Samenvatting Nederland in de twintigste eeuw (Wielinga)
- 8047 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Wereldgeschiedenis is een nieuwe benadering waarbij grensoverschrijdende processen en interacties tussen verschillende volken worden bestudeerd. Historische patronen en thema’s zoals handel, ziektes, tradities enz. zijn onderdeel van wereldgeschiedenis. Dit wordt gegoten in de vorm van vergelijkingen op grote schaal en in de vorm van systematische analyses. Wereldgeschiedenis is ook bedoeld als antwoord op de Eurocentrische manier van geschiedschrijving. Het is niet de bedoeling dat verworvenheden in andere samenlevingen worden gemeten aan de hand van Europese maatstaven. Grensoverschrijdende zaken zoals biologische diversiteit, imperialisme en diaspora’s zullen aan de orde komen.
Er zijn in het verleden op verschillende momenten pogingen gedaan om universele geschiedenissen te schrijven, maar toen geschiedenis een professionele discipline werd in de 19e eeuw werd het maken van wereldwijde overzichten grotendeels opgegeven. Men ging zich richten op politieke en sociale factoren in Europese natiestaten. Men zag nationale samenlevingen als natuurlijke eenheden om een historische analyse op los te laten. Overkoepelende thema’s zoals industrialisatie en imperialisme werden wel bekeken, maar in het verband van de natiestaat. Aan het einde van de 19e eeuw was een vrij precieze indeling ontstaan van welke wetenschap zich met wel onderdeel zou bezighouden: historici gingen over het politieke verleden van Europa en de Mediterrane wereld, sociologen en economen over contemporain Europa, Oriëntalisten gingen over geletterde Aziatische volken en volken in het Midden-Oosten, en antropologen probeerden wijzer te worden van het bestuderen van ongeletterde Afrikaanse, Aziatische en Zuid-Amerikaanse volken. Pas in het midden van de 20e eeuw kwamen er meer interdisciplinaire samewerkingen. Men ging zich realiseren dat de samenleving waarin men zich zelf bevond bijvoorbeeld ook op een antropologische manier geduid zou kunnen worden.
Zelfs toen er allerlei historische subdisciplines als klassegeschiedenis en gendergeschiedenis opkwamen, werd dat nog steeds grotendeels geplaatst in het verband van de natiestaat. De historiografie is grotendeels verbonden met de opkomst van de natiestaat. Nou zijn natiestaten ook niet onbelangrijk, maar het is niet het enige. Vanaf het midden van de 20e eeuw besloten historici de enorme schat aan informatie over volken van over de hele wereld samen te brengen en hier overkoepelend naar te kijken. Veel zaken vinden namelijk op globale schaal plaats. Mensen die hebben bijgedragen aan het opzetten van wereldgeschiedenis zijn bijvoorbeeld Hodgson, Stavrianos, McNeill en Curtin.
Er zijn vier overkoepelende theorieën die worden gebruikt bij het schrijven van wereldgeschiedenis en bij het verklaren van een Europese en Euro-Amerikaanse dominantie op het wereldtoneel.
- De eerste theorie is gebaseerd op de vergelijkende sociologie van Max Weber. Hij probeerde het succes van kapitalistisch Europa te verklaren door verschillende Europese culturele eigenschappen zoals rationaliteit en een sterke werk-ethos. Deze theorie van Weber liep uit op de ‘modernisatie theorie’ die gebruikt wordt in bij wereldgeschiedenis. Vooral een effectieve organisatie van de Europese samenleving is hierin een factor van belang. Deze theorie is wel vrij Eurocentrisch.
- Een Marxistische benadering is die van een analyse van het wereldwijde systeem. Marx zag uiteraard de oorzaken in klassescheidingen en sociale conflicten en op deze manier is het ook mogelijk om wereldgeschiedenis te bekijken. Tussen verschillende samenlevingen zijn krachtsverhoudingen, waarbij de sterke samenlevingen de zwakke in de verdediging dwingen. Ook deze theorie is Eurocentrisch gericht.
- Er is ook de theorie dat het gewoon een kwestie van toeval was dat Europa zo dominant is geworden. Het had net zo goed een andere beschaving kunnen zijn geweest, en Europa heeft geen speciale voordelen of eigenschappen.
- De vierde benadering komt vanuit het standpunt van de geografie, ecologie en milieu-analyse. In deze theorie stelt bijvoorbeeld Alfred Crosby (zie vorig hoofdstuk) dat de Europese flora en fauna veel dominanter was dan in andere werelddelen en dat het zich daarom snel verspreidde met Europese reizigers. Het Europese klimaat zelf was erg gunstig voor landbouw, en dat hielp ook mee aan de Europese opbouw.
Een combinatie van bovenstaande theorieën is ook mogelijk, hoewel de laatste wel een beetje afwijkend is.
Eén van de gebieden waarop wereldgeschiedenis een zinnige bijdrage kan leveren is internationale handel. Volgens het Marxistische perspectief is internationale handel voor de moderne tijd verwaarloosbaar qua hoeveelheid en invloed. Dat zijn anderen niet met marxisten eens. Zij zien een grote invloed van internationale handel voor de moderne tijd, ook al waren de hoeveelheden handelswaar natuurlijk niet zo groot als tegenwoordig. De nadruk lag op luxegoederen, maar juist die waren belangrijk omdat de elite hier prestige aan ontleende. Door de handelsnetwerken was er contact met zeer uiteenlopende samenlevingen. Het meest wordt in de cultuur-overschrijdende handel de organisatie bestudeerd. Hier zijn goede bronnen van te vinden. Het blijkt dat handelslui veel verschillende financiële middelen bezaten, dat zij partnerschappen aangingen om de risico’s te beperken, en dat zij handelskolonies stichten in verder weg gelegen gebieden. Routes konden over land gaan, maar ook vaak over zeeën, waarbij dan soms een konvooi van schepen werd gebruikt.
De Indische Oceaan werd in de voor-moderne tijd ook al druk bevaren en was het hart van de handel in het Verre Oosten. In de internationale handel kan zelfs gezegd worden dat Westerse kooplui laatkomers waren. Uiteraard heeft Europa wel een stevig stempel gedrukt op de wereldhandel door o.a. de tochten naar Amerika en het oprichten van handelscompagnieën. In het Oosten was Europa echter zeker niet de grootste handelspartner. China, Japan en India lieten Westerse kooplui maar mondjesmaat toe. Toen vanaf het midden van de 16e eeuw zeer veel Amerikaans zilver naar Europa kwam, wilde China daar wel graag van profiteren. Zo kwam Europa in een meer algemene context te staan.
Een andere cultuur-overschrijdende factor is de verspreiding van planten, dieren en ziektes. Sinds 1970 houdt milieugeschiedenis zich hiermee bezig. Doordat dieren vroeger vaak in kuddes werden gehouden, en planten in dicht opeengepakte velden, konden besmettelijke ziektes zich daar gemakkelijk nestelen en uiteindelijk soms overgaan op mensen. Endemische ziektes gingen regelmatig terugkeren binnen een bepaald volk, en hier werden mensen dan ook in zekere mate immuun voor. In samenlevingen waar de ziekte echter onbekend was, kon dit leiden tot grote rampen. McNeill en Crosby hebben bijvoorbeeld beschreven hoe (handels)reizen bijdroegen aan het verspreiden van ziektekiemen. Dit werd onbewust meegenomen, bijvoorbeeld op de Europese reizen naar Amerika. Maar sommige planten en dieren werden doelbewust uitgezet of mee terug naar huis genomen. Ook de reizen die moslim-handelaren maakten in de 7e en 8e eeuw, droegen bij aan een grotere variëteit aan eetbare producten uit verre landen.
Culturele en religieuze uitwisseling is een belangrijk, maar controversieel thema. Het is namelijk erg moeilijk om in culturele en religieuze aannames als onderzoeker los te komen van de eigen achtergrond. Al langer worden contacten besproken tussen specifieke gebieden, maar het zien en beschrijven van grotere patronen is lichtelijk problematisch. Het is hierbij ook zinnig om sociale, politieke en economische factoren mee te nemen. Het bewust wederzijds uitwisselen van culturele zaken, zoals bijvoorbeeld in het oude Egypte en Griekenland is één onderdeel van het bestuderen van culturele uitwisseling. Syncretisme is een andere vorm: hierbij worden zekere zaken overgenomen en aangepast aan de eigen cultuur.
Tot voor kort werden imperialisme en kolonialisme alleen uitgelegd als expansieve samenlevingen om zwakkere samenlevingen te onderdrukken. Nu wordt er echter meer gefocust op de cultuur-overschrijdende interactie. We kunnen hierbij bijvoorbeeld denken aan het bestuderen van gebruikte technologie of het in kaart brengen van opstanden. We moeten kijken naar zowel de kolonisators, de gekoloniseerden alsook naar hun interactie. In plaats van een Eurocentrische interpretatie geeft wereldgeschiedenis een beeld van de vele betrokken partijen en de chaos die er eigenlijk was. Door alleen ‘identiteit’ bij imperialisme en kolonialisme te benadrukken, missen historici kansen. Het doet dan namelijk voorkomen alsof het kolonialisme van Europa uniek was in de wereldgeschiedenis zonder te kijken naar andere voor-moderne rijken.
In de oertijd migreerde de mens al vanuit Afrika naar andere werelddelen. Sindsdien zijn er altijd enorme migratiestromen geweest, die veel invloed hadden op de wereld als geheel en op individuele samenlevingen. Meestal worden deze stromen vanuit een zekere traditie bekeken, en wordt een meer globale theorie niet genoemd. De uitzondering daarop is echter de verplaatsing van Afrikaanse slaven naar Amerika. Dat is vanaf de jaren 1960 zeker op een overkoepelende manier bestudeerd. Niet alleen is een kwantitatieve methode toegepast, ook zijn sociale en economische effecten bestudeerd en keek men naar de gevolgen. Na afschaffing van de slavernij kwamen er opnieuw grote migraties op gang, maar nu van ‘vrije’ werkers op plantages, in mijnen en in de fabrieken.
Bij de bestudering van diaspora’s wordt soms onnodig gediscussieerd of een zekere groep nu wel of niet onderdeel is van een diaspora. Afgezien daarvan is dit een nuttige subdiscipline, waarbij wordt gekeken naar de interactie tussen thuisland en gastland en hoe mensen zich aanpassen en gebruiken meenemen naar hun nieuwe thuis.
Wereldgeschiedenis vindt dus niet dat de natiestaat als uitgangspunt moet worden genomen bij al het wetenschappelijk historisch onderzoek. Onderzoek op een grotere internationale schaal is nodig. Hier wordt het beeld dat van de wereld ontstaat niet simpeler van, integendeel, de chaos neemt toe. Dat expansieve samenlevingen vaak gericht zijn op het meer te weten komen van de rest van de wereld, wil niet zeggen dat wereldgeschiedenis bedrijven dus een onderdeel is van een expansieve Westerse samenleving. Wereldgeschiedenis laat juist zien dat grotere lijnen en overkoepelende theorieën nodig zijn. Zo kunnen we de ervaringen van volken van over de hele wereld in context plaatsen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1160 |
Add new contribution