Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
College 4 (Language)
Hoofstuk 6 (exclusief pp. 279-282)
Symbols: systeem voor het representeren van onze gedachtes, gevoelens en kennis en voor het communiceren met andere mensen; gebruiksmiddel bij onze communicatie met anderen.
Comprehension: begrijpen wat anderen zeggen, schrijven of uitbeelden (passief).
Production: spreken, uitbeelden of schrijven naar anderen (actief).
Phoneme: de kleinste stukjes (begripvolle) geluiden die een taal kan produceren
Phonological development: het verkrijgen van de kennis van een geluidssysteem van een taal.
Morpheme: de kleinste onderdelen van een taal die nog betekenis hebben, bestaat uit een of meerdere fonemen.
Semantic development: het aanleren van het systeem voor het uitdrukken van betekenissen van een taal (bijvoorbeeld het leren van woorden).
Syntactic development: het leren van de syntax (de regels) van een taal.
Pragmatic development: het leren van hoe je een taal moet gebruiken.
Critical period: de periode waarin de taal gemakkelijk ontwikkelt, na de kritieke periode (tussen 5 jaar en de puberteit) wordt het moeilijker om de taal aan te leren en wordt het bijna onmogelijk om de taal perfect te leren beheersen
Bilingualism: de vaardigheid om twee talen te gebruiken (tweetaligheid).
Infant-directed speech: de special manier van praten die volwassenen aannemen als ze tegen baby’s en hele jonge kinderen praten (kenmerken IDS: emotioneel, overdreven, langzaam, duidelijk en overdreven gezichtsuitdrukkingen).
Prosody: het karakteristieke tempo, ritme, melodie, cadens en intonatie patroon van een taal.
Categorical perception: de perceptie van spraakgeluiden die behoren tot een bepaalde categorie.
Voice onset time (VOT): de tijdsduur tussen het moment dat lucht door de lippen gaat en het moment dat de stembanden beginnen te vibreren.
Word segmentation: het proces waarbij wordt ontdekt waar woorden beginnen en eindigen in vloeiende spraak.
Distributional properties: het fenomeen dat in elke taal bepaalde geluiden vaker samen voorkomen dan andere geluiden.
Babbling: herhaaldelijke medeklinker-klinker spraak (bababa).
Reference: het associeren van woorden en betekenissen (in taal en spraak).
Holophrastic period: de periode waarin kinderen woorden gaan gebruiken, ze spreken een woord uit om iets duidelijk te maken in plaats van een hele zin.
Overextension: een woord in een bredere context gebruiken, dan dat het woord past (een vorm van generaliseren); elke vierpotige een hond noemen.
Fast mapping: een proces van snel nieuwe woorden leren door het op een contrasterende manier horen van een bekend woord en onbekend woord.
Pragmatic cues: aspecten van de sociale context die gebruikt worden voor het leren van nieuwe woorden (bijvoorbeeld het gebruiken van de aandachtsfocus van de ouders).
Linguistic context: de betekenis van een woord raden aan de hand hoe het woord gebruikt woord, wat voor soort woord is het.
Syntactic bootstrapping: het strategisch gebruiken van de grammaticale structuur van hele zinnen om de betekenis te achterhalen. (het belangrijke hier is dat het om de hele zin gaat)
Telegraphic speech: de eerste zinnen van een kind, over het algemeen bestaande uit ongeveer twee woorden, telegraaf-achtige spraak.
Overregularization: spreekfouten, als kinderen onregelmatige woorden als regelmatige woorden behandelen (I grewed up).
Collective monologues: conversatie tussen kinderen die niets met elkaar te bespreken hebben, de antwoorden van het ene kind sluiten niet aan bij de antwoorden/vragen van de ander.
Narratives: beschrijvenissen van gebeurtenissen uit het verleden die de basisstructuur hebben van een verhaal.
Universal grammar: een (voorgestelde) set van abstracte en onbewuste regels die in elke taal voorkomen.
Modularity hypothesis: het idee dat menselijke brein een aangeboren taalmodule heeft, dat gescheiden is van andere aspecten van het cognitief functioneren.
Connectionism: een soort verwerkingsproces ban informatie, dat de gelijke activiteit benadrukt van een aantal stukken die met elkaar verbonden zijn.
De uitgewerkte key terms voor het vak Onderwijs- en Ontwikkelingspsychologie per college. De key terms zijn op basis van de geupdate versie van de studiehandleiding.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution