Bestuursrecht: Inleiding - RUG - Oefenmaterialen
- 3245 keer gelezen
Op de website van de gemeente Amsterdam is het volgende te lezen:
Particuliere kamerverhuur is in beginsel een goede zaak voor huurder en verhuurder. Het brengt echter ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, voor de samenstelling van de woningvoorraad en voor de wooncultuur in de omgeving.
Per straat niet meer dan 15% kamerverhuur
Het stadsbestuur heeft besloten geen onttrekkingsvergunningen meer te verlenen indien het percentage van de vergunningen per straat boven de 15% van het aantal woningen uitkomt. Verder geldt voor de Kalverstraat, Eggertstraat en Nieuwezijds Voorburgwal, dat deze voor het berekenen van het percentage in twee delen wordt gesplitst.
Welke vergunning is nodig? De onttrekkingsvergunning
Wanneer een ‘gewone’ woning in gebruik wordt genomen voor kamerverhuur wordt daarmee een zelfstandige woning aan de woningvoorraad onttrokken. Hiervoor is een onttrekkingsvergunning nodig van het college van B&W op grond van de Huisvestingswet. De onttrekkingsvergunning is niet noodzakelijk als het pand op het moment van aanvragen geen woonbestemming heeft.
De kosten (leges)
De kosten van een onttrekkingsvergunning zijn door de gemeente vastgesteld op €570,00.
De aanvraag
Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, moet een aantal gegevens bekend zijn. Die kunnen op een special formulier ingevuld worden. Bij de aanvraag woningonttrekking wordt gekeken naar de grootte, aard en ligging van het pand. Formulieren zijn aan te vragen bij het Loket Bouwen en Wonen, telefoon 010 367 8110 (afdeling kamerverhuur).
De Vries is eigenaar van het pand Spuistraat 35 te Amsterdam en heeft een aanvraag gedaan voor een onttrekkingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur voor het desbetreffende pand. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam De Vries deze onttrekkingsvergunning verleend. Aan de Spuistraat bestaat 20% van de woningen uit kamerverhuurbedrijven.
Jansma, woonachtig Spuistraat 41 te Amterdam, is het niet eens met dit besluit en overweegt nadere juridische stappen, desnoods ‘gaat hij door tot het gaatje’ (zet door tot het einde), zo laat hij De Vries telefonisch weten.
Beschrijf alle processuele mogelijkheden die Jansma op grond van het bestuursrecht heeft om de aan De Vries verleende onttrekkingsvergunning aan te vechten. Denk daarbij aan de opmerking van Jansma dat hij ‘desnoods tot aan het gaatje’ zal doorgaan en - dus - geen rechtsmiddel onbenut zal laten.
Jansma is de overlast van studenten aan de Spuistraat beu en overweegt om zelf te verhuizen. De panden aan de Spuistraat zijn echter inmiddels zo goed als onverkoopbaar geworden. Jansma besluit daarop om zelf voor zijn pand ook maar een onttrekkingsvergunning aan te vragen.
Charlotte gaat per 1 september 2015 in Amsterdam rechten studeren en heeft, vooruitlopend op het besluit van het college van B&W, met Jansma alvast een huurcontract gesloten voor de huur van een kamer aan de Spuistraat 41. Dan besluit het college de gevraagde vergunning af te wijzen. Over welke rechtsbeschermingsmogelijkheden beschikt Charlotte om dit besluit aan te vechten?
Waarom kan men de zogenaamde b-organen aanduiden als ‘parttime bestuursorganen’?
In de tekst van de website over de onttrekkingsvergunning komt u het Loket Bouwen en Wonen tegen. Is dit een bestuursorgaan?
Uit de tekst blijkt dat de te betalen leges voor de onttrekkingsvergunning is vastgesteld op €570,00. De Vries vindt dat wel wat veel en gaat op zoek naar de grondslag. Hij stuit op de Legesverordening, waarin het volgende is bepaald:
Artikel 1
Onder de naam leges worden rechten geheven terzake van het door of vanwege de gemeente te verlenen van diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
En de bijbehorende tarieventabel bepaalt:
(…)
Vergunning voor het onttrekken, samenvoegen of omzetten van woonruimte: €570, 000
5.4.1 voor het verlenen van een vergunning tot gehele of gedeeltelijke onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot woonruimte als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Huisvestingswet, voor elke woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft.
Hoe moet het besluit om voor – onder meer – onttrekkingsvergunningen € 570,00 aan leges te heffen, worden gekwalificeerd?
Welke delen van de Awb zijn op dit besluit van toepassing?
Leg uit waarom de Hoge Raad in het Fluorideringsarrest (HR 22 juni 1973, NJ 386) de grenzen van het legaliteitsbeginsel ruimer opvat dan de hoofdregel dat slechts negatief overheidshandelen moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag.
Moet het verlenen van een aangevraagde onttrekkingsvergunning als positief, of als negatief overheidsoptreden worden aangemerkt?
Onttrekkingsvergunningen zijn, zo blijkt ook uit de tekst van de website, gebaseerd op de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening. Dit zijn de belangrijkste bepalingen:
Huisvestingswet
Artikel 30
1. Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
a. aan de bestmming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze onder zodanige onttrekking geschikt is;
(…)
Huisvestingsverordening 2006 gemeente Amsterdam
Artikel 24
Het is verboden om zonder een onttrekkingsvergunning van het college een woonruimte:
geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken;
met andere woonruimte samen te voegen;
van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.
Artikel 27
Het college kan de onttrekkingsvergunning weigeren indien de verlening van de vergunning geacht moet worden een inbreuk te maken op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft.
Uit de tekst op de website blijkt dat het college bij de toepassing van artikel 27 van de Huisvestingsverordening in het algemeen als uitgangspunt neemt dat sprake is van een ‘inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft’, indien meer dan 15% van de woningen in een straat al over een onttrekkingsvergunning beschikt. Ga ervan uit dat dit uitgangspunt op schrift is gesteld en op de juiste wijze is vastgesteld en bekendgemaakt.
Hoe moet het besluit van het college van B&W, waarin wordt vastgesteld dat sprake is van een inbreuk op het geordend woon- en leefmilieu indien voor meer dan 15% van de woningen een onttrekkingsvergunning is verstrekt, worden gekwalificeerd?
De Gasthuismolensteeg is een rustige straat in Amsterdam, waar voornamelijk wat oudere mensen wonen. Tot op heden is nog voor geen van de woningen een onttrekkingsvergunning verleend. Kan het college van B&W van de 15%-norm afwijken en besluiten om een aanvraag voor een onttrekkingsvergunning voor een woning deze straat te weigeren omdat het college van B&W van mening is dat kamerbewoning niet past bij het karakter van deze straat?
Een besluit om onttrekkingsvergunningen te verlenen of te weigeren is gebaseerd op art. 27 Huisvestingsverordening. Heeft het college van B&W bij de toepassing van deze bevoegdheid beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?
De Vereniging Binnenvaart Leiden heeft als statutair doel ‘het behartigen van de belangen van al haar leden en het bevorderen van de maatschappelijke positie van de welvaart van de binnenvaart in Leiden’. De Vereniging heeft verschillende leden onder de Leidse binnenvaartschippers, waaronder Rondvaartbedrijf Kool die rondvaarten verzorgt op de Leidse grachten. Is deze vereniging als belanghebbende bij het vaarverbod te beschouwen?
Allereerst moet bezwaar worden gemaakt bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, het college van B&W. Daarna kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Groningen. Vervolgens kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het instellen van bezwaar en beroep staat op grond van art. 8:1 Awb alleen open voor belanghebbenden. Charlotte is volgens de jurisprudentie alleen belanghebbende als hij een eigen, persoonlijk, objectief bepaald, actueel en direct geraakt belang heeft. Zijn belang is echter niet direct geraakt, omdat hij een belang heeft dat afgeleid is van dat van Dirksen. Hendrik is daarom geen belanghebbende en er staan voor hem geen rechtsbeschermingsmogelijkheden open.
De b-organen als bedoeld in art. 1:1 lid 1 onder b Awb zijn slechts bestuursorgaan voor zover zij over openbaar gezag beschikken; zij zijn geen bestuursorganen omdat zij orgaan van een krachtens publiekrecht ingesteld rechtspersoon zijn. Kortom: alleen bij de uitvoering van dat openbare gezag zijn zij bestuursorgaan; voor het overige zijn zij dat niet.
A-organen zijn altijd bestuursorgaan, ook als ze feitelijk handelen of privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten.
Het loket B&W is geen uitzondering ex art 1:1 lid 2 Awb.
Het is onderdeel van de gemeente.
De gemeente is rechtspersoon krachtens publiekrecht ex art 2:1, eerste lid BW.
Het Loket wordt niet in de wet genoemd als deel van het bestuur, heeft nergens openbaar gezag gekregen en heeft ook geen zelfstandige positie.
Het is geen bestuursorgaan.
Het besluit is aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Een algemeen verbindend voorschrift is een naar buiten werkend besluit, dat de burgers bindt en een zelfstandige norm stelt. Het is bovendien algemeen naar tijd, plaats en persoon en een a.v.v. wordt vastgesteld door een bestuursorgaan dat daartoe de bevoegdheid direct of indirect ontleent aan een wet in formele zin of de Grondwet. Het besluit om een tarief van € 570 vast te stellen maakt deel uit van de verordening en deelt daarmee in het rechtskarakter van die verordening. Die verordening is een a.v.v., omdat zij niet slechts binnen het bestuursorgaan zelf geldt, maar naar buiten werkt; het gaat immers om een tarief dat burgers dienen te betalen. Daarmee is gegeven dat zij de burgers bindt. De tariefstelling vormt een zelfstandige norm: zij maakt deel uit van het gebod om een tarief, € 570 dus, te betalen wanneer men een vergunning verkrijgt. De verordening is tot slot vastgesteld door de gemeenteraad, die daartoe de bevoegdheid ontleent aan de Gemeentewet.
Naar analogie van de vragen in de werkgroepcasus kan men hier in zijn antwoorden volstaan met het bespreken van de normen van de hoofdstukken 2, 3 en 4 Awb. In dit geval is dan hoofdstuk 2 Awb van toepassing, omdat ook het vaststellen van een verordening (die dus externe werking heeft en de burgers bindt) kan worden aangemerkt als verkeer tussen een bestuursorgaan (gemeenteraad) en de burger. Ingevolge artikel 3:1, lid 1, Awb is op besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften: a. is afdeling 3.2 slechts van toepassing, voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet; b. zijn de afdelingen 3.6 en 3.7 niet van toepassing. Titel 4.1 van hoofdstuk 4 gaat over beschikkingen; een a.v.v. is geen beschikking, zodat deze titel niet relevant is. De overige delen van hoofdstuk 4 Awb zijn evenmin relevant.
Bij Fluoridering is sprake is van positief overheidshandelen (het argument van de burger dat sprake is van negatief overheidshandelen in de zin van inbreuk op een recht/vrijheid wordt althans verworpen): door fluoride toe te voegen wordt in beginsel ook geen inbreuk gemaakt op een vrijheid of eigendom van de gebruikers maar is de overheid eigenlijk aan het ‘presteren’.
De toestemming van de Staatssecretaris om fluoride toe te voegen is echter wel zeer ingrijpend: gebruikers kunnen de fluoride niet vermijden, hebben dus geen keuze. De Hoge Raad redeneert dan dat weliswaar mogelijk sprake is van positief overheidshandelen, maar dat dat overheidshandelen in dit geval van zo ingrijpende aard is (water is eerste levensbehoefte), dat zonder wettelijke grondslag niet kan worden aangenomen dat het waterleidingbedrijf zo maar stoffen mag toevoegen. Een aanvullend criterium op de vraag of het positief of negatief overheidshandelen betreft, is dus of het overheidshandelen van ‘zo ingrijpende aard’ is dat een wettelijke grondslag wel noodzakelijk is.
Negatief overheidshandelen: inbreuk op vrijheid om kamers in een huis te verhuren als kamers; die vrijheid wordt met het vergunningstelsel beperkt. Dat met de vergunning die vrijheid weer een beetje wordt hersteld maakt het negatieve karakter van het besluit niet anders.
Dit is een beleidsregel, art. 1:3 lid 4 Awb: het betreft een algemene regel die het bestuursorgaan bindt bij de uitoefening van de bevoegdheid uit art. 27; nergens blijkt dat deze is vastgesteld op grond van een bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften te geven. Het is dus een algemene regel, niet zijnde a.v.v. (zoals in art. 1:3 lid 4 gedefinieerd wordt).
Het alsnog weigeren zou betekenen dat het bestuursorgaan afwijkt van zijn beleidsregel. Dat kan slechts indien sprake is van een bijzondere omstandigheid die toepassing van de beleidsregel onevenredig maakt (art. 4:84 Awb). De genoemde omstandigheid is nooit een bijzondere omstandigheid; zal zijn meegenomen bij de beleidsregel. Je komt dan al niet eens meer toe aan de vraag of sprake is van onevenredige gevolgen voor de bewoners van de Thomsonstraat. Kortom: afwijken kan niet.
Het college van B&W heeft beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en beleidsvrijheid.
Beoordelingsruimte: van beoordelingsruimte is sprake, als de wet, als gevolg van vage termen, het bestuurorgaan de ruimte laat om in een concreet geval te beoordelen of aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan.
Beoordelingsvrijheid: het bestuur heeft beoordelingsvrijheid als het, met uitsluiting van ieder ander, mag beoordelen of aan de voorwaarden voor een rechtmatige bevoegdheidsuitoefening is voldaan.
Beleidsvrijheid: het bestuur heeft beleidsvrijheid als het - in de situatie dat is voldaan aan de voorwaarden om een bepaalde bevoegdheid uit te oefenen - mag kiezen of het wel of niet van zijn bevoegdheid gebruik maakt en zo ja hoe.
Toepassing op de casus:
Beoordelingsruimte, want de bevoegdheidsvoorwaarde bevat vage termen, die zijn gecursiveerd: ‘indien de verlening van de onttrekkingsvergunning geacht moet worden een inbreuk te maken op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft’.
Beoordelingsvrijheid, want er is een exclusieve bevoegdheid voor het college van B&W om vast te stellen wanneer er sprake is van een inbreuk op het geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft: nl. geacht moet worden.
Beleidsvrijheid, want het college heeft de keuze om haar bevoegdheid al dan niet te gebruiken, of-beleidsvrijheid, i.c. kan N.B. er is geen hoe-beleidsvrijheid.
De Vereniging Binnenvaart Leiden komt niet op voor haar eigen belang, maar voor collectieve en algemene belangen die zij krachtens haar statuten behartigt. Als zij belanghebbende is, dan is zij dat o.g.v. art. 1:2 lid 3 Awb.
Is zij belanghebbende? O.g.v. recente jurisprudentie wordt ervan uitgegaan dat een rechtspersoon die opkomt voor de individuele belangen van haar leden, geacht kan worden op te komen voor een collectieve belang.
Voorts geldt dat het in het geding zijnde belang objectief bepaalbaar is (op geld waardeerbaar), actueel (het verlies aan inkomsten is nu aan de orde) en dat sprake is van een direct geraakt belang (de leden, waaronder Kool, worden immers rechtsreeks door de gevolgen van het besluit getroffen).
Artikel 10
Er is een Bloembollenkeuringsdienst, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als BKD. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Lisse.
Artikel 11
De BKD is belast met:
Artikel 12
De BKD heeft een directie en een raad van toezicht.
Artikel 3
Artikel 30
Artikel 2:25
In het dorp Berkel en Rodenrijs, in de gemeente Lansingerland, wordt jaarlijks door een groep van twintig vrijwilligers een feestweek georganiseerd. De festiviteiten van de 14 e editie van de feestweek starten op 9 augustus 2019. De organisatie heeft voor deze feestweek diverse activiteiten voor jong en oud bedacht. Het idee is om een grote biertent te plaatsen op het centrale plein, waarin in de avonduren onder het genot van Duitse Schlagerhits volop gefeest kan worden en overdag onder meer een bingomiddag, een kookworkshop en een Kaffee- und Kuchen-festijn zullen plaatsvinden. Het huren van de biertent blijkt echter een kostbare aangelegenheid. Om de financiële middelen hiervoor bijeen te krijgen, wil de organisatie van de Laagzandse feestweek
.....read moreWet op discotheken
Artikel 33
Artikel 33a
Aan het hoofd van de discothekenautoriteit staat de raad van bestuur.
Artikel 33b
De raad van bestuur heeft, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, tot taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van discotheken, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor drankbarren, het bevorderen van het voorkomen en het beperken van alcoholverslaving, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
Artikel 3
(...)
APV Den Haag 2009
Artikel 12.2
Artikel 12.3
De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 12.4
Artikel 12.5
Artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten of de commissarissen van de Koning, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of provincies. |
Artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen 1. Bij de regeling kan een openbaar lichaam worden ingesteld. Het openbaar lichaam is rechtspersoon. |
Artikel 3 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland 1. De deelnemende bestuursorganen richten bij deze gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam op als bedoeld in artikel 51, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet. 2. Het openbaar lichaam (…) hierna genoemd ‘openbaar lichaam OV-bureau Gelderland’ en is gevestigd te Arnhem. |
Artikel 5 Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau Gelderland De organen van het openbaar lichaam OV-bureau Gelderland zijn: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. |
Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994 1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit. |
Artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit: a. de volgende borden: I bord L3 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, voor zover het een bushalte betreft; (…) |
Artikel 5:19 APV Arnhem 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. 2. Onder standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats te koop aanbieden of verkopen van goederen dan wel aanbieden van diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 3. De vergunning kan worden geweigerd: a. indien te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt; b. in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid. 4. Het college kan voorschriften aan de vergunning verbinden ter bescherming van de openbare orde en openbare veiligheid. |
De Arnhemse gemeenteraad is 2017 voortvarend begonnen. De gemeenteraad heeft zich als doel gesteld om in 2018 de prijs te winnen voor meest milieubewuste binnenstad, deze prijs gaat namelijk gepaard met hoog prijzengeld. Om dit te bereiken zijn de heren het er over eens dat de binnenstad auto- en busvrij moet worden. Arnhem heeft altijd trolleybussen gehad maar dit is volgens de gemeenteraad niet milieubewust genoeg, de bussen moeten allen verdwijnen.
.....read moreArtikel 4 Flora- en faunawet |
Artikel 9 Flora- en faunawet |
Artikel 68 Flora- en faunawet |
Artikel 83 Flora- en faunawet |
Artikel 85 Flora- en faunawet |
In de provincie
.....read moreAlgemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen Artikel 2:19 Vergunning evenementen 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. [….] 3. Naast de weigeringsgronden genoemd in art. 1:10 van deze verordening, kan de vergunning ook worden geweigerd indien: – de aard en het karakter van de locatie waarvoor een vergunning is aangevraagd zich verzetten tegen het houden van een evenement of – door het toestaan van het aangevraagde evenement of de aangevraagde evenementen geen gevarieerd programma van evenementen ontstaat. |
Artikel 6:10 Veiligheidsrisicogebieden De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan we bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. |
Artikel 2 Wet op Rechtsbijstand 1. Er is een raad voor rechtsbijstand. 2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaatsen in elk ressort. 3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid. 4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies. 5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging openen. |
Artikel 3 Wet op de Rechtsbijstand 1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte. 2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies. 3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluiten tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan. |
De stad Groningen maakt zich op voor een groots evenement in de binnenstad. Op 27 april 2014 zal Koningsdag gevierd worden in de Groningse binnenstad. Deze feestelijke dag met allerlei amusement zal zich onder andere afspelen op de grote markt, vismarkt en de ossenmarkt. Het evenement zal de hele dag duren en wordt uitgezonden op de nationale televisie.
Groningen heeft een grote groep mensen die voor het behoudt van de monarchie zijn. Zij zien koningsdag in Groningen als een uitgelezen kans om Nederland te laten zien dat het koningshuis echt onmisbaar is. Deze mensen zijn verenigd in de stichting Behoudt de Monarchie. De stichting stelt alles in het werk om van deze dag een doorslaand succes te maken. Zij komen er echter al snel achter dat de kosten hoger uitvallen dan oorspronkelijk gedacht. De organisatie dient daarom een subsidieaanvraag in bij het college van GS van de provincie Groningen. Twee
.....read moreBestudeer aandachtig bijgevoegde bepaling uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven (APV Eindhoven)
Art. 2.19 APV Gemeente Eindhoven (Vergunning evenement)
Op 1 september 2015 ontvangt de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ van de burgemeester van Eindhoven een brief waarin een vergunning wordt verleend op grond van artikel 2.19 APV EIndhoven voor een evenement op 22 september 2015 op het Stratumseind te Eindhoven.
Is het reguleren van evenementen door de overheid en derhalve het verlenen van een evenementenvergunning positief of negatief overheidsoptreden?
De heer van Gaal vindt het onterecht dat in de gemeentelijke APV een vergunningstelsel voor evenementen is opgenomen. Hij gaat uit van het adagium ‘vrijheid, blijheid’ en is van mening dat het gemeentebestuur zich helemaal niet in zou moeten laten met de regulering van evenementen. Hij zou daarom een bezwaarschrift tegen de vaststelling van de APV willen indienen. U legt hem uit dat dit onmogelijk en zinloos is, maar dat er wel een manier is om de rechtmatigheid van de APV door de rechter te laten beoordelen. Op welke manier(en) kan de APV door een rechter worden beoordeeld?
Stelling: ‘Sinds het Fluorideringsarrest van de Hoge Raad is duidelijk dat al het overheidsoptreden een wettelijke grondslag behoeft’. Leg uit of, en in hoeverre, deze stelling juist of onjuist is?
De ‘Stichting Eindhoven danst’, die eveneens op 22 september 2015 op het Stratumseind een spectaculair evenement organiseert en bovendien daarvoor al een vergunning heeft verkregen, wil zich verzetten tegen de aan de ‘Stichting Eindhoven gaat los’ verleende vergunning. Daags na de bekendmaking van deze vergunning wordt door een aantal omwonenden de ‘Stichting Stop het geluid’ opgericht. Ook deze stichting wil zich verzetten tegen de verleende vergunning.
Onder welke voorwaarden kan de ‘Stichting Stop het geluid’ worden aangemerkt als belanghebbende
.....read moreSoms is het nodig dat een kind tijdelijk buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed of voor een dagdeel buitenshuis verblijft (dagbehandeling). Ook kan een kind door de kinderrechter, bijvoorbeeld op advies of verzoek van de kinderbescherming een kind plaatsen (ondertoezichtstelling). De ouders blijven echter verplicht te voorzien in het onderhoud van hun kinderen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook als het kind buiten het gezin verblijft. Zij betalen dan ook een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, de zgn. ‘ouderbijdrage’. Een en ander wordt geregeld in de Wet op de jeugdzorg.
Artikel 69, eerste lid, van die wet bepaalt:
“De onderhoudsplichtige ouders zijn aan het Rijk een bijdrage verschuldigd in de kosten van aan een jeugdige geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijf omvat, waarop hij ingevolge deze wet aanspraak heeft of in de kosten van verblijf in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst.”
Ingevolge artikel 70 Uitvoeringsbesluit Wjz (een algemene maatregel van bestuur krachtens de Wet op de jeugdzorg) luidt:
“De hoogte van de ouderbijdrage in de kosten van verblijf is:a. indien het verblijf gedurende het etmaal betreft:1°. van een jeugdige van 0 tot en met 5 jaar: € 69,86 per maand;2°. van een jeugdige van 6 tot en met 11 jaar: € 96,06 per maand;3°. van een jeugdige van 12 tot en met 20 jaar: € 122,25 per maand;b. indien het verblijf gedurende een deel van een etmaal betreft: de helft van het voor de jeugdige ingevolge in het eerste lid geldende bedrag per maand.”
Ingevolge artikel 71, eerste lid, aanhef en onder b, Wet op de jeugdzorg “is geen ouderbijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet”.
Artikel 73, eerste lid, Wet op de jeugdzorg bepaalt:
“De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.”
Artikel 1 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze minister: Onze Minister van Justitie;
b. het Bureau: het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.”
Art. 2 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“1. Er is een Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, dat gevestigd is te Rotterdam.
2. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid.”
Art. 3 van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen luidt als volgt:
“Het Bureau heeft een directie. De directie is belast met de dagelijkse leiding van het Bureau.”
Geef onder volledige motivering aan of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) een bestuursorgaan is.
En is de “directie” van het LBIO een bestuursorgaan?
Dient de beslissing door het LBIO ter vaststelling van de ouderbijdrage (als bedoeld in artikel 73,
.....read moreVelp is een dorp in de gemeente Rheden. In het dorp staat een basisschool met 40 leerlingen. Achter deze basisschool staat een gymnastiekzaal. Die gymzaal wordt gebruikt voor lessen lichamelijke opvoeding van de school en verder door trefbalvereniging DPMO (De Pijl Moet Om). Daarnaast trainen de jongste leden (de F’jes, E’tjes en D’tjes) van hockeyvereniging VVO er in de wintermaanden.
De basisschool gaat uit van de Stichting Scholengroep Veluwenzoom. Omdat de school te weinig leerlingen heeft om rendabel te kunnen functioneren, zal deze over twee jaar worden gesloten. Bij de gymzaal is sprake van achterstallig onderhoud en asbest. Daarom heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom besloten het gebruik van de gymzaal te beëindigen. De trefbalvereniging en de hockeyvereniging, die geen gebruik meer zullen kunnen maken van de gymzaal, zijn samen met de Vereniging dorpsbelangen Velp in onderhandeling met het gemeentebestuur van Rheden over het opknappen van de gymzaal, zij het vooralsnog zonder resultaat. De Vereniging dorpsbelangen Velp, die blijkens haar statuten opkomt voor de collectieve belangen van de bewoners van Velp en waarvan half Velp lid is (waaronder nogal wat hockeyers en trefballers), dient bij B&W Rheden, onder verwijzing naar de Subsidieregeling Leefbaarheid Kleine Dorpen Gemeente Rheden, een subsidieverzoek in ter ondersteuning van de kosten van het opknappen van de gymzaal.
Is de afwijzing van het subsidieverzoek door B&W Rheden een besluit?
Inmiddels heeft de Stichting Scholengroep Veluwenzoom bij B&W Rheden een vergunning voor het slopen van de gymzaal aangevraagd. B&W van Rheden hebben die vergunning bij besluit van 1 augustus 2014 verleend.
Is trefbalvereniging DPMO ontvankelijk in haar bezwaar tegen de verleende vergunning voor het slopen?
De jeugdtrainer die in dienst is bij hockeyvereniging VVO, dreigt zijn baan kwijt te raken als er ’s winters geen trainingslocatie voor de jeugd meer is. Is de jeugdtrainer ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de vergunning voor het slopen?
Stel: in plaats van de gevraagde sloopvergunning ontvangt de Stichting scholengroep Veluwenzoom een brief van B&W Rheden met daarin de mededeling: “Wij achten ons niet gehouden op uw verzoek een beslissing te nemen.”
Zijn op de brief van B&W de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de Awb van toepassing?
De Stichting scholengroep Veluwenzoom vindt de reactie van B&W onacceptabel. Wat kan zij ondernemen?
Bij de beslissing op de aanvraag om een vergunning voor het slopen moeten B&W toepassing geven aan het bepaalde in de Bouwverordening Gemeente Rheden. De bouwverordening bevat algemeen verbindende voorschriften (a.v.v.’s).
Leg uit in welke opzichten een a.v.v. van een beleidsregel verschilt.
Hoe kan de vraag naar de rechtmatigheid van een in een a.v.v. neergelegde regel in een procedure bij de bestuursrechter aan de orde komen?
De relevante bepaling van de Bouwverordening luidt als volgt:
Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor slopen
Het college van Burgemeester en Wethouders weigert een
.....read moreOp de website van de gemeente Amsterdam is het volgende te lezen:
Particuliere kamerverhuur is in beginsel een goede zaak voor huurder en verhuurder. Het brengt echter ook risico’s met zich mee voor de veiligheid en gezondheid van de huurders, voor de samenstelling van de woningvoorraad en voor de wooncultuur in de omgeving.
Per straat niet meer dan 15% kamerverhuur
Het stadsbestuur heeft besloten geen onttrekkingsvergunningen meer te verlenen indien het percentage van de vergunningen per straat boven de 15% van het aantal woningen uitkomt. Verder geldt voor de Kalverstraat, Eggertstraat en Nieuwezijds Voorburgwal, dat deze voor het berekenen van het percentage in twee delen wordt gesplitst.
Welke vergunning is nodig? De onttrekkingsvergunning
Wanneer een ‘gewone’ woning in gebruik wordt genomen voor kamerverhuur wordt daarmee een zelfstandige woning aan de woningvoorraad onttrokken. Hiervoor is een onttrekkingsvergunning nodig van het college van B&W op grond van de Huisvestingswet. De onttrekkingsvergunning is niet noodzakelijk als het pand op het moment van aanvragen geen woonbestemming heeft.
De kosten (leges)
De kosten van een onttrekkingsvergunning zijn door de gemeente vastgesteld op €570,00.
De aanvraag
Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, moet een aantal gegevens bekend zijn. Die kunnen op een special formulier ingevuld worden. Bij de aanvraag woningonttrekking wordt gekeken naar de grootte, aard en ligging van het pand. Formulieren zijn aan te vragen bij het Loket Bouwen en Wonen, telefoon 010 367 8110 (afdeling kamerverhuur).
De Vries is eigenaar van het pand Spuistraat 35 te Amsterdam en heeft een aanvraag gedaan voor een onttrekkingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur voor het desbetreffende pand. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam De Vries deze onttrekkingsvergunning verleend. Aan de Spuistraat bestaat 20% van de woningen uit kamerverhuurbedrijven.
Jansma, woonachtig Spuistraat 41 te Amterdam, is het niet eens met dit besluit en overweegt nadere juridische stappen, desnoods ‘gaat hij door tot het gaatje’ (zet door tot het einde), zo laat hij De Vries telefonisch weten.
Beschrijf alle processuele mogelijkheden die Jansma op grond van het bestuursrecht heeft om de aan De Vries verleende onttrekkingsvergunning aan te vechten. Denk daarbij aan de opmerking van Jansma dat hij ‘desnoods tot aan het gaatje’ zal doorgaan en - dus - geen rechtsmiddel onbenut zal laten.
Jansma is de overlast van studenten aan de Spuistraat beu en overweegt om zelf te verhuizen. De panden aan de Spuistraat zijn echter inmiddels zo goed als onverkoopbaar geworden. Jansma besluit daarop om zelf voor zijn pand ook maar een onttrekkingsvergunning aan te vragen.
Charlotte gaat per 1 september 2015 in Amsterdam rechten studeren en heeft, vooruitlopend op het besluit van het college van B&W, met Jansma alvast een huurcontract gesloten voor de huur van een kamer aan de Spuistraat 41. Dan besluit het college de gevraagde vergunning af te wijzen. Over welke rechtsbeschermingsmogelijkheden
.....read moreOp 9 april 2012 heeft de Universiteit Utrecht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: B&W) een aanvraag om een kap- vergunning ingediend. De aanvraag betreft de kap van zestien bomen op het Domplein te Utrecht. De panden aan de Voetsiusstraat met oneven nummers hebben zicht op de bomen. De kapvergunning is aangevraagd ten behoeve van de oprichting van een nieuw onderwijs van de Rechtenfaculteit, die is gevestigd rondom het Domplein.
Bij besluit van 3 mei 2015 hebben B&W de gevraagde vergunning gedeeltelijk verleend (voor veertien bomen) en gedeeltelijk afgewezen (voor twee bomen).
Niet iedereen is tevreden met het besluit van 3 mei 2015. Zo vindt meneer Jongerius, wonend aan de Voetsiusstraat 29, het jammer dat er veertien bomen gekapt mogen worden; bij de Universiteit Utrecht vinden ze het jammer dat twee bomen niet gekapt mogen worden.
Is meneer Jongerius belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Is het College van Bestuur van de universiteit belanghebbende bij de beslissing van B&W?
Stel, meneer Jongerius is belanghebbende bij de beslissing van B&W. Hij wil iets ondernemen tegen de verleende vergunning. Hij vraagt een overbuurvrouw, Truus Havertong, die rechten studeert, wat zij moet doen. Truus zegt: “Je kunt natuurlijk een bezwaarschrift ex art. 7:1 Awb indienen bij de Universiteit Urecht, dan moeten die hun beslissing om de bomen te kappen nog eens heroverwegen, maar het is veel slimmer om, in plaats van het indienen van bezwaar, naar de rechtbank te stappen met een verzoek om een voorlopige voorziening. Als u geluk heeft schorst de Voorzieningenrechter van de rechtbank dan de beslissing. U moet dan wel een advocaat in de arm nemen.”
Op welke punten is het advies van Truus Havertong (on)juist?
De beslissing van B&W is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Utrecht (hierna: APVU).
Artikel 136 APVU luidt als volgt:
‘Het is zonder vergunning van B&W verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen.’
Wat voor soort besluit is art. 136 APVU?
Noem twee redenen waarom het van belang is om te weten om wat voor besluit het gaat bij art. 136 APVU.
Artikel 137 APVU luidt als volgt:
‘Indien B&W één of meer iepen gevaarlijk achten in verband met de verspreiding van de iepziekte, schrijven zij de eigenaar van de grond waarop de iepen zich bevinden aan de iepen binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn te vellen.’
Bevat artikel 137 APVU beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en/of beleidsvrijheid?
Ter invulling van de in art. 136 APVU neergelegde bevoegdheid stelt een onder ver- antwoordelijkheid van B&W werkzame ambtenaar een document op (‘Nota toepas- sing art. 136 APVU’) waarin staat aangegeven op grond van welke criteria B&W vergunningaanvragen beoordelen. B&W vinden het een prachtig stuk. In de besluiten- lijst van hun vergadering van 19 juni
.....read moreIn deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution