominale GroepsTechniek (NGT) = eerst individueel in stilte ideeën opschrijven, pas daarna overleggen
    • Elektronische brainstormen: vanachter je computer, anoniem

    Beschikbare info bundelen (shared info bias)

    Groepsleden bespreken voornamelijk gemeenschappelijke kennis ipv unieke expertise van individuele leden = shared information bias/ common knowledge effect

    En zijn heel blijk met snelle overeenstemming!

    Was dat de bedoeling van de gemixte groep?

    Mensen willen dus niet de moeite doen omdat ze anders hun expertise moeten uitleggen. Er is dan een verborgen profiel.

    Hoe kan je het oplossen:

    • Diverse achterbannen erbij betrekken 
    • Group Decision Support Systems
    • Argumenteren ipv verzoenen 
    • Taakstelling 'Wat is voor ons de juiste keuze' ipv 'Wat heeft een ieders instemming'
    • Verschillen in expertise benadrukken

    Afweging, keuze maken (polarisatie) 

    Groepspolarisatie: groepsleden gaan tijdens interactieve groepsdiscussie extremer over de kwestie praten en denken in de richting waarin zij bij aanvang van de discussie al tendeerden. --> we schuiven op in de richting waar de groep van te voren al tendeerden.

    Oorspronkelijke verklaringen voor dit verschijnsel ('risky shift'): 

    1. spreiding verantwoordelijkheid
    2. lefgozers zijn toonaangevend: mensen die zeggen: 'doe niet zo laf'
    3. westerse culturele waardering voor risico nemen

    Maar, dit blijkt afhankelijk van het domein! Bijv. bij medisch domein: Als mensen in het midden zaten, ging de verschuiving naar de voorzichtigheid

    • 'risky shift': bij economische, strategische risico's
    • 'cautious shift' bij medische risico's

    Huidigeverklaringen voor 'risky shift' en 'cautious shift'

    1.   sociale vergelijkingstheorie

    • Informationele sociale invloed: argumenten in een richting
    • Normatieve sociale invloed: Ok zijn, erbij horen volgens (lokale) norm

    2. sociale identiteit

    • In richting van prototypische positie binnen de ingroep 
    • Ter onderscheiding van positie van de outgroep

    3. persuasive-arguments

    .....read more
    Access: 
    Public
    HC 6 Intergroepsconflict en intragroepsconflict

    HC 6 Intergroepsconflict en intragroepsconflict

    Intragroepsconflicten: binnen groepen

    Intragroepsconflict: onenigheid of confrontatie tussen leden van dezelfde groep.

    Soorten (on)afhankelijkheid

    Onafhankelijkheid (independence): wanneer in een prestatie-situatie het succes van een groepslid niet gerelateerd is aan de kans dat andere groepsleden succes hebben.

    Afhankelijkheid: de uitkomsten van groepsleden zijn aan elkaar verbonden. 

    • Positieve afhankelijkheid: iets doen wat goed voor jezelf is en wat ook goed van jou = positieve afhankelijkheid. Maar ook: iets wat ik fout doe voor mezelf en wat ook fout is voor jou = positieve afhankelijkheid. Dus: zelf +, ander + of zelf -, ander - (resultaten parallel)
    • Negatieve afhankelijkheid: iets wat goed is voor mezelf en niet goed voor jou = negatief, ook: negatief voor mij en positief voor jou = negatieve afhankelijkheid. --> belangen zijn niet gelijk. 

    Meestal mix van positieve en negatieve afhankelijkheid = mixed motives situation: een prestatie-situatie waarin de wederzijdse afhankelijkheid tussen verschillende personen leidt tot zowel competitie als coöperatie. 

    Mix: 2-p Prisoner's Dilemma: een simulatie van sociale interactie waarin spelers of een cooperatieve of een competitieve keuze moeten maken om te winnen. Fout als Forsyth het prisoners dilemma uitlegt --> zie BB

     

    COOP

    NCOOP

     

    COOP

    +3

    +3

      0 

    +5

     

    NCOOP

    +5

      0

    +1

    +1

    • 0 = sucker
    • +5 = free rider
    • +1/+1 = valkuil

    Deficiënt evenwicht: zonder medewerking van de ander geen beter CLalt voor de persoon. Valkuil want:

    Het gaat altijd om een verdelingsprobleem wat het grotere probleem ondersneeuwt (klimaat, overbevissing, samenwerking)

    Non-coöp.: krachten en tegenkrachten

    Wederzijdse coöperatie kwetsbaar voor economische overwegingen:

    • Verleiding om te profiteren (greed; free ride)
    • Angst om te worden uitgebuit (fear; sucker) 

    Wederzijdse coöperatie vaak veiliggesteld door relationele overwegingen:

    • Verwantschap, vriendschap
    • Overleg, bewaken van afspraken 
    • Voortgezette ipv korstondige interactie
    • Verdeelregel: equity vs equality vs need

    N-persoons PD = sociaal dilemma

    Vaak ben je niet met zijn tweeën, soms ben je met zijn vieren

    Common resoursce dilemma: hoeveel is er beschikbaar?/ Wie neemthoeveel?

    Public good dilemma: een sociaal dilemma waarin iemand niet bijdraagt aan publieke goederen, maar hierdoor niet wordt uitgesloten van de voordelen. Dilemma want: hoeveel is er nodig?/ Wie geefthoeveel?

    Waarom een dilemma: je weet vaak niet hoeveel er zijn?

    Voorbeeld: Overbevissing: vissers zeggen dat er veel vissen zijn, politiek: er zijn weinig vissen.

    • Bij paksituaties: hopelijk is er meer
    • Bij geefsituaties: hopelijk minder

    Verdeelregels 

    • Equity: naar prestatie/input (loon naar werk/billikheid) 
    • Equality: allen evenveel, ongeacht input (De benadeelde partijen zeggen dat het niet klopt, bevoorrechte partijen zeggen wel dat het klopt)
    • Need: naar behoefte, ongeacht input (Wie hebben daar belang bij: de kleinere partijen, bij het brengen: ook kleinere partijen -->
    .....read more
    Access: 
    Public
    HC 7 Gedrag in groepen onder invloed van fysieke en sociale context

    HC 7 Gedrag in groepen onder invloed van fysieke en sociale context

    Territorium vs personal/group space

    Territoriumgedrag

    Individuen en groepen hechten aan territoria: wie hoort waar?

    Primair: vb eigen slaapkamer, stoel

    Secundair: vb eigen kantoor op je werk

    Publiek: vs eigen zitplaats in collegezaal 

    Hoe meer behoefte aan controle = hoe sterker de claim op die plek = hoe sterk de verdediging

    Mensen bakenen hun territoria af. Territoria hebben een functie, bijvoorbeeld hun eigen kamer. Als er mensen over de vloer komen, doen ze de slaapkamer dicht. We hebben allemaal behoefte aan een eigen plek. Op sommige plekken heb je recht, bijv kantoor, dan is het raar als mensen daar gaan zitten. Het voelt raar als je op iemands plek gaat zitten die iemand heeft afgebakend.

    Mensen hebben de behoeften om een stukje van de ruimte toe te eigenen, bijv door iets persoonlijks op te hangen.

    Inter-persoonlijle en inter-groepsruimte

    Individuen en groepen hebben een eigen ruimte: een space. In tegenstelling tot een territorium, draag je je space met je mee:

    • Intieme zone: alleen voor je partner en je kinderen, heel dichtbij, tegen je aan;
    • Persoonlijke zone: wanneer je met elkaar aan het praten bent, op de bank zit;
    • Sociale zone: ruimte die je hebt als collega's, hoe dicht zouden de stoelen naast elkaar zetten;
    • Publieke zone: openbaar vervoer, bioscopen, meer vreemde mensen;
    • 'remote' zone: e-contact.

    Mensen worden ongemakkelijk als je in hun personal space komt. Zeker met vreemden.

    Hoe hoger de status persoon, hoe verder je daarvan af blijft.

    Wat doen mensen als ze zich te dicht benaderd voelen: gevoel van psychologische evenwicht te houden (bijv. opschuiven, stap opzij, de andere kant op te kijken) --> in je hoofd je eigen hoofd ruimte te creëren.

    Synomorfie

    De afstemming tussen fysieke en sociale context om een groepstaak goed uit te voeren.

    Bijv.

    • De opstelling tafels in het onderwijs
    • Meubilair in gedeelde werkkamers
    • Zitpositie vergadervoorzitter
    • Zitpositie coöperatie vs competitie

    Sociopetaal: je kijkt naar elkaar toe --> bevordert interactie

    Sociofugaal: zo gaan zitten dat je niet naar elkaar kijkt --> ontmoedigt interactie

    Verschillende groepsopstellingen

    • Theater
    • Classroom
    • Cabaret (tafels van 4) 
    • Boardroom (een grote tafel) 
    • U-shaped 
    • Circle of chairs 

    De opstelling bepaalt hoe je kan samenwerken. In ruimtes die er niet gemaakt zijn om samen te werken, is samenwerken ook niet fijn.

    Communicatiepatroon

    Steinzor effect:In groepen zonder leider: de neiging van een groepslid om (direct) te reageren op iets wat gezegd wordt door iemand recht tegenover hem/haar zit. Je reageert niet op wat naast je gezegd wordt. 

    Head of the table effect: waar neemt de leider/voorzitter plaats? Logischerwijs aan het hoofd van de tafel. 

    Coöperatie vs competitie

    Bij coöperatie: naast elkaar en allebei bij de hoek.

    Bij competitie: (schuin)tegenover elkaar

    Collectief gedrag, deïndividuatie

    Gedrag

    .....read more
    Access: 
    Public
    HC 8 Eigenaardigheden van groepsdynamisch onderzoek

    HC 8 Eigenaardigheden van groepsdynamisch onderzoek

    Onderzoekstopics van S&O in Leiden

    • Social influence: comm social exclusion (bullying), information
    • Intra-group conflict: task vs relational conflict, bargaining, distribution rules, cultural differences in conflict resolution;
    • Inter-group phenomena: stereotyping, prejudice, discrimination, cultural differences, diversity, organizational merges.
    • Power, leadership: power bases and tactics, need for leadership, men vs women as leaders;
    • Task performance: mixed-motives, free riders, and suckers, cooperation/competition in groups, volunteer work;
    • Decision making: individual vs group decision making, economic decision making, the perception of risks;
    • Environment: pro-environment behavior, energy-saving behavior.

    Voorbeelden van toegepast onderzoek in het veld

    Nested groepensubgroep categorisatie: een individu binnen een groep binnen een grotere groep/ personal categorisatie/ collectieve categorisatie (zie HC 1).

    De theorie over subgroepen: als je teams hebt en locaties in verschillende landen --> wij vs zij. Je vertrouwt je eigen ingroup en vertrouwt je outgroup niet. Mensen voelen zich aangetrokken tot hun eigen subgroep.

    Voorbeeld van het onderzoek: de medewerkers moesten classificeren wie van de groepen bij 'wij' en wie er bij 'zij' horen. Daarna moesten ze een rating maken van de intenties

    Uitkomst: in alle gevallen de 'wij' groepen waren positiever beoordeeld. --> schadelijk voor het bedrijf want competitie binnen medewerkers die moeten samenwerken, is niet wenselijk. Wij vs. zij: faultlines tussen de teams.

    Aanbevelingen (cf theorie)

    Condities voor fruitful inter-groepscontact: verminder a-priori status verschillen tussen de teams/ interpersoonlijke coöperatie om gewone doelen te behalen (zorg dat ze samenwerken)/ deel de gedeelde normen die coöperatie promoten/ de team directors zouden de anderen moeten leiden d.m.v. het juiste voorbeeld. De 'extended' contact hypothese: hoe meer groepsleden goede relaties hebben met leden van de andere groepen, hoe minder diep de faultlines tussen de groepen is. 

    Shared membership (warm/cold side): wat als je een iemand in het midden hebt die met zijn eigen team moet omgaan en ook connecties heeft met de andere groep --> kan een belangrijke link zijn tussen de groepen.

    Aanbevelingen voor het bedrijf:

    • Creëer gemixte teams/roteer je teams/ voorkom status verschillen 
    • Promote coöperatie richting collectieve doelen (dwingen tot samenwerken/doelen behalen)
    • Promote een open uitwisseling voor het bieden en vragen van hulp (shared resources/ tit-for-tat)
    • Team directors zouden moeten laten zien hoe het moet door naar het andere land/locatie te gaan 

    N.B. Unit of statistical analysis

    Groepsprocessen in teams: de variabiliteit in de responses van de vragenlijsten is vaak lager in teams dan de variabiliteit in de responsen van alle participanten. De response van alle participanten across alle drie teams is niet zo informatief. Beter om een multi-level analysis uit te voeren (!!)

    .....read more
    Access: 
    Public
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Comments, Compliments & Kudos:

    UPDATE

    De aantekeningen van HC4 zijn nog iets aangepast en verduidelijkt. Er zijn nog een aantal extra theorieen uit het boek toegevoegd en de uitleg bij sommige termen is uitgebreid. 

    Succes met studeren!

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1728 1