Oefententamen 17/18: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Deel A Open vragen

De auteurs van het op Blackboard gepubliceerde artikel 'Het verdachtenverhoor: nieuwe dynamiek voor een vaste waarde' (Tijdschrift voor de Politie, jaargang 79/nr. 4/17) stellen dat het verdachtenverhoor - ondanks recente ontwikkelingen en toenemende complexiteit - niet aan belang heeft ingeboet.

Vraag 1

Licht toe waarom de auteurs tot deze conclusie komen. (10 punten / max 200 woorden)

Vraag 2

Noem twee correctiemechanismen op het opportuniteitsbeginsel. Licht toe wat deze correctiemechanismen inhouden en waar zij zijn opgenomen in de wet. (15 punten / max 300 woorden)

 

Deel B Casus “De alerte getuige”

Op maandagochtend 4 april 2019 komt bij de politie een melding binnen van een oplettende getuige. Een aantal gemaskerde mannen zou bezig zijn in te breken bij een woning. Als de politie ter plaatse komt, kan in de omgeving van de woning een drietal verdachten worden aangehouden die voldoen aan de opgegeven signalementen. Twee van hen hebben een grote tas met inbrekerswerktuig bij zich. De derde roept vlak voor de aanhouding tegen zijn handlangers, duidelijk hoorbaar voor de politieagenten: ‘Oh nee! Ik heb mijn tas binnen laten liggen!’ Naar aanleiding van het bovenstaande gaat de politie direct over tot een nader onderzoek in de desbetreffende woning. Meteen bij het betreden van de woning wordt duidelijk dat er een XTC-laboratorium aanwezig is in de keuken. Een 56-jarige man, genaamd Karel, die in de woning aanwezig is, wordt ook aangehouden op verdenking van het bereiden en/of vervaardigen van XTC-pillen (artikel 2, aanhef en onder B of D jo. art. 10 lid lid 4 Opiumwet. XTC bevat namelijk MDMA, een harddrug die op de zogenaamde “lijst I” van de Opiumwet staat). De XTC en de materialen worden in beslag genomen.

Vraag 3

Was het betreden van de woning rechtmatig? (20 punten / max 400 woorden)

 

Vervolg: Ga er los van het antwoord op vraag 1 van uit dat het binnentreden rechtmatig was. Karel is rechtmatig aangehouden en meegenomen naar het bureau. Hij blijkt al vaker voor het bereiden/ vervaardigen van XTC te zijn veroordeeld. Hij wordt op rechtmatige wijze verhoord en in verzekering gesteld en uiteindelijk wil de officier van justitie dat de rechter-commissaris een bevel tot bewaring verleent en doet daartoe een vordering.

Vraag 4

Kan een bevel tot bewaring tegen Peter worden verleend? (30 punten / max 600 woorden)

 

We keren terug naar de drie inbrekers. De inbrekers worden vervolgd wegens poging tot diefstal met braak, in vereniging gepleegd, tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd (art. 311 lid 1, aanhef en onder 3e , 4e en 5e , jo lid 2 Sr). De drie verdachten beroepen zich alle drie op hun zwijgrecht. In het dossier zit een proces-verbaal van de politie waarin verslag wordt gedaan van de aanhouding van de verdachten. Ook is er een proces-verbaal van sporenonderzoek in de woning en een proces-verbaal van technisch onderzoek. Uit deze processen-verbaal blijkt dat het inbrekerswerktuig dat is aangetroffen, is gebruikt voor de inbraak en dat er vingerafdrukken van alle drie de verdachten in de woning zijn gevonden. In het dossier zit ook de verklaring van de oplettende getuige die aanvankelijk de melding heeft gedaan. Deze getuige, Jozef (de buurman van Karel), herhaalt datgene wat hij heeft gemeld: dat hij een aantal gemaskerde mannen zag die bezig waren in te breken in de woning van Karel. Verder heeft hij, zo stelt hij, niets gezien. De verdediging wenst Jozef op zitting te horen. Dit verzoek wordt door de officier van justitie afgewezen (art. 264 lid 1 Sv). Op het onderzoek ter terechtzitting herhaalt de verdediging het verzoek. Ter onderbouwing voert de advocaat aan dat Jozef vaak dronken is en daarom onbetrouwbaar moet worden geacht.

Vraag 5

Is de rechter naar uw oordeel gehouden Jozef ter terechtzitting op te roepen om hem te horen en hoe dient hij die beslissing te motiveren? (25 punten / max 500 woorden)

 

Antwoordmodel Deeltoets B

Strafprocesrecht Algemene opmerkingen

Het is ons – de docenten – tijdens het nakijken opgevallen dat veel studenten soms slordig zijn geweest in het beantwoorden van de vragen. Informatie uit de casus wordt onvoldoende meegenomen in de beantwoording en vaak worden verschillende beoordelingscriteria door elkaar gebruikt, waardoor het antwoord inconsistent is. Om – naast het standaardantwoordmodel – wat extra handvatten te geven, vinden jullie daarom per vraag een opsomming van een aantal veel gemaakte fouten.

 

Vraag 1: (10 punten)

Uit het artikel blijkt onder (veel) meer het volgende: ondanks veel ontwikkelingen op het terrein van de opsporing blijft het verdachtenverhoor nog steeds een zeer belangrijk opsporingsmiddel dat bewijsmiddelen kan genereren en belangrijke informatie kan geven over het hoe en waarom van het delict. Hoewel bijvoorbeeld allerlei forensische technieken een verklaring van de verdachte overbodig lijken te maken, is dat toch niet het geval: de verdachte zal moeten verklaren wat de toedracht is geweest: “forensische sporen vormen de bouwstenen voor het bewijs, verklaringen het cement”. Ook de aanwezigheid van de advocaat bij het verhoor werd aanvankelijk gezien als een negatieve ontwikkeling. Dat is lang niet altijd zo: een advocaat kan ook bijdragen aan een betere kwaliteit van het verhoor. Kortom: het verhoor heeft niet aan belang ingeboet. Een kwalitatief goed verhoor draagt bij aan de waarheidsvinding. Dat is niet alleen van belang voor het slachtoffer, maar ook voor de veiligheid van de maatschappij en soms zelfs voor de verdachte, denk aan vervangende of alternatieve strafafdoening.

Veel gemaakte fouten

- door gebrek aan parate kennis over het artikel blijven steken in algemeenheden over het verdachtenverhoor

- Alleen maar ́́een heel specifiek voorbeeld noemen en niet de meer in de breedte getrokken conclusie reproduceren

 

Vraag 2: (15 punten)

NB: Studenten kunnen twee correctiemechanismen kiezen uit vier goede antwoorden. Het ene mechanisme levert 8 punten op, het andere mechanisme 7.

I De mogelijkheid van het indienen van beklag tegen niet (verder) vervolgen: art. 12 Sv.

II De mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift tegen de dagvaarding: art. 262 Sv.

III De politieke verantwoordelijkheid/aanwijzingsbevoegdheid Minister: art. 127 Wet RO.

IV Het laten toetsen van de vervolgingsbeslissing door de zittingsrechter (zie arrest Maatstaf toetsing vervolgingsbeslissing)

I Beklag tegen niet verdere vervolging (art. 12 Sv): Wanneer het OM op grond van het opportuniteitsbeginsel heeft beslist om niet te vervolgen of niet verder te vervolgen, dan kan deze beslissing ‘gecorrigeerd’ worden door de art. 12 Sv-procedure: beklag tegen niet (verdere) vervolging. Bijzonder aan deze procedure is dat het beklag niet alleen kan worden ingediend door slachtoffers, maar ook door andere rechtstreeks belanghebbenden (zoals nabestaanden). Als het beklag door het gerechtshof gegrond verklaard wordt, beveelt het gerechtshof de (voortzetting van) de vervolging en dient het OM dit uit te voeren.

Art. 12 lid 1 Sv: 'Wordt een strafbaar feit niet vervolgd, de vervolging niet voortgezet, of vindt de vervolging plaats door het uitvaardigen van een strafbeschikking, dan kan de rechtstreeks belanghebbende daarover schriftelijk beklag doen bij het gerechtshof.' Art. 12i lid 1 Sv: 'Als het gerechtshof het beklag gegrond verklaart, beveelt het dat de vervolging zal worden ingesteld of voortgezet ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.' (p. 169 e.v. K/K)

II Bezwaarschrift tegen de dagvaarding (art. 262 Sv): Als een verdachte meent ten onrechte gedagvaard te zijn, dan kan hij een bezwaarschrift tegen de dagvaarding indienen. Deze mogelijkheid staat in art. 262 Sv. Op het bezwaarschrift tegen de dagvaarding moet onherroepelijk zijn beslist voordat de rechtbank met het onderzoek ter terechtzitting begint. Als de officier van justitie niet ontvankelijk is, het feit of de verdachte niet strafbaar, of onvoldoende aanwijzing van schuld aanwezig, dan stelt zij de verdachte ten aanzien van de gehele tenlastelegging of een deel daarvan buiten vervolging (lid 5). De rechtsgevolgen van een buitenvervolgstelling staan in art. 255 Sv. De beslissing tot dagvaarding die het OM heeft genomen op grond van het opportuniteitsbeginsel, kan op deze wijze dus gecorrigeerd worden door de rechtbank. (p. 176/177 K/K)

 

III Politieke verantwoordelijkheid/aanwijzingsbevoegdheid Minister. De politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid voor het vervolgingsbeleid en concrete vervolgingsbeslissingen van het Openbaar Ministerie is een ander correctiemiddel op het opportuniteitsbeginsel. Het betreft de aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Justitie en Veiligheid in art. 127 Wet RO (HC week 5, slide 7). De beslissing van het OM op grond van het opportuniteitsbeginsel kan dus door middel van een aanwijzing worden gecorrigeerd. Van deze bevoegdheid wordt in de praktijk niet of zelden gebruik gemaakt (HC week 5, toelichting docent). (p. 169 K/K)

IV Het laten toetsen van de vervolgingsbeslissing door de zittingsrechter. In het arrest Maatstaf toetsing vervolgingsbeslissing (HR 31 oktober 2017) geeft de HR aan dat ‘de beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan [...] zich slechts in zeer beperkte mate [leent] voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Voorbeelden die de HR noemt betreffen het zgn. vertrouwensbeginsel (als gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat (verdere) vervolging achterwege zal blijven) en het verbod van willekeur (‘wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur’.

De HR benadrukt wel dat aan een dergelijke niet-ontvankelijkverklaring van het OM zware motiveringseisen worden gesteld. (r.o. 2.3 HR Maatstaf toetsing vervolgingsbeslissing)

Veelgemaakte fouten:

- Arrest “Vertrouwen uit richtlijn” gaat niet over een correctiemechanisme ten aanzien van het opportuniteitsbeginsel. Nadat het OM heet besloten dat vervolging opportuun is, zal het wel zijn eigen richtlijnen moeten naleven. Dat is wat in dit arrest wordt benadrukt.

- Arrest “Gerechtvaardigd vertrouwen” gaat ook niet over een correctiemechanisme t.a.v. het opportuniteitsbeginsel. Hierin wordt alleen maar uitgemaakt dat mededelingen van het OM m.b.t. zijn vervolgingsbeslissing in sommige gevallen bindend kunnen zijn.

- Art. 257e Sv (verzet tegen de strafbeschikking) is ook geen correctiemechanisme. De verzetprocedure leidt tot dagvaarding voor de zittingsrechter, die vervolgens de strafzaak zal beoordelen: de opportuniteit van de vervolgingsbeslissing zal tijdens die zitting niet aan de orde komen (tenzij in een geval als genoemd in het arrest Maatstaf toetsing vervolgingsbeslissing).

- T.a.v. de artikel 12 Sv procedure vergeten om uit te leggen wanneer sprake is van een rechtstreeks belanghebbende en op welke wijze deze procedure een correctiemechanisme vormt (art. 12i Sv: Hof beveelt het OM alsnog te vervolgen).

 

Vraag 3 (20 punten)

Het betreden van een woning is op verschillende plaatsen in het Wetboek van Strafvordering geregeld. In de casus is sprake van de ontdekking op heterdaad van een woninginbraak (art. 311 Sr). Immers: er is een melding gemaakt dat mannen bezig zijn in te breken in de woning en als de politie ter plaatse komt worden inderdaad mannen aangetroffen die duidelijk inbrekers zijn.

Op grond van artikel 128 Sv is er dus sprake van een heterdaadsituatie. Een van de verdachten geeft aan dat zijn tas nog in de woning ligt. Om die reden kan de politie dat er in de woning voor inbeslagneming vatbare voorwerpen liggen: de tas kan immers dienen om de waarheid aan de dag te brengen (art. 94 Sv).

Op grond van artikel 96 Sv zijn opsporingsambtenaren dan bevoegd elke plaats (dus ook een woning) te betreden om die voorwerpen in beslag te nemen. De politiemedewerkers in de casus zijn uiteraard opsporingsambtenaren (141 Sv).

Een doorzoeking zal voor het vinden van de tas niet nodig zijn, dus de bevoegdheid tot doorzoeking van de woning (110 Sv of 97 Sv) zal niet nodig zijn.

Het betreden van de woning, waarin dus belangrijk bewijsmateriaal aanwezig kan zijn, is proportioneel en subsidiair.

Echter: In dit geval wordt binnengetreden in een woning. Dan is de Algemene Wet op het Binnentreden (AWBI) van toepassing. Op grond van die wet is voor het binnentreden in een woning een machtiging vereist (art. 2 AWBI). In de casus is niet weergegeven dat een dergelijke machtiging is gegeven.

Op die grond is het binnentreden in de woning dus niet rechtmatig.

Veel gemaakte fouten, die veelal lijken voort te komen uit niet goed lezen van de informatie uit de casus:

- Antwoorden waarin enkel de Awbi als grondslag voor het binnentreden wordt behandeld. Dat kan natuurlijk niet. De Awbi is van toepassing op alle situaties waarin de wet (bijvoorbeeld art. 96 Sv) iemand de bevoegdheid geeft een woning te betreden.

- Antwoorden waarin verondersteld wordt dat er een doorzoeking in de woning plaatsvindt: uit de casus blijkt helemaal niet dat de woning wordt doorzocht (d.w.z: dat er verder wordt gegaan dan zoekend rondkijken).

- Antwoorden op basis van artikel 55 of 55a Sv: uit de casus blijkt heel duidelijk dat de verdachten al zijn aangehouden en dat de woning wordt betreden om de tas in beslag te nemen. Dan kan het doel van het betreden van de woning nooit zijn om een verdachte aan te houden!

- Antwoorden op basis van art. 9 Opiumwet: op het moment van betreden van de woning is er nog geen enkele aanwijzing dat er drugs in de woning zou zijn.

- Antwoorden die miskennen dat er sprake is van een heterdaadsituatie.

 

Vraag 4 (30 punten)

Bewaring (art. 63 Sv) is een vorm van voorlopige hechtenis (VH). Een bevel tot bewaring kan worden gegeven als aan de voorwaarden van artikel 67 en 67a Sv is voldaan:

1. Er moet sprake zijn van een geval van VH

2. Er moeten ernstige bezwaren zijn

3. Er moet een grond zijn voor VH

4. Het anticipatiegebod moet niet van toepassing zijn

Ad. 1 – Op grond van artikel 67 lid 1, aanhef en onder 1 Sv kan een bevel tot VH worden gegeven in geval van verdenking van een misdrijf waarop ten minste vier jaar gevangenisstraf staat. Karel wordt verdacht van het bereiden of vervaardigen van XTC. Dat is strafbaar gesteld in artikel 2, aanhef en onder B of D jo. art. 10 lid lid 4 Opiumwet. Er staat een gevangenisstraf op van 8 jaar. Uit het feit dat de aanhouding en IVS van Karel rechtmatig is, mogen we opmaken dat hij terecht als verdachte is aangemerkt. Aan deze eerste eis is dus voldaan.

Ad. 2 – Op grond van artikel 67 lid 3, moet er voor VH sprake zijn van ernstige bezwaren. Dit houdt in dat er een ‘stevige verdenking’ moet zijn, een grotere mate van waarschijnlijkheid dat Karel het feit heeft gepleegd. Nu het XTC-lab in zijn woning is aangetroffen en Karel daar ook ter plekke was en hij bovendien relevante antecedenten heeft, zijn deze ernstige bezwaren wel hard te maken. Ook aan deze voorwaarde is dus voldaan.

Ad. 3 – De grond voor voorlopige hechtenis kan gevonden worden in artikel 67a lid 2, aanhef en onder 2e Sv. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat Karel een misdrijf zal begaan waarop:

  1. 6 jaar of meer staat; er staat 8 jaar op het feit waarvan Karel verdacht wordt en hij is al eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld

  2. waardoor gezondheid van personen in gevaar kan worden gebracht: XTC is gevaarlijk voor de volksgezondheid

  3. Algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan: het in een woning in bedrijf hebben van een XTC-lab is heel gevaarlijk.

Voor de andere gronden voor voorlopige hechtenis geeft de casus geen aanknopingspunten. Hooguit zou nog gedacht kunnen worden aan de onderzoeksgrond/collusiegevaar (art. 67a lid 2, aanhef en onder 5e Sv), maar dat is – gezien de informatie uit de casus – zeker niet de meest voor de hand liggende grond.

Een bevel tot bewaring kan voor max. 14 dagen worden gegeven (art. 64 lid 1). Omdat voor het exploiteren van een XTC-lab in de regel langdurige gevangenisstraffen worden opgelegd, is het anticipatiegebod van artikel 67a lid 3 nog niet aan de orde: de op te leggen straf zal naar alle waarschijnlijkheid van langere duur zijn dan 14 dagen.

Er kan door de RC dus een bevel tot bewaring worden verleend tegen Peter van 14 dagen.

Veel gemaakte fouten:

- Vergeten uit te leggen wat ‘ernstige bezwaren’ inhouden.

- Alleen de 6-jaarsgrond noemen en niet ook nog benoemen dat ook gevreesd moet worden dat Peter feiten zal plegen die gevaar voor personen en/of goederen opleveren.

- Vergeten anticipatiegebod te benoemen en uit te werken.

 

Vraag 5 (25 punten)

De verdediging kan op grond van artikel 263 Sv aan de officier opgeven welke getuigen hij wil oproepen. De officier van justitie heeft het verzoek om Jozef als getuige op te roepen echter afgewezen (art. 264 lid 1 Sv). Op grond van artikel 287 lid 3, aanhef en onder a kan de rechtbank Jozef op verzoek van de verdediging alsnog oproepen. De rechtbank kan echter afzien van het oproepen van Jozef als getuige op grond van artikel 288 lid 1 Sv. De onder a en b genoemde redenen lijken in de casus niet van toepassing. De rechter zou wel kunnen oordelen dat de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad door het niet-oproepen van Jozef (288 lid 1, aanhef en onder c). Kort gezegd: de rechter moet oordelen of het verdedigingsbelang is geschaad als Jozef niet als getuige wordt opgeroepen.

Deze wetgeving staat niet op zichzelf. In HR 4 juli 2017, heeft de HR lijnen uitgezet waarbinnen deze problematiek moet worden beoordeeld.

Uit r.o. 3.4 e.v volgt dat de verdediging een behoorlijke en effectieve mogelijkheid moet hebben gehad om de getuige te ondervragen, omdat anders strijd met art. 6 EVRM kan ontstaan. Maar: het initiatief ligt bij verdediging. Zij moet motiveren waarom het horen van de getuige van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van 348/350 Sv te nemen beslissing.

De rechter mag oordelen dat er geen strijd is met het verdedigingsbelang indien de punten waarover de getuige kan verklaren in redelijkheid niet van belang kunnen zijn voor enige in de strafzaak te nemen beslissing dan wel redelijkerwijze moet worden uitgesloten dat die getuige iets over bedoelde punten zou kunnen verklaren. Ook stelt de HR dat in dit kader van de verdediging mag worden verwacht dat wordt opgegeven waarom het nodig is de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van getuigen ́ charge te onderzoeken (HR verwijst naar r.o. 2.5 en 2.6 van HR 1 juli 2014).

Van de verdediging mag dus in gevallen als deze verwacht worden dat zij onderbouwt waarom het van belang is Jozef te horen. De enkele suggestie dat het een dronkenlap is die onbetrouwbaar is, lijkt onvoldoende. Daarbij speelt ook een rol dat de verklaring van Jozef niet van doorslaggevend belang is voor de uiteindelijke bewijsbeslissing in de strafzaak (vergelijk ook HR Recht op behoorlijke en effectieve mogelijkheid ondervragen getuigen). De politie heeft de verdachten immers op heterdaad aangehouden en het sporenonderzoek lijkt tamelijk concludent. Ook zonder de verklaring van Jozef kan de rechter tot een bewezenverklaring van het strafbare feit komen. Nu ook de andere beslissingen van artikel 348/350 Sv niet beïnvloed lijken te kunnen worden door de verklaring van Jozef, kan de rechtbank dus oordelen dat het verdedigingsbelang niet is geschaad als Jozef niet als getuige wordt gehoord.

De rechter zal e.e.a. schriftelijk moeten motiveren in het PV van de zitting dan wel in het vonnis. Daarbij zal hij aan moeten geven dat hij op grond van artikel 287 jo 288 Sv afziet van het oproepen van de getuige (r.o. 3.8.1).

Veelgemaakte fouten:

- Artikel 315/328 Sv is in casu niet van toepassing, nu al voorafgaand aan de zitting een verzoek tot het oproepen van de getuige is gedaan. Zie Keulen en Knigge p. 458 e.v.

- Het noodzaakcriterium is dus niet het criterium op basis waarvan de rechter het verzoek moet toetsen.

- Onvoldoende uitwerken dat er aan de verdediging zware motiveringseisen worden gesteld, waarbij geanticipeerd moet worden op de relevantie van de verklaring van de getuige voor het beantwoorden van de vragen van 348/350 Sv.

- Niet constateren dat de enkele opmerking dat Jozef een dronkenlap is, geen wezenlijke onderbouwing is van het verzoek.

- Onvoldoende uitwerken dat de rechter in casu kan oordelen dat er veel ander bewijs is en dat ook de beantwoording van andere vragen van 348/350 Sv niet afhankelijk is van de verklaring van Jozef.

- Niet benoemen dat de rechter zijn beslissing ook moet motiveren

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Strafprocesrecht - UU

Oefententamen 17/18: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 17/18: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Deel A Open vragen

De auteurs van het op Blackboard gepubliceerde artikel 'Het verdachtenverhoor: nieuwe dynamiek voor een vaste waarde' (Tijdschrift voor de Politie, jaargang 79/nr. 4/17) stellen dat het verdachtenverhoor - ondanks recente ontwikkelingen en toenemende complexiteit - niet aan belang heeft ingeboet.

Vraag 1

Licht toe waarom de auteurs tot deze conclusie komen. (10 punten / max 200 woorden)

Vraag 2

Noem twee correctiemechanismen op het opportuniteitsbeginsel. Licht toe wat deze correctiemechanismen inhouden en waar zij zijn opgenomen in de wet. (15 punten / max 300 woorden)

 

Deel B Casus “De alerte getuige”

Op maandagochtend 4 april 2019 komt bij de politie een melding binnen van een oplettende getuige. Een aantal gemaskerde mannen zou bezig zijn in te breken bij een woning. Als de politie ter plaatse komt, kan in de omgeving van de woning een drietal verdachten worden aangehouden die voldoen aan de opgegeven signalementen. Twee van hen hebben een grote tas met inbrekerswerktuig bij zich. De derde roept vlak voor de aanhouding tegen zijn handlangers, duidelijk hoorbaar voor de politieagenten: ‘Oh nee! Ik heb mijn tas binnen laten liggen!’ Naar aanleiding van het bovenstaande gaat de politie direct over tot een nader onderzoek in de desbetreffende woning. Meteen bij het betreden van de woning wordt duidelijk dat er een XTC-laboratorium aanwezig is in de keuken. Een 56-jarige man, genaamd Karel, die in de woning aanwezig is, wordt ook aangehouden op verdenking van het bereiden en/of vervaardigen van XTC-pillen (artikel 2, aanhef en onder B of D jo. art. 10 lid lid 4 Opiumwet. XTC bevat namelijk MDMA, een harddrug die op de zogenaamde “lijst I” van de Opiumwet staat). De XTC en de materialen worden in beslag genomen.

Vraag 3

Was het betreden van de woning rechtmatig? (20 punten / max 400 woorden)

 

Vervolg: Ga er los van het antwoord op vraag 1 van uit dat het binnentreden rechtmatig was. Karel is rechtmatig aangehouden en meegenomen naar het bureau. Hij blijkt al vaker voor het bereiden/ vervaardigen van XTC te zijn veroordeeld. Hij wordt op rechtmatige wijze verhoord en in verzekering gesteld en uiteindelijk wil de officier van justitie dat de rechter-commissaris een bevel tot bewaring verleent en doet daartoe een vordering.

Vraag 4

Kan een bevel tot bewaring tegen Peter worden verleend? (30 punten / max 600 woorden)

 

We keren terug naar de drie inbrekers. De inbrekers worden vervolgd wegens poging tot diefstal met braak, in vereniging gepleegd, tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd (art. 311 lid 1, aanhef en onder 3e , 4e en 5e , jo lid 2 Sr). De drie verdachten beroepen zich alle drie op hun zwijgrecht. In het dossier zit een proces-verbaal van de politie waarin verslag wordt gedaan van de aanhouding van de verdachten. Ook is er een proces-verbaal van sporenonderzoek in de woning en een proces-verbaal van technisch onderzoek. Uit deze processen-verbaal blijkt dat het inbrekerswerktuig dat is aangetroffen, is gebruikt voor de inbraak en dat er vingerafdrukken van alle drie

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 15/16: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 15/16: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2015/2016.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A. Casus: De Motorclub

Deel I

De motorclub ‘The Eagles’ bestaat uit een twintigtal leden met een passie voor Harley Davidsons. Bij de politie en het Openbaar Ministerie bestaat het vermoeden dat de motorclub zich bezig houdt met illegale activiteiten. In de afgelopen drie jaar zijn verschillende leden van de club, onder wie Sjaak (de president van de club), veroordeeld voor gewelds- en drugsdelicten. Bovendien rijden de leden van de motorclub altijd op de duurste en nieuwste motoren, terwijl uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat Sjaak leeft van een bijstandsuitkering en geen andere bron van inkomsten heeft.

Begin april 2015 meldt zich een zekere Kees bij de politie. Kees is vrachtwagenchauffeur. Hij wil wraak nemen op Sjaak, omdat Sjaak zijn vrouw heeft lastiggevallen. Kees vertelt de politie dat hij in het vrachtwagencircuit heeft gehoord dat de club handelt in automatische vuurwapens (dit is strafbaar op grond van art. 2 lid 1 WWM jo. art. 31 lid 1 WWM jo. art. 55 lid 3 sub a WWM). Ook vertelt hij de politie dat hij heeft vernomen dat deze handel via de Rotterdamse haven plaatsvindt.

Ten behoeve van het onderzoek wordt op de mobiele telefoons van enkele leden van de club een telefoontap geplaatst. Uit deze telefoontaps blijkt dat die leden van de club regelmatig praten over ‘kratten meisjes’ en hoe die het beste vervoerd kunnen worden. Ambtshalve is bij de politie bekend dat ‘meisjes’ als synoniem voor drugs, wapens of andere illegale goederen wordt gebruikt. Hoewel duidelijk is dat de club druk bezig is met de ‘kratten meisjes’, lukt het de politie niet om op basis van de telefoontaps vast te stellen waar de clubleden in handelen. Bovendien vormt de club een gesloten netwerk, waardoor het niet goed mogelijk is om een agent op onopvallende wijze lid te laten worden.

Net op moment dat het onderzoek naar de club dreigt vast te lopen, meldt Kees zich opnieuw, nu bij de officier van justitie. Kees vertelt dat hij is gevraagd om lid te worden van de motorclub, omdat hij als vrachtwagenchauffeur de club goede diensten kan verlenen. De officier van justitie laat deze kans niet liggen en vraagt Kees om lid te worden van de club. Op deze manier kan worden achterhaald waar de motorclub zich precies mee bezig houdt. De officier van justitie en Kees spreken af dat Kees de ontgroening van de club zal doorlopen: het plegen van strafbare feiten is daarbij niet uitgesloten. De officier van justitie legt de met Kees gemaakte afspraken schriftelijk vast, conform de wettelijke vereisten.

Kees doet alles wat nodig is om de leden van de club te.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 1 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 1 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2014/2015.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A, Casus Woeste Wilfried

Deel I

Mohammed van Manen en Wilfried van Wateren zijn al enkele jaren buren in de Rozenstraat in de Bloemenbuurt. Omdat Wilfried door de economische crisis met zijn klusbedrijf de laatste tijd nauwelijks opdrachten binnenhaalt, is hij begonnen met de verbouwing van zijn eigen huis. In de buurt staat Wilfried bekend als ‘Woeste Wilfried’, niet alleen omdat hij een woest uiterlijk heeft, maar ook omdat hij erg tekeer kan gaan als hij kwaad is. De verbouwing van zijn huis pakt hij aan op een manier die past bij zijn bijnaam: met grof geweld. De verbouwing veroorzaakt dan ook veel overlast voor de buren, met name voor Mohammed. De containers met bouwafval staan voor de deur van Mohammed en het voortdurende boren, zagen en timmeren heeft al meermalen tot woordenwisselingen geleid. Daardoor is de spanning tussen de buurmannen flink opgelopen.

Op een mooie zomeravond zit Mohammed in de tuin na te genieten van een heerlijke barbecue. Op dat moment wordt de rust verstoord door het indringende geluid van een slijptol. Het lawaai is afkomstig uit de woning van Wilfried. Voor Mohammed is de maat vol. Hij loopt de tuin van Wilfried in en roept richting de openstaande tuindeuren of Wilfried niet kan stoppen met die herrie. Wilfried komt oververhit zijn huis uit gestormd. ‘Stomme idioot, ik mag in mijn huis doen wat ik wil! Ik zal jou eens verbouwen.’ Terwijl hij slaande bewegingen richting Mohammed maakt, voegt hij daar nog aan toe: ‘Mijn tuin uit of ik haal een mes en snij je kapot!’ Daarop draait Wilfried zich om en rent zijn huis in. Even later komt hij weer naar buiten gestormd en schreeuwt: ‘Ben je hier nou nog?! Wegwezen, ik heb hier een mes.’ En hij maakt met zijn hand een beweging richting zijn broekzak.

Op dat moment grijpt wijkagent Paulus in. De wijkagent was net bezig met zijn ronde in de Bloemenbuurt. Hij is op het geschreeuw afgekomen en heeft de hele woordenwisseling tussen Mohammed en Wilfried gehoord. Wijkagent Paulus houdt Wilfried aan en fouilleert hem. Daarbij wordt er in een van Wilfrieds broekzakken een stiletto gevonden.

Vervolgens wordt Wilfried meegenomen naar het bureau en verhoord door de hulpofficier van justitie in verband met bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (art. 285 Sr). Na dat verhoor beveelt de hulpofficier de inverzekeringstelling van Wilfried.

Vraag 1a

Beoordeel de rechtmatigheid van de fouillering door de wijkagent.

Vraag 1b

Beoordeel de rechtmatigheid van het bevel tot inverzekeringstelling.

Deel II

De politie van bureau Bloemenbuurt krijgt de dag na de aanhouding van Wilfried een anonieme tip binnen over een donkergrijze Mercedes-Benz.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 2 14/15: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2014/2015.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A Casus: De advocaat-stagiaire

Deel I

Marja is een pas afgestudeerde juriste met een uitdagende functie als advocaat-stagiaire. Een heel interessante functie, maar echt rijk wordt ze er (nog) niet van. Desondanks laat Marja geen uitverkoop schieten en is ze na werktijd nog vaak te vinden in de dure winkels op de Dam. Al gauw stapelen haar geldproblemen zich op. In een poging om haar diverse schulden af te betalen, neemt Marja een rigoureus besluit: samen met haar vriend Martijn richt ze de gehele zolder van haar woning in als wietplantage. Ze besluiten het goed aan te pakken en investeren in professionele lampen en een flink aantal stekjes. Al snel kunnen Marja en Martijn hun eerste oogst verkopen aan één van de hoofdstedelijke coffeeshops. Marja's geldzorgen lijken eindelijk opgelost.

Het gesjouw met lampen, zakken zand en stekjes is hun opdringerige buurvrouw Truus niet ontgaan. Truus heeft door de vele hennepplanten ook behoorlijk wat last van stank. Ze is ervan overtuigd dat Marja ‘één van de grootste drugsdealers van ons land is’ en besluit daarom anoniem de politie in te lichten over haar vermoedens. Aan de telefoon vertelt Truus uitvoerig wat ze allemaal heeft gezien en geroken en geeft ze een uitgebreide beschrijving van Marja. Politieagenten Boom en De Vries gaan naar aanleiding van de melding naar de woning van Marja. De agenten ruiken buiten een sterke hennepgeur en constateren dat de zolderramen van de woning geblindeerd zijn. Bij terugkeer op het politiebureau wordt contact opgenomen met de energiemaatschappij en uit de opgevraagde gegevens blijkt dat Marja buitensporig veel elektriciteit gebruikt. De officier van justitie overweegt Marja te vervolgen ter zake van overtreding van artikel 3 sub b jo. artikel 11 lid 3 Opiumwet, maar wil daartoe meer duidelijkheid over de omvang van de eventuele hennepplantage en over de klantenkring van Marja.

Hij vaardigt het bevel uit om de gesprekken die worden gevoerd via Marja's mobiele telefoon op te nemen. De rechter-commissaris geeft de hiervoor benodigde machtiging af die voldoet aan alle in de wet gestelde eisen. De machtiging wordt verleend voor een periode van twee weken.

Vraag 1

Beoordeel of het opnemen van de telefoongesprekken rechtmatig is geschied.

Deel II

De methode heeft succes. De eerste dag al horen agenten Boom en Van Dijk, die zijn belast met het afluisteren, dat Marja telefonisch contact heeft met Willem, eigenaar van coffeeshop Smoke. In het gesprek geeft Marja aan dat ze nu naar Willem toekomt om de opbrengst van haar tweede oogst bij hem af te leveren. Gealarmeerd springen agenten Boom en Van Dijk in hun dienstvoertuig en spoeden zich naar coffeeshop Smoke Happy. Wanneer beide.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 12/13: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen 12/13: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Oefententamen van het vak Kernvak Strafrecht 2 aan de Universiteit Utrecht, 2012/2013.

Dit vak is het oude curriculum, het nieuwe curriculum omvat het vak Strafprocesrecht in blok 4.


Vragen

Deel A Casus: De Val

Deel I

Op 1 oktober 2007 krijgt de politie in Twello telefoon van een verwarde Karel Koning dat er in zijn tuin aan de Drumstraat een ongeluk heeft plaatsgevonden. Ter plaatse treffen de opsporingsambtenaren een man, genaamd Stefan, aan die kreunend onderaan de stalen brandtrap in de tuin van Karel ligt. Terwijl het inmiddels gearriveerde ambulancepersoneel druk doende is Stefan op een brancard te krijgen en de brancard de steile stalen trap op te hijsen, vertelt een dronken Karel de voor zijn huis toegestroomde buurtgenoten dat hij Stefan alleen een ‘heel klein duwtje’ heeft gegeven, en dat deze toen ‘zomaar’ van de trap is gevallen.

Terwijl de belangstelling toeneemt, let niemand op Karel die de straat uitwaggelt. Stefan overlijdt op weg naar het ziekenhuis aan de verwondingen opgelopen door de val van de trap. De politie wenst Karel te horen op verdenking van doodslag. Nu hij zich al een tijd niet meer in en rond zijn huis heeft vertoond, wordt vermoed dat hij zich in het huis van zijn zoon Jaap ophoudt. Verschillende keren aanbellen bij Jaap levert niets op, maar buurtbewoners vertellen de politie Jaap en een oudere man wel eens voor de ramen te zien.

Op 1 november 2007 begeven drie politieagenten, in bezit van een schriftelijke machtiging van de hulpofficier van justitie tot binnentreden in een woning ter aanhouding van Karel, zich naar de woning van Jaap. Zij bellen aan, maar er wordt niet open gedaan. Zij kijken door het raam naar binnen en zien een slapende man op de bank liggen. Daarop beuken zij de voordeur in. Zij maken de slapende man wakker en vragen hem naar zijn naam en adres. De man geeft aan Karel Koning te zijn en op de Drumstraat te Twello te wonen. De agenten houden hem daarop aan en geven hem de cautie. Terwijl twee van de agenten Karel mee naar de auto nemen, loopt Bas, de derde agent, de trap op. De deur die toegang geeft tot de zolderkamer blijkt afgesloten. Bas forceert deze deur en treft in de kamer een grote hoeveelheid planten aan, die eruit zien als hennepplanten. Hij verzamelt de planten en neemt deze mee naar de auto. Met de planten en Karel rijden de drie agenten naar het politiebureau. Bij aankomst wordt Karel voorgeleid aan de officier van justitie. De drie agenten maken intussen een proces-verbaal van aanhouding van Karel en een procesverbaal van inbeslagneming van de hennepplanten op.

Vraag 1

Is het betreden van de woning van Jaap rechtmatig geschied?

Ga er bij de beantwoording van de volgende vragen telkens van uit dat het betreden.....read more

Access: 
Public
Extra oefententamen 1: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 1: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Vraag 1

Bespreek aan de hand van het arrest Al-Khawaja & Tahery t. Verenigd Koninkrijk (EHRM 15 december 2011, EHRC 2012, 56) of de zogenoemde ‘sole or decisive rule’ een absoluut karakter heeft.

Casus

Op 9 oktober 2013 rijdt Jelle met zijn auto over de Zijlsingel in Leiden. Op het moment dat hij de Kooilaan nadert, wordt hij aangehouden door een arrestatieteam van de politie. Op de vloer bij de bijrijdersstoel treffen de politieagenten een plastic tas aan met daarin twee blauwkleurige diepvrieszakjes met witte stof met een totaalgewicht van één kilogram. Uit een test blijkt later dat het hier gaat om cocaïne.

Jelle wordt vervolgd ter zake van het aanwezig hebben van één kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (art. 2 jo. art. 10 Opiumwet). Uit het dossier blijkt dat voorafgaand aan de aanhouding – met machtiging van de rechter-commissaris – op grond van art. 126m Sv rechtmatig telefoongesprekken van Jelle zijn afgeluisterd, waarin over cocaïne werd gesproken.

Naar aanleiding van de inhoud van deze opnames heeft de officier justitie op grond van art. 126g Sv een rechtsgeldig bevel gegeven tot stelselmatige observatie van Jelle, met het doel om hem op heterdaad te betrappen op het bezit van cocaïne en tot aanhouding over te gaan. Op basis van een tapgesprek bestaat het vermoeden dat Jelle op woensdagochtend 9 oktober 2013 ergens in Leiden cocaïne heeft gekocht. De politie wil daarom onmiddellijk tot aanhouding van Jelle overgaan, maar het observatieteam is Jelle op dat moment net uit het oog verloren. Ook vindt er die dag geen telefoonverkeer plaats via de getapte mobiele telefoon van Jelle. Om die reden besluit de politie om twee stealth-sms-berichten te versturen naar de mobiele telefoon van Jelle, zodat kan worden vastgesteld waar Jelle zich op dat moment (ongeveer) bevindt. Deze informatie leidt ertoe dat hij enige tijd later kan worden aangehouden in Oegstgeest, waarbij de cocaïne in zijn auto wordt aangetroffen.

Door een zogenoemde stealth-sms (‘stille sms’) te verzenden kan de politie op elk gewenst moment vaststellen met welke zendmast een bepaalde telefoon tijdens het ontvangen van dat bericht in verbinding staat. Wanneer iemand een sms-bericht ontvangt, wordt door de ontvangende mobiele telefoon contact gemaakt met een zendmast. De politie kan hiervan gebruik maken om een telefoon te lokaliseren, in de zin dat bepaald kan worden binnen het bereik van welke zendmast de telefoon zich bevindt. Normaliter lukt dat alleen als de betreffende telefoon wordt gebruikt. Door een stealth-sms te zenden hoeft de politie niet te wachten totdat de gebruiker van de telefoon zelf belt of een bericht verstuurt, dan wel door een derde wordt gebeld of bericht. Een stealth-sms is een sms-bericht zonder inhoud, waarvan de ontvanger niet kan zien dat hij dat bericht heeft ontvangen,

.....read more
Access: 
Public
Extra oefententamen 2: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 2: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Het beginsel van interne openbaarheid speelt een belangrijke rol in het Nederlandse strafproces. Beperkingen op het beginsel zijn echter in het vooronderzoek en in het eindonderzoek mogelijk. Daardoor kan het voorkomen dat bepaalde stukken niet aan de processtukken worden toegevoegd, waardoor zelfs ten tijde van het eindonderzoek de verdediging deze stukken niet te zien krijgt.

Vraag 1

a. Geef aan op welke wijze in het Nederlandse recht is geregeld welke stukken aan de processtukken moeten worden toegevoegd en of hierop een uitzondering mogelijk is.

b. Hoe verhoudt deze regeling zich tot de jurisprudentie van het EHRM op dit punt?

Casus

Jasper wordt gedagvaard wegens vernieling (art. 350 Sr).

In het dossier zitten de volgende stukken. Alle betrokkenen zijn volwassen. De afkorting PV staat voor ‘proces-verbaal’.

  1. Een PV van verhoor door de politie van getuige Lotte, die verklaart: ‘Ik zag een groep van vier jongemannen lopen. De kleinste van de groep herkende ik als Jasper, een buurjongen. Jasper had een groene jas aan. Ik zag dat hij met een verfspuitbus een graffiti tag zette in de vorm van een pentagram. Daarna gooide hij de spuitbus weg. Ik heb toen de politie gebeld met dit verhaal en heb duidelijk het signalement en de naam van Jasper doorgegeven. Ik doe hierbij aangifte van vernieling, want mijn muur is nu beklad. en dat is een heel gedoe om die weer schoon te krijgen.’

  2. Een PV van verhoor door de politie van verdachte Jasper, die verklaart: ‘Ik liep door de straat waar Lotte woont. Ik woon daar ook. Ik heb geen graffiti tag gezet. Ik had een groene jas aan. We waren met z’n vieren. Ik ben de kleinste van de groep’.

  3. Een PV van bevindingen van opsporingsambtenaren Jansen en Mulder, waarin staat dat zij naar aanleiding van de melding van Lotte meteen poolshoogte zijn gaan nemen. Op de muur van Lotte zien zij een graffiti tag in de vorm van een pentagram. De verf was nog nat. Op een pleintje verderop treffen zij vier mannen en ze horen dat één van hen (de kleinste, met een groene jas) ‘Jasper’ wordt genoemd. De mannen worden aangehouden terzake van vernieling (art. 350 Sr) en voorgeleid op het bureau. Nadat zij de cautie hebben gekregen en met een advocaat hebben gesproken, zijn de ze door de politie verhoord. De spuitbus die Jasper volgens Lotte zou hebben weggegooid is de dag na het voorval niet meer teruggevonden.

  4. Een aantal PV’s van verhoor door de politie van de andere verdachten. Zij ontkennen iedere betrokkenheid bij het zetten van de tag en verklaren ook alle drie dat zij niet gezien hebben dat Jasper een tag zette en dat hij ook geen spuitbus met verf bij zich had.

Ga er van uit dat

.....read more
Access: 
Public
Extra oefententamen 3: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht

Extra oefententamen 3: Strafprocesrecht - Universiteit Utrecht


Vragen

Deel A: Casus lekkende rechercheur

Bij de politie Rotterdam is al enige tijd een man werkzaam als rechercheur, genaamd Piet. Piet staat onder leiding van een districtschef, waarbij al enige tijd het vermoeden bestaat dat Piet informatie lekt over zijn werk naar het criminele milieu. De chef komt er toevalligerwijs achter dat Jurian, de neef van Piet met wie Piet altijd op dinsdagmiddag voetbalt, een van de verdachten is in het grootschalige opsporingsonderzoek naar drugshandel door de biljartclub “Angels of the sea”. Omdat de chef graag wil weten of zijn vermoedens kloppen, besluit hij deze vermoedens verder te gaan onderzoeken en daartoe maakt hij een gefingeerd proces-verbaal op, waarin wordt gerelateerd dat een lid van de biljartclubclub aan de CIE bijzonder waardevolle informatie over een op
handen zijnde transport heeft gegeven. Aan Piet wordt gevraagd dit p-v te bezorgen bij de Ovj belast met het onderzoek naar de “Angels of the sea”. Ondertussen wordt door de districtschef opdracht gegeven om Piet te observeren. Opsporingsambtenaar Eva van de Nationale Recherche wordt ingeschakeld als observant. Hij zit op dinsdagmiddag vanaf 13.00 uur aan een tafeltje
bij de voetbalclub van Piet. Om 13.30 uur komt Piet binnen, gaat bij Jurian aan tafel zitten en overhandigt hem direct een papier: “Moet je dit eens lezen”. Na lezing gaat Jurian naar buiten en staat daar enige tijd te telefoneren. Als hij terugkomt, hoort Eva hem tegen Piet zeggen: “Hij is
woest en komt nu direct naar mijn huis.” Eva volgt Piet en Jurian naar het huis van
Jurian. Kort nadat Piet en Jurian naar binnen zijn gegaan, ziet Eva dat een man bij het
huis aanbelt en wordt binnengelaten. Een kwartier later ziet Eva de man en Jurian het huis
verlaten, en later ook Piet. De volgende dag verschijnt Piet op zijn werk. Hij kijkt een beetje bleek. Vervolgens wordt hij aangehouden.

Vraag 1

Was de observatie, onder leiding van Eva, rechtmatig?

Vervolgens wil het toeval dat de Ovj ook een bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie in het huis van Jurian heeft gegeven. Uit onderzoek was gebleken dat veel Angels, waaronder ook de verdachten in het drugsonderzoek vallen, regelmatig bij hem thuis komen. Een paar dagen eerder is door de politie in het huis van Jurian afluisterapparatuur geplaatst. De opname van dezelfde dag als waarop de observatie plaatsvond, laat in de namiddag een woedende stem horen die schreeuwt: “Waar is dat papier?”, “Wie is die vent?”, “Hoezo weet je dat niet, agentje? Dan ga je dat nu uitzoeken! Anders is het over met de deal, nee, dan is het over met jou!” En een andere stem: “Hé, don’t shoot the messenger, kom mee, laat hem met rust.”

Nadat Piet is overgebracht naar een van de verhoorkamers, delen de verhorende

.....read more
Access: 
Public
Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Strafprocesrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafprocesrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie van de website. Zoek bijvoorbeeld op auteur, titel van een boek maar ook bijvoorbeeld op naam van een arrest.
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2784
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.