Zowel het boek Grondslagen van het recht deel 1: Hoofdlijnen als het boek Grondslagen van het recht 2. Achtergronden (Rosier) zijn goed te gebruiken bij het invullen van deze oefenvragen en als nuttig achtergrondmateriaal.
Vraag 1
Jurisprudentie geldt in Nederland als formele rechtsbron. Waarom?
1. Omdat dit in de Grondwet is vastgelegd
2. Omdat dit in het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden is vastgelegd
3. Omdat dit in art. 38 van het Statuur van het Internationaal Gerechtshof is vastgelegd
4. Omdat rechtsautoriteiten jurisprudentie in de rechtspraktijk als rechtsbron gebruiken
Vraag 2
Waarom ontkomt de rechter er soms niet aan om nieuwe rechtsregels te vormen?
1. Vanwege het bestaan van open normen
2. Omdat zich soms gevallen voordoen waarop geen enkele bestaande regel van toepassing is
3. Omdat rechtsregels elkaar soms tegenspreken
4. Zowel a, b als c zijn juist
Vraag 3
Wat is een verschil tussen jurisprudentie en wetgeving als bron van recht?
1. Rechterlijke uitspraken worden niet van overheidswege bekendgemaakt in een officieel blad
2. Rechterlijke uitspraken zijn niet afkomstig van een orgaan met een (grond)wettelijke bevoegdheid
tot wetgeving
3. Rechterlijke uitspraken gelden in beginsel alleen voor partijen in het onderhavige geval
4. Zowel a, b als c zijn juist
Vraag 4
“Het strafprocesrecht (I) bevat ook rechten (II) voor de verdachte waarop het Openbaar Ministerie
geen inbreuk mag maken.” De termen recht (I) en rechten (II) betekenen respectievelijk:
1.(I) Objectief recht en (II) subjectief recht.
2.(I) Objectief recht en (II) objectief recht.
3.(I) Subjectief recht en (II) objectief recht.
4.(I) Subjectief recht en (II) subjectief recht.
Vraag 5
Wat wordt met name onder formeel recht verstaan?
1.Rechtsregel die de bevoegdheden van een staatorgaan regelen.
2.Rechtsregels waaraan geen sancties verbonden zijn.
3.Rechtsregels waarmee materiële rechten kunnen worden gehandhaafd.
4.Rechtsregels die geen inhoudelijke voorschriften bevatten.
Vraag 6
Waarin verschilt het publiekrecht van het privaatrecht?
1.Het publiekrecht geldt alleen voor rechtspersonen; het privaatrecht ook voor natuurlijke
personen.
2.In het publiekrecht komt alleen dwingend recht voor, in het privaatrecht alleen regelend recht.
3.Het privaatrecht regelt rechtsbetrekkingen tussen burgers; publiekrecht alleen die tussen
overheden.
4.In het publiekrecht staat de gezagsrelatie overheid‐burger centraal; in het privaatrecht zijn de
betrokkenen nevengeschikt.
Vraag 7
Is de volgende stelling juist of onjuist?
“Tegenover een subjectief recht staat altijd een rechtsplicht”
1.Deze stelling is juist.
2.Deze stelling is onjuist.
Vraag 8
Is de volgende stelling juist of onjuist?
“Tegenover een rechtsplicht staat altijd een subjectief recht.”
1.Deze stelling is juist.
2. Deze stelling is onjuist.
Vraag 9
De eerste zin van art. 7:454 lid 1 BW luidt: “De hulpverlener richt een dossier in met betrekking tot
de behandeling van de patiënt.” Wat voor regel is dit?
1.Een dwingendrechtelijke regel van publiekrechtelijke aard.
2.Een regel.....read more
Add new contribution