Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 2 (Rechten en plichten) Universiteit Utrecht

Hees, M, van (2006) Over het goede en het juiste In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.13-33.

 

H1 Over het goede en het juiste. p.13-33.

1.2 Ethiek

  • Waarden zijn aspecten van het leven die we belangrijk vinden
  • Normen zijn directe gedragsbepalingen
  • Norm: oordeel hoe gedrag van mensen zou moeten of mogen zijn
  • Plicht: vorm van norm dat je gedrag moet
  • Permissies: vorm van norm dat je gedrag mag doen of nalaten
  • Waarde: beoordeling of evaluatie; algemene aspecten van het leven die we belangrijk vinden
  • Deugden: als een waarde verwijst naar een specifieke karaktereigenschap
  • Moraal: stelsel van normen en waarden dat betrekking heeft op het handelen van mensen
  • Positieve moraal: de normen en waarden die in een bepaalde cultuur of maatschappij bstaan
  • Rechtvaardigen: de ethiek richt zich niet primair op de beschrijving van bestaande normen en warden (positieve moraal) of op een verkalring van het onstaan van bepaalde normen en waarden, maar op reicht zich op de vraag welke normen en waarden we kunnen rechtvaardigen
  • Redenen: de vraag naar ethiek is een vraag naar de redenen die voor de norm gegeven kunnen worden
    • Ethiek is normatief: ze probeert tot een oordeel over normen en waarden te komen
  • A-morele uitspraak: uitspraak die geen waarde of norm uitdrukt
  • Immorele uitspraak: een morele uitspraak waarmee we niet kunnen instemmen; waar in onze ogen geen goede rednene voor gegeven zijn

1.3  het funderingsprobleem

1.4 relativisme

  • De onmogelijkheid van objectieve ethiek betekent niet dat we moeten vervallen in relativisme
  • Relativisme: 
    • Cultuurafhankelijkheid van normen en waarden: normen en waarden zijn relatief tov de cultuur waairn ze gelden
    • Subjectivisme: normen en waarden worden als volstrekt subjectief gezien; als geheel afhankelijk van de particuliere gevoelens en opvattingen van het individu
      • Emotivisme: een morele uitspraak is de uitrdukking van een gevoel
        • Morele afkeurign drukt niet altijd een negatief gevoel uit en morele goedkeuring niet altijd positief
        • Het veronachtzaamt het belang dat wij feitelijk hechten aan legitimering van onze morele keuzes; rechtvaardigen
        • De relatie tussen gevoelens en morele opvattingen wordt ten onrechte geinterpreteerd als een causaal verband waarbinnen gevoelens altijd als oorzaken en morele opvatitngen altijd als hun gevolgen worden gezien
  • Balans zoeken tussen objectivisme en relativisme: algemene morele uitgnagspunten kunenn iet bewezen worden, maar het heeft zin om utigaande van veronderstelling dat het waardevolle uitgangspunten zijn te onderzoeken wlek morele consequenties handhaving van die uitgangspnten heeft; nagaan welke meer specifieke normen en waarden ervan kunnen worden afgeleid

1.5 waarden en het goede leven

  • Drie belangirjke waarden: vrijheid, authenticiteit, geluk
  • In hoeverre deze waardne en hun onderlinge relatie van belang zijn voor het goede leven
  • Negatieve vrijheid: afwezigheid van door anderen opgelegde belemmeringen
  • Positeive vrijheid: aanwezigheid van reële keuzemogelijkheden
  • Instrumentele waarde van vrijheid: vrijheid is vanuit dit perspectief een instrument voor het bereiken van waardevolle zaken
  • Intrinsieke waarde: vrijheid heeft ook waardes die onafhnakelijk zijn van de gevolgen van vrijheid
    • Symbolische waarde: sommige vrijheden hebben symbolische waarde
    • Expressieve waarde: in vrijheid handelen is expressie van onszelf
  • Identiteit/ware zelf: Identiteit is ten dele resultaat van keuzes die we maken, ten dele gaat identiteit aan onze keuzes vooraf. Onze identiteit heeft zowel een interne als een externe bron. De authentieke mens is hij die een juiste balans kent tussen de interne en externe bronnen van zijn identiteit. Authenticiteit is daarmee een deugd geworden, dwz een waardevolle karaktereigenschap.
  • Geluk als centrale waarde: volgens deze opvatting gaat het in het menseleven in laatste instanten om het bereiken van geluk. Andere aspecten van het leven zijn slechts waardevol voor zover ze bijdragen aan de realisatie van dat geluk.
    • Geluk is een bepaald gevoel, een zekere mentale toestand
  • Nozicks ervaringsmachine: geeft aan dat geluk niet de enige relevante factor in ons leven is, aangezien niet iedereen zich zou latne aansluiten op een machine omdat we niet alleen het gevoel willen hebben dat we iemand zijn, maar we willen ook echt iemand zijn – we willen authentiek zijn.
    • Geluk is niet absoluut waardevol
    • Geluk is niet het hoogste doel in het leven, maar ene gelukkig leven geeft aan dat dat leven waardevol is. De dingen die het leven waardevol maken – vrijheid, authenticiteit, maar ook waarden als vriendschap, liefde en rechtvaardigheid – maken het leven niet waardevol omdat ze leiden tot geluk, maar leiden tot geluk omdat ze waardevol zijn.
    • Authenticiteit dus te maken met goede balans tussen interne en externe bronnen. Als die balans gevonden is, dan zal er ook een evenwicht zijn tussen de verschillende elementen die het leven voor ons waardevol maken. Hoe die balans eruit ziet verschilt per persoon. ‘het goede leven’ kan vanuit dit perspectief geformuleerd worden als het geslaagde leven: een leven waarin een evenwicht bestaat tussen de verschillende zaken die het leven voor iemand waardevol maken.

1.6 Normen en het juiste leven

  • Bespreking van normen ahv theorie van utilitarisme en ethiek van Kant
  • Hebben we morele plichten en als dat het geval is, waar bestaan die plichten volgens deze theorieën uit
  • Waarden kunnen elementen van ‘het goede leven’ genoemd worden, normen elementen van het ‘juiste leven’
  • Consequentionalisme: opvatting dat bij morele beoordeling van ons handelingen alleen moetne kijkekn naar de consequenties van onze handelingen; we moeten doen wat tot het beste resultaat leidt.
    • Maar we hebben een overtuigend criterium nodig om te beslissen welke resultaten het beste zijn
  • Utilitarisme: theorie die stelt dat de mate van goedheid van een situatie wordt bepaald door de totale hoeveelheid geluk in die situatie
    • We hebben de morele plicht altijd die handelingen te verrichten die tot zoveel mogelijk netto-geluk leiden
    • Bezwaren: kunnen we alle gevolgen van onze handelingen wel overzien en kunne we hoeveelheid leed of geluk van verschillende mensen (of dieren) wel met elkaar vergelijken? En het puur consequentionalistische karakter ziet over het hoofd dat andere overwegingen ook een rol kunnen spelen. en uit de relatie tussen authenticiteit en geluk bleek dat we vraagtekens kunnen plaatsen bij het idee dat geluk het meest waardevolle in het leven is; overwegingen van authenticiteit spelen ook een rol; die balans tussen verschillende elementen wordt verstoord als we ieder moment bereid moeten zijn onze overtuigingen opzij te zetten, teneinde het doel van zoveel mogelijk geluk te realiseren. We houden in zekere zin op individuen te zijn en zijn nog slechts contribuanten aan een collectief doel.
  • Ethiek van Kant: ethiek waarin absolute geboden of verboden wel een belangrijke rol spelen
    • Dus als niet-consequentionalistische theorie tegenhanger van het utilitarisme
    • Deontologische ethiek: we hebben bepaalde plichten die onafhankelijk zijn van de specifieke gevolgen van onze handelingen
    • Hypothetische imperatieven: geboden die stellen wat we moeten doen gegeven een bepaald doel
    • categorische imperatieven: geboden van ethiek zijn absolute geboden
    • Categorische Imperatief: handel alleen volgens die maxime waardoor je tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt
      • Fungeert als toets aan de hand waarvan we het gedrag van individuen beoordelen
      • Contradictie in de maxime: wanneer je niet kunt willen dat een regel een universele regel wordt en de regel dus niet door de toest van de Categorische Imperatief komt, omdat de regel iets veronderstelt dat niet meer bestaat als iedereen de regel zou hanteren
      • Contradictie in de wil: als je voor anderen iets niet wil wat je wel voor jezelf wil
    • Volgens Kant leert de reden ons niet alleen dat moreel handelen het handelen ogv wetmatige principes is, maar maakt de rede het ons ook mogelijk op basis van die morele wetten te handelen.
      • 2e formulering van Categorische Imperatief: handel zo dat jij het menszijn, zowel in eigen persoon als in de persoon van ieder ander, altijd tegelijk als doel, nooit louter als middel gebruikt
    • De Categorische Imperatief drukt de gedachte uit dat ieder individu dient te streven naar een evenwicht tussen de doelen die het zich stelt (en die betrekking hebben op de interne bron van zijn identiteit) en de doelstellingen van anderen (die de externe bron van zijn identiteit kunnen betreffen).
      • Belangrijk uitgangspunt van humanisme: vrijheid en authenticiteit
    • Bezwaren: dat morele geboden absoluut zouden moeten zijn en heeft de nadrukt op de rede niet te grote verwachtingen van de ratio en is nadruk op ratio wel wenselijk gezien bijv rol van emoties  

1.7 Conclusie

  • Mogelijke relatie tussen besproken opvattingen over het goede en juiste leven
  • Vrijheid is een voorwaarde voor de mogelijkheid om authentiek te handelen. Authenticiteit en andere waarden zijn kenmerken van het goede (of geslaagde) leven. Geluk is niet zozeer het ultieme doel van die waarden, als wel de indicatie dat dat leven inderdaad waardevol genoemd kan worden.
  • Ondanks de verschillen is de belangrijkste overeenkomst tussen het utilitaristische en Kantiaanse denken dat in beide visies het ‘juiste leven’ een leven is waarin men rekening houdt met anderen.
    • Geluk is een centrale waarde voor utilitaristen, terwijl Kantianen eerder het belang van vrijheid en authenticiteit benadrukken.
    • Het belang en de concrete invulling van die waarden wordt sterk individueel bepaald: hoe de balans tussen de verschillende waarden precies uitvalt verschilt van persoon tot persoon en per situatie.
    • We hoeven verschillende ethische theorieen over normen en waarden niet te zien als haaks op elkaar staande benaderingen, maar kunnen ze ook beschouwen als opvattingen die verscihllende dimensies van het morele leven beschrijven, dwz van het goede én juiste leven. In dit perspectief zullen de precieze verhoudingen tussen waarden onderling, tussen verschillende normen, en tussen waarden én normen dan ook niet voor eens en altijd vaststaan.

 

Jong, de J. en Snik, G. (2002). Why Should States Fund Denominational Schools? Journal of Philosophy of Education, 36, 4, 573-587.

  • Beide visies veronderstellen het principe van liberale neutraliteit, maar ze geven verschillnede interpretaties aan dat principe.
  • Liberale neutraliteit betekent dat de staat neutral moet zijn met respect naar controversiele concepties van ‘het goede’. Het impliceert een verplichting voor de staat: omdat burgers het recht hebben t eleven volgens hun eigen conceptie van ‘het goede’, zou de staat burgers moeten empoweren door hun rechten tot ‘primary goods’ zoals vrijheid, vieligheid en inkomen te respecteren.
  • Liberale neutraliteit duidt op het het principe dat de staat moet weglbijven van direct supporten van religieuze activiteiten en ontwikkelingen in de privé sfeer. Maar de staat heft de faciliterende plicht om vrijheidsrechten te beschermen en de condities te creeeren die de uitoefening van deze rechten molgeijk maakt.
  • ‘primary goods’drukken waarden uit die geaccepteerd worden door elke rationale person, ongeacht zijn of haar conceptie van ‘het goede’
  • ‘secondary values’ varieren en zijn afhankelijk van verschillende tradities en concepties van het goede
  • Liberalen verschilen van mening over welke warden gezien moeten worden als ‘primariy values’.
  • Liberalen veronderstellen dat liberale warden noodzakelijk maar niet voldoende zijn voor het leiden van ene goed leven. De liberale moral dicteert dat elke community en elke burger respect moet hebben voor de vrijheidsrechten van andere communities en burgers. Een liberale staat moet daarom illiberale communities verbieden.
  • Educatie is een bijzondere ‘primary value’ aangezien het een ‘primary good’ is geworden in onze modern maatschappijen en omdat wat educatie en zijn doelen zijn, afhankelijk is van controversiele waarde orientaties.
  • Liberal educational view stelt dat denominaltional schools en staatsneutraliteit onverenigbaar zijn. Aleen publieke scholen worden gezien als ‘primary good’ en gefinancierd. De liberale staat is gerechtvaardigd en verplicht om publieke scholen te steunen waar de condities voor ‘secondary values’ ontwikkeld worden. Maar het moet vermijden directe support teg even aan ‘secondary values’.
  • The standard liberal view stelt dat liberale neutraliteit de financiele steun van bijzondere scholen nodig heft end at dit onverenigbaar is met het financieel steunen van neutrale, publieke educatie. Het onderliggende idee is dat educatie altijd gebonden is aan ‘secondary values’. Aanhangers van de standard liberal view beargumenteren da teen staat die publieke scholen financieel steunt maar niet bijzondere scholen tolereert, ouders forceert om hun hinderen naar neutrale publieke scholen te sturen. Dat impliceert een schending van fundamente vrijheidsrechten. Daarnaast claimen zed at omdat educatie altijd ‘secondary values’ veronderstelt, het idee van neutral publieke scholen in werkelijkheid een fictie is.
  • Het dispuut over het pbuliekelijk financieren van bijzondere scholen is gebaseerd op de fundamentele meningsverschil over de rlatie tussen educational value orientaties en ‘secondary values’. Terwijl de liberal educational view the ‘independence thesis’ veronderstelt, veronderstelt de standard liberal view the dependence thesis.
    • The dependence thesis stelt dat het doel van educatie altijd conceptueel gelinkt is met secondary values van een bepaalde traditie.
    • The independence thesis erkent dat veel educatie systemin afhankelijk zijn van concepties van het goede, maar ontkent dat di teen conceptuele noodzaak is.
    • Er is du seen essentieel verschil tussen liberal educatie en trandionele warden transmissie, tussen de ‘traditional self’ en de ‘liberal self’.
  • Welke is waar? Is educatie noodzakelijk gebonden aan secondary values?
    • Ten eerste, autonomie behoort niet tot de verscheidenheid van goods. Autonomie geeft geen materieel antwoord op het goede leven, maar bevat een gezichtspunt op de formative van concepties van het goede.
    • Ten tweede zijn principes die kritische denken en autonomie definieren in een bpeaald domein van rationaliteit verbonden met de vorm van denken, niet met de inhoud ervan.
    • Ten derde, als het recht op autonomie een universeel recth is beschermd door de staat, dan heft elk kind het recht op ontwikkeling van autonomie. Dit impliceert dat ouders en communities de plicht hebben kinderen hun recht op de ontwikkeling van autonomie te respecteren.
  • De standard liberal view en de dependence thesis zouden volgens bovenstaande argumenten verworpen moeten worden. Dat betekent niet dat de liberal educational view geaccepteerd moet worden. Er is een alternatieve blik die stelt dat onanks dat bijzondere shcolen gelinkt zijn aan secondary values, er goede redenen zijn om bijzondere scholen financieel te steunen. Deze blik veronderstelt dat onder bepaalde conditietes liberale neutraliteit consistent is met het financieel steunen van publieke en bijzondere scholen. De crux van dit argument is dat bijzonder onderwijs bijdraagt aan de realisatie van persoonlijke autonomie. Op deze manier kan de financiele ondersteuning van bijzondere scholen worden gerechtvaardigd.
    • De onderliggende assumptie van deze alternative blik is dat (a) educatie een ‘primary good’ is en (b) dat cultureel lidmaatschap een ‘primary good’ is.
    • De inwijding van het individu in in een primaire cultuur is niet alleen onvermijdelijk maar ook noodzakelijk voor de ontwikkeling van autonomie en identiteit. Lidmaatschap van een sociale cutluur is waardevol om 2 redenen: het bied mensen een betekenisvolle context voor keuzes & het geeft ze naast een gevoel van zelf-identiteit een gevoel van behoren.
    • Als we de waarde van cultureel lidmaatschap erkennen, moetne we ook accepteren dat de staat de positieve plicht heft om de culturele condities te beschermen die autonome keuze en persoonlijke identiteit mogelijk maken.
    • Daarnaast stelt Kymlicka’s in zijn verdediging van groepsrechten dat minderheidsculturen staatsbescherming nodig hebben om te overleven als maatschappelijke culturen.  
    • Wat is dan de relatie tussen liberale moral en liberale educatie? Liberale educatie is direct gelinkt met ‘primary values’ van liberale moral, in het specifiek autonomie. Deze conceptie van liberale educatie is niet verenigbaar met fundamentele bijzondere scholen exclusief bedoeld voor de overleving van hun eigen specifieke cultuur. Voor meer gematigde bijzondere scholen is dit anders; hun doel is kinderen te voorzien van een beginnende en stabiele conceptie van het goede als start punt voor autonome reflectie.
      • Deze kijk veronderstelt dat er 2 verschillende fases kunnen worden onderscheiden in educatie. In de eerste fase betekent educatie formatieve educatie, de inwijding van het kind in een conceptie van het goede. In deze fase zijn er goede redneen om bijzondere scholen te steunen. In een latere fase, de formele educatie, komt het ontwikkelen van kritische vaardigheden central te staan. In deze fase is er geen reden meer tot het financieel steunen van bijzondere scholen. Daarbij moeten de inwijding in een conceptie van het goede op bijzondere scholen niet in de weg staan aan de ontwikkeling van de kritische vaardigheden die autonomie mogelijk maken.
    • 6. CONDITIONS FOR FUNDING DENOMINATIONALSCHOOLS
      In our view liberal neutrality is under certain conditions compatible with the funding of denominational schools. Arguing from an autonomyliberal point of view we have maintained that a liberal state has the duty to create and preserve the conditions for autonomy. Moreover, because denominational schools are under certain conditions compatible with the right to an education for autonomy (McLaughlin, 1992;Moses, 1997), the liberal state should give communities with a particular worldview the right to have their own state-funded schools. But the state should not decide in which primary culture the child should be initiated. If there is a choice, this choice should be left to parents and communities. Therefore, parents have the right to choose denominational schools that strengthen the education the child receives at home, provided that certain conditions are met. What are these conditions? Why Should States Fund Denominational Schools?
      First, if we accept that the initiation of the child into a primary culture precedes the later exercise of autonomy and that formative education must gradually make place for formal education, there is no reason to give financial support to denominational secondary schools. Values education of a substantive kind in denominational secondary schools conflicts with the development of autonomy. Therefore, the funding of denominational primary schools only is desirable (Snik & De Jong, 1995; De Jong, 1998, pp. 343, 348).
      Second, denominational schools should not only transmit the morality of their own particular community but also cultivate public morality in a liberal democratic society. Public morality includes both basic social morality (the fundamental rules that have to be accepted in every society, such as not lying, keeping promises) and liberal morality with its liberty rights and concomitant values such as tolerance, mutual respect, nondiscrimination, and autonomy.
      Third, in denominational schools the child’s right to the development of autonomy should not be violated. Education, including partisan values education in denominational schools, should not thwart but encourage the child’s awareness of her right to an open future.
      Fourth, denominational schools should not only strengthen the bonds of the particular community but also contribute to the cultivation of a common culture, language and history in society at large. Together with liberal public morality this commonality is a key condition for social cohesion in modern pluralist societies. Education in a pluralist society must strike a balance between diversity and unity. In denominational schools there has to be a balance between particularity and common culture (Crittenden, 1988;McLaughlin, 1992).
      Denominational schools have the right and the duty to cultivate a particular conception of the good. But conditions must be established to limit the form and content of material values education in denominational schools: there should be no indoctrination and no segregation. Moreover, in denominational schools alternative views should be brought to the fore, children should not be shielded from diversity, and debate must be tolerated and even encouraged. In short, the primary culture to be cultivated in denominational schools should be liberal.
Check page access:
Public
Check more or recent content:

Literatuur samenvattingen Werken aan Normatieve Professionaliteit, Universiteit Utrecht, Bachelor 1, Blok 3 2021

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 1 (Introductie en argumentatieleer) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 1 (Introductie en argumentatieleer) Universiteit Utrecht

H10 Redeneren en argumenteren

Krabbe, E. (2006). Redeneren en argumenteren. In: Hees, M. van e.a.  (red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.237-265.

  • Gemengd enkelvoudig geschil
    • Meer dan één gesprekspartner neemt een standpunt in
  • Tegengestelde proposities
    • Proposities kunnen niet beide waar of en niet beide onwaar zijn
  • Niet-gemengd enkelvoudig geschil
    • Kwestie is hetzelfde én slechts 1 gesprekspartner neemt een positie in
  • Niet-gemengd meervoudig geschil
    • Twee kwesties en slechts 1 gespreksparnter neemt positie in
  • Gemengd meervoudig geschil
    • Beide gesprekspartners nemen standpunt in en er is sprake van contraire proposities (ze kunnen niet tegelijk waar, maar wel tegelijk onwaar zijn)
  • Oplossen
    • Geschil is tot overeenstemming gekomen
    • In andere gevallen spreekt men van beslechten
  • Kritische discussie
    • Instrument om geschillen op te lossen
  • Informatieve discussies
    • Door vragen proberen kennis op tafel te krijgen
  • Onderzoeksdiscussies
    • Als geen van gesprekspartners standpunt inneemt
  • Beraadslagingen, ruzies, twistgesprekken, onderhandelingen
  • Verdedigingsregel
    • Wie een standpunt naar voren brengt, moet deze desgevraagd verdedigen
  • Bewijslast
    • De plicht om met argumenten te komen
  • Drogredenen
    • Overtredingen van regels die samen de ideale gang van zaken in een kritische discussie beschrijven
  • Ontduiken of verschuiven van bewijslast
    • Soort drogreden
  • Standpuntsregel
    • Een aanval op een standpunt moet betrekking hebben op een standpunt dat ook daadwerkelijk naar voren is gebracht
  • Stroman
    • Niet naleven van standpuntsregel
    • Soort drogreden
  • Houdbaarheidskritiek
    • Kritiek die zich richt op de houdbaarheid van het argument zelf (kortom een mogelijk gebrek van het argument), los gezien van de vraag of het argument het standpunt ondersteunt
    • Hoofdgeschil, hoofdstandpunt, subgeschil, substandpunt
  • Bewijskrachtkritiek
    • Kritiek die zich richt op mogelijk gebrekkige bewijskracht van de argumentatie
  • Actieve kritiek
    • Als criticus zelf een standpunt inneemt, zoals bij tegenwerping, tegenargumenten of er recht tegen in gaan
  • Drogredenkritiek
    • Als je iemand beschuldigt van drogreden
  • Standpunt op metaniveau
    • Standpunt die betrekken heeft op de manier waarop de discussie wordt gevoerd
  • Drogreden ignoratio elenchi
    • Aanvoeren van geheel irrelevante argumenten
  • Proponent
    • Verdediger van hoofdstandpunt
  • Opponent
    • De criticus
  • Argumentatiestructuren
  • Onderschikkende argumentatie
    • Ondersteunt
  • Enkelvoudige argumentatie
    • Argumentatie die
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 2 (Rechten en plichten) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 2 (Rechten en plichten) Universiteit Utrecht

Hees, M, van (2006) Over het goede en het juiste In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.13-33.

 

H1 Over het goede en het juiste. p.13-33.

1.2 Ethiek

  • Waarden zijn aspecten van het leven die we belangrijk vinden
  • Normen zijn directe gedragsbepalingen
  • Norm: oordeel hoe gedrag van mensen zou moeten of mogen zijn
  • Plicht: vorm van norm dat je gedrag moet
  • Permissies: vorm van norm dat je gedrag mag doen of nalaten
  • Waarde: beoordeling of evaluatie; algemene aspecten van het leven die we belangrijk vinden
  • Deugden: als een waarde verwijst naar een specifieke karaktereigenschap
  • Moraal: stelsel van normen en waarden dat betrekking heeft op het handelen van mensen
  • Positieve moraal: de normen en waarden die in een bepaalde cultuur of maatschappij bstaan
  • Rechtvaardigen: de ethiek richt zich niet primair op de beschrijving van bestaande normen en warden (positieve moraal) of op een verkalring van het onstaan van bepaalde normen en waarden, maar op reicht zich op de vraag welke normen en waarden we kunnen rechtvaardigen
  • Redenen: de vraag naar ethiek is een vraag naar de redenen die voor de norm gegeven kunnen worden
    • Ethiek is normatief: ze probeert tot een oordeel over normen en waarden te komen
  • A-morele uitspraak: uitspraak die geen waarde of norm uitdrukt
  • Immorele uitspraak: een morele uitspraak waarmee we niet kunnen instemmen; waar in onze ogen geen goede rednene voor gegeven zijn

1.3  het funderingsprobleem

1.4 relativisme

  • De onmogelijkheid van objectieve ethiek betekent niet dat we moeten vervallen in relativisme
  • Relativisme: 
    • Cultuurafhankelijkheid van normen en waarden: normen en waarden zijn relatief tov de cultuur waairn ze gelden
    • Subjectivisme: normen en waarden worden als volstrekt subjectief gezien; als geheel afhankelijk van de particuliere gevoelens en opvattingen van het individu
      • Emotivisme: een morele uitspraak is de uitrdukking van een gevoel
        • Morele afkeurign drukt niet altijd een negatief gevoel uit en morele goedkeuring niet altijd positief
        • Het veronachtzaamt het belang dat wij feitelijk hechten aan legitimering van onze morele keuzes; rechtvaardigen
        • De relatie tussen gevoelens en morele opvattingen wordt ten onrechte geinterpreteerd als een causaal verband waarbinnen gevoelens altijd als oorzaken en morele opvatitngen altijd als hun gevolgen worden gezien
  • Balans zoeken tussen objectivisme en relativisme: algemene morele uitgnagspunten kunenn iet bewezen
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 3 (Onderwijsvrijheid versus autonomie van het kind: artikel 23 ter discussie) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 3 (Onderwijsvrijheid versus autonomie van het kind: artikel 23 ter discussie) Universiteit Utrecht

Pring & Levinson

Pring, R. (2007). The Common School. Journal of Philosophy of Education, 41, 4, 503-522.

 

Levinson, M. (2007). Common Schools and Multicultural Education. Journal of Philosophy of Education, 41, 4, 625-642.

 

Wat is de vraag/het probleem?

De vraag is of de common school de oplossing is om kinderen voor te bereiden op de multiculturele samenleving.

Standpunt van Pring

De auteur is een voorstander van de common school, ook al is het niet makkelijk uit te voeren, lees: misschien wel onmogelijk om rekening te kunnen houden met alle verschillende onderwijs- en ethische overtuigingen. Pring meent dat voor het bijdragen aan kennis over verschillen in de samenleving en hoe deze en de cultuur tot stand zijn gekomen, is de common school nodig. De common school is strikt noodzakelijk voor het voorbereiden op en het leven in een diverse multiculturele samenleving

Argumenten

Voor:  

  • Het zorgt voor verrijking

Door interactie leer je van elkaar. Het is een conditie om te groeien. Dit is de functie van het onderwijs. Je leert andere culturen kennen van buiten je eigen community: verrijking van de samenleving door kennismaken met diversiteit. Daarnaast leren kinderen in kritische discussies te reflecteren op sociale tradities en dit maakt groei van de community mogelijk.

Kinderen verwerven inzichten van verschillende visies op wat het is om mens te zijn (door verschillende tradities).

  • Het biedt iedereen gelijke kans om te ontwikkelen binnen het onderwijs

De inclusie van alle kinderen in het basisonderwijs: ook kinderen met beperkte middelen/mogelijkheden moeten hun horizon kunnen verbreden. Het is een fundamenteel doel van onderwijs om kinderen van diverse culturele afkomst te verrijken. Met de komst van de common school vindt er geen selectie meer plaats op 11-jarige leeftijd.

  • Door gelijkheid, draagt het bij aan de ontwikkeling van de community

Kinderen voorbereiden op een ‘common community’ met een democratische orde, zonder verdeling op grond van klasse, geboorte of sociale positie. De voorbereiding op community is belangrijk, want iedereen heeft andere opvattingen en je moet deze leren delen/ meer leren omgaan. Als deze voorbereiding niet wordt gedaan en er dus veranderingen komen in het klimaat (sociaal, economisch, cultureel), kan dit leiden tot ontkenning en het afbreken van relaties vanwege gebrek aan begrip

 

 

 

 

Tegen: 

  • Kinderen met veel potentie kunnen in een common school niet ‘ontsnappen’ van kansarme communities en hebben geen plek waar grotere sociale mobiliteit wordt ondersteund.
  • Bij uncommon schools (vooral religieus) kunnen die communities zich volledig ontwikkelen in hun eigen tradities, waardoor ze doorgrond zijn met de geschiedenis, kunst en kennis van die cultuur en die écht goed kunnen overbrengen aan anderen. Wanneer individuen daar hun identiteit vinden
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 4 (Mensbeelden en de invloed daarvan op het professioneel handelen) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 4 (Mensbeelden en de invloed daarvan op het professioneel handelen) Universiteit Utrecht

Bransen, J. (2006). De opvoedbare mens. In: Hees, M. van e.a. (red.)Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.89-109.

 

H4 De opvoedbare mens 89-109

  • Menselijke geest: eerste wijsgerige antropologen gingen ervan uit dat de menselijke geest het cruciale kenmerk is waarmee de mens zich van dieren onderscheidt
  • Bewustzijn: wie het feit benadrukt dat we dankzij onze geest bewust zijn van de wereld om ons heen, zal menen dat het ons bewustzijn is waarmee we ons onderscheiden van dieren
  • Vrije wil: wie benadrukt dat we dankzij onze geest vrij en verantwoordleijk kunnen handelen, zal een vrije wil aanwijzen als bepalend voor het antropologische verschil
  • Perspectief van het subject: subject verhoudt zich op een ervarende en kennende manier tot de wereld. Het bewustzijn is in deze traditie een soort binnenwereld, die bevolkt wordt door representaties van de ‘buitenwereld’
    • Maar we kunnen niet van buitenaf naar andere organismen kijken en zeggen dat we die ‘binnenwereld’ niet zien, dus dat problematiseert de aanname dat het bewustzijn beslissend is voor het antropologisch verschil
      • Solipsisme: leer van deze moeilijkheid die stelt dat alleen het eigen bewustzijn met zijn inhouden betaat, en dat alles wat er buiten ons is of lijkt te zijn niet iets anders is dan voorstellingen in het eigen bewustzijn
      • Other-minds: vraagstuk die een sceptische positie over de aanname dat orgnaismen buiten mijzelf ook een bewustzijn, of een mind hebben, en omvat twijfel over de gronden voor die conclusie.
      • Het solipsisme is een heel onaantrekkelijk filosofische positie, en ook het ‘other-minds’-probleem zijn we liever kwijt dan rijk. Imeers een positie die ons dwingt te twijfelen aan het bestaan van bewustzijn van anderen kan geen recht doen aan alledaagse ervaringen waaruit zonneklaar blijkt dat ook anderen een eigen perspectief op de wereld hebben.
  • Verantwoordelijk: we leren kindern hun vrije wil te gebruiken, verantwoordelijk te zijn, en dat kunnen onze kinderen leren, zo is het idee, omdat ze expemplaren zijn van de menselijke soort
  • Alternatieven: een terugkerende aanname in de analyses van het probleem van de vrije wil is  dat er alleen maar sprake kan zijn van een vrije wil als er voor de actor alternatieve bestaan waaruit hij kan kiezen, zodat hij in de gegeven omstandigheden ook anders kan doen dan hij feitelijk doet
  • Spontaniteit: als actoren verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelingen, dan veronderstel dat enerzijds spontaniteit bij die actoren – ze mogen niet door de omstandigheden genoodzaakt zijn te doen wat ze doen – en anderzijds de mogelijkheid controle uit te oefenen: wat ze doen moet in hun ‘macht’ zijn
    • De eis van spontaniteit garandeert dat er sprake is van meer dan louter een proces van causale wetmatigheid
  • Controle: De eis van controle garandeert vervolgens dat ons spontane handelen geen willekeurig handelen is. Ons vrije ahndelen mag geen kwestie van willekeur of toeval zijn maar een in
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 5 (Wetenschappelijke kennis als noodzakelijke of voldoende voorwaarde?) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 5 (Wetenschappelijke kennis als noodzakelijke of voldoende voorwaarde?) Universiteit Utrecht

Mackor, A.R. (2006) Over de aard en grenzen van kennis. In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p. 135-158.

H6 Over de aard en grenzen van kennis. p. 135-158.

6.1 inleiding

  • Kenleer / epistemologie: over kennis?
  • Rationalisme wijst de rede als enige, althans meest betrouwbare, bron van kennis aan
  • Empirisme bestempelt de zintuiglijke ervaring tot enige bron van kennis van de werkelijkheid
  • Zowel rationalisten als empiristen huldige de opvattingen dat overutingen pas het predikaat ‘kennis’ verdienen als ze onfeilbaar en onbetwijfelbaar zijn, of tot dergelijke overtuigingen herleid kunnen worden. Rationalisten noch empiristen blijken een overtuigend anwtoor te hebn op de, als gevolg van hun stringente eis dat kennis onbetwijfelbaar een fundament moet hebben, de rijzende vraag of kennis uberhaupt mogelijk is.
    • Als slotsom dat kennis niet mogelijk is, dan skepticisme
  • Kentheorie van Kant is invloedrijke poging om standpunten van empiristen en rationlisten te verzoenen en scepticisme te weerleggen, maar geen voldoende weerwoord op scepticisme

6.2 Drie soorten kennis

  • Kennis als gerechtvaardigde ware overtuigingen: standaarddefinitie van kennis volgens epistemologische theorieen
  • Weten hoe: praktische kennis
  • Weten dat: propositionele kennis
  • Knowledge by acquintance: als we bekend of vertrouwd zijn met iets of iemand

6.3 empirisme en rationalisme

  • Scholastiek: middeleeuws denken waaribj overtuigingen status van kennis verdienden, omdat en in zoverre deze gestuend werden door alledaagse waarnemingen of door de opvattingen van Aristoteles en kerkvaders
  • Scepticisme: als gevolg van wetenshcappelijke, religieuze en maatschappelijke ontwikkelingen aan het eind van de Middeleeuwen was het vertrouwen in de kennis die aan autoriteiten en alledaagse waarneming werd ontleend, zodanig geschaad, dat als reactie wel werd gesteld dat kennis onmogelijk is.
  • Rationalisten: wijzen de reden eenzijdig aan als bron van kennis
  • Methodische twijfel: met behulp van deze methode kunnen we volgens Descartes overtuigingen vaststellen die onbetwijfelbaar en noodzakelijk waar zijn en die daardoor als fundament van kennis kunnen functioneren.
  • Droomargument: dat onze zintuigen onbetrouwbaar zijn onderbouwt Descartes met het droomargument dat onze zintuigen ons geen zekerheid kunnen geven over het bestaan van de werkelijkheid buiten ons.
  • ‘ik denk dus ik besta’: omdat deze stelling onbetwijfelbaar en noodzakelijk waar is, kan zij als axioma (uitgangspunten door de rede zichtbaar) van kentheorie dienen.
  • Aangeboren ideeën: naast ideeën die we door zintuigelijke waarneming verwerven, hebben we aangeboren ideeën door God in onze geest geplant.
    • Descartes betoogt dat onze heldere en onderscheiden ideeën door God zijn ingeplant en dus onfeilbaar zijn. Objecten waarop zijn ideeën betrekking hebben bestaan dus werkelijk.
  • Godbewijs: helaas berust Descartes’s weerlegging van het scepticisme op een circulair godsbewijs. Enerzijds stelt hij dat hij het bestaan van God bewezen acht ogv feit dat hij heleder en onderscheiden idee vna God heeft, anderzijds dat alle heldere en onderscheien ideeën jusit zijn, omdat God bestaat.
  • Empiristen: zintuiglijke ervaring vormen de enige
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 6 (Is wetenschap ook maar een mening? & Responsie) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 6 (Is wetenschap ook maar een mening? & Responsie) Universiteit Utrecht

Buskes, C. (2006). Over wetenschap en evolutie. In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p. 161-184. 

Hoofdstuk 7: Over wetenschap en evolutie

7.1 inleiding

  • Wetenschapsfilosofen houden zich bezig met vragen als: wat is het kenmerk van een geode wetenschappelijke thoerie en hoe moeten wetenschappers eigenlijk te werk gaan als zij gedegen wetenschap willen bedrijven? Uit deze vragen blijkt al dat er voor de wetenschapsfilosofie, naast een descriptieve, ook een belnagrijke normatieve taak is weggelegd. Dwz dat wetenschapsfilosofen niet louter een historische beschrijving geven van het verschijnsel wetenschap, maar zich daarnaast ook bezighouden met de vraag hoe wetenschap eigenlijk bedreven zouden moeten worden.

7.2 op het spoor van de evolutie

  • -

7.3 de moderne synthese en de geboorte van de wetenschapsfilosofie

  • Logisch positivisme: idee dat een synthetische uitspraak is pas zinvol wanneer we kunnen nagaan of deze waar is of niet; uitspraken die niet tot objectieve feiten herleid kunnen worden, zijn niet verifieerbaar en dus betekenisloos.
    • Verificatieprincipe: dit uitgangspunt stelt dat een uitspraak alleen dan cognitief betekenisvol is, wanneer zij in beginsel empirisch geverifieerd kan worden
    • Linguïstische opvatting: de rigoreuze aanpak van logisch positivisten marekert het begin van de linguïstische wending in de filosofie in de 20e eeuw: de oplossing voor alle filosofische problemen moest in taal worden gezocht
    • Een ander belangrijk wapenfeit van het logisch positivisme was het onvoorwaardelijke geloof in een wetenschappelijk reductionisme
      • Fysica was meest fundamentele wetenschap waartoe alle overige wetenschappen op den duur toe gereduceerd zouden worden
  • Ondergang van logisch positivisme had te maken met inductieprobleem: we kunnen obv een eindig aantal geobserveerde gevallen nooit iets met zekerheid zeggen over toekomstige, nog niet geobserveerde gevallen
    • De logisch positivisten hebben het verificatieprincipe dan ook gaandeweg afgezwakt tot een confirmatieprincipe: een wetenschappelijke theorie moet op zijn minst empirisch bevestigd kunnen worden
      • Te milde eis, want voor elke hypothese is wel enig bewijsmateriaal te vinden
  • Een tweede belangrijke reden voor de ondergang van het logisch positivisme was het groeiende besef dat de wetenschap niet uit neutrale, objectieve feiten kan worden opgebouwd, omdat dergelijke naakte feiten niet bestaan. Observatie is niet neutraal, maar doordrenkt met theorie. Theoriegeladenheid van observatie: fenomeen dat wat een wetenschapper waarneemt voor een groot deel afhangt van zijn verwachtingen, achtergrondkennis en wereldbeeld

7.4 Karl Popper en het probleem van de evolutietheorie

  • Trial & error: wetenschap wordt volgens Popper gekenmerkt door een opeenvolging van gissingen en weerleggingen, een proces van trial & error, waarbij wetenschappers voortdurend hun hypothesen trachten te ondergraven en er betere voor in de plaats proberen te stellen. Wetenschap is een dynamisch proces dat steeds nauwkeuriger theorieën oplevert.
  • Falsificatieprincipe: een theorie die niet weerlegd kan worden is onwetenschappelijk.
    • Anders dan logisch positivisten was Popper niet
.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1217 1 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.