Hoorcollegeaantekeningen Political Communication and Journalism, Communicatiewetenschap, UVA

Collegeaantekeningen gebaseerd op 2014-2015.

PCJ HC1 – 30 oktober 2014

Political Communication gaat over de interactie tussen de politiek, de media en het publiek. Onderzoek wordt gedreven door de vraag wie door wie beïnvloedt wordt. Media zijn cruciaal, maar niet altijd in dezelfde mate en op dezelfde manier. De rol van de media kan verschillen per land en per tijd. Politieke communicatie evolueert: de evoluties gaan samen met grotere trends in de samenleving (individualisering, ontzuiling, the crisis van de partijen, een toegenomen aantal zwevende kiezers, commercialisatie etc.) Het is allemaal een proces van mediatisering. De eerste fase van mediatisering is mediatie. Deze fase houdt is dat de media het grootste communicatiekanaal worden tussen politici en het publiek. De tweede fase van mediatisering is als de media steeds onafhankelijker worden, als er grote journalistische professionaliteit is, als de politiek nog steeds de bovenhand heeft en als media boodschappen niet meer zonder voorwaarden doorsturen. De derde fase van mediatisering is wanneer media zo onafhankelijk worden, dat andere actoren zich moeten aanpassen aan de media. Media hebben de bovenhand, maar zijn nog steeds extern aan het politieke systeem. Politici moeten skills ontwikkelen om zich aan de media te kunnen aanpassen. Dit betekent dat zij het formaat, de inhoud, de grammatica en het ritme van de media moeten volgen. Dit is vooral belangrijk in campagnes. De vierde fase van mediatisering is wanneer de politiek zich niet alleen aanpast aan de medialogica, maar de medialogica ook opneemt als eigen logica. De standaarden van de medialogica en nieuwswaardigheid worden dan onderdeel van het regeerproces (het tot stand komen van problemen en policies). De media zijn niet langer extern aan de politiek. Politici die antwoorden aan het publiek moeten geven, zijn degenen die het meest beïnvloed worden door de media. Dit is vooral zo voor politici die herkozen willen worden. Politici die niet herkozen hoeven te worden, hoeven zich minder aan te passen aan de medialogica.

 

Mazzoleni en Schulz (1999) zijn het er over eens dat de processen van mediatie en mediatisering zich afspelen. Ze denken niet dat de vierde fase van mediatisering zo zeer aan het gebeuren is, tenminste niet als globale trend. Media nemen niet de macht over politieke functies en zullen dato ok niet doen. Wat draagt bij aan de mediatisering van de politiek volgens Mazzoleni en Schulz? De eerste factor is het gatekeeping en de selectie die nodig is door de massamedia: journalistische nieuwswaarden domineren. Media moeten altijd nieuws selecteren om aan het publiek te presenteren. Deze selectie is gebaseerd op wat nieuwswaardig is. De tweede factor is dat media de publieke sfeer construeren. De derde factor is de medialogica (commerciële logica, negatief, korter etc.) De vierde factor is de wederzijdige relatie tussen politici en de media en de reciprocal effecten van deze relatie. Als politici doorhebben hoe de media werkt, kunnen zij er ook iets aan hebben. Ze kunnen deze kennis gebruiken om het publiek te bereiken en aandacht te krijgen. De vijfde factor is dat media een positie nemen bij problemen. Dit is een gelegitimeerde functie van de media (editorial). Media hebben hun eigen kijk op bepaalde problemen of gebeurtenissen.

 

Problemen van toegenomen mediatisering zijn negativiteit, een focus op personen in plaats van problemen, een focus op korte termijn (problemen), een focus op conflict, een focus op paardenraces (in polls), te veel macht van de media, en dat informatie niet duidelijk of te begrijpen is voor het publiek.

 

Media kunnen bepaalde functies hebben in een democratische samenleving. De eerste functie is de informatiefunctie: monitoring en het informeren van de burgers. De tweede functie is de educatiefunctie: deze functie gaat over het uitleggen wat gebeurtenissen en feiten betekenen. De derde functie is de platformfunctie: deze functie gaat over de uitwisseling van ideeën om een publieke sfeer te creëren, een plaats waar mensen hun meningen kunnen delen. De vierde functie is de waakhondfunctie: deze functie geeft de media controle over de politici, zodat ze publiciteit kunnen krijgen voor wat politici (fout) doen. The laatste functie is de kanaalfunctie: politieke, ideologische opinies moeten hun weg vinden naar het publiek, dus moeten de media hier communicatiekanalen voor aanbieden.

 

Politieke communicatie moet aanwezig zijn in de nieuwsmedia, terwijl het ook bereikbaar en te begrijpen moet zijn voor het publiek. Er zijn een paar bedreigingen voor de media bij het uitvoeren van hun functies. De eerste is dat politieke actoren meer controle over media-inhoud (terug)krijgen. Dit zorgt voor een gebrek aan interne en externe pluralisme en onafhankelijkheid van de media. Voorbeelden zijn censuur, publieke omroepen en politieke besluiten over de nieuwskamer. De tweede bedreiging is de commercialisatie, die leidt tot een afnemende nieuwskwaliteit. De kwaliteit van de informatie van de nieuwsmedia wordt beïnvloed door de commercialisatie, omdat het steeds meer gaat over een zo groot mogelijk publiek aantrekken. Sensationeel nieuws is nieuws dat de gevoelens en emoties van leden van het publiek provoceer, waardoor het ook de aandacht van een groter publiek aantrekt (Hendriks Vettehen, 2008). Dit leidt tot de invoeging van entertainmentelementen in het nieuws. Manieren om het groter publiek aan te trekken, zijn met onderwerpen, formaat en vividness. Onderwerpen die een groter publiek aantrekken, zijn licht nieuws (celebrity nieuws, human interest, feel good nieuws etc.) en sensationeel (hard) nieuws (onderwerpen zoals criminaliteit, natuurrampen en ongelukken). Formaten die aantrekken, zijn die met spectaculaire foto’s and special camera technieken om aandacht te trekken en te houden. Vividness maakt het nieuws meer concreet en nabij. Nabij betekent lokaal, herkenbaar, dichter bij de wereld van mensen en gaat over domestication in buitenlands nieuws. Concreet betekent met een focus op individuele zaken, voorbeelden of zelfs exemplaren (vox pops).

 

Dus, er is niet veel ruimte voor politiek nieuws, wat leidt tot een incompleet beeld voor het publiek. Maar willen we wel een compleet beeld van alles dat gebeurt? Het publiek is vaak niet geïnteresseerd is al het (saaie) politieke nieuws. Media kunnen selecteren wat echt belangrijk is, en deze berichten met veel sensationele karaktereigenschappen brengen, zodat de berichten ook echt aankomen bij het publiek. Kritiek op de media is dat de media veel macht krijgen. The burglar alarm keeps on ringing. This brings problems: journalists want to stick to the full news standard, and think they do, but the reality is that it is burglar alarm.

 

De derde bedreiging voor het uitvoeren van de mediafuncties is dat het publiek niet in staat is de beschikbare informatie te verwerken. De ‘video-malaise theorie’ (Robinson, 1975) is een theorie die beweert dat het kijken naar (informatie) op televisie negatieve effecten heft op het publiek, zoals cynisme, een laag vertrouwen in politieke instituties en een laag gevoel van politieke efficacy. Politieke efficacy is het gevoel dat je de politiek kunt begrijpen en zelf ook wat kunt doen. Mensen worden op dit gebied steeds dommer: mensen kunnen (en willen niet meer) politieke informatie verwerken. Later was er kritieke op de video-malaise theorie. Positieve effecten van de media-inhoud zijn mogelijk. Sommige, vaak sensationele elementen kunnen in zekere zin goed zijn om meer mensen te bereiken. Dit leidt tot de ‘Public Quality’ theorie of Costera Meijer (2003). Het is niet zo simple ‘serieus, conventioneel nieuws’ versus ‘populair’ nieuws. Meijer introduceerde ‘public quality’ nieuws, waarin journalisten focussen op het publiek als burgers. Proportionele relevantie betekent dat alle groepen in de samenleving relevant nieuws zouden moeten vinden in het nieuwsaanbod, relatief aan hun proportie in de samenleving.

 

En wat als het over het internet gaat? Daar is geen consensus over. Sommige mensen zien het internet als nog erger dan de televisie, omdat het een immens hoeveelheid aan informatie aanbiedt en vooral entertainmentelementen. Anderen zien het als het verminderen van ongelijkheid door de toegenomen bereikbaarheid van internet en de verlaagde drempels.

 

PCJ HC2 – 6 november 2014

Mediacry is een democratie waarin media een grote rol speelt. Je hebt een driehoek met in de hoeken politiek, media en het publiek. Deze hebben invloed op elkaar. Interactie tussen journalisten en politici, waardoor er politiek nieuws ontstaat. Politici zijn vooral geïnteresseerd in zoveel mogelijk steun van het publiek en in het opnieuw gekozen worden in de verkiezingen. Maurice de Hond plaatst zijn polls over hoe de politieke partijen ervoor staan op zondag, omdat hij weet dat er dan verder niet veel nieuws is en zijn polls dus extra goed bekeken worden. Alles wat politici over het publiek weten en wat het publiek over de politiek weet, gaat via de media. Dit is dus mediated. De media selecteren en framen wat ze publiceren en daardoor bepalen ze wat we vinden en wat politici vinden. Er nog is wel een beetje over van het directe contact tussen de politici en het publiek, zoals met flyers en posters die politici verzorgen. Dit wordt vooral gedaan voor de verkiezingen. Nieuwe media zorgt er ook voor dat er meer interactie is tussen politici en het publiek.

 

In Nederland hebben we een systeem met meerdere partijen. In sommige landen heb je maar twee partijen. Er zijn altijd meerdere partijen betrokken bij het vormen van een regering. Er heeft nooit één partij de macht. In Nederland hebben we ook proportionele representatie: elke stem telt evenveel. De partij krijgt het aantal stoelen dat gelijk staat aan het aandeel van de stemmen die ze hebben ontvangen. Er is altijd een coalitie die de regering vormt. Meestal bestaat de coalitie uit drie partijen. Er kan ook een minderheidskabinet zijn: zelf met 3 partijen wordt geen meerderheid gevormd. De partijen in de regering moeten over van alles consensus sluiten. We hebben dus een consensus democratie. In Nederland is de politiek nog minder commercieel dan in de UK en de US. Er is nog steeds een hoge circulatie van nieuwsbladen. Traditioneel hadden we een ‘partisan press’. Dit betekent dat welke partij je stemde sterk overeenkwam met uit welke sociale klasse je kwam en uit wat voor milieu. We waren nog heel erg in pilaren. Nu is een sterke verschuiving naar neutraliteit en professionaliteit. Er is regulatie door de staat en de nadruk ligt op persvrijheid. Nederland heeft een uniek uitzendsysteem, omdat we zowel commerciële als publieke zenders hebben op televisie etc.

 

Wat maken de verschillen tussen politieke systemen in landen uit? Nieuwsbladen in the UK en Nederland zijn vergeleken op personalisatie, presidentialisatie, conflict en medewerking, toon en aantal artikels. Nieuwsbladen in de UK zijn meer gericht op personalisatie, presidentialisatie, conflict en medewerking, en hebben een iets negatievere toon.

 

Er zijn trends die over de hele wereld aan de gang zijn. Een van deze trends is fragmentatie van het politieke landschap. Mediatisatie is ook een trend: media worden steeds belangrijker in de politiek. Er zijn steeds meer zwevende kiezers: kiezers die niet zeker weten wat ze stemmen en de volgende keer dus ook zomaar iets anders kunnen gaan stemmen. Dus is het voor politieke partijen minder zeker hoe veel stemmen ze krijgen. Hierdoor komen we in een wereld waarin de politieke partijen hun strategieën ook veranderen. Ze worden steeds meer hetzelfde en verschuiven qua ideologie naar het midden van het politieke veld, omdat ze denken dat meer stemmers te krijgen.

 

Door deze fragmentatie hebben we voor de eerste keer een minderheidsregering. Het is dan niet mogelijk om een meerderheid te vormen, dus wordt de regering dan ondersteund door nog een partij. Door de zwevende kiezers verandert het aantal stemmers dat partijen kijken sterk per jaar.

 

De logica van de politiek, de media en het publiek veranderen sterk. De politieke logica was eerst het belangrijkste en stond centraal in de politiek. De publieke logica: journalisten worden professioneler, personen worden belangrijker: politieke leiders worden geportretteerd op posters. Medialogica wordt steeds belangrijker: de media bepalen het podium waarop de politiek zich afspeelt.

 

In de manier waarop er over de politiek bericht wordt, zijn een aantal veranderingen. Zo is er meer aandacht voor strategieën en ‘horse races’, de opinie polls. Er is meer negativiteit en er wordt meer nadruk gelegd op conflicten. Een paar dingen zijn ook stabiel gebleven. Zo is het level van conflict niet gestegen. De mate van attentie voor personen, personalisatie, is ook hetzelfde gebleven. Qua media content zien we niet veel verschillen. Er is nog steeds veel aandacht voor politieke partijen en niet perse over het privé leven van politici. Er is nog steeds veel issue nieuws.

 

In de relatie tussen politiek en de media is er een belangrijke onderscheid in effecten. Er zijn effecten op houdingen (politiek cynisme), kennis en gedrag. Er zijn media-effecten theorieën: agendasetting, priming en framing.

 

Personalisatie is een groeiende focus op mensen, op individuele politici. ‘Satie’ wijst erop dat het een proces is, dus er is meer en meer focus op individuele politici. Onderwerpen die veel voorkomen zijn de verslappende banden die oorspronkelijk sterk waren tussen stemmers en politieke partijen en de ontzuiling. Er is evolutie in de media omgeving. Visuele kenmerken zijn steeds belangrijker geworden door de opkomst van televisie, commercialisatie en technologie. Personalisatie kan gedaan worden door mensen, politici en de media. Mensen kunnen stemmen op één persoon in plaats van op een partij. Politici kunnen individuele politici op de voorgrond zetten, op het center stage. De media kan zorgen voor een representatie van politiek als een strijd tussen individuelen.

 

Personalisatie bestaat uit individualisatie en privatisatie. Individualisatie houdt in dat individuele politici gepresenteerd en overwogen worden als hoofdactoren in de politiek. Privatisatie is een verschuiving in aandacht van politici in hun publieke rol naar hun privé rol. Dit zijn twee verschillende dingen met verschillende implicaties. Ze zijn niet even problematisch. Individualisatie is een minder grote bedreiging voor de aandacht voor problemen en het beleid dan privatisatie.

 

Individualisatie is dus een verschuiving in focus van partijen naar politici. Dit kan in het algemeen zichtbaar zijn, door een verschuiving van focus naar individuele politici. Het kan ook geconcentreerd voorkomen, in een verschuiving van de focus naar (partij)leiders. Privatisatie is dus een verschuiving van focus van de publieke rol van politici naar hun persoonlijke leven. Deze focus kan verschuiven op het gebied van persoonlijke karaktereigenschappen, dus naar niet-politieke eigenschappen. De focus kan ook verschuiven op het gebied van persoonlijk leven en persoonlijke interesses.

 

Er is geen tot weinig bewijs van een personalisatie trend. Er zijn individuele cases, maar die waren er eerst ook. Waarom is de perceptie er dat personalisatie aan het toenemen is? Er zijn meer kansen om politici beter te leren kennen als een persoon, door debatten, info- en entertainment. Door het internet is er nog een kans voor individuele politieke communicatie. Er is een stijging van veel eenpersoonspartijen de laatste tijd. Er is meer aandacht voor individuele machtsstrijden in de politiek, door horse race, conflictframing en strategisch framing.

 

Is personalisatie een goed of slecht ding? De negatieve kant is dat er minder inhoud is: minder politieke kennis, minder politieke participatie en minder politieke interesse. Er zijn andere politici, want andere karaktereigenschappen maken uit. Politici zijn dichter bij het publiek, dus als een politicus het publiek bedriegt, is het ook erger. Er is hierdoor meer politiek cynisme. Er is wel een positieve kant: door personalisatie als een sensationeel element, kan dit gebruikt worden om een groter publiek te bereiken met politieke issues en het maakt politiek leuker.

 

 

 

PCJ HC3 – 13 november 2014

Doing news framing analysis

De betekenis van de realiteit hangt af van het frame dat je gebruikt. Het gaat hierbij om een bepaald perspectief. De power van framing is dat de reasoning niet expliciet gemaakt hoeft te worden. Door het laten zien van foto’s kun je een onderwerp ook al framen. Je hebt een bepaalde boodschap waarin manifeste framing devices gebruikt worden om aan de boodschap een betekenis te geven en de tekst meer persuasief te maken. De betekenis van de tekst is nooit inbegrepen in de gebeurtenis zelf. Het is iets wat de journalist aan de tekst toevoegt. Het frame wordt gebruikt om het publiek een bepaalde interpretatie te geven van de gebeurtenis.

 

Er zijn een aantal basismechanismes van framing: simplificatie, figurative analogy, causaliteit en culturele resonantie. Simplificatie betekent dat je de realiteit meer begrijpelijk maakt voor het publiek. Figurative analogy houdt in dat door een bepaald woord te verbinden aan een fenomeen, zoals ‘Frankenstein’, gaat het publiek het fenomeen ook meer verbinden met de kenmerken van Frankenstein. Culturele resonantie houdt in dat men vertrouwd moet zijn met het frame.

 

Culturally embedded frames zijn frames die al in de cultuur zitten., zoals mythes en verhalen.

Frames zijn vaak niet expliciet, maar je moet tussen de regels door lezen om het frame eruit te halen. Je kunt een vergelijkend perspectief gebruiken om te kijken welk frame er is gebruikt. Door twee titels van krantenkoppen te vergelijken die op verschillende of tegenovergestelde manieren framen, wordt het duidelijker welk frame dan gebruikt wordt. Asielzoekers kunnen bijvoorbeeld geframed worden als slachtoffers, omdat ze gedwongen werden het land te verlaten. Ze kunnen ook geframed worden als criminelen, zoals met een krantenkop dat een EU-paspoort goud waard is voor een asielzoekend crimineel. Soms kunnen voor sommige krantenberichten zelfs dezelfde soort foto’s gebruikt worden, omdat de titel die erbij wordt gezet heel erg bepaald hoe de foto geïnterpreteerd wordt. Een historisch perspectief laat zien hoe mensen denken en hoe we gebonden zijn in de frames die we gebruiken.

 

Frames bestaan uit verschillende kenmerken. Je hebt culturally embedded frames, framing devices (manifest, telbaar) en reasoning devices (manifest of latent).

 

Bij de inductieve benadering begin je met het verzamelen van bronnen. Dit hoeft niet alleen nieuwsinhoud te zijn. Bij thematisch coderen hak je de tekst in segmenten en ga je aan allerlei concepten open codes en associaties in de tekst verbinden. Bij axiaal coderen ben je op zoek naar relaties tussen concepten. Bij selectief coderen plaats je de relaties in een constructie of in een frame matrix. De evaluatie heeft meerdere criteria. Ten eerste is dat dat elk frame ‘algemeen’ is. Er wordt wel eens gezegd dat er specifieke frames en algemene frames zijn, maar specifieke frames bestaan niet. Als je één klein issue op een bepaalde manier in beeld brengt, kun je dat nog geen heel frame noemen. Een frame is op meerdere issues toe te passen en heeft meerdere dimensies. De tweede criteria is frame resonantie. Explanotary power is de mate van invloed die een frame heeft op hoe het issue geïnterpreteerd wordt. De beste frames hebben een grote explanatory power. Consistency houdt in dat het beter is als frames niet op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden. Een goed frame is consistent. Activiting potention betekent dat het frame in staat is emoties, debat en gedachtes te activeren.

 

Bij de deductieve benadering begin je met het maken van een codeboek. Dan kijk je voor clusters in de gecodeerde framing-onderdelen. Dan overweeg je van het framepakket hoe zwaar deze weegt.

 

In een van de onderzoeken werd onderzocht hoe vaak het asielzoekersprobleem geframed werd met het victimframe of het intrudersframe. In de Vlaamse kranten werd het intrudersframe vaker gebruikt. In Franstalige kranten wordt het victimframe vaker gebruikt. 50% van de nieuwsberichten gebruikte maar één frame tegelijkertijd. Er zijn meerdere discussies over dit onderwerp. In hoeverre is er subjectieve betrokkenheid van de journalisten is hoe ze issues framen?

 

Bij politieke communicatie kijken we naar de interactie tussen politiek, media en het publiek. Tot de Tweede Wereldoorlog geloofde men dat de media grote en directe effecten hadden, die even sterk waren voor alle mensen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er het two-step model. Volgens dit model waren er kleine directe effecten en een paar indirecte effecten via opinieleiders. Opinieleiders interpreteren het nieuws eerst en geven het dan door aan andere mensen. Deze effecten waren zwak volgens dit model.

 

Weer laten geloofde men in kleine effecten van media, die afhangen van verschillende factoren. Effecten zijn vooral bevestiging van al bestaande houdingen van mensen. Deze kleine, verschillende effecten komen onder meer door selectieve blootstelling, perceptie en geheugen.

 

Volgens het third person effect zijn mensen geneigd om de effecten van media op zichzelf anders te zien dan de effecten op andere mensen. Ze geloven dat zij zelf niet zo beïnvloed worden door media, maar denken dat hun omgeving wel beïnvloed wordt. Dit is een onderschatting van de effecten op henzelf of een overschatting van de effecten op anderen.

 

Media-effectentheorieën, over het effect van media op het publiek, zijn bijvoorbeeld agendasetting en framing. Agendasetting gaat over de issues die belangrijk zijn op de publieke agenda en de politieke agenda. Bij publieke agendasetting zijn de onderwerpen die behandeld worden in de media vaak ook de onderwerpen die mensen belangrijk vinden. Priming is wanneer media bepalen welke onderwerpen belangrijk gevonden worden door het publiek, en als gevolg gaat het publiek de politieke actoren beoordelen op basis van deze issues. Issue-ownership is wanneer een politieke actor door het publiek aangewezen en geschikt lijkt om dit issue op te lossen. Die actor is er dan dus verantwoordelijk voor.

 

In de echte realiteit gaat het om bijvoorbeeld politiek, economie, wetenschap en de samenleving. Door agendabuilding en agendacutting, wat gedaan wordt door media, wordt hier een ‘media reality’ van gemaakt. Bepaalde onderwerpen komen dan op de media agenda. Binnen de media agenda worden media ook door andere media beïnvloedt. Dit noemen we intermedia agendasetting. De publieke perceptie van de realiteit wordt bepaald door de media-agenda en de mediarealiteit. De onderwerpen waar het publiek het over heeft, is de publieke agenda. De publieke agenda bepaalt weer waar de politiek het over heeft, de politieke agenda.

 

Is het goed of slecht dat media de agenda’s beïnvloeden? Media kunnen aangegeven aan de politiek wat belangrijke onderwerpen gevonden worden. Media kunnen soms ook dingen doen die niet zo erg gelinkt zijn aan de realiteit. Is het goed dat media die macht hebben? Mensen willen graag een beeld hebben over wat er gebeurt in het land, maar het enige beeld dat ze krijgen, is via de media.

 

Er is gemengd bewijs over de media-impact op de politieke agenda. Van 19 studies vonden 8 best groot bewijs, 4 gewoon bewijs, 3 een zwakke impact en 4 nauwelijks of geen impact. Waarom zou er gemengd bewijs kunnen zijn? Dit komt door uiteenlopende onderzoeksopzetten. Het land waar het onderzoek wordt uitgevoerd, heeft al invloed op de resultaten. Het maakt uit of het onderzoek in de US of in Europa gedaan werd. Dit komt bijvoorbeeld door de verschillen in de politieke systemen in deze landen. Ook heeft de methode invloed. Er kunnen verschillende types massamedia bestudeerd worden. Verder is het type issue van belang: is het een opvallend of onopvallend onderwerp? Zouden we ook achter dit issue komen zonder de media? Welke politieke agenda wordt bestudeerd? De politiek bestaat uit verschillende organisaties en instituten, die allemaal een andere agenda hebben. Ook is er een verschil tussen de symbolische of inhoudelijke politieke agenda. De symbolische agenda staat voor uitspraken van politici, waarbij bijvoorbeeld iets beloofd wordt, maar er (nog) geen acties worden uitgevoerd. Bij de inhoudelijke agenda worden er echt acties uitgevoerd om een issue op te lossen. Het is makkelijker om de symbolische agenda van de politiek te veranderen dan de inhoudelijke agenda. De tijdperiode kan ook verschillen per onderzoek: of het onderzoek in tijden van verkiezingen of in ‘normale’ tijden gehouden wordt, kan de resultaten beïnvloeden.

 

Waarom worden politici beïnvloed door de media? Politici zijn natuurlijk ook gewoon mensen, dus gebruiken media als een bron van informatie. Ze worden dus net zo beïnvloed als de rest van het publiek. Ook zien politici de media als een leidraad voor wat het publiek belangrijk vind. Ze reageren dus op de onderwerpen in de media om het publiek te laten zien dat ze erom geven wat het publiek denkt. De media dienen ook als communicatiemiddelen tussen politici. De consequenties hiervan zijn dat de reactie van politici vaak symbolisch zijn, omdat dit makkelijk en efficiënt is, en dat er óf snelle adaptie óf geen adaptie is. Als politici laat op een media-onderwerp reageren, heeft het al geen zin meer.

 

De media-input bestaat uit issues, media outlet en coverage. Dit wordt door de politieke context beïnvloed: verkiezingstijden of niet, institutionele regels, interne functioneren, politieke configuratie en persoonlijke eigenschappen van politici. Dit heeft vijf soorten gedrag van politici als consequentie: geen reactie, snelle symbolische reactie, langzame inhoudelijke reactie, snelle inhoudelijke reactie en langzame symbolische reactie. Langzame symbolische reactie is eigenlijk zinloos en een domme actie.

 

Media coverage heeft effect op de publieke agenda en de politieke agenda. Er is een belangrijk verschil tussen symbolische en inhoudelijke politieke acties.

 

PCJ HC4 – 20 november 2014

Political marketing 

Politieke marketing is het beïnvloeden van het psychologische koopgedrag op de markplaats van de verkiezingen. De 4 p’s van marketing zijn product, promotie, prijs en plaats. Een politieke marktplaats is ongeveer hetzelfde. Bij de politieke marktplaats zijn wel belangrijke verschillen met normale productmerken. Bij normale producten is er sprake van een consumptie cyclus: producten koop je het hele jaar door. Bij politieke verkiezingen kiest iedereen kiest op dezelfde dag. Er is een sterkere invloed van de publieke opinie en media coverage. Er is minder controle over boodschap en image. Politieke marketing is heel afhankelijk van gratis publiciteit. Alles telt dus: alles communiceert in politieke marketing. Je moet nadenken over hoe je wilt communiceren en hoe je jezelf promoot als politicus. Alles wat je doet, heeft invloed op je image. Campagnevoeren is steeds meer permanent geworden. Politiek is onderdeel geworden van de campagne.

 

Politieke marketing is een groeiende business. Er is ook een groeiende business in populaire cultuur. Dit is niet iets nieuws, dit is iets wat al lang bestaat. In Pompeii in 78, werd er al op muren geschreven dat mensen voor een bepaalde leider moesten stemmen. Factoren die de toename van politieke marketing beïnvloeden zijn afnemende ideologische ontzuiling en polarisatie, een groeiend aantal zwevende kiezers en veranderingen in het medialandschap (meer aanbod, meer interactie).

 

Er zijn ook veranderingen in de journalistische rol. Zo is de medialogica belangrijker geworden: journalisten hebben steeds meer te zeggen over wat op de politieke agenda staat, in plaats van politici. Er is een verschuiving van politieke logica naar media logica. De agenda wordt niet meer beïnvloed door de ideologie van een partij, maar door journalisten. Game framing houdt in dat er tijdens verkiezingscampagnes toenemend gerapporteerd wordt  in termen van winnaars of verliezers. Hierdoor lijkt de verkiezing net een horse race. Er komt meer entertainment en meer tabloids. Dit zijn stijlinstrumenten van de populaire cultuur en worden steeds meer gebruikt bij het rapporteren over politieke issues. Hierbij worden er minder feiten, informatie en analyse gebruikt en meer emoties, humor, sensatie en human interest.

 

Er zijn een aantal sleutelvragen in de politieke marketing. Welk politiek merk? Welke boodschap? Welke issues? Welke doelgroep? Welke communicatie tools? Welke information source? Welke tegenstanders? Welke doelen?

 

Een politiek merk bestaat uit alles wat mensen in hun hoofd hebben over de partij. Het zijn alle associaties die ze hebben. Op het gebied van de ideologie kunnen dit points of view zijn, of het party programma. Op het gebied van personen kunnen dit politieke leiders, afgevaardigden, minister-presidenten, partijleden, vrijwilligers of werknemers zijn. Verder bestaat een politiek merk nog uit symbolen, activiteiten (conferenties, conventies, acties) en het beleid.

 

Positioneren is het plaatsen van een politiek merk in de marktplaats van de verkiezingen. Zo kun je jezelf als politieke partij positioneren als uitdager of als gevestigde partij. Je kunt je richten op verandering of stabiliteit, en op hoop of op angst. Hoop of angst is waarschijnlijk het belangrijkste frame in de politiek. Je moet ook nadenken over hoe je je de politieke leider zelf neerzet. Er zijn twee ontwikkelingen in het positioneren van het politieke merk: personalisatie en marktoriëntatie. Personalisatie is wanneer de focus gaat naar de partijleider als hoofd van de partij. Marktoriëntatie houdt in dat alle partijen meer marketinggericht zijn geworden.

 

Marktonderzoek kan gedaan worden in de vorm van doelgroeponderzoek (segmentatie), onderzoek naar de positionering en onderzoek met behulp van polls. Instrumenten hiervoor zijn vragenlijsten, focusgroepen en directe feedback.

 

Het verkiezingstotaal van partijen bestaat uit mensen die altijd voor jou stemmen, mensen die het overwegen voor jou te stemmen en mensen die al besloten hebben op een andere partij te stemmen. De interessante groep is de groep die er nog over nadenkt op jou te stemmen. Je eigen stemmers bestaan uit potentiële stemmers, zwakke stemmers en sterke stemmers.

 

Campagne instrumenten zijn de hoofdcampagne (folders, posters, billboards, direct contact met het publiek etc.) Ook kunnen politici gebruiken maken van gratis publiciteit, zoals met interviews, het nieuws, beleidsplannen en debatten. Ten slotte kan er nog gebruik gemaakt worden van social media en advertising.

 

Spinning zijn media management technieken die gebruikt worden om een bepaalde subjectieve presentatie van feitelijke informatie aan het publiek te geven, in de meeste gevallen via journalisten. De doelen van spinning zijn gericht op agendasetting, priming en framing.

 

Dit alles heeft een normatief debat op gang gebracht. Er zijn twee manieren om naar de opkomst van politieke marketing te kijken. De ene manier is dat het negatief is voor de democratie: er is sprake van Amerikanisatie, het is oppervlakkig, leidt tot politiek cynisme en tot een verlies van ideologie. De andere manier van kijken is dat het positief voor de democratie is: meer mensen raken betrokken bij de politiek, er is een groter bereik, politici komen dichter bij de mensen en mensen leren sneller als iets leuk gebracht wordt.

 

De verkiezingscampagne is alles wat er gebeurt in het framework van de verkiezingen. Dit is normaal gesproken een periode van 3 tot 6 weken voor de verkiezingen. Het is de collectie van alle campagnes van politieke partijen of kandidaten: alles wat een partij of kandidaat doet om stemmers te trekken. Het is ook alles eromheen: media coverage, debatten, reacties van de samenleving etc.

Er zijn een aantal mogelijke problemen met verkiezingscampagnes. Zo is er sprake van personalisatie: een toegenomen focus op kandidaten, door de invloed van social media. Ook is er minder belangstelling voor de verkiezing volgens polls en experts, gebaseerd op algemene trends. Mensen hebben het gevoel dat politieke partijen niet meer bij ze aansluiten. Verder is er bij verkiezingscampagnes een dominantie van experts en pollsers, is er meer negativiteit en een gebrek aan eerlijkheid. Alles lijkt wel geoorloofd om je doel te bereiken. Mensen hebben het idee dat politici niet eerlijk zijn, vooral in verkiezingstijden. De verkiezing wordt gepresenteerd als een paardenrace en er is meer onbelangrijk nieuws dan nieuws over problemen. Dit is niet alleen zo in verkiezingstijden. Het lijkt er steeds meer op dat politieke partijen aan permanent campagnevoeren doen, waardoor mensen moe worden van de verkiezingen. Experts werken steeds meer permanent voor partijen en politieke partijen en kandidaten blijven gedurende het jaar aan hun image werken.

 

Campagne informatie bestaat uit informatie over issues en informatie over kandidaten. Er is directe en indirecte communicatie door politieke actoren. Directe vormen zijn interpersoonlijke communicatie, partijconventies, politieke advertenties en canvassing. Indirecte vormen zijn debatten, nieuwsberichten en infotainment- en entertainmentshows.

 

Bij negatief campagnevoeren praat je over andere partijen en andere issues dan jouw partijprogramma. Dit wordt vooral gedaan in verkiezingsdebatten. Partijen stoppen al hun issues in hun partijprogramma, maar minder in de verkiezingsdebatten en nog minder in nieuwsbladen. Sociale bewegingen willen een bepaalde boodschap verspreiden, net zoals een politieke partij. Ze willen alleen niet echt meedoen aan verkiezingen. Sociale bewegingen willen media aandacht. Sommige civil society organisaties zijn heel erg verschillend van normale politieke actoren (elites). Ze hebben minder resources, ze hebben moeilijk toegang tot beleidsmakers en moeilijk toegang tot media. Ze hebben ook weinig invloed over hoe ze gecovered worden. Het protest paradigma (McLeod & Hertogh, 1998) gaat over een patroon van coverage on protest. Media trivialiseren, marginaliseren, criminaliseren en demoniseren protesten zo vaak als ze kunnen. Sociale bewegingen proberen door aandacht voor hun event ook aandacht voor het issue te krijgen. Media focussen vaak op de negatieve aspecten van een protest.

 

Protesten zijn nog steeds belangrijk om aandacht te trekken. Maar alleen als media aandacht schenken aan protesten! Wat help voor een protestactie om nieuws te worden? Volgens Wouters (2013) moet je zorgen voor een zo groot mogelijk omvang, onderbreking, symbolische actie (Nieuwe Sociale Bewegingen, een sterke organisatie en moet je protesteren in het weekend. Volg de impliciete regels van het nieuws!

 

Volgens Sobieraj (2010) is authenticiteit erg belangrijk. Sociale bewegingen en activisten worden grotendeels genegeerd door de media. Maar zo doen erg hun best om hetzelfde te doen als politici: mediatraining, persberichten, staged events etc. Dit lijkt niet voor ze te werken, behalve bij gevestigde organisaties. Media zijn op zoek naar authenticiteit, emoties en spontaniteit van buitenstaanders. Om een reactie van politieke actoren te krijgen als sociale beweging, kun je het beste eerst zelf reageren op wat een politici heeft gezegd. Als je out of the blue met een idee komt, zal niemand daar op ingaan. Hoe groter, hoe beter.

 

PCJ HC5 – 27 november

Hallin & Manchini zochten naar systematische verschillen in de relatie tussen media en politiek. Dit was gebaseerde op historische data van 19 Westerse landen. Ze hebben vergelijkingen gedaan op basis van vier media dimensies: structuren van de media markt, politieke parallelisme (externe of interne pluralisme), journalistische professionalisme en staatinterventie. Ook hebben ze zich gericht op vijf politieke dimensies, maar daar richten we ons nu niet op. De structuur van de media markt gaat over het aantal en soort lezers. Hierbij ligt de focus op het massapubliek of het elitepubliek. Politieke parallelisme gaat over de links tussen media en politieke partijen en/of de staat. Hierbij kan het gaat om intern of extern pluralisme. Zo hadden politieke partijen vroeger een eigen krant of eigen omroep. Dit heeft natuurlijk invloed op de inhoud van de krant of omroep. Journalistische professionalisering is hoe sterk, opgeleid en autonoom journalisten zijn. Dus ook hoeveel macht ze hebben, hoe georganiseerd ze zijn. Staatinterventie gaat om hoe veel subsidies en regels voor de pers er zijn en hoeveel censuur er is. Ook dit verschilt per land.

 

Op basis van deze dimensies zijn er drie modellen gemaakt. Het Mediterranean or Polarized Pluralist Model:

-         Weinig mensen lezen de nieuwsbladen, er is een focus op elites.

-         Er zijn sterke banden tussen media en politieke partijen en/of de staat. Dus hoge politieke parallelisme, pluralisme is extern.

-         Een lage professionalisering van journalistiek.

-         Sterke staatinterventie om de controle te hebben.

-         Wel is er commercialisatie: op een gegeven moment komt er woeste deregulatie voor commerciële media.

 

Het Northern European or Democratic Corporist Model:

-         Hoge nieuwsbladen circulatie, focus ligt op massapubliek

-         Historisch een verzuilde pers, maar is verschoven naar neutralisme. Dus geen sterke banden meer

-         Pluralisme is extern, later intern

-         Sterke staatinterventie om de media te beschermen en te funderen

 

North Atlantic or Liberal Model:

-         Medium nieuwsbladen circulatie

-         Geen of weinig politieke parallellisme. Neutral, maar sterk vercommercialiseerde pers. Intern pluralisme

-         Sterke professionalisering van journalistiek

-         Lage overheid interventie, media worden gedomineerd door de markt (maar soms sterke publieke omroepen, zoals BBC)

 

De convergence hypothese houdt in dat veel factors die invloed zouden hebben op mediasystemen en de politiek langzaam verschuiven naar het liberale model. Dit komt door Amerikanisatie of liberalisatie, technologie en professionele educatie, modernisatie en secularisatie (ontzuiling, afname van politieke partijen) en het commercialisme. Het Amerikaanse systeem is ook aan het veranderen. Waar is de neutraliteit?

 

Journalisten vormen het nieuws. Individuele views kunnen inzicht geven in motivaties en redenen voor bepaalde types van nieuws coverage. Er zijn gedurende de laatste jaren enorme veranderingen in hoe journalisten werken. Er zijn meerdere soorten politieke journalisten. Ten eerste zijn er journalisten die regelmatig rapporteren over politieke issues. Ten tweede zijn er journalisten die officieel zijn aangesteld door het parlement. Ten derde zijn er journalisten die leden zijn van unies die politieke journalistiek specificeren als een subveld. Vaak zijn deze laatste journalisten de journalisten waar we over praten als we geïnteresseerd zijn in journalistiek. Ze hebben hoge zelfstandaarden van objectiviteit en balans. Deze journalisten worden constant kritisch bekeken door het publiek en zijn constant onder studie van onderzoekers.

 

Rolconcepties zijn de manieren waarop journalisten hun rol in de samenleving zien. Zo kun je als journalist vóór ingrepen van de regering zijn, of juist losstaand van de regering zijn. Je kunt heel erg je mening geven of wat meer afstand nemen. Je kunt kritisch zijn of loyaal aan een bepaalde partij. Je kunt je laten leiden door de interesses van het publiek of door de marktoriëntatie. Deze concepties van hun rol verschillen per journalist.

 

Neutraliteit of objectiviteit wordt vaak genoemd als het belangrijkste aspect van politieke journalistiek van het publiek. Wat betekent dit nou echt? Hoe meet je het?

 

Uit onderzoek zijn de 3 Big B’s gekomen: Bias, Bonus en Balance. Bias betekent dat bepaalde politieke actoren een voordelige behandeling krijgen in de media in vergelijking met anderen. Dit wordt vaak bedoeld als een verschillende intentie in aandacht en toon. Bonus houdt in dat gevestigde politieke actoren extra media aandacht krijgen door bepaalde mediaroutines. Balance houdt in dat er in een nieuwsitem minstens twee verschillende stemmen te horen moeten zijn. Nieuwsberichten moeten niet eenzijdig zijn.

 

De functies van media in een democratische samenleving zijn de informatiefunctie, educatiefunctie, platformfunctie, waakhondfunctie en kanaalfunctie. De rolconcepties die journalisten hebben, kunnen direct gelinkt worden aan deze functies van media.

 

De rol van disseminator houdt in dat de journalist de informatie snel naar het publiek moet brengen, moet wegblijven van verhalen waar feitelijke inhoud niet kan worden geverifieerd en zich concentreert op nieuws dat interessant is voor een zo groot mogelijk publiek.

De rol van interpreter houdt in dat de journalist claims en statements onderzoekt die gemaakt worden door de overheid. Ze moeten zorgen voor analyse en interpretatie van complexe problemen. Ze moeten het nationale beleid bediscussiëren terwijl het nog ontwikkeld wordt. Ze moeten intellectuele en culturele interesses ontwikkelen bij het publiek. 60 procent van US journalisten spelen deze rol. Deze rol overlapt vaak met die van de disseminator.

De rol van adversary houdt in dat de journalist een advocaat van publieke actoren en bedrijven moet zijn door constant sceptisch te zijn over hun acties. Minder dan 20% van US journalisten speelt deze rol. Deze rol is vaak in combinatie met de interpreter rol.

De populist mobilizer rol houdt in dat de journalist het publiek moet betrekken in de democratie. De journalist moet normale mensen een kans geven om hun meningen over publieke onderwerpen te geven. Hij moet intellectuele en culturele interesses bij het publiek ontwikkelen. Ook moet hij normale mensen motiveren deel te namen aan publieke discussies over belangrijke problemen. Hij moet mensen op mogelijke oplossingen van problemen in de samenleving wijzen. Ten slotte moet hij de politieke agenda proberen te bepalen.

 

Esser & Umbricht (2013) hebben een content analyse gedaan met drie sleutelindicatoren: opinie-oriëntatie, objectiviteit and negativiteit. In de US hadden nieuwsbladen zowel objectiviteit als interpretatief journalistiek (wat een rationale analyse van nieuws toestaat). In Italië is er zowel geopinieerd als negatief nieuws (wat de toereiking van verzuilde informatie promootte). In Duitsland en Zwitserland hadden nieuwsbladen zowel nieuws als views (al was er wel een nadruk op rationeel, feitelijke en consensusgerichte informatie). Frankrijk en Groot-Brittannië hebben grenzende posities.

 

Journalisten functioneren niet in een ‘vacuüm’. Hun omgeving vormt hoe en waarom ze reporten over bepaalde politieke issues. Om te begrijpen waarom het nieuws eruitziet zoals het doet, willen we focussen op de sociale realiteit van journalistiek.

 

Het ‘Hierarchy of Influences’ model laat zien dat het werk van journalisten wordt beïnvloed door vijf levels die de sociale realiteit representeren. Deze levels gaan van micro (individueel) naar macro (society en cultuur). Het model is geïntroduceerd door Shoemaker and Reese (1996). Het eerste level is de ideologie van het land. Het tweede level is extramedia forces: er zijn andere mensen, zoals sociale bewegingen, die journalisten willen beïnvloeden. Journalisten zijn namelijk te gatekeepers van de media, die bepalen wat het publiek te weten komt. Daarom willen mensen buiten de mediasector ze beïnvloeden. Organisatie, het derde level, gaat over de precieze organisatie waar de journalist voor werkt. Mediaroutines gaat over een meer specifiek veld, het gaat over de manier waarop journalisten hun werk doen. Hierbij gaat het over werkwijzen en gewoontes. Het vijde level is het individuele level: ben je een man of vrouw, wit of donker, welke leeftijd, welke opleiding, welke normen en waarden en wat voor persoonlijke view heb je. Samen proberen al deze levels te verklaren waarom journalisten hun werk zo doen.

 

Ideologie: politieke journalistiek hangt af van de rol die journalisten spelen in de samenleving. Media staan onder druk om de huidige status hoog te houden. Media moeten functioneren binnen de ideologische grenzen die door de samenleving gesteld zijn. Extramedia forces kunnen economische, politieke of culturele factoren zijn, zoals bedrijven, het publiek, partijen en spin doctors. Aan de culturele factoren wordt soms niet gedacht, maar bijvoorbeeld religie heeft ook invloed. Er zijn nog steeds kranten die een bepaalde religie vertegenwoordigen. Je moet hier dus ook rekening mee houden. Bij lobbyen probeert een bepaald persoon publieke officials te beïnvloeden, gewoonlijk vóór of tegen een bepaalde publieke zaak. Lobbyisten horen bij interest groups. Onderwerpen waarover ze politici proberen te beïnvloeden zijn bijvoorbeeld tabak, auto’s, maar ook vrouwenrechten, environment en human rights. Ze zien politici als ‘tools’ om iets te bereiken.

 

Bij de organisatie waar de journalist werkt, heeft het soort media outlet ook invloed. De structuur van de organisatie waarin politieke journalisten werken kan het werk beperken, maar ook gelegenheid geven aan werk. Het kan je mogelijk maken nieuws te produceren, maar ook jouw normen en waarden als journalist tegenspreken. Op het gebied van het soort media outlet maakt het uit of de journalist bijvoorbeeld bij de televisie of bij een nieuwsblad werkt. Ook zijn de grootte en eigenaarschap van de organisatie belangrijk en of de organisatie alleen in Nederland zit of zich op internationaal gebied weergeeft.

 

Routines zijn geroutineerde, herhaalde praktijken en vormen die politieke journalisten gebruiken in hun werk. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het selecteren van bronnen (politici), bronnen controleren, nieuwsitems schrijven en produceren en de objectiviteitsnormen waar politici rekening mee moeten houden. De opkomst van social media heeft enigszins veranderd hoe politieke journalisten hun bronnen selecteren. Tweets kunnen nu directe bronnen in politiek nieuws zijn. Wikipedia kan soms ook gebruikt worden, maar dit is een onbetrouwbare bron. Het publiek maakt het alleen vaak niet echt uit welke bron gebruikt is. Het is ook moeilijk om bronnen te verifiëren, omdat het vaak niet duidelijk is waar informatie vandaan komt.

 

Politieke journalistiek wordt voor een deel ook bepaald door de individuele houdingen en meningen van een journalist. Journalisten spelen verschillende rollen in verschillende landen. Zo kunnen journalisten in Groot-Brittannië ‘British Bloodhounds’ genoemd worden. Hier is de toezichtsfunctie belangrijk. Journalisten moeten de politiek checken en in balans houden. Er is partijdige (nieuwsbladen)journalistiek en journalisten zijn gericht op entertainment. In Duitsland wordt de journalist gezien als de ‘German Educator’. De journalist moet hier snel de informatie naar het publiek brengen. Hij moet misverstanden ophelderen en rechtzetten, en educatie naar het publiek brengen.

 

Het ‘Hierarchy of Influences’ model simplificeert en legt de nadruk op bepaalde dingen. De verschillende levels van het model zijn onafhankelijk. Als je journalistiek werk wilt beschrijven, hoef je niet alle levels te overwegen. Het lijkt soms alsof de individuele journalist geen macht heeft, maar dit is niet zo.

 

In een onderzoek is onderzocht waardoor journalisten uit nieuw toegelaten landen die in Brussel werken beïnvloed worden. Het is belangrijk ze te zien als gatekeepers van Europa. Ze komen uit andere landen, maar schrijven nieuwsberichten over Europa voor hun eigen landen. De focus lag in dit onderzoek op organisatie, mediaroutines en individuele journalisten. Veel Brusselse journalisten werken ‘thuis’, in hun woonplek in België. Er zijn veel freelancers, maar ze hebben niet het netwerk dat ze in hun eigen land hadden. Ze zijn vrij in hun onderwerpkeuze, meer dan thuis. De editors en het publiek in hun eigen land zijn vaak niet net zo geïnteresseerd in Europese topics als de journalisten zelf. Daarom ervaren de journalisten een desinteresse in Europese topics, terwijl ze het publiek wel willen informeren over Europa. Een van de mediaroutines in Brussel is een meeting midden op de dag die een belangrijk moment op de dag is. Journalisten volgen deze online of zijn aanwezig. De connectie met de Europese Commissie is goed, maar de journalisten uit nieuw toegelaten landen voelen zich gemarginaliseerd. Ze hebben het idee dat alle aandacht naar grote omroepen gaat, en nauwelijks aandacht naar lokale TV. Doordat de onderwerpen rond Europa complex zijn, kunnen journalisten moeilijk zorgen voor ‘scoops’ of de zaken diep onderzoeken, ‘investigative reporting’. De individuele journalist is vrij pro-Europa, en vinden dat ze de missie hebben om mensen in hun eigen land te vertellen over de EU. De jongere, nieuwere groep van kritische journalisten komt in frictie met de oude journalisten die pro-Europa zijn. Deze oudere journalisten komen soms te dicht bij de EU, wat een probleem is voor kritische rapportage. Uitdagingen voor de Brusselse journalisten is dat ze vaak thuis werken en ze niet hetzelfde netwerk hebben als nieuwskamer journalisten. Door de complexe onderwerpen kunnen journalisten niet diep in een topic duiken. Ze hebben soms niet het zelfvertrouwen om kritisch te zijn of de zaken echt te onderzoeken.

 

PCJ HC6 – 4 december 2014

Het is moeilijk te bepalen wat buitenlands nieuws of internationaal nieuws is en wat niet. Is Europees nieuws binnenlands nieuws voor ons? Is nieuws over het Nederlands zeilmeisje Laura dat over de wereld reist binnenlands of buitenlands nieuws? Het speelt zich ver weg af, maar het gaat over een Nederlands persoon. Je moet bedenken waar de gebeurtenissen zich afspelen: in Nederland of in het buitenland? Verder moet je je afvragen wie er betrokken is bij de gebeurtenis. Welk landen zijn betrokken in het nieuwsitem?

 

Wat buitenlands nieuws is, baseren we op twee elementen: locatie en betrokkenheid. Je hebt meerdere categorieën: puur binnenlands nieuws, binnenlands nieuws met buitenlandse betrokkenheid, buitenlands nieuws met binnenlandse betrokkenheid en puur buitenlands nieuws. Een voorbeeld van binnenlands nieuws met buitenlandse betrokkenheid is als er in Nederland een busongeluk gebeurt waarbij er Polen omkomen. Als er nieuws over het buitenland is waar Nederlanders bij betrokken zijn, is het buitenlands nieuws met binnenlandse betrokkenheid. Deze laatste categorie is belangrijk, want nieuwsmakers moeten elke dag kiezen welke berichten uit deze categorie ze wel en welke ze niet publiceren. Ze hebben veel buitenlands nieuws dat ze zelf belangrijk vinden, maar ze vinden het moeilijk om dit aan hun publiek te brengen, omdat ze het gevoel hebben dat het publiek het niet interessant vindt. Nieuwsmakers kunnen het interessanter maken door binnenlandse betrokkenheid toe te voegen. Domestication is als buitenlands nieuws geframed en gepresenteerd wordt in een manier dat het meer relevant maakt voor het eigen land. Er wordt een link gelegd tussen de lokale situatie of populatie en het buitenlandse nieuwsbericht. Soms is dit een logische link, maar soms wordt deze ook zelf gecreëerd. Links naar het thuisland worden genoemd, zoals symbolen, maar soms ook overdreven.

 

Hoe werkt domestication? Soms wordt is er een buitenlands nieuwsitem zonder binnenlandse relevantie, maar die willen nieuwsmakers dan toch op een of andere manier toevoegen om het relevanter te maken. Formele manieren om dit te doen. Ze kunnen een Nederlandse ooggetuige op de plaats van de gebeurtenis opbellen om zijn/haar mening te vragen. Ze kunnen een Nederlands persoon ook opbellen als dit persoon in de buurt is, maar geen ooggetuige van de gebeurtenis is. Dan kun je bijvoorbeeld vragen hoe de plaats van de gebeurtenis er nu uitziet of hoe mensen in de omgeving erop reageren. Ze kunnen ook een Nederlands persoon opbellen die in het land woont, maar niet in de buurt van de plaats van de gebeurtenis is. Ze kunnen een reporter sturen van het thuisland en deze laten zien op de plaats van de gebeurtenis. Dit doen ze alleen als ze verwachten dat het nieuwsitem nog wel een paar dagen gebeurt/relevant is.

 

In de US is er een lage hoeveelheid van buitenlands nieuws, maar een veel grotere hoeveelheid met hun betrokkenheid. Ze voelen zich altijd belangrijk. In Egypte is er een grote hoeveelheid van buitenlands nieuws. Dit is een afleiding van binnenlands nieuws en de controle door het leger. In China is er aardig wat buitenlands nieuws, maar ze laten vooral de negatieve gebeurtenissen van andere landen zien, zoals schandalen of een olielekkage. Het nieuws over het Westen is dus vaak negatief. Het binnenlandse nieuws is juist vaak erg positief en gaat alleen over wat goed gaat in China. Bepaalde negatieve dingen worden door de Chinese nieuwsmedia gespind in iets goed. Zo noemen ze vervuiling iets goeds, omdat het alle Chinese mensen samenbrengt, het Chinezen meer gelijk maakt, het bewustzijn verhoogd van de Chinese ontwikkeling, het Chinezen grappiger maakt en het hierdoor moeilijker is om China te bombarderen. Dit is een hele opvallende manier van framen.

 

Het publiek zijn over het algemeen in hetzelfde geïnteresseerd op het gebied van binnenlands nieuws. Bij buitenlands nieuws lopen de interesses meer uiteen. Nieuwsmakers proberen nieuws te maken over topics te maken die mensen interesseren, en dat lijkt qua verhouding binnenlands/buitenlands nieuws wel goed te gaan. Er zijn op het gebied van binnenlands en buitenlands nieuws verschillen qua wat het publiek interesseert.

 

Commerciële omroepsystemen publiceren minder buitenlands nieuws en er ligt een grotere focus op (internationaal) ‘soft’ nieuws. Meer internationaal (hard) nieuws lijkt de kennis van internationale issues te verhogen.

 

Hoe maak je buitenlands nieuws? Je kunt een eigen correspondent hebben in een ander land. Dit is ideaal: de correspondent heeft een eigen (lokaal) netwerk, is gespecialiseerd, kan de lokale media volgen, heeft een bepaalde mate van onafhankelijkheid en heeft een band met het thuisland. Maken buitenlandse correspondenten een verschil voor de nieuwsinhoud? Dit werd onderzocht in China in televisienieuws. Er was geen verschil in het algemene beeld. Het werk van de correspondent is iets meer gefocust op sociale issues. Ook heeft meer toon, meer aandacht voor de samenleving en experts. Doordat hij een groot lokaal netwerk heeft, kent hij ook experts. Dit is goed voor interviews. Hij rapporteert niet alleen de feiten, maar heeft meer een mening over de issues. Ook is er meer aandacht voor het dagelijks leven in het land. Het heeft dus een paar goede consequenties voor het nieuws.

 

Een traditionele buitenlandse correspondent is een correspondent die ook echt buitenlands is. Een lokale correspondent kan een amateur correspondent zijn. Een parachute journalist is een journalist die in het thuisland woont, maar die naar de plaats van gebeurtenis wordt gevlogen voor een korte tijd om een item over de gebeurtenis te maken.

 

Je kunt dus buitenlands nieuws maken met correspondenten, parachute journalisten, maar ook door buitenlands nieuws gewoon in het eigen land te produceren, gebaseerd op materiaal van nieuwsbedrijven en andere omroepen.

 

De voordelen van correspondenten zijn een lokaal netwerk, een goed beeld van de lokale situatie en de correspondent volgt de lokale media. De parachute journalisten zijn flexibel en goedkoper dan correspondenten. Ze maken vooral episodisch nieuws en hebben een elite focus doordat ze niet zo veel kennis hebben van de lokale situatie. Nieuws produceren op het eigen nieuwsdesk, gebaseerd op extern materiaal, is goedkoop en het materiaal is vaak bijna klaar voor gebruik. Je hebt echter weinig controle over de inhoud en accuraatheid. Het is moeilijk om extra informatie te krijgen, dit wordt vaak gedomineerd door elite bronnen.

 

Is de ideale journalist een objectieve journalist? Is neutralisme het enige wat we willen van journalistiek? Vaak blijkt een journalist niet zo objectief te zijn.

 

Embedded journalistiek is als de journalist rond beweegt met het leger in een bepaald land waar een conflict is. Het leger bewaakt je dan. De nadelen zijn dat je vrijheid beperkt is en er veel controle door het leger is. Ook is het lastig om aan gevoelige informatie te komen. Je kunt als journalist een band krijgen met de soldaten die je beschermen, wat betekent dat je je objectiviteit kunt verliezen. Zo ga je positief nieuws over de soldaten produceren, ook al doen ze niet zulke positieve dingen. Dit is een probleem voor de journalistiek, omdat het publiek een compleet beeld van het conflict verwacht, en niets slechts een subjectief beeld dat té positief is over de soldaten.

 

Journalistiek van attachment is als je een kant kiest als journalist. De journalist is dan dus niet meer objectief. Hij kan nog steeds objectieve, accurate informatie geven, maar heeft tegelijkertijd een mening over het issue, en dit brengt hij naar voren. Dit kan niet alleen in de inhoud, maar ook door de berichten en bronnen die journalisten selecteren. Publieke journalistiek is als journalisten van de norm afwijken door betrokken te zijn, problemen bloot te leggen en debatten in de samenleving te stimuleren.

 

Instrumentale actualisatie is het opblazen of verstoppen van informatie op basis van of het past bij de kant die de journalist kiest. Ooggetuigen kunnen kansrijk zijn omdat journalisten zelf kunnen kiezen welke bronnen ze wel en welke ze niet gebruiken. De bronnen worden geselecteerd op basis van of ze zeggen wat de journalist wil dat ze zeggen, wat past bij de kant van het nieuwsitem.

 

Vredejournalistiek is het tegenovergestelde van oorlogsjournalistiek. Het rapporteert ook over de achtergrond van de conflicten, niet alleen de pure feiten. Het focust op de oorzaken van het probleem, niet op wie schuldig is. Het zoekt oplossingen en draagt bij aan oplossingen in plaats van dat het focust op wie de winnaar is. Ook proberen ze conflicten te voorkomen. Het biedt een platform voor alle stemmen die betrokken zijn, dus is niet alleen gefocust op de elites. Het vermijdt polarisatie en volgt niet de ‘wij

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Social Science Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2028 1