Oefententamen 2 - Public International Law - UU


Vragen

Vraag 1

Gewoonterecht bestaat uit twee elementen. Welke elementen zijn dit? Geef van ieder element één concreet voorbeeld.

Vraag 2a

Op 20 februari ontploft er een bom in een hotel in Apollonia. Na enig speurwerk van de politie van Apollonia blijkt dat de daders voornamelijk de nationaliteit hebben van Mercuria en zich ook op het grondgebied van Mercuria bevinden. Mercuria wil de daders berechten. 

Mag Apollonia de daders zelf arresteren op het grondgebied van Mercuria? Waarom wel/niet?

Vraag 2b

Op grond van welk beginsel mag Mercuria de daders zelf berechten? 

Vraag 3

Beschrijf het collectieve veiligheidssysteem van de Verenigde Naties, zoals dat is neergelegd in het VN Handvest. 

Vraag 4a

De buurlanden Magua en Natea hebben decennia lang tegen elkaar oorlog gevoerd. Beide landen hebben zich tijdens deze strijd schuldig gemaakt aan genocide. Eindelijk heerst er weer vrede. Bij wekelijkse informele bijeenkomsten hebben de presidenten van beide landen regelmatig verklaard dat zij nooit meer genocide willen plegen en bovendien alles willen doen om genocide te voorkomen. Dit hebben partijen steeds genoteerd in de notulen van de bijeenkomsten. Na een tijd van rust is het leger van Magua toch weer overgegaan tot het plegen van genocide. Vele burgers van Natea zijn inmiddels het slachtoffer geworden van deze genocide. Natea stelt, dat Magua in strijd handelt met zijn verplichtingen die voortvloeien uit het verdrag dat tijdens de informele bijeenkomsten werd gesloten. Het verdrag houdt volgens Natea in dat het plegen van genocide verboden is. Magua stelt, dat er geen sprake is van een verdrag.

Is er sprake van een verdrag? Motiveer uw antwoord. 

NB: de vraag heeft betrekking op de vorm en niet op totstandkoming, inwerkingtreding of geldigheid van verdragen.

Vraag 4b

Op grond van welke andere rechtsregel zou het plegen van genocide verboden kunnen zijn?

Vraag 5a

Lees het volgende bericht (Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken):

Somalië kampt al decennialang met conflicten en rivaliteit tussen (sub-) clans en belangengroeperingen onder leiding van elkaar bestrijdende krijgsheren. Het land gaat gebukt onder extreme armoede en kent al 16 jaar geen effectieve regering. […] De situatie werd sinds 2006 complexer door de opkomst van de Unie van Islamitische Rechtbanken (UIC), een groepering die zich langs godsdienstige lijnen verzet tegen de internationaal erkende overgangsregering (TFG) en de krijgsheren. […] De spanning tussen de UIC en de TFG liep in de tweede helft van 2006 hoog op. Diplomatieke initiatieven van de Arabische Liga en de regionale organisatie IGAD om een politieke oplossing voor het conflict te vinden liepen op niets uit waarop een militaire interventie volgde. In verrassend korte tijd heroverde de TFG, met steun van het Ethiopische leger en de VS, een groot deel van zuid-Somalië op de UIC. De situatie in het land blijft echter zeer instabiel. De UIC voert dagelijks guerilla-achtige aanvallen uit op de TFG. Een vredesmacht van de Afrikaanse Unie probeert de situatie in Somalië te stabiliseren.”

In hoeverre voldoet Somalië aan de kenmerken voor staat-zijn?

Vraag 5b

Als Ethiopië en de VS niet op verzoek van de overgangsregering TFG hadden gehandeld, maar in plaats daarvan op eigen initiatief militair zouden hebben ingegrepen, welke beginselen van internationaal recht zouden deze landen dan hebben geschonden? 

Vraag 6a

Marguria en Bulenia zijn twee staten. Beide staten zijn VN lidstaten, partij bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof, het Weens Verdragenverdrag en de Weense Verdragen inzake Diplomatieke en Consulaire Betrekkingen. Marguria heeft een multi-etnische bevolking en dit leidt met enige regelmaat tot spanningen. Twee groepen in het bijzonder vliegen elkaar voortdurend in de haren met slachtoffers aan beide zijden. Een van deze twee groepen, de Lavas, vormt met afstand de grootste groep in Marguria en is goed vertegenwoordigd in de regering. Ook binnen het leger van Marguria is er veel sympathie voor de Lavas. Dit heeft ertoe geleid dat de Lavas gesteund worden door het leger en dat het leger en de gewapende militie van de Lavas (GML) soms zelfs samen opgetrokken zijn. De officiële lijn van de regering van Marguria is dat zij het leger hierin niet steunt. De andere groep, de Popos, is veel kleiner, maar kan dan weer rekenen op steun uit Bulenia: 80% van de inwoners van Bulenia zijn Popos. Tot grote ergernis van de regering van Marguria zijn de Buleense media op de hand van de Popos en steunen politici in Bulenia de groep in Marguria openlijk.

Op 25 november 2008 ontploft er een bom in het centrum van de hoofdstad van Marguria. De aanslag wordt onmiddellijk opgeëist door de Bulenen in Marguria, maar bij nader onderzoek blijkt dat ook de Ambassadeur van Bulenia in Marguria betrokken was bij de voorbereidingen van de aanslag. De gewapende militie van de Lavas is woest en zint op wraak. Op 2 december wordt de Ambassadeur door de GML opgepakt. Met een legerauto wordt hij naar een afgelegen legerbasis gebracht en daar gevangen gehouden. De GML wil hiermee voorkomen dat hij het land ontvlucht en zo zijn straf ontloopt.

Onder welke voorwaarde(n) kan Marguria onder internationaal recht aansprakelijk gehouden worden voor de handelingen van de GML? Verwijs in uw antwoord naar de relevante bronnen.

Vraag 6b

Kan de Ambassadeur van Bulenia zich beroepen op immuniteit? Zo ja, op welke immuniteit, zo nee waarom niet? Motiveer uw antwoord.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Elementen gewoonterecht:

1. Praktijk = objectief element

            a. Gedurende een zekere periode

            b. Op een bepaalde wijze gedragen

            c. Uniform (representatief) & omvangrijk

Voorbeeld: handelingen van alle staatsorganen (regering, wetgever of rechter, verdragenpraktijk (sluiten van mensenrechtverdragen)

2. Opinio Juris = Rechtsovertuiging = subjectief element

Overtuiging: Staten zijn van oordeel dat bepaalde praktijk door internationaal recht wordt vereist dan wel is toegestaan. Zij volgen deze praktijk niet uitsluitend omdat deze politiek wenselijk is, maar handelen ter uitvoering van een juridische verplichting.

Voorbeeld: uitdrukkelijke verklaringen van Staten en regeringsvertegenwoordigers, protest (humanitaire interventie in Kosovo), beroep op uitzonderingenbesluiten van internationale organisaties

Vraag 2a

Het gaat hier om handhavende jurisdictie (bevoegdheid om regels te handhaven). Hiervoor geldt dat een Staat deze in beginsel uitsluitend op eigen grondgebied mag uitoefenen (territorialiteitsbeginsel). Dit heeft het Permanente Hof van Internationale Justitie bepaald in de Lotus-zaak (“a State may not exercise its power in any form in the territory of another State”). Een Staat mag alleen verdachten arresteren op het grondgebied van een andere Staat als deze daarvoor toestemming heeft gegeven of indien de bevoegdheid voortvloeit uit een verdrag waarbij beide Staten zijn aangesloten. De casus geeft geen informatie over het bestaan van een verdrag. Derhalve, als Apollonia de daders wil arresteren, zal het daarvoor toestemming moeten vragen aan Mercuria. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat Mercuria toestemming zal geven, aangezien het de daders zelf wil berechten.

Vraag 2b

Het gaat hier om rechtsprekende jurisdictie (bevoegdheid om rechtsregels toe te passen). Mercuria mag de daders die de Mercuriaanse nationaliteit bezitten, berechten op grond van het actieve nationaliteitsbeginsel. De overige daders kan Mercuria in beginsel niet berechten.

Alternatieve antwoorden die deels goed zijn gerekend:

  • Universaliteitsbeginsel met de redenatie dat het om een ernstig internationaal misdrijf gaat/schending ius cogens-norm:

  • Passief nationaliteitsbeginsel als de slachtoffers Mercuriaans zijn:

Vraag 3

  • Het eerste centrale element van het collectieve veiligheidssysteem van de VN is het verbod van de dreiging of het gebruik van geweld zoals neergelegd in art. 2 lid 4 van het VN-Handvest.

  • Een uitzondering op het geweldsverbod is het gebruik van geweld ter zelfverdediging zoals neergelegd in Artikel 51.

  • Het tweede element is de verplichting voor staten om hun geschillen op vreedzame wijze op te lossen. Deze verplichting is neergelegd in art. 2 lid 3 en Artikel 33 van het VN-Handvest.

  • Het derde element is de centralisering van de handhaving (enforcement) van de internationale vrede en veiligheid. Dit is het doel van de Verenigde Naties, in het bijzonder de VN Veiligheidsraad (evt. verwijzing naar Artikel 1(1) en/of Artikel 24/25).

  • Voordat de VR (militaire) dwangmaatregelen  kan nemen dient hij echter twee stappen te nemen. Eerst dient de VR vast te stellen dat een bepaalde situatie kan worden aangemerkt als een bedreiging van de vrede, inbreuk op de vrede of een daad van agressie zoals neergelegd in Artikel 39.

  • Vervolgens dient hij te beslissen welke maatregelen hij zal nemen. Dat kunnen niet-militaire dwangmaatregelen zijn, zoals b.v. het instellen van een economische boycot of een wapenembargo, zoals neergelegd in Art. 41.

  • Het kunnen ook militaire dwangmaatregelen zijn, zoals neergelegd in Art. 42.

  • Aangezien de VR niet zelf over kan gaan tot het gebruik van geweld, kan de VR hooguit lidstaten en/of internationale organisaties (zoals de NAVO) het recht geven (of ‘autoriseren’ of ‘machtigen’) om geweld te gebruiken.

Vraag 4a

Definitie Verdrag: artikel 2 (1) WVV (of op basis van het gewoonterecht):

  • Internationale overeenkomst

  • Tussen staten

  • Schriftelijk

  • Onder internationaal recht

Indien staten niet uitdrukkelijk hebben aangegeven of zij de bedoeling hadden een verdrag te sluiten, moet uit de aard en inhoud van de overeenkomst, alsmede van de overige omstandigheden van het geval worden afgeleid of er sprake is van een verdrag.

In casu is geen sprake van een ‘verdrag’. Er zijn slechts notulen van informele bijeenkomsten. De vraag is derhalve of deze notulen als een verdrag kunnen worden beschouwd.

Jurisprudentie:

  • Aegean Continental Shelf:

Het Hof zei dat ‚[…] the Court must have regard above all to its actual terms and to the particular circumstances in which it was drawn up.’ (para. 96). In het licht van het meeting kijkt het Hof naar de context (par. 100) en naar de notities/opvattingen/uitwisselingen van de partijen (par. 100-107)

O.g.v. deze zaak kan men tot twee conclusies komen.

Context: Partijen zijn wekelijks bijeengekomen. Regelmatig kwam ook het onderwerp van genocide aan bod. Maar het zijn echter informele bijeenkomsten

Notities: Er staat duidelijke genoteerd in de notulen dat beide partijen nooit meer genocide willen plegen en genocide willen voorkomen. Er zijn echter geen aanduidingen dat het om een verdrag gaat.

Intentie: Partijen hebben regelmatig verklaard, dat zij nooit meer genocide willen plegen en alles willen doen om genocide te voorkomen. Maar partijen hebben nooit verklaard dat zij ook een verdrag (dus ook niet indirect) willen sluiten.

Conclusie: Afhankelijk van de argumentatielijn is er wel of niet sprake van een verdrag.

  • Qatar –Bahrain:

Het Hof vindt dat het niet noodzakelijk is om ook nog naar de intentie van de partijen te kijken (para. 27), maar slechts naar de ‚actual terms and to the particular circumstances’, par. 23)

Ook op grond van deze zaak kan men ook tot twee conclusies komen. Of, omdat het Hof in deze zaak zegt dat notulen als agreement kunnen worden beschouwd is het niet meer vereist nog naar de intenties van partijen te kijken. Of er zijn wellicht notulen, maar het ging slechts om informele notulen. Deze zijn niet gelijkwaardig met notulen van formele bijeenkomsten. Derhalve geen sprake van een verdrag.

Eindconclusie: Op grond van beide zaken kan er wel of geen sprake zijn van een verdrag.

Vraag 4b

Het genocideverbod is een erkende regel van gewoonterecht. Gewoonte recht is ex artikel 38 IGH een van de bronnen van het internationaal publiek recht. Omdat het genocideverbod ook een regel van jus cogens is, is handelen in strijd verboden. Gewoonterecht is dwingend recht er mag onder geen beding van worden afgeweken Artikel 53 WVV Indien Mague lid is van het Genocideverdrag of het Statuut van Rome zou het plegen van Genocide ook op basis van deze twee bronnen verboden zijn

Vraag 5a

De kenmerken van staat-zijn (Montevideo Conventie) zijn: een territoir met een daarop woonachtige bevolking die onder het effectieve gezag staat van een regering met de mogelijkheid betrekkingen aan te gaan met andere staten. De laatste twee criteria worden ook wel interne en externe soevereiniteit genoemd.

Toepassing op Somalië: er is een duidelijk omschreven territoir (de grenzen van Somalië worden niet betwist) met een bevolking. Het feit dat de bevolking onderling in groepen is verdeeld doet daar niets aan af. Ook is Somalië als staat blijkbaar in staat betrekkingen aan te gaan met andere staten (externe soevereiniteit): het heeft in ieder geval de steun van de VS en Ethiopië.

Of er een effectief gezag is valt te betwisten. Hierbij wordt een aantal afwegingen goedgekeurd:

  • op grond van de failed-state doctrine wordt gesteld dat een tijdelijke afwezigheid van een effectief gezag niet leidt tot het wegnemen van staat-zijn. Of 16 jaar gezien kan worden als tijdelijk valt te betwisten, maar het feit dat de internationale gemeenschap blijkbaar van mening is dat de Somalische overgangsregering geholpen moet worden steunt de positie dat Somalië een staat is;

  • de overgangsregering heeft geen geweldsmonopolie en is niet in staat een rechtstaat af te dwingen. NB: het feit dat het bericht stelt dat er geen effectieve regering is, is niet voldoende, evenmin het blote feit dat er strijd plaatsvindt in Somalië. 

Vraag 5b

Basisprincipe = soevereine gelijkheid van staten (staatssoevereiniteit) (Art. 2, § 1 VN Handvest)

  • exclusieve bevoegdheid van de staat op zijn grondgebied: non-interventiebeginsel in de binnenlandse aangelegenheden van een andere staat (basisprincipe internationaal recht (AV resoluties 2131 en 2625 en Nicaragua-zaak, en toepassing principe van art. 2,§ 7 VN Handvest)

territoriale integriteit

  • Verbod tot gebruik van geweld (gewoonterecht en Art. 2,§ 4 VN Handvest)(eigenlijk ook een toepassing van beide eerste principes)

  • (eventueel ook zelfbeschikkingsrecht)

Vraag 6a

De eerste voorwaarde is dat er een internationaal onrechtmatige daad plaatsgevonden heeft die toerekenbaar is aan Marguria op grond van Art. 2 van de ILC Articles on State Responsibility.

Om de activiteiten van de GML te kunnen toerekenen aan Marguria moet een van de artikelen 4 t/m 11 van de Articles on State Responsibility van toepassing zijn.

De GML is geen officieel overheidsorgaan, oefent geen officiële overheidstaken uit, is niet ter beschikking gesteld door een andere staat, is geen orgaan dat ultra vires handelt, voert geen handelingen uit in afwezigheid van de staat en het is ook geen opstandige beweging die zich tegen de staat keert. Artikelen 4, 5, 6, 7,9 en 10 zijn dus niet van toepassing. Waar het hier wel om zou kunnen gaan zijn twee mogelijkheden:

  • onder Artikel 8 zou de GML onder directe controle van de staat kunnen staan en in dat geval is Marguria aansprakelijk. Dit is in casu moeilijk aan te tonen: weliswaar helpt het leger, maar er zijn geen aanwijzingen om aan te nemen dat er gehandeld wordt in opdracht van de staat. Hierbij wordt verwezen naar de Nicaragua zaak en/of de Congo-Uganda zaak

  • onder Artikel 11 zou Marguria aansprakelijk gehouden kunnen worden voor de handelingen van de GML wanneer zij deze expliciet goedkeurt en als de zijne aanneemt. Dit moet echter wel expliciet gebeuren en aangezien Marguria laat weten de handelingen van de GML niet te steunen kan aansprakelijkheid niet aangenomen worden onder dit artikel. Hierbij moet verwezen worden naar de Tehran Hostages zaak.

Voor de toepassing van artikel 8 en 11 waren, met verwijzing naar de relevante jurisprudentie 6 punten te verdienen.

N.B. de vraag was NIET in hoeverre Marguria aansprakelijk is voor zijn eigen handelen of nalaten of in hoeverre Marguria aansprakelijk is voor de handelingen van het leger.

Vraag 6b

Voor diplomaten kunnen twee verschillende soorten immuniteiten gelden: immuniteit ratione personae en immuniteit ratione materiae. De eerste vorm is een absolute immuniteit die zowel geldt voor privé handelingen als voor handelingen in functie. De tweede vorm is een functionele immuniteit die alleen geldt voor handelingen in functie. Een Ambassadeur geniet immuniteit ratione personae. Hierbij moet verwezen worden naar ofwel het Weens Verdrag inzake diplomatieke betrekkingen, de Arrest Warrant zaak of de Pinochet zaak.

Een organiseren van een bomaanslag zal naar alle waarschijnlijkheid niet vallen binnen de functie van een Ambassadeur en kan zo’n activiteit (eventueel) gezien worden als een schending van jus cogens, maar zoals zowel in de Pinochet zaak als in de Arrest Warrant zaak is aangetoond dit neemt de immuniteit niet weg als dit een immuniteit ratione personae is. De Ambassadeur kan zich dus met succes beroepen op immuniteit ratione personae.

Afhankelijk van de formulering zijn in sommige gevallen nog punten toegekend wanneer studenten wel goed uitlegden wat het verschil is tussen immuniteit ratione materiae en immuniteit ratione personae maar deze immuniteiten verkeerd toepasten.

De vraag was NIET onder welke omstandigheden de Ambassadeur wèl vervolgd zou kunnen worden.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Practice exams Public International Law - UU

Practice Exam 1 17/18 - Public International Law - UU

Practice Exam 1 17/18 - Public International Law - UU


Questions

Question 1 (20 points)

South Africa has claimed an Exclusive Economic Zone (EEZ) to the fullest extent possible. Suppose that neighbouring Namibia is constructing an artificial island that lies within South Africa’s EEZ. This artificial island is meant for a Namibian research centre intended to do research on the role of climate in the change of water currents around the Cape. South Africa informs Namibia of its mistake in placing this island in South Africa’s EEZ and tells Namibia that it has no right to do this without South Africa’s permission. Namibia responds by saying that within the EEZ, other states enjoy the freedoms of the high seas, including building artificial islands. Which country is right and why? Both states are party to UNCLOS.

Question 2 (20 points)

In the International Court of Justice Arrest Warrant Case (Democratic Republic of Congo (DRC) v. Belgium), Belgium issued an arrest warrant for the arrest of Mr Yerodia, the Minister of Foreign Affairs of the DRC at the time. The reason for this was incitement of racial hatred by Mr Yerodia against Tutsi’s in Eastern DRC. Belgium was not allowed to prosecute Mr Yerodia. Determine whether Mr Yerodia could possibly be tried by the International Criminal Court for these acts by considering whether the Court has personal jurisdiction and material jurisdiction (so there is no need to go into temporal jurisdiction). Mention relevant treaty provisions. The DRC ratified the Rome Statute in April 2002.

Question 3 (20 points)

In 2003, the UK became engaged in an international armed conflict in Iraq. The UK decided to establish a prison in Iraq where the people detained are mostly Iraqi nationals suspected of having committed terrorist acts. The UK decided to outsource some of the tasks related to the management of the prison to a private military and security company registered in the United States of America, called Blackwater. For this purpose, a contract was concluded between the UK Government and Blackwater in which the following provision could be found:

‘All prisoners shall be treated with respect for their human dignity at all times. Prisoners may not be subjected to any form of illegal ill treatment. Torture is particularly and irrevocably prohibited.’

The UK is a party to the Convention Against Torture (CAT). In 2007, reports appeared in the media that the staff of Blackwater working in the prison tortured a large number of Iraqi prisoners.

Could the UK be held responsible for the torture of Iraqi prisoners committed by Blackwater employees? Motivate your answer and mention applicable (treaty) provisions and/or case law.

Question 4 (20 points)

In the case of Handyside v. United Kingdom, the European Court of Human Rights (ECtHR) concluded that although the UK had interfered with Mr Handyside’s right to freedom of expression, the

.....read more
Access: 
Public
Practice Exam 2 17/18 - Public International Law - UU

Practice Exam 2 17/18 - Public International Law - UU


Questions

Question 1a (10 points)

What are the ways through which the International Court of Justice (ICJ) could establish jurisdiction over a dispute between two States? Mention relevant treaty provisions to support your answer.

Question 1b (15 points)

Justitia and Benevoleria are members of the United Nations. In 1980, the two States decided to conclude a bilateral treaty called the Yellow Pipeline Treaty ('the Treaty') regulating the construction of underwater pipelines between the two States. The Treaty does not contain any provisions on dispute settlement. After Justitia began its construction in 2003, Benevoleria accused Justitia of violating several provisions of the Treaty, and decided to bring a case against Justitia to the ICJ for these violations.

In 1976, Justitia made an unconditional declaration recognising the jurisdiction of the ICJ as compulsory in relation to other states that made the same declaration. In 1990, Benevoleria also made a declaration accepting the compulsory jurisdiction of the ICJ, but only over disputes arising from multilateral conventions.

Would the ICJ have jurisdiction in this case? Mention relevant treaty provision and case law to support your answer.

Question 2a (10 points)

What is the right of innocent passage according to the United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS). Mention relevant provisions under UNCLOS to support your answer.

Question 2b (15 points)

Upon ratification of the UNCLOS in 2003, Myanmar made the following declaration in relation to the exercise of the right of innocent passage:

Myanmar is of the view that (..) a notification requirement is needed in respect of nuclear-powered ships or ships carrying nuclear or other inherently dangerous or noxious substances.

In your opinion, is Myanmar’s notification requirement regarding nuclear vessels and vessels carrying noxious substances in conformity with UNCLOS? Mention relevant provisions under UNCLOS to support your answer.

Question 3a (10 points)

Name and briefly describe the sources of international law. Provide an answer of no more than two lines for each source and mention relevant treaty provisions to support your answer.

Question 3b (15 points)

Parvati and Forbido are parties to the Convention on Access to Resources in the Numera Steppe (the Steppe Convention), a treaty aiming at improving access to water.

Among the provisions of the Steppe Convention is the following:
Article 12. ACCESS TO WATER
In the event that a source of water is located on the border between State parties, the Heads of State of the respective parties shall enter into negotiations in good faith for an arrangement on access to the water.

As a republic, Parvati made the following declaration when ratifying the Steppe Convention:
“With regards to Article 12, Parvati does not recognize the authority of any monarch, king or queen, of another State and will only engage in negotiations with elected members

.....read more
Access: 
Public
Practice Exam 3 17/18 - Public International Law - UU

Practice Exam 3 17/18 - Public International Law - UU


Questions

Question 1

The International Monetary Fund (IMF) was established at a United Nations conference in 1944. The IMF's mandate includes ensuring the stability of the international monetary system, as well as overseeing all macroeconomic and financial issues which affect global stability. In recent years, the IMF has become concerned with the fact that, despite global economic growth, there still exists a lack of access to education for young girls in many countries around the world.

Question 1a (10 points)

The IMF raises the issue with the United Nations General Assembly. The General Assembly decides to request the International Court of Justice (ICJ) for an advisory opinion on the following question: what obligations do States have under international law with regard to ensuring access to education for their citizens?

Can the ICJ render an advisory opinion at the request of the General Assembly in this case? Mention relevant treaty provisions and case law to support your answer.

Question 1b (15 points)

Between the IMF and the United Nations, there is an agreement authorising the IMF to request advisory opinions from the ICJ. The IMF thus decides not to raise the issue with the General Assembly, but to bring a request for an advisory opinion to the ICJ by itself on the same question: what obligations do States have under international law with regard to ensuring access to education for their citizens?

Can the ICJ issue an advisory opinion at the request of the IMF in this case? Mention relevant treaty provisions and case law to support your answer.

Question 2 (25 points)

All States in this case are parties to the United Nations Charter.

Over the last 5 years, the State of Proximia has suffered from several gruesome attacks in its territory by a group called ‘Independent State’ (IS). IS comprises of militants from all over the world, but it receives funding, weapons and training from the prosperous neighbouring State of Neverland. Witnesses have also seen members of Neverland’s army on the ground directing IS troops in their day-to-day activities, with modern technologies and tactics. Without this support IS would be completely
incapable of carrying out its activities.

After IS carried out a particularly grave attack at a concert in a Proximian park, which killed 20 Proximian nationals, Proximia decided to conduct air strikes targeting several military bases in Neverland. Neverland immediately objected, claiming that Proximia has violated international law.

Do you agree with Neverland? Mention relevant treaty provisions, customary international law and case law to support your answer.

Question 3a (10 points)

Audaria is a province of the State of Croteria. Living in Audaria is a group of ethnic minority called Audarian, who possesses a language, culture and religion that are distinct to the rest of Croteria. Audaria has a

.....read more
Access: 
Public
Work group practice questions 1 16/17 - Public International Law - UU

Work group practice questions 1 16/17 - Public International Law - UU


These questions are based on workgroups from 2016/2017

Questions

Question 1

The international legal order is decentralized. Explain what this decentralized nature means. How is this reflected in the way law is made, enforced and disputes are settled? Make a comparison with the situation in the Dutch Legal order.

Question 2a

For many years, North Korea has been testing long-distance missiles. Tests have shown that these missiles could hit the territory of the United States. North Korea also conducts nuclear tests, and it continuously makes aggresive speeches directed against the US. Leader Kim Jong Un was present at the most recent long-distance missiles test, and said the missiles would help 'strike great horror and terror into the hearts of the US'. The US does not decide to wait for an actual attack, but decides to attack North Korea as a means of self-defence. The US bombards the basis in North Korea from which the long-distance missiles can be fired. The base is destroyed, and twenty soldiers operating the base are killed. The next day, the US notifies the Security Council of the bombardment.

Which requirements must be met before a state can invoke self-defence? Mention relevant articles and/or case law.

Question 2b

In your opinion, did the US rightfully invoke self-defence in this case?

Question 3a

Midkemia issued the following statement when acceding to the Convention on the Rights of the Child (CRC):

Declaration by Midkemia

The Government of Midkemia reserves the right not to apply any provision or articles of the Convention that are incompatible with religious laws applicable in Midkemia.

Article 51 of the CRC states that 'a reservation incompatible with the object and purpose of the present Convention shall not be permitted.' Kelewan responded with the following statement:

The Government of Kelewan considers that the reservation made by the Government of Midkemia, due to its very broad scope and unidentified character, is incompatible with the object and purpose of the Convention and thus not permitted under article 51 paragraph 2 of the Convention. The Government of Kelewan does not consider this objection to preclude the entry into force of the Convention between the Kingdom of Kelewan and Midkemia.

Is the statement by Midkemia an interpretative declaration or a reservation? Is it valid? Explain your answer and refer to the relevant sources of international law.

Question 3b

What exactly is the treaty relationship between Midkemia and Kelewan when it comes to the CRC?

Question 4a

Rather controversial means of intrusive action by states are the humanitarian intervention and the Responsibility to Protect. Describe in your own words what a humanitarian intervention is. Try to define it in legal terms by placing the concept in the entire framework of peace and security and give two arguments in favour of humanitarian interventions and

.....read more
Access: 
Public
Work group practice questions 2 16/17 - Public International Law - UU

Work group practice questions 2 16/17 - Public International Law - UU


These questions are based on work groups from 2016/2017

Questions

Question 1a

There are a number of functions of international law. Name and shortly describe three functions of international law.

Question 2a

When we talk about ‘international law’ we actually mean ‘public international law’ which must be distinct from ‘private international law’. Explain the difference between public international law and private international law.

Question 2b

The field of public international law consists of many more specific fields. Name and describe at least three of these fields.

Question 2c

As a law student, you will follow courses on European Law, being the law of the European Union. Does this field of law fall under public international law? Explain why or why not.

Question 3a

Read the ICJ’s North Sea Continental Shelf Case and answer the following questions on customary international law. Which elements determine whether a rule of customary international law exists?

Question 3b

What did the ICJ say about establishing these elements? Also mention the relevant paragraphs of the case.

Question 3c

If a state disagrees with a certain practice and makes this clear from the moment the practice starts developing into a customary norm, what would be the effect on the existence of that customary norm? Involve two perspectives in your answer: what would be the effect on the existence of that customary norm in general and what would be the effect for the state that disagrees with the norm?

Question 4

What is a peremptory norm (ius cogens)? Give an example

Question 5a

After negotiating a treaty text, the VCLT provides several ways in which a state can consent to be bound by the treaty.

The United States (US) participated in the negotiations of the Treaty of Rome (the Statute of the International Criminal Court). The text of the Treaty of Rome was adopted by the ‘Rome Conference’ (officially: the United Nations Conference of Plenipotentiaries on the Establishment of an International Criminal Court) in 1998. After the text was adopted, each individual state can – if it wishes to do so – sign the text. The US signed the Treaty of Rome on 31 December 2000. Consider the VCLT and the Treaty of Rome. What is the legal implication for the US of signing the Treaty of Rome?

Question 5b

On 6 May 2002, the Secretary-General of the UN received the following declaration from the US:

"This is to inform you, in connection with the Rome Statute of the International Criminal Court adopted on July 17, 1998, that the United States does not intend to become a party to the treaty. Accordingly, the United States has no legal obligations arising from its signature on December 31, 2000. The United States requests that its intention not to become a party, as expressed

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 15/16 - Public International Law - UU

Oefententamen 15/16 - Public International Law - UU


Vragen

Vraag 1

In de Staat Sitia vindt al jarenlang een burgeroorlog plaats, die steeds gewelddadiger wordt. De Staat Ixia, die niet direct betrokken is bij de burgeroorlog in Sitia, is gechoqueerd door de beelden op de televisie en wil graag met militaire middelen ingrijpen om de oorlog te stoppen. Leg uit onder welke voorwaarden een dergelijk militair ingrijpen rechtmatig kan zijn.

Vraag 2a

Wanneer kan een entiteit onder het huidige internationaal publiekrecht als ‘Staat’ worden beschouwd?

Vraag 2b

Is erkenning van de entiteit als ‘Staat’ door andere Staten hiervoor tegenwoordig een juridisch vereiste? Zo niet, is dergelijke erkenning dan wel relevant in de praktijk?

Vraag 3

Een olietanker van de Staat Sitia lijdt schipbreuk vlak voor de kust van de Staat Ixia. De olie begint te lekken uit het schip en drijft richting de kust. Om een milieuramp te voorkomen, besluit de Staat Ixia om het schip en alle olie die er nog in zit te vernietigen, door vanuit een straaljager enkele bommen te werpen op de olietanker. Alle mensen hebben het schip dan reeds verlaten. Staat Sitia wil graag dat Ixia aansprakelijk gehouden wordt voor het vernietigen van de olietanker. U bent de juridisch adviseur van Staat Ixia. Aan u is de taak om te betogen dat de Staat Ixia zich kan beroepen op een rechtvaardigingsgrond, waardoor de hierboven geschetste omstandigheden geen internationaal onrechtmatige daad van Ixia opleveren.

Vraag 4a

Zantanakrant, 9 maart 2009

Strafhof gelast arrestatiebevel Valek

Door een onzer redacteuren De Citadel, 4 maart.

Het Internationale Strafhof heeft vandaag een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen de Ixische president Valek wegens misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden in Ixia. Hij wordt niet vervolgd voor genocide. Hoofdaanklager Cahil had daar wel om gevraagd. Valek wordt aangeklaagd voor moord, uitroeiing, het verdrijven van burgers, marteling en verkrachting (misdaden tegen de menselijkheid) en gerichte aanvallen tegen de burgerbevolking en plundering (oorlogsmisdaden). In het conflict in de Westelijke regio van Ixia zijn sinds 2003 zeker 200.000 doden gevallen en zijn 2,5 miljoen mensen ontheemd geraakt. [...] In juli vorig jaar vroeg Sitia de rechters een arrestatiebevel uit te vaardigen. Dat leidde tot protesten van onder andere de Zandzaadstam en de Juweelstam, die zeiden te vrezen dat het geweld in Ixia zou aanwakkeren als Valek vervolgd zou worden. Het Strafhof is van mening dat er geen duurzame vrede in Ixia kan zijn zonder gerechtigheid. De regering van Ixia weigert elke vorm van medewerking met het [Straf]hof. De griffier van het Strafhof gaat “alle benodigde landen” medewerking vragen bij de arrestatie van Valek. Het [Straf]hof heeft geen eigen politiemacht en is zodoende afhankelijk van staten om verdachten te arresteren. Als Ixia en andere landen weigeren mee te werken bij de arrestatie, zal de griffier de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties om maatregelen vagen. Valek zei gisteren, vooruitlopend

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 1 - Public International Law - UU

Oefententamen 1 - Public International Law - UU


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Stelling I: het non-interventiebeginsel vereist dat het geweldverbod is geschonden. 

Stelling II: het non-interventiebeginsel brengt mee dat staten zich niet mogen mengen in de interne aangelegenheden van een andere staat.  

  1. Beide stellingen zijn correct.
  2. Stelling I is correct, maar stelling II niet.
  3. Stelling I is niet correct, maar stelling II wel.
  4. Geen van beide stellingen is correct.   

Vraag 2

Welke criteria voor de uitoefening van het recht op zelfverdediging onder artikel 51 van het VN handvest komen in het Legal consequences of the construction of a wall in the occupied Palestinian Territory advies naar voren?  

  1. Ten eerste, er moet sprake zijn van een gewapende aanval; ten tweede, die aanval moet toerekenbaar zijn aan een andere staat; en ten derde, die aanval moet afkomstig zijn van buiten het grondgebied van de aangevallen staat.
  2. Er moet sprake zijn van een gewapende aanval of een ernstige dreiging van zulke aanval; ten tweede, die aanval moet toerekenbaar zijn aan een andere staat; en ten derde, die aanval moet afkomstig zijn van buiten het grondgebied van de aangevallen staat.
  3. Er moet sprake zijn van een gewapende aanval; ten tweede, die aanval moet toerekenbaar zijn aan een andere staat of aan een niet-statelijke actor die zich bevindt buiten het grondgebied van de aangevallen staat.
  4. Geen enkele van de bovenstaande antwoorden is juist.   

Vraag 3

Aan welke criteria moet een humanitaire interventie volgens Nederland voldoen?  

  1. Er moet sprake zijn van ernstige en massale schendingen van fundamentele mensenrechten.
  2. Er moet betrouwbaar en objectief bewijs zijn van de schendingen of van de dreiging daarvan.
  3. De regering van de betrokken staat kan of wil geen doeltreffende maatregelen treffen of is zelf verantwoordelijk voor de schendingen.
  4. Alle bovenstaande criteria zijn correct.   

Vraag 4

Met betrekking tot de individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid inzake oorlogsmisdrijven onder internationaal publiekrecht kan gesteld worden dat deze:  

  1. Reeds enkele eeuwen internationaal erkend is, aangezien Grotius hier over schreef.
  2. In 1945 voor het eerst is erkend op internationaal niveau.
  3. Alleen door het Internationaal Gerechtshof kan worden gehandhaafd.
  4. Niet onderworpen is aan het beginsel van ne bis in idem.    

Vraag 5

Het internationaal milieurecht:  

  1. Vormt van oudsher een onderdeel van het internationaal recht.
  2. Wijkt altijd voor eventuele economische belangen.
  3. Houdt zich niet alleen bezig met het milieu binnen de nationale rechtsmacht van staten, maar ook met het milieu buiten de nationale rechtsmacht van staten.
  4. Vloeit uitsluitend voort uit internationaal verdragsrecht.  

Vraag 6

Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voor een onrechtmatige daad onder internationaal publiekrecht?  

  1. Een schending van een internationale rechtsplicht.
  2. Een schending van een internationale rechtsplicht die kan worden toegerekend aan een staat.
  3. Een schending van een internationale rechtsplicht die kan worden toegerekend aan een staat met materiële schade tot gevolg.
  4. Een schending van een internationale rechtsplicht die kan worden
.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2 - Public International Law - UU

Oefententamen 2 - Public International Law - UU


Vragen

Vraag 1

Gewoonterecht bestaat uit twee elementen. Welke elementen zijn dit? Geef van ieder element één concreet voorbeeld.

Vraag 2a

Op 20 februari ontploft er een bom in een hotel in Apollonia. Na enig speurwerk van de politie van Apollonia blijkt dat de daders voornamelijk de nationaliteit hebben van Mercuria en zich ook op het grondgebied van Mercuria bevinden. Mercuria wil de daders berechten. 

Mag Apollonia de daders zelf arresteren op het grondgebied van Mercuria? Waarom wel/niet?

Vraag 2b

Op grond van welk beginsel mag Mercuria de daders zelf berechten? 

Vraag 3

Beschrijf het collectieve veiligheidssysteem van de Verenigde Naties, zoals dat is neergelegd in het VN Handvest. 

Vraag 4a

De buurlanden Magua en Natea hebben decennia lang tegen elkaar oorlog gevoerd. Beide landen hebben zich tijdens deze strijd schuldig gemaakt aan genocide. Eindelijk heerst er weer vrede. Bij wekelijkse informele bijeenkomsten hebben de presidenten van beide landen regelmatig verklaard dat zij nooit meer genocide willen plegen en bovendien alles willen doen om genocide te voorkomen. Dit hebben partijen steeds genoteerd in de notulen van de bijeenkomsten. Na een tijd van rust is het leger van Magua toch weer overgegaan tot het plegen van genocide. Vele burgers van Natea zijn inmiddels het slachtoffer geworden van deze genocide. Natea stelt, dat Magua in strijd handelt met zijn verplichtingen die voortvloeien uit het verdrag dat tijdens de informele bijeenkomsten werd gesloten. Het verdrag houdt volgens Natea in dat het plegen van genocide verboden is. Magua stelt, dat er geen sprake is van een verdrag.

Is er sprake van een verdrag? Motiveer uw antwoord. 

NB: de vraag heeft betrekking op de vorm en niet op totstandkoming, inwerkingtreding of geldigheid van verdragen.

Vraag 4b

Op grond van welke andere rechtsregel zou het plegen van genocide verboden kunnen zijn?

Vraag 5a

Lees het volgende bericht (Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken):

Somalië kampt al decennialang met conflicten en rivaliteit tussen (sub-) clans en belangengroeperingen onder leiding van elkaar bestrijdende krijgsheren. Het land gaat gebukt onder extreme armoede en kent al 16 jaar geen effectieve regering. […] De situatie werd sinds 2006 complexer door de opkomst van de Unie van Islamitische Rechtbanken (UIC), een groepering die zich langs godsdienstige lijnen verzet tegen de internationaal erkende overgangsregering (TFG) en de krijgsheren. […] De spanning tussen de UIC en de TFG liep in de tweede helft van 2006 hoog op. Diplomatieke initiatieven van de Arabische Liga en de regionale organisatie IGAD om een politieke oplossing voor het conflict te vinden liepen op niets uit waarop een militaire interventie volgde. In verrassend korte tijd heroverde de TFG, met steun van het Ethiopische leger en de VS, een groot deel van zuid-Somalië op de UIC. De situatie in het land blijft echter zeer instabiel. De UIC voert dagelijks guerilla-achtige aanvallen uit op de TFG. Een vredesmacht van de Afrikaanse

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 3 - Public International Law - UU

Oefententamen 3 - Public International Law - UU


Vragen

Vraag 1a

Om elk signaal van ‘hooliganisme’ bij de UEFE Cup finale dit jaar in Eindhoven in een vroeg stadium te voorkomen heeft de politie besloten preventieve arrestaties uit te voeren. Zo werd ook een groepje Leidse studenten opgepakt, dat hun zustervereniging wilde bezoeken. De studenten hebben de nacht in een cel door moeten brengen en zijn de volgende ochtend met excuses weer op straat gezet. De zaak komt uiteindelijk bij de Nederlandse rechter, die zich geconfronteerd ziet met de vraag of deze arrestatie een schending is van artikel 9.1 van het IVBPR

Artikel 9

Een ieder heeft het recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige arrestatie of gevangenhouding. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve op wettige gronden en op wettige wijze.

Mag de rechter aan deze specifieke bepaling toetsen?

Vraag 1b

Stel dat tijdens het proces vast komt te staan dat Nederland een geldig voorbehoud heeft gemaakt op art 9.1 IVBPR, wat een beroep op de bepaling dus uitsluit. De advocaat van een van de studenten stelt dat artikel 9.1 IVBPR inmiddels de status van gewoonterecht heeft verkregen en concludeert dat Nederland derhalve nog steeds verbonden is aan de inhoud van de bepaling.

Indien u ervan uit gaat dat de conclusie van de advocaat correct is, is toetsing van het artikel 9.1 IVBPR door de rechter dan alsnog mogelijk?

Vraag 2a

Rechtssubjectiviteit omvat verschillende bekwaamheden. Welke bekwaamheden kunt u onderscheiden en welk rechtssubject komt alle bekwaamheden toe?

Vraag 2b

Ook internationale organisaties kunnen rechtssubjectiviteit bezitten. In welke uitspraak van Internationale Gerechtshof werd erkend dat de VN rechtspersoonlijkheid bezit en welke theorie past het Hof hierbij toe? Leg uit wat deze theorie inhoud.

Vraag 3a

Op 27 oktober 2005, even na middernacht, breekt in een cellencomplex in de buurt van luchthaven Schiphol brand uit. Elf mensen die vastgehouden worden in dat complex komen om. Nabestaanden van deze mensen proberen de Nederlandse staat voor de rechter te dagen wegens schending van het recht op leven, maar zelfs de hoogste Nederlandse rechter geeft hen geen gelijk.

Welke mogelijkheden zijn er voor de nabestaanden om binnen de internationale rechtsorde een individuele klacht in te dienen tegen Nederland? Kunnen deze mogelijkheden gelijktijdig worden bewandeld?

Vraag 3b

De Belgische regering overweegt ook een klacht in te dienen tegen Nederland wegens overtreding van haar internationaal-rechterlijke verplichtingen. Geen van de overledenen heeft een link met België.

Kan België desondanks een internationale statenklacht indienen tegen Nederland? Zo ja, waar? Aan welke voorwaarden moet dan zijn voldaan?

Vraag 4a

Edouard Vill is in 2005 gekozen tot president van Torturia. Hij besluit de kerstdagen in Justicia door te brengen. Op de tweede dag van zijn verblijf, wordt hij gearresteerd en aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid. Volgens de Justiciaanse Aanklager is Vill tijdens de

.....read more
Access: 
Public
Werkgroep oefenvragen - Public International Law - UU

Werkgroep oefenvragen - Public International Law - UU


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Uit het tweede beginsel van de Rio Declaration on Environment and Development (1992) kun je afleiden dat:

  1. Staten ervoor moeten zorgen dat een activiteit binnen zijn grondgebied geen schade kan veroorzaken aan gebieden buiten nationale rechtsmacht (bijvoorbeeld de volle zee) en andere staten.
  2. Het beginsel van duurzame ontwikkeling een harde rechtsregel is.
  3. Staten het recht hebben om hun eigen hulpbronnen te exploiteren en soevereiniteit dus absoluut is.
  4. Staten nooit activiteiten mogen faciliteren op hun grondgebied als deze activiteiten kunnen resulteren in grensoverschrijdende milieuschade. 

Vraag 2

Van staat tot staat kan het verschillen waarop het internationale recht doorwerkt in de nationale rechtsorde. Ten aanzien van de doorwerking van internationaal recht in de Nederlandse rechtsorde kan worden gesteld dat:

  1. Nationale wetten buiten beschouwing gelaten moeten worden door de Nederlandse rechter als zij in strijd zijn met regels van gewoonterecht.
  2. De Nederlandse rechter bevoegd is om zelfstandig vast te stellen of een bepaling uit een verdrag rechtstreekse werking heeft.
  3. Er geen nationale wetgeving wordt aangenomen om verdragen ten uitvoer te leggen, aangezien Nederland een monistisch systeem heeft.
  4. Voor de Nederlandse rechter kan een burger zich altijd rechtstreeks kan beroepen op regels uit mensenrechtenverdragen.

Vraag 3

Een persoon met de nationaliteit van staat Adrie maakt zich vanuit dit land schuldig aan het hacken van websites en het verspreiden van virussen onder particuliere bedrijven in staat Boosland. Zou staat Boosland rechtsmacht kunnen uitoefenen ten aanzien van deze persoon? 

  1. Nee, want de persoon bevindt zich niet op het grondgebied van staat Boosland en heeft ook niet de nationaliteit van staat Boosland.
  2. Ja, op grond van het actieve nationaliteitsbeginsel.
  3. Ja, op grond van het beschermingsbeginsel.
  4. Ja, op grond van het (objectieve) territorialiteitsbeginsel.

Vraag 4

Het onderscheid tussen zeegebieden die vallen binnen de soevereiniteit van kuststaten, zeegebieden waar kuststaten beperkte rechtsmacht kunnen uitoefenen en zeegebieden die buiten nationale rechtsmacht vallen, wordt gemaakt door het VN Zeerechtverdrag uit 1982. Welke van deze beweringen ten aanzien van deze zones is juist?

  1. Schepen worden onderworpen aan de nationale wetgeving van hun vlaggenstaat waar zij zich ook bevinden.
  2. Een kuststaat kan bevoegdheden uitoefenen om inbreuken op wetten en voorschriften inzake volksgezondheid te voorkomen en te bestraffen in de exclusieve economische zone.
  3. Schepen worden onderworpen aan de nationale wetgeving van de vlaggenstaat waar zij zich bevinden.
  4. Schepen van alle staten hebben het recht om toegang te verkrijgen tot de haven van de betreffende kuststaat, omdat ze het recht op onschuldige doorvaart hebben.

Vraag 5

Reparation for Injuries: Het Internationaal Gerechtshof stelde vast dat:

  1. De VN alleen bevoegdheden hebben die uitdrukkelijk zijn toegekend in het oprichtingsverdrag, attributiebeginsel.
  2. De VN die bevoegdheden hebben die nodig zijn voor het uitvoeren van de taken van de organisatie en het bereiken van de doelstellingen.
  3. De Verenigde Naties wel
.....read more
Access: 
Public
Public International Law: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

Public International Law: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Public International Law voor de opleiding Rechten, jaar 1, aan de Universiteit Utrecht.
  • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Inleiding Strafrecht ga je naar Samenvattingen en studiehulp voor Rechten aan de Universiteit Utrecht
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2048