WC6A burgerlijkrecht

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Ermes en Langerwef verkochten een machine voor het snijden van piepschuim aan Haviltex B.V. In de koopovereenkomst werd een beding opgenomen dat Haviltex de machine tot het einde van het jaar terug mocht geven. De koopovereenkomst zou dan ontbonden worden en Haviltex zou het betaalde bedrag terugkrijgen. In het midden van het jaar wilde Haviltex de machine teruggeven, zodat hij zijn geld terugkreeg. De verkopers accepteerde dit echter niet omdat Haviltex geen goede reden aangaf over waarom hij de machine terug wilde geven. De verkopers stelden dat zij niet hebben bedoeld dat de koopovereenkomst zonder goede reden ontbonden zou kunnen worden. Haviltex stelde dat er in het beding enkel stond dat de machine voor het eind van het jaar teruggegeven kon worden. In het beding stond niet dat voor de teruggave een goede reden vereist was. 

Vraag 1b

De HR oordeelde: de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.

Vraag 2

Ja, ondanks het feit dat men in beginsel van de taalkundige uitleg uit moet gaan, is er in casu sprake van een gewoonte die de contractovereenkomst aanvult. Deze overeenkomst met de clausule ‘te allen tijde’ dient te worden uitgelegd naar de Haviltex-norm, dus mochten partijen redelijkerwijs zo’n uitleg van die clausule verwachten. Het is niet de gewoonte om midden in de nacht de meterstand op te nemen, waardoor Laura de toegang kan weigeren op grond van art. 6:248 lid 1 BW.

Vraag 3a

Uit het Haviltex-arrest is gebleken dat niet alleen de taalkundige betekenis van belang is: de Hoge Raad oordeelde in dat arrest dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. ‘Er staat wat er staat’ gaat dus niet op. Daarnaast had Bot V.O.F. van Jaap verwacht dat hij de overeenkomst slechts zou ontbinden, als hij het einde van de overeenkomst niet zou halen. In casu was er sprake van agressiviteit, waar Bot V.O.F. niet op gerekend had, waardoor zij aanvoeren dat de overeenkomst niet kan worden ontbonden. Er moet dus ook met de bedoeling van partijen rekening worden gehouden, want alleen in geval van de dood van Gustav zou het beding op gaan, maar niet bij verkoop. Daarnaast moet ook op de rechtskennis van partijen worden gelet, tot welke maatschappelijke kringen zij behoren etc. Daarbij was Jaap dus veel deskundiger: als dit het was wat hij bedoelde, had hij het dus anders moeten formuleren.

Vraag 3b

Nee, op grond van art. 6:258 lid 1 BW moeten de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat het niet mogelijk is om de overeenkomst voor te zetten. Deze moeten na de totstandkoming van de overeenkomst zijn ingetreden. Jaap was op de hoogte van het feit dat Gustav een politiehond was en dus agressief zou kunnen zijn. Jaap was daarom ook niet verbaasd op het moment dat Gustav zich agressief gedroeg. Aangezien Jaap dit had kunnen weten, was deze omstandigheid niet dusdanig onvoorzien, dat hij dit niet in het contract had kunnen aangeven. Je komt dan niet toe aan een beroep op art. 6:258 lid 1 BW.

Vraag 4

 Nee, Berend was onbevoegd om het geld aan te nemen. Op grond van art. 6:32 BW heeft Anton bevrijdend betaald aan Berend wanneer de betaling aan een ander dan de schuldeiser is gedaan. De betaling moest aan de voetbalclub worden gedaan en die is ook door de betaling gebaat.

Vraag 5a 

Ja, de aannemer is aansprakelijk omdat hij verantwoordelijk is voor de handelingen van zijn personeel op grond van art. 6:76 BW. Hangt samen met art. 6:74 BW; wanprestatie en art. 6:170 BW aansprakelijkheid ondergeschikte.

Vraag 5b 

Ja, de aannemer maakt gebruik van de diensten van de onderaannemer dus hij is op grond van art. 6:76 BW aansprakelijk. De onderaannemer is namelijk gewoon een hulppersoon.

Vraag 5c

Ja, het valt te kwalificeren als een door hem (ongeschikte) gebruikte zaak want hij heeft het zelf uitgezocht. Dus is hij aansprakelijk op grond van art. 6:77 BW.

Vraag 5d

Nee, de aannemer is op grond van art. 6:77 BW niet aansprakelijk omdat dit onredelijk zou zijn gezien de inhoud van de overeenkomst/rechtshandeling. De gemeente heeft de zaak namelijk verplicht voorgeschreven.

Vraag 6a 

Het is niet geldig wanneer er is vrijgetekend voor schade door eigen opzet en bewuste roekeloosheid van de aannemer omdat dit naar aard en inhoud van de overeenkomst onaanvaardbaar wordt geacht ex art. 6:248 lid 2 BW. Ditzelfde geldt ook voor de hoofduitvoerder. De clausule is slechts geldig als er is vrijgetekend voor opzet en bewuste roekeloosheid van het lagere personeel, als de aannemer er zelf niets aan kon doen. De clausule is wel geldig als er is vrijgetekend voor schade veroorzaakt door gebreken aan gebruikte hulpmaterialen, omdat dit buiten het gebied van de aannemer zou kunnen vallen.

Vraag 6b

Alleen in geval van lager personeel en door gebreken aan gebruikte hulpmaterialen (punt 3 en 4).

Vraag 6c

Ja dit kan op grond van art. 6:257 BW; als de aannemer met succes een beroep kan doen op het exoneratiebeding dan kan de opdrachtgever rechtstreeks de werknemer aansprakelijk stellen, maar die werknemer kan zich dan ook op het exoneratiebeding beroepen.

Vraag 6d

Nee, de onderaannemer is geen ondergeschikte van de aannemer dus art. 6:257 BW is niet van toepassing.

Vraag 7a

Bever kan zijn vordering op grond van wanprestatie ex art. 6:74 lid 1 BW baseren. Feenstra kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade veroorzaakt door grove schuld of opzet van zijn personeel (want exoneratiebeding).

Vraag 7b

Bert kan zich beroepen op art. 6:257 BW waaruit blijkt dat hij ook een beroep doet op de exoneratieclausule van Feenstra. Bert wordt nu gezien als wederpartij, zijn beroep zal niet slagen omdat een exoneratieclausule op grond van art. 6:32 BW niet kan worden opgesteld om eigen opzet of grove schuld uit te sluiten. In casu is er sprake van bewuste roekeloosheid van Bert dus is hij wel aansprakelijk.

Vraag 7c

Feenstra heeft alleen een exoneratiebeding met betrekking tot zijn werknemers en niet met betrekking tot de gebruikte zaken. Feenstra moet op grond van art. 6:77 BW een schadevergoeding betalen aan Bever.

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Burgerlijkrecht 2 - RUG -Werkcolleges

werkcollege 2b burgerlijkrecht 2

werkcollege 2b burgerlijkrecht 2

Vraag 1

Bakkerij S besteltbij Nuis BV, een verkoper van verpakkingsmachines voor het folie verpakken van brood, koek, beschuit en andere producten. Het tijdelijke contract van een aantal medewerkers op de inpakafdeling loopt af op 31 januari 2016 en Bakkerij Smits hoopt met de verpakkingsmachine tegen lagere kosten te kunnen werken. Nuis BV heeft aangegeven dat de leveringstermijn zo’n twee maanden is en dat datum en tijdstip van bezorging een dag van te voren zullen worden aangekondigd. Afgesproken wordt dat de koopprijs (€2500) bij aflevering zal worden voldaan.
Op 3 februari 2016 heeft Bakkerij Smits nog niets  gehoord. Zij schakelt een aantal uitzendkrachten in om te helpen met het volledig handmatig verpakken. Zij stuurt daarom Nuis BV een brief waarin zij Nuis BV aansprakelijk stelt voor de door haar geleden en nog te lijden schade. Nuis BV ontvangt deze brief op 4 februari 2016. Dat Nuis BV nog niet heeft geleverd kan ermee te maken hebben dat het bestelformulier van Bakkerij Smits per ongeluk een paar dagen in een aktetas van een van de medewerkers van Nuis BV is blijven liggen. De desbetreffende medewerker heeft tegen de instructies van de directeur van Nuis BV in, de bestelling daarom niet al op de dag van de bestelling verwerkt.

Vraag 1a

Welke verbintenissen vloeien er voort uit de overeenkomst die Nuis BV en Bakkerij Smits hebben gesloten?

Vraag 1b

Zijn de prestaties opeisbaar op 15 december 2015?

Vraag 1c

Is Nuis BV aansprakelijk voor de gevorderde schade? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vanaf welke datum komen de door Bakkerij Smits gemaakte kosten voor inschakeling van uitzendkrachten dan voor rekening van Nuis BV?

Vraag 1d 

Kan Bakkerij Smits BV af van de overeenkomst met Nuis BV of zal zij Nuis BV eerst schriftelijk moeten aanmanen en moeten afwachten of nakoming binnen de gegeven termijn uitblijft?

Vraag 1e

Kan een en dezelfde brief zowel een ingebrekestelling als een ontbindingsverklaring bevatten of zal eerst moeten worden afgewacht?

Variant casus

Stel dat Nuis BV op 30 januari 2016 een verpakkingsmachine aflevert bij Bakkerij Smits. In een mum van tijd zijn er al 1000 broden en 2500 gevulde koeken mee verpakt. Nadat die broden en koeken geleverd zijn aan de supermarkten, regent het echter klachten.De verkoop van brood en koeken bij supermarkten loopt stekt terug, omdat klanten voortaan hun brood en koeken elders kopen.

Als zij Nuis BV op 5 februari 2016 op de hoogte stelt, belooft Nuis BV om op 6 februari 2016 een andere verpakkingsmachine van hetzelfde type te bezorgen en het eerder geleverde exemplaar weer mee te nemen. Bakkerij Smits neemt daar geen genoegen mee.  Nuis BV stelt echter dat zijn geen schadevergoeding aan Bakkerij Smits verschuldigd is.

Vraag 1f

Heeft Nuis BV gelijk?

Vraag 1g

Stel dat het feit dat de verpakkingsmachine ondeugdelijk was, een schade heeft toegebracht aan de supermarkten van in totaal €8000. Nuis BV erkent na een lange discussie met Bakkerij Smits uiteindelijk dat zij tegenover Bakkerij Smits aansprakelijk is voor dat schadebedrag. Bakkerij Smits wil nu graag ook de extra schade vergoed zien, die zij heeft geleden doordat het zolang geduurd heeft voordat zij de schadevergoeding ontvangen heeft. Nuis BV weigert, omdat Bakker BV haar nooit schriftelijk heeft aangemaand om €8000 binnen een bepaalde termijn te betalen.

Is de extra schadevergoeding verschuldigd?

Vraag 1h

Stel -ongeacht het antwoord op vraag g- dat er rente verschuldigd is over het schadebedrag. Is dan de rente van 6:119 BW of (hogere) rente van 6:119a BW verschuldigd?

Vraag 2

Een chartermaatschappij huurt een Boeing van een luchtvaartmaatschappij. Het vliegtuig zal op 1 juni 2010 te Schiphol ter beschikking van de chartermaatschappij worden gesteld. In april 2010 heeft het vliegtuig, terwijl het in Australië is ernstige schade opgelopen doordat de piloot bij het taxiën een fout maakte, waardoor het vliegtuig botste tegen een ander vliegtuig. De reparatie zal ten minste twee maanden duren. Hoe luidt uw advies.

Antwoordindicatie

Vraag 1a

-        Er is een verbintenis tot het leveren van de verpakkingsmachine door schuldenaar Nuis BV.
-        En er is een verbintenis tot het doen van de PIN betaling van €2500 door Bakkerij Smits.

Vraag 1b

  • Bij nakoming van verbintenissen kan je opeisen; Art. 6:38 en 6:39 BW.

6:38 BW; als je niks bent nagekomen dan terstond nakomen. In 6:39 BW is gegeven dat het mogelijk is om een tijd na te komen.

  • Na twee maanden is het opeisbaar geworden zo blijkt uit de casus. Op 15 december zijn de twee maanden nog niet verstreken en is dus nog niets opeisbaar. Op 3 februari is levering van de machine nog niet opeisbaar. De termijn van ong. 2 maanden is nu wel verstreken. (wel betwistbaar). Echter hebben ze duidelijk afgesproken dat pas bij levering opeisbaarheid intreedt.

Vraag 1c

Allereerst kijken naar art. 6:74 lid 1 BW: Is er sprake van tekortkoming in de nakoming? Ja dit is het geval want nog niet geleverd. Art. 6:76 BW; schuldenaar maakt gebruik van hulppersonen aansprakelijk voor gelijke wijze. En sprake van causaal verband tussen tekortkoming en de schade.

Kijken naar art. 6:74 lid 2: pas schadeplichtig na verzuim want niet blijvend onmogelijk. Nu door naar verzuim, 2e paragraaf.

Art. 6:81: gedurende prestatie uitblijft en er aan art. 6:82 en 6:83 BW is voldaan.

Art. 6:82 BW; schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld à Niet voldoende voor een ingebrekestelling, wat in casu is gedaan. Slechts sprake van een aansprakelijkheidsstelling waar geen duidelijke termijn is gegeven.

Art. 6:83 BW: is hier sprake van een fatale termijn? Niet het geval, gaat om een termijn van “ongeveer 2 maanden” en dat een dag van te voren zal worden gebeld. Dus er is eerst een ingebrekestelling vereist voordat er sprake is van verzuim. Ook dan pas kan schade worden gevorderd.

Vraag 1d 

6:265 BW: Als nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, dan is verzuim vereist voor ontbinding. In dit geval is verzuim vereist, je komt in art. 6:81 BW e.v. Dit is geen termijn met een fatale strekking. Niet te snel zeggen dat het tijdelijk onmogelijk is. Eerst kijken wat redelijke termijn van nakoming is. Anders omzeil je de eis van IGB te snel. 

Je kijkt voor ontbinding eerst blijvend of tijdelijk onmogelijk. En dan ga je in het geval van blijvend naar 6:81 BW. IGB is een voorportaal van verzuim.

Vraag 1e 

Ja je kan ex. art. 6:230 en 6:191 BW combineren.

Vraag 1f 

Het product werkt niet naar behoren, dus sprake van ondeugdelijke nakoming. In casu is er sprake van gevolgschade (Kinheim/Pelders). Er is sprake van een onmogelijkheid en dus niet van verzuim.

Schade door een ondeugdelijk product, voor die gevolgschade is in zoverre nakoming dus blijvend onmogelijk. Voor het vorderen van die schadepost heb je dus geen verzuimvereiste, het is direct verschuldigd.

Vraag 1g 

Aan toerekening is ook voldaan 6:75. In beginsel wel verzuim want niet blijvend onmogelijk MAAR 6:83 sub b BW!! Art. 83 sub b BW; wanneer de verbintenis voortvloeit tot strekking van schadevergoeding als bedoeld in art. 74 lid 1 en de verbintenis niet terstond wordt nagekomen is voor het verzuim geen ingebrekestelling vereist.  

Vraag 1h

De eerste verbintenis is een handelsovereenkomst, dus de hogere rente van art. 6:119a BW is verschuldigd.

De tweede verbintenis is een nieuwe verbintenis tot schadevergoeding, hier is art. 6:119 BW.

Vraag 2

Hij wil de eerste overeenkomst ontbinden, 6:265. Art. 6:80 lid 1 sub b. Verzuim dat vereist opeisbaarheid, 81. Betreft hier geen opeisbare verbintenis. Is termijn voor nakoming bepaald, 1 juni. In april dus ook nog geen sprake van tekortkoming. Maar door art 80 lid 1 sub b is er sprake van niet nakoming. Dus hij kan ontbonden worden o.g.v. 6:267 lid 1 BW.

Werkcollege 3a bestuursrecht 2

Werkcollege 3a bestuursrecht 2

Vraag 1a

Mag Diana Stoppels de factuur voor de Hongaarse vertaling uitstellen totdat ze een acceptabele tekst van de Hongaarse vertaling ontvangen heeft? Zo nee waarom niet? Zo ja op grond van welk wetsartikel?

Vraag 1b

Stel dat Diana Stoppels de factuur voor de Hongaarse betaling al voldaan had voorat zij wist dat er iets mis was met de vertaling. Kan zij dan de betaling van een Portugese vertaling, waartoe zij later opdracht had gegeven, opschorten totdat ze een goede Hongaarse vertaling heeft ontvangen? Ga er bij uw antwoord van uit dat de Portugese vertaling wel in orde is.

Vraag 1c

Stel dat het vertaalbureau geen gehoor geeft aan schriftelijke aanmaningen om een goede Hongaarse vertaling te leveren. Kan Diana Stoppels dan bewerkstelligen dat zij niets meer verschuldigd is aan het Vertaalbureau?

Vraag 2

Kan Copta toch haar zin doordrijven? Besteed aandacht aan de mogelijkheden en verweren die beide partijen in een dergelijke situatie hebben.

Vraag 3a

Stel dat de Yocar ondeugdelijk werkt en dat boer vaarzen daarom weigert op 1 oktober de koopprijs te betalen. De technicus vordert nakoming bij de rechter. Boer Vaarzen voert daar het verweer, dat hij niet tot betaling verplicht is, omdat de Yocar niet deugt. Zal dit verweer opgaan?

Vraag 3b

Stel dat de “Yocar” wel deugt, maar dat boer Vaarzen er onhandig mee werkt en daarom niet de gewenste yoghurtproductie krijgt. Hij betaalt in zijn irritatie hierover niet op de afgesproken datum de koopprijs aan de technicus. Deze vordert daarom, na verscheidene aanmaningen, ontbinding bij de rechter.

Vlak nadat de dagvaarding is uitgebracht, betaalt boer Vaarzen alsnog zijn achterstallige schuld. Hij biedt tevens aan eventuele schade en kosten te vergoeden. Mag de rechter hiermee rekening houden bij zijn oordeel over de vraag of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt?

Vraag 3c 

Stel dat de technicus wegens de wanbetaling zelf ontbindt door een schriftelijke verklaring. Boer Vaarzen betaalt in antwoord hierop alsnog. Hij biedt tevens aan eventuele schade en kosten te vergoeden. Vaarzen stapt naar de rechter omdat naar zijn oordeel de wanbetaling de ontbinding niet rechtvaardigt. Mag de rechter bij zijn oordeel hierover rekening houden met het feit dat boer Vaarzen alsnog heeft betaald?

Vraag 4a

Erik wil graag elders een nieuwe rupsdumper aanschaffen. Kan hij zijn geld terugkrijgen?

Vraag 4b

Kan Erik van de overeenkomst met Groot BV af en de door hem betaalde termijnen terugkrijgen?

Antwoordindicaite

Vraag 1a

Allereerst vaststellen dat er sprake is van een wederkerige overeenkomst 6:261 BW (maken van de vertaling vs. betaling).

Ja dit mag op grond van artikel 6:262 lid 2 BW;

  • gebrekkige nakoming; aan voldaan.
  • opeisbare vordering; het geval
  • Connexiteit; “de daar tegenoverstaande verplichting”, hier is sprake van want betalen van geld tegenover leveren correcte vertaling.

In geval van gedeeltelijke of niet behoorlijke nakoming is opschorting slechts toegelaten, voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt.

De opschorting moet in evenwicht zijn met de niet-nakoming waarop zij het antwoord is en mag niet een te scherpe reactie zijn. In casu rechtvaardigt de tekortkoming de opschorting omdat het gaat om een vertaling indien blijkt dat deze onacceptabel en zelfs lachwekkend is opschorting niet een te scherpe reactie.

Vraag 1b

Connexiteit vereiste: De schuldeiser die het hem niet verschuldigde ontvangt kan alleen zijn daar tegenoverstaande verplichtingen opschorten.

Het verband tussen beide verplichtingen moet zo nauw zijn dat degene die zich op het opschortingsrecht wil beroepen zich eventueel door een ontbinding van zijn verplichtingen kan bevrijden à dit is niet het geval. Dus niet mogelijk o.g.v. 6:262 BW twee verschillende wederkerige overeenkomsten.

Vraag 1c

Ontbinding, art. 6:265: iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden… TENZIJ de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding niet rechtvaardigt.

Uit jurisprudentie volgt dat de schuldeiser bij ontbinding zelden rekening hoeft te houden met de belangen van de schuldenaar. Gebaseerd op de tekst van de wet 6:265 BW “iedere” tekortkoming.

6:265 lid 2 BW; niet blijvend onmogelijk dus eerst in gebreke stellen. Dit is niet gebeurd want er ontbreekt een redelijke termijn! Dus eerst een correcte ingebrekestelling versturen.

Indien vervolgens na een geldige ingebrekestelling alsnog in verzuim blijft kan worden ontbonden en ontstaat een ongedaanmakingsverbintenis.

Als zij niks meer verschuldigd wil zijn aan het vertaalbureau dient zij te verrekenen. Kan zij tegen elkaar wegstrepen. Ongedaanmakingsverplichting verrekenen met de betalingsverplichting.

Vraag 2

COPTA

Middels gedeeltelijke ontbinding 6:265 jo. 6:270 BW;

  • tekortkoming in nakoming; ja dit is het geval, klasse 2 i.p.v. klasse 1
  • blijvend onmogelijk; ja nakoming is nog mogelijk, dus moet er eerst sprake zijn van verzuim. Is hier sprake van?
    • 6:81 BW; i.g.b.s. vereist tenzij 6:83 sub a BW; hier is sprake van een fatale termijn dus geen i.g.b.s.  vereist.

Van rechtswege in verzuim; dus gedeeltelijke ontbinding mogelijk en geld terug eisen.

Leverancier Dirkstra

Hier kan door de wederpartij worden ingebracht dat de termijn een andere strekking heeft. Hebben de partijen bedoeld dat er sprake is van een fatale termijn?

  • Haviltex; bedoeling van partijen/mochten partijen redelijkerwijs van elkaar verwachten.
  • Redelijkheid/billijkheid.

Zijn er bijvoorbeeld nog redenen dat perse voor 10 oktober moet hebben?

Eventueel ook nog mogelijk 6:265 BW; tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. à Woningstichting arrest: ging om een rechter die zich afvroeg of mocht worden ontbonden of niet, vraag aan de HR.  Conclusie: alle omstandigheden van het geval zijn van belang.  De feitenrechter moet alles meenemen om te kijken of het gerechtvaardigd is en de omstandigheden van voldoende gewicht zijn om te kunnen ontbinden.

6:86 BW; de schuldeiser kan een na het intreden van het verzuim aangeboden nakoming weigeren, zolang niet tevens wordt aangeboden van de inmiddels tevens verschuldigd geworden schadevergoeding en van de kosten. (niet meer mogelijk als wordt ontbonden à 6:269 BW)

Vraag 3a 

Ontbinding mogelijk? Dient uitdrukkelijk te worden gedaan, art. 6:267 BW. Hij wilt niet betalen dus ziet meer op ontbinding. Wil überhaupt niet betalen, niet het betalen uitstellen.

Opschorting houdt in dat wanneer de schuldenaar niet presteert jij ook niet hoeft na te komen.

Art. 6:262 BW; gaat om wederkerige overeenkomst.

  • gebrekkige nakoming; aan voldaan.
  • opeisbare vordering;
  • Connexiteit;

Vraag 3b

Constitutief vonnis=  hier brengt de rechter een ontbinding teweeg (of niet). Hier is sprake van gerechtelijke ontbinding, er is dus niet al reeds door partijen zelf ontbonden.

6:269 BW;

Rechter houdt rekening met alle omstandigheden van het geval.

Declaratoir vonnis= hier wordt gekeken of er correct wordt ontbonden. In dit geval is er al sprake van een buitengerechtelijke ontbinding; er is dus al rechtsgeldig ontbonden.

In casu sprake van een constitutief vonnis à Dus rechter mag rekening houden bij zijn oordeel over de vraag of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt.

Vraag 3c 

In casu sprake van een declaratoir vonnis= hier wordt gekeken of er correct wordt ontbonden. In dit geval is er al sprake van een buitengerechtelijke ontbinding; er is dus al rechtsgeldig ontbonden.

6:267 BW; ontbinding kan plaatsvinden door een schriftelijke verklaring van de daartoe gerechtigde. Er is door de schriftelijke verklaring dus al sprake van ontbinding.

Vraag 4a 

Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming. Er is geen sprake van onmogelijkheid van nakoming; schuldenaar moet in gebreke worden gesteld alvorens hij in verzuim is. 6:265 lid 2 BW.

Er wordt schriftelijk een termijn gesteld van een maand; er is voldaan aan art. 6:82 lid 1; namelijk een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld. Deze nakoming blijft uit waardoor er sprake is van verzuim!

Vraag 4b 

In casu sprake van huurkoop art. 7:84 lid 3 sub b BW;

Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming. Er is geen sprake van onmogelijkheid van nakoming; schuldenaar moet in gebreke worden gesteld alvorens hij in verzuim is. 6:265 lid 2 BW.

Er wordt schriftelijk een termijn gesteld van een maand; er is voldaan aan art. 6:82 lid 1; namelijk een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld. Deze nakoming blijft uit waardoor er sprake is van verzuim!

Ontbinding zorgt voor ongedaanmaking, art. 6:271 BW; er ontstaat een verbintenis tot ongedaan making van de reeds door hen ontvangen prestaties;

  • €3.000,- terug
  • geen eigenaar geworden van de rupsdumper, maar moet wel terug leveren.

 

 

werkcollege 3b bestuursrecht 2

werkcollege 3b bestuursrecht 2

Vraag 1

Minkema is als kind van 2004 tot 2008 ernstig mishandeld door zijn vader. Hij is daardoor zo getraumatiseerd, dat hij pas in oktober 2016 een vordering tot vergoeding van vermogenschade en smartengeld jegens zijn vader durft in te stellen. Deze houdt zijn zoon voor dat de vordering is verjaard. Is dat juist?

Vraag 2

Rechtenstudent Han laat op zijn 22everjaardag (1 maart 2009) zijn verstandskies verwijderen door een kaakchirurg. De kaakchirurg raakt daarbij een zenuw. Als gevolg daarvan treden er blijvende beschadigingen op: de kaak is vervormd en het praten en eten gaat moeilijk. Vóór de operatie had Han een folder ingezien over de operatieve ingreep waarin op de risico’s van de ingreep werd gewezen. Han gaat er dus van uit dat er sprake is van een complicatie, die zich nu eenmaal in zeldzame gevallen kan voordoen. Als Han na een verhuizing echter bij een andere specialist terecht komt en die specialist het dossier doorneemt, meldt deze andere specialist hem op 10 april 2016 dat bij de operatie in maart 2009 een beroepsfout is gemaakt.

Alhoewel Han nog geen idee heeft welk schadebedrag hij zou kunnen vorderen, stuurt hij de kaakschirurg op 15 april 2016 een brief waarin hij haar aansprakelijk stelt en zich ondubbelzinnig zijn recht op schadevergoeding voorbehoudt. De kaakchirurg ontvangt de brief op 16 april 2016 en voert in haar reactie het verweer dat de rechtsvordering tot schadevergoeding verjaard is. 
Is de rechtsvordering tot schadevergoeding van schade inderdaad verjaard? Zo, ja op welke datum? Zo nee, op welke datum verjaard de rechtsvordering?

Vraag 3

Art. 6:191 lid 2 BW stelt, dat de vordering wegens productaansprakelijkheid jegens de producten vervalt na verloop van tien jaren na aanvang van de dag, volgende op die waarop de producent de zaak in het verkeer heeft gebracht. Moet de rechter deze termijn ambtshalve toepassen of slechts dan, wanneer de producent hierop een beroep doet?

Vraag 4

Mandringa en Van Vleuten zijn gehuwd buiten iedere gemeenschap van goederen. Op 1 januari 2004 pakken Mandringa en zijn vriend Visser na het nuttigen van ieder zeker tien biertjes de autosleutels uit de tas van Van Vleuten en stappen in haar auto (een tweedehands Panda ter waarde van 3000 euro). Terwijl Mandringa met een vaart van 90 km per uur door de bebouwde kom rijdt, trekt Visser voor de grap aan zijn arm. De rit eindigt daardoor tegen een boom en de auto is total loss.

Van Vleuten gaat er niet toe over haar man en diens vriend aan te spreken tot vergoeding van de schade, omdat zij dit gênant vindt. Wanneer echter op 1 februari 2010 inzake het huwelijk van Mandringa en Van Vleuten echtscheiding is bewerkstelligd, spreekt zij op 1 maart 2010 zowel Mandringa als Visser aan tot vergoeding van de 3000euro.

In reactie hierop erkennen zij dat zij gezien de gang van zaken op de fatale nieuwjaarsdag ieder voor dit bedrag aansprakelijk zijn geworden, maar zij beroepen zich erop dat de vordering nu is verjaard. Zal dit beroep van Mandringa resp. Visser op verjaring opgaan?

Antwoordindicatie

Vraag 1 

-           In beginsel verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. En in ieder geval door een verloop van
 20 jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, zo volgt uit art. 3:310 lid 1 BW
-           Je kan ook kijken naar art. 3:310 lid 5 BW; in dit geval door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.

Maar arrest Sealman/Academisch ziekenhuis zegt dat je moet kijken naar wanneer hij

daadwerkelijk in staat is zijn vordering in te stellen. Situaties waarin ernstige psychische druk is (bijv. bij misbruik of mishandeling), ben je ook niet daadwerkelijk in staat om de vordering in te stellen.

Dus oktober 2016.

Vraag 2 

  • Hoofdregel 3:306; 20 jaar.
  • Echter  3:310 lid 5

Arrest BEA/Rensing= vermoeden vergiftiging door inkt. Huisarts belt andere arts en die stelt dat niet het geval kan zijn. Maar vervolgens gaat hij naar een andere arts en blijkt dat hij toch wel een vergiftiging heeft opgelopen. Hij stapt naar de rechter. Rechter= bekent geworden dient subjectief te worden opgevat. Degene die zich hierop beroept moet causaal verband bestaan tussen schade en aansprakelijke persoon. In casu is dat pas bij de tweede arts want dan blijkt dat door de inkt de schade is ontstaan. Toen begon pas de termijn van 5 jaar te lopen!

Een enkel vermoeden voor het bestaan van een causaal verband is onvoldoende; moet daadwerkelijk gaan om een causaal verband. Dan begint de termijn pas te lopen.

Termijn van 5 jaar begint te lopen vanaf (10 april + 1 dag) 11 april 2016; dus tot 11 april 2021.

Op de 16e ontving de kaakchirurg het briefje; 3:317 jo. 3:319 BW; door stuiting v.d. verjaring van een rechtsvordering begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de volgende dag; 17 april 2016/

+ 5 jaar = DUS 17 april 2021.

Conclusie = geen verjaring.

Vraag 3 

Dit is een vervaltermijn. Deze dient ambtshalve te worden toegepast ook als hier niet expliciet beroep op word gedaan (tenzij 6:89/7:23 BW.)

Vraag 4 

Vergoeding schade: art. 3:310 lid 1 BW. Termijn gaat op 2 januari 2004 lopen; namelijk wanneer er sprake is van bekendheid.

Termijn 5 jaar eindigt op 2 januari 2009.  Echter, dit gaat  slechts top voor vordering op Visser.

Verlenging mogelijk voor Mandriga 3:320. Art. 3:321lid 1 sub a à6 gronden voor verlenging van de verjaring, bijv. echtgenoten. Verjaring gaat dan door totdat de verlengingsgrond voorbij is. 1 februari 2010 echtscheiding, tot een half jaar daarna kan Van Vleuten nog vorderen op Mandringa. (Verjaring vordering tussen echtgenoten kan niet zolang ze getrouwd zijn); dus 1 augustus 2010; nog mogelijk om in te stellen jegens haar ex-man, 1 maart is immers voor augustus!

Echter, Visser is als medeaansprakelijke draagplichtig (6:11 lid 3 jo 6:102 jo. 6:101 jo. 6:10). Nu Mandringa nog aan te spreken is door Van Vleuten, kan ook Mandringa een deel terughalen bij Visser.

 

Werkcollege 4a burgerlijkrecht 2

Werkcollege 4a burgerlijkrecht 2

Vraag a

Vraag b 

Vraag c

Zijn de algemene voorwaarden van C.d.B. schilderwerken van toepassing? Zo nee, wa­­­arom niet? Zo ja, kunnen de omschreven bedingen dan vernietigd worden door Angela?

Vraag d 

Stel dat Cornelis zich in zijn verweer niet beroept op de algemene voorwaarden van C.d.B. schilderwerken, maar aanvoert dat de schade is toegebracht door een werknemer van C.d.B. schildeerwerken die helemaal niet in het kantoorpand van Angela aan het werk was. Die werknemer was geen schilder, maar stukadoor en was die dag bezig met een andere klus inde buurt. Hij vond het gezellig om met zijn collega’s te lunchen en kwam dus met zijn broodtrommel spontaan aanzetten om een uur of 21. Per ongeluk smeet hij een verfpot om waardoor schade aan het parket ontstond. Het parket was afgedekt, maar er zat nog zoveel verf in de pot die omgegooid werd, dat de voorzorgsmaatregelen niet afdoende bleken. Volgens Cornelis is hij niet aansprakelijk op grond van art. 6:76 BW. Heeft Cornelis gelijk?

Vraag e 

Angela wil de overeenkomst ontbinden of de verbintenis van Cornelis omzetten in een vervangende schadevergoeding. Wat zou het verschil in rechtsgevolg zijn in de gegeven casus?

Antwoordindicatie 

Vraag 1a 

Bart biedt de diensten van Cornelis aan in ruil voor een logo en promo emateriaal. Hij treedt hier op als een gevolmachtigde, hij sluit een overeenkomst namens Cornelis, art. 3:60 lid 1 BW. Deze volmacht is waarschijnlijk niet verleend maar de overeenkomst wordt wel bekrachtigd, art. 3:69 BW. Bekrachtiging is een rechtshandeling dus 3:33, 3:37 (evt. 3:35) van toepassing, moet sprake zijn van een wil en verklaring. Bekrachtiging is bekrachtigt doordat het personeel is gestuurd; 3:37 BW; verklaringen kunnen in iedere vorm geschieden.

Door het uitvoeren van de schilderwerken verklaart Cornelis dat hij aanvaardt, dus is er sprake van aanbod en aanvaarding art. 6:217 BW.

Vraag 1b

M.b.t. het verven is hij niet in verzuim. Maar er is sprake van schade, gevolgschade; immers het is dusdanig erg dat er een ander bedrijf moet komen om de vloer opnieuw te herstellen.

Vervolgens nagaan of er sprake is van verzuim. Art. 6:82 lid 1 BW: verzuim treedt in wanneer de schuldenaar schriftelijk in gebreke gesteld wordt en de gestelde termijn voor nakoming verstrijkt zonder nakoming.  Echter, in casus is het blijvend onmogelijk er is al sprake van grote gevolgschade. Art. 6:74 lid 2 BW; dus geen i.g.b.s. verstuurd te worden. Ook art. 6:83 sub b van toepassing; ook de wettelijke rente termijn begint te lopen, dit is de vertragingsschade, art. 6:119 BW.

Er is sprake van een wanprestatie van een nevenverbintenis; t.a.v. deze nevenverbintenis is er schade ontstaan.

Vraag 1c

Is er sprake van algemene voorwaarden ex art. 6:231 sub a BW? Het is een beding, opgesteld om in overeenkomsten te worden gebruikt en het is geen kernbeding. Er is dus sprake van algemene voorwaarden.

Wil je algemene voorwaarden deel laten maken van de overeenkomst moeten ze worden aangeboden en worden geaccepteerd. Ook wanneer deze niet zijn gelezen, zie art. 6:232 BW. De voorwaarden zijn hier dan ook niet van toepassing want ze zijn niet aanvaard door Angela.

Indien de algemene voorwaarden wel van toepassing waren, mogelijk om middels art. 6:233 sub a of sub b te vernietigen? Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar indien;

sub a: onredelijk bezwarend voor de wederpartij; geexonereert is in beginsel alle aansprakelijkheid in casus. Als er sprake is van opzet of grove schuld mag je echter niet je aansprakelijkheid uitsluiten. Lijkt hier geen sprake van te zijn; dus ook niet onredelijk bezwarend.

sub b : de gebruiker niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen à 6:230b sub b jo. 6:230c BW;

Vraag d

Hiervoor moet de rechtsregel uit Geldnet/Kwantum gebruikt worden. Er moet gekeken worden of de hulppersoon gebruikt is bij het uitvoeren van de verbintenis in kwestie. Dit dient in enge zin te worden uitgelegd; dat betekent dat het alleen hulppersonen zijn die er daadwerkelijk bij betrokken zijn.  In dit geval is dit niet zo, de hulppersoon is niet ingeschakeld voor het uitvoeren van de verbintenis die Cornelis aangegaan is met Angela, dus Cornelis heeft gelijk.

Vraag e

Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, art. 6:269 BW, maar heeft tot gevolg het ontstaan van ongedaanmakingsverbintenissen. Angela wordt hiermee bevrijd van haar verbintenis om logo en zo te ontwerpen, Cornelis wordt bevrijd van de verbintenis om te schilderen.

Zij kan ook gedeeltelijk ontbinden; want hierna is cornelis bevrijdt van zijn verbintenis om het af te maken en is zij ook bevrijdt van haar deel van de verbintenis. Art. 6:270 BW.

Er is echter al geschilderd en dit kan niet ongedaan gemaakt worden. Daarom moet Angela de schilderwerken vergoeden, art. 6:272 lid 1 BW. Het omzetten in een vervangende schadevergoeding heeft tot gevolg dat de verbintenis van Angela blijft staan, maar zij ontvangt van Cornelis een vergoeding, art. 6:87 lid 1 BW. Angela wordt niet bevrijdt van haar verplichtingen dus moet zij alsnog een logo ontworpen. Cornelis moet dan een schadevergoeding betalen die bestaat uit de nominale waarde v.d. rest van de prestatie; het mooi aflakken. Van dat geld kan Angela een nieuwe schilder inhuren.

(6:277 n.v.t. want gaat om de situatie van schade die ontstaat door de ontbinding!)s

Vereist hiervoor is wel dat Cornelis in verzuim is, dus hij zal eerst in gebreke gesteld moeten worden, art. 6:82 BW.

Het verschil zit dus in het gevolg voor de verbintenis van Angela.

 

werkcollege 4b burgerlijkrecht 2

werkcollege 4b burgerlijkrecht 2

Vraag 1 

Aukema is een ondernemer uit de stad Groningen. Buringa, eveneens een  ondernemer, toont belangstelling voor het perceel grond dat grenst aan het perceel waarop het auto-uitdeuk en spuitbedrijf is gevestigd, Aukema is eigenaar van dit perceel. Buringa zou hier een showroom willen bouwen. Aukema verwacht van de vestiging van een BMW-dealer in zijn directe omgeving een omzetstijging en wil het perceel dan ook graag verkopen, maar hij wil er zeker van zijn dat de showroom er binnen twee jaar komt. Hoe kan hij dit bewerkstelligen?

Vraag 2 

Telemarkeingsbedrijf Vliethoven BV koopt op 9 juni 2017 bij leverancier Excelchair BV, een groothandel in bedrijfsmeubilair, 600 bureaustoelen onder eigendomsvoorbehoud. Een vervoerder van Excelchair komt de bureaustoelen op 13 juni 2017 bij Vliethoven BV afleveren. Van de koopprijs van €39.000 wordt de helft bij evering betaald.

Vraag 2a

Leg uit op welke wetelijke basis de levering van bureaustoelen hier plaatsvindt

Vraag 2b

Stel dat Vliethoven BV op 20 juni krediet nodig heeft en een onderhandse akte opstelt en registreert waarin ten behoeve van M&M-bank een pandrecht wordt gevestigd op alle huidige en toekomstige inventaris van Vliethoven BV. Vliethoven BV heeft de koopprijs van de stoelen nog niet volledig voldaan. Heeft M&M-bank een pandrecht verkregen? Zo nee, waarom niet? Zo ja waarop?

Vraag 2c 

Wat gebeurt er als Vliethoven BV de koopprijs volledig betaalt aan Excelchair BV?

Vraag 3 

Karel Langhorst, onroerendgoedhandelaar verkoopt aan Jaap Smit, eveneens onroerendgoedhandelaar, een bedrijfshal. Jaap moet eerst een andere vastgoedtransactie afwerken om de koopsom te kunnen voldoen. Aangezien de zogenaamde ‘zesmaandentermijn’ voor de overdrachtsbelasting dreigt te verstrijken zal worden geleverd onder de ontbindende voorwaarde dat Jaap de koopsom van €1.100.000 op 1 januari 2010 nog niet heeft voldaan. Karel en Jaap laten de notaris een akte van levering opmaken en inschrijven, met daarin de genoemde ontbindende voorwaarde. Karel gaat failliet op 10 mei 2009. De curator sommeert Jaap om de koopsom van €1.100.000 voor 9 juni 2009 te voldoen aan de faillissementsboedel.

Vraag 3a

Moet Jaap zich zorgen maken over dit dreigement van de curator?

Vraag 3b

Wat is de goederenrechtelijke positie van Jaap wanneer Jaap de koopsom van €1.100.000 op 13 juni 2009 voldoet aan de curator?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Sprake van een obligatoire overeenkomst/koopovereenkomst

Meerzijdige rechtshandeling

Een rechtshandeling kan onder voorwaarden ex art. 3:38 BW; er ontstaat een verbintenis die is onderworpen aan de voorwaarde.

Ontbindende voorwaarde: als er op die datum (binnen 2 jaar) geen showroom staat, gaat het eigendom terug naar Aukema.

Opschortende voorwaarde: als er een showroom staat krijgt Buringa onvoorwaardelijke eigendom van de grond.

Als het onder ontbindende voorwaarde is wordt B gelijk eigenaar, maar dus onder de ontbindende voorwaarde. Als deze in vervulling gaat wordt A weer eigenaar. B is dan wel eigenaar geweest, want geen terugwerkende kracht ex art. 3:38 BW. De titel ontvalt niet aan de overeenkomst, geen sprake van onverschuldigde betaling. Er ontstaan Ongedaanmakingsverplichting 6:24 BW. Uit art. 3:84 lid 4 BW haal je dat de eigendom weer terug gaat als de ontbindende voorwaarde in vervulling gaat.  

DUS bij ontbindende voorwaarde DIRECT eigenaar à en als voorwaarde niet wordt vervuld gaat eigendom weer terug over. Het eigendom bestaat totdat de ontbindende voorwaarde is vervult.

Als onder de opschortende voorwaarde geleverd wordt krijgt A eigendomsrecht onder deze voorwaarde. B onder opschortende voorwaarde. Als opschortende voorwaarde in vervulling gaat wordt B van rechtswege onvoorwaardelijk eigenaar.

Vraag 2a

-     Levering; art. 3:91 BW;  immers sprake van een opschortende voorwaarde, je verschaft alleen de macht (verschil met 3:90; hier verschaf je het bezit! Juist bedoeling van eigendomsvoorbehoud om nog niet het bezit te verschaffen. 3:119 BW; wettelijk vermoeden).  

  • Geldige titel; koop onder eigendomsvoorbehoud (opschortende voorwaarde) 3:38 jo. 6:21 e.v. + art. 3:92 BW.
  • Beschikkingsbevoegdheid; aan voldaan

à Op deze manier kan je middels de macht over de zaak al wel overdragen maar SLECHTS onder het eigendomsvoorbehoud. (Hoogovens/Matex; als een derde iets krijgt onder eigendomsvoorbehoud; nagaan of deze t.g.t. was waardoor niet wist van eigendomsvoorbehoud)

3:84 lid 4 BW; Vliethoven BV heeft de bureaustoelen verkregen onder eigendomsvoorbehoud.

Vraag 2b

Art. 3:84 lid 1 BW

  • Titel? Een pandovereenkomst waar uitdrukkelijk wordt vermeld; 3:
  • BB? Ja is beschikkingsbevoegd t.a.v. dat eigendomsrecht onder de opschortende voorwaarde, dus dat kan je ook verpanden.
  • Levering? Ja ex art. 3:237

Op grond van art. 3:84 lid 4 BW is Vliethoven BV voorwaardelijk eigenaar/eigenaar onder de opschortende voorwaarde dat hij het resterende bedrag betaalt.

Excelchair BV is eigenaar onder ontbindende voorwaarde. Wanneer de voorwaarde in  vervulling gaat verkrijgt Vliethoven het volle eigendom. Dit heeft geen terugwerkende kracht o.g.v. art. 3:38 lid 2 BW.

Een eigendomsvoorbehoud heeft tot gevolg dat de Vliethoven BV beschikkingsonbevoegd is om op de bureaustoelen een pandrecht te vestigen. Art. 3:238 lid 1 BW biedt de

pandhouder wel bescherming indien hij te goeder trouw is op tijdstip dat de zaak in zijn macht of in die van een derde is gebracht. Dit artikel geldt dus niet bij een stil pandrecht. In de casus blijkt niet of het gaat om een stilpandrecht of een vuistpand

Vraag 2c 

Opschortende voorwaarde wordt dan vervuld. Wanneer de stoelen zijn afbetaald krijgt M&M-bank een pandrecht op het volle eigendom van de bureaustoelen; parate executie.

 Vraag 3a

Overdracht ex 3:84 lid 1 BW

  • Levering: 3:89 BW
  • Geldige titel: 6:21 e.v. en 3:38 BW.
  • Beschikkingsbevoegd: ja, Karel is beschikkingsbevoegd.

Art. 3:84 lid 4 BW:

Jaap Smit heeft eigendomsrecht onder ontbindende voorwaarde à al wel volledig eigendom.

Karel heeft eigendom onder opschortende voorwaarde à is nog geen volledig eigendom pas op het moment dat niet wordt voldaan aan de 1.1 miljoen dan verkrijgt hij de eigendom volledig.

In dit geval is er een ontbindende voorwaarde opgenomen. Dit betekent dat als Jaap op 1 januari 2010 nog niet heet betaald, het eigendom weer terug gaat naar Karel. Tot 1 januari 2010 is Jaap eigenaar onder ontbindende voorwaarde van het pand en kan de curator het pand dus niet opeisen. Het eigendomsrecht werkt immers jegens eenieder. Curator is ook gebonden aan de voorwaarde.

Vraag 3b 

Het eigendomsvoorbehoud gaat teniet door het voldoen van de vordering. Jaap zal dan dus onvoorwaardelijk eigenaar worden van het pand in Zuidbroek.

 

 

werkcollege 5a burgerlijkrecht 2

werkcollege 5a burgerlijkrecht 2

Vraag 1

Walraven verkoopt op 19 november 2009 aan Zijtaart een stuk grond met daarop een woonhuis voor €300.000,-. Zijtaart heeft hierbij in eigen naam gehandeld, maar in opdracht en voor rekening van Vermaelen, aan wie het stuk grond zal moeten toebehoren.

In de notariële transportakte staat Zijtaart als verkrijger van het goed aangemerkt. Op dezelfde dag wordt de akte, die aan alle wettelijke vereisten voldoet, ingeschreven in de openbare registers.

Op 18 decemeber 2009 gaat Zijtaart failliet. Vermaelen stelt dat art. 3:110 BW op deze overdracht van toepassing is en dat hij daarom direct eigenaar is geworden van het stuk grond met het woonhuis.

Is de weigering van de curator om het stuk grond met het woonhuis af te geven naar uw oordeel terecht?

Vraag 2

Antonie Vebrurg verkoopt op 14 juli 2010 aan Total Estate BV zijn villa met riante tuin in Zuidwolde voor €370.000,-. Van deze koopovereenkomst wordt een onderhandse akte opgemaakt.  

Anotnie komt vervolgens zijn vriend Eric Wenders tegen die hem vraagt of hij de villa mag kopen voor de vraagprijs van €420.000,-. Eric weet niets af van de eerdere verkoop aan Total Estate BV. 

Vervolgens wordt conform afspraak voor Total Estate BV door Notaris Dropjes de transportakte op 22 juli 2010 opgemaakt en ingeschreven.

Op 23 juli 2010 wordt de transportakte van de overdracht Antonie Verburg aan Eric Wenders opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

Total Estate BV stelt gezien de eerdere inschrijving van de transportakte eigenaar te zijn geworden van de Villa. 

Wie heeft gelijk motiveer uw antwoord?

Vraag 3

Aletta wil na haar pensionering zich gaan wijden aan haar grote hobby; het kweken van zogenaamde Stinzenplanten.Om haar droom te realiseren besluit Aletta een huis te kopen op het Groningen platteland. Zij laat haar oog vallen op het fraaie 19e woonhuis van Jaap. Het huis heeft een grote tuin met daarin een aantal oude bomen.

De transportakte wordt opgemaakt bij de notaris en deze akte wordt ingeschreven in de openbare registers. Het huis met tuin staat op het perceel kadastraal bekend als Gemeente Bedum sectie N nummer 9959. De akte van levering vermeld echter dat geleverd wordt:  sectie N nummer 9958.

Die feitelijke omschrijving geeft de situatie juist weer, maar in de akte opgenomen kadastrale nummer verwijst naar het buurperceel.

Vraag 3a

Is Aletta eigenaar geworden van het woonhuis en van de bijbehorende tuin?

Vraag 3b

Jaap is toevallig ook eigenaar van het in de akte genoemde perceel met nummer 9958. Is Aletta nu eigenaar geworden van dit perceel?

Antwoordindicatie

Vraag 1 

Er is sprake van een stuk land, dit is een onroerende zaak en dus een registergoed op grond van art. 3:10 BW.

Voor de levering geldt daarbij een tussen partijen opgemaakte akte o.g.v. art. 3:89 lid 1 BW. Deze notariële akte is tevens ingeschreven in de openbare registers.  Tussen partijen is in casu sprake van Zijtaart en Walraven. Uit de casus volgt dan ook dat Zijtaart de verkrijger is in deze notariële akte.

Zo zal het dan ook in de openbare registers worden opgenomen. Z is eigenaar geworden van het woonhuis en deze valt dus ook in de faillissementsboedel wanneer Z failliet gaat.

 Gaat dus om degene die partij zijn bij de akte en die worden ingeschreven; deze wordt eigenaar!

Vraag 2 

Antonie – Totale Estate ( T )

Art. 3:84 lid 1 BW;

Geldige titel? Ja koopovereenkomst

Levering? Ja 3:89 BW; inschrijving geschiedt 22/7

B.B.? Ja

Antonie – Eric ( E )

Art. 3:84 lid 1 BW;

Geldige titel? Ja koopovereenkomst

Levering? Ja 3:89 BW; inschrijving geschiedt 23/7

B.B.? Nee, want eigendom is de 22e overgegaan.

Doordat er eerder is geleverd middels onroerende zaken levering van art. 3:89 BW notariële akte + inschrijven openbare registers tussen A en T zou je zeggen dat T eigenaar is geworden. Echter, sprake van bescherming middel art. 7:3 BW voor E.

Op 16 juli 2010 wordt de akte van verkoop tussen A en E ingeschreven; sprake van een voorinschrijving = vormerkung.

Vormerkung:  Art. 7:3  

Lid 1: voordat de levering heeft plaatsgevonden wordt de levering al ingeschreven zodat deze kenbaar is voor derden waardoor het ook mogelijk wordt om die koopovereenkomst ook al is ie slechts persoonlijk deze ook tegen derden kan worden tegengeworpen.

Als gevolg van deze voorinschrijving kan de vervreemding aan T niet aan E worden tegengeworpen (7:3 lid 3 sub a BW).

Vraag 3a

Art. 3:84

  • geldige titel: koopovereenkomst v. 9959 in de titel
  • levering: akte waarin staat 9958
  • beschikkingsbevoegdheid: ja

Wat is er nou geleverd? Kijk je wel naar partijbedoelingen, maar in de akte is ook een feitelijke omschrijving weergegeven. Drukker/Los-arrest; een feitelijke omschrijving gaat voor een foute kadastrale omschrijving!

Vraag 3b

Hiervoor dient te worden gekeken naar het verbintenissenrecht; 3:84 lid 1;

  • Geldige titel: nee, de titel ziet alleen op de overdracht van de woning + 1700 vierkante meter tuin en niet op het grasland dat ernaast ligt. Aletta is geen eigenaar geworden van perceel 9958.
  • Levering: hier is sprake van
  • Beschikkingsbevoegd: is gewoon eigenaar

 

Burgerlijkrecht 2 WC7B responsiecollege
WC7A Burgerlijkrecht

WC7A Burgerlijkrecht

Behandelvragen

Vraag 1

Op een zonnige dag loopt Jan Jansen, oud 22 jaar, langs de melkfabriek aan de Eerste Jan Steenstraat in Amsterdam. De deuren van de fabriek staan wijd open en in de fabriek staat een mooie rode vrachtauto met de portieren wijd open en de contractsleutel erin. Jan start de auto en rijdt ermee weg. De rit duurt evenwel niet lang, want hij rijdt met auto en al de woning aan de overzijde van de fabriek binnen. De bewoners raken daardoor ernstig gewond. Vast staat dat Jan ten gevolge van een geestesziekte ieder inzicht in het ongeoorloofde van zijn daad miste.

Vraag 1a

Is Jan aansprakelijk ex art. 6:162 BW voor de ontstane schade?

Vraag 1b

Stel dat Jan kort voor het voorval een wandeling aan het maken was met zijn begeleider van een psychiatrisch ziekenhuis. Jan was aan de aandacht van deze begeleider ontsnapt, toen de begeleider gebeld werd door zijn vriendin. Is het psychiatrisch ziekenhuis dan (ook) aansprakelijk?

Vraag 2

De familie Jansen heeft een huis gekocht in een pas gebouwde woonwijk in Meppel. Als zij er een week wonen, komt een van de buurvrouwen op bezoek. Nadat de gastvrouw de jas van de buurvrouw heeft opgehangen, begeven ze zich naar de woonkamer. De buurvrouw merkt niet dat er een opstapje is, van ongeveer 5 cm van de hal naar de woonkamer. Vast staat dat de gastvrouw tijdens het geanimeerde gesprek dat zij samen voeren vergeet om haar daarop te attenderen. De buurvrouw valt en loopt daardoor blijven letsel op aan haar been. Haar beroep – zij heeft een beroep waarbij zij veel moet staan – kan zij daardoor niet meer uitoefenen. Zij spreekt de gastvrouw aan en baseert zich daarbij op artikel 6:162 BW. Formuleer argumenten pro en contra. Geef vervolgens ook uw eigen oordeel.

Vraag 3

Mark en Kim, broer en zus, van resp. 15 en 12 jaar, moeten terecht staan voor de kinderrechter wegens het plegen van een reeks winkeldiefstallen bij winkelier X. Tijdens de zitting komt vast te staan dat deze kinderen schuldig zijn, maar lijden aan affectieve verwaarlozing; vader en moeder zijn vrijwel nooit thuis, omdat zij al hun vrije tijd plegen door te brengen op de plaatselijke golfbaan. Wie kan terzake van de ontstane schade door winkelier X aansprakelijk worden gesteld?

Vraag 4

Een meisje van 12 jaar oud staat te wachten op een teken van een politieagent, alvorens – als voetganger- de kruising over te steken. Op het teken van de agent steekt zij de straat over; tegelijkertijd geeft de agent echter ook een teken aan een andere verkeersstroom, hetgeen tot gevolg heeft dat het meisje tegen een fietsende dame aanloopt, waardoor deze ten val komt en schade lijdt. Kan de fietser de ouder(s) van het meisje aanspraken voor vergoeding van de schade ex. Art. 6:169 BW?

Vraag 5

Horlogemaker De Vries gaat verhuizen en geeft verhuisbedrijf Jansen de opdracht om zijn inboedel te verhuizen. In de overeenkomst die de Vries sluit met Jansen neemt het verhuisbedrijf een

.....read more
Access: 
Public
WC5B burgerlijkrecht

WC5B burgerlijkrecht

Behandelvragen

Vraag 1

Vragen n.a.v. het arrest van Geest – Nederlof. N.B. Di

Vraag 1a 

Schets de casus die leidde tot dit arrest .

Vraag 1b 

Welk van de door art. 6:228 lid 1 genoemde dwalingsgevallen is hier aan de orde?

Vraag 1c 

Welke regel formuleert de Hoge Raad (zie r.o. 3.2)? Bij welk gedeelte van het thans geldende art. 6:228 speelt deze regel een rol?

Vraag 1d

Rechtvaardigt het “lichtvaardige” handelen van de (ondeskundige) koper – het niet laten keuren van de auto door een deskundige alvorens tot aankoop over te gaan – volgens de HR een uitzondering op deze regel? (zie r.o. 3.4)

Vraag 2

Geef minstens twee redenen aan waarom een beroep van Winters op dwaling zal worden afgewezen.

Vraag 3

Geef aan of de volgende overeenkomsten geldig zijn:

Vraag 3a 

Gino zoekt al enige tijd naar mogelijkheden om zijn markt voor de afzet van cocaïne te vergroten. Steeds stuit hij op ernstige concurrentie van Carlo. Hij besluit dat Carlo moet verdwijnen en sluit een overeenkomst met Joop om voor 100.000 euro Carlo uit de weg te ruimen.

Vraag 3b

Marieke wil haar echtgenoot uit de weg ruimen. Ze koopt een bijl bij een doe-het-zelfwinkel zonder erbij te vermelden dat ze daarmee haar echtgenoot wil vermoorden.

Vraag 3c

Variant op vraag b: de verkoper is op de hoogte van de plannen van Marieke en verkoopt toch de bijl.

Vraag 4

Ga na of in de onderstaande gevallen een aantastbare rechtshandeling tot stand komt:

Vraag 4a

De 24-jarige curandus Jaap heeft 10.000 euro van een oom geërfd. Hij koopt buiten medeweten van zijn curator een piano van dit geld.

Vraag 4b

Piet een 15-jarige, krijgt 5 euro zakgeld per week. Na een half jaar sparen koopt hij van dit geld een tweedehands I-Phone.

Vraag 5

De onder curatele gestelde C biedt op 1 april 2014 door middel van een onherroepelijk aanbod, dat geldig is tot 15 april 2014, zijn caravan aan K te koop aan voor een bedrag van €2.000. Wanneer de curator op 2 april 2014 hiervan hoort wil hij dit aanbod vernietigen. Is dat rechtens mogelijk? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

De 15-jarige Freek heeft na het overlijden van zijn opa een erfenis (geld) gekregen. Hij wilt van het geld een brommer kopen en vraagt toestemming aan zijn vader Hans. Hans stelt als voorwaarde dat hij een model mag kopen voor maximaal 2.000 euro. Freek koopt een brommer van 4.500 euro. Bij thuiskomst blijkt de vader niet zo blij te zijn met de aankoop. Kan de vader van Freek in zijn hoedanigheid als wettelijke vertegenwoordiger de koopovereenkomst vernietigen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 7

Mevrouw Feenstra is 68 jaar en haar buurman heeft een kennel met honden.  Door een motorisch gebrek aan een van de acherpoten van een hond is hij afgekeurd als renhond. Brends weet dat dit zal leiden tot verlamming. Op een dag benadert hij mevrouw met de vraag

.....read more
Access: 
Public
WC6A burgerlijkrecht

WC6A burgerlijkrecht

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Ermes en Langerwef verkochten een machine voor het snijden van piepschuim aan Haviltex B.V. In de koopovereenkomst werd een beding opgenomen dat Haviltex de machine tot het einde van het jaar terug mocht geven. De koopovereenkomst zou dan ontbonden worden en Haviltex zou het betaalde bedrag terugkrijgen. In het midden van het jaar wilde Haviltex de machine teruggeven, zodat hij zijn geld terugkreeg. De verkopers accepteerde dit echter niet omdat Haviltex geen goede reden aangaf over waarom hij de machine terug wilde geven. De verkopers stelden dat zij niet hebben bedoeld dat de koopovereenkomst zonder goede reden ontbonden zou kunnen worden. Haviltex stelde dat er in het beding enkel stond dat de machine voor het eind van het jaar teruggegeven kon worden. In het beding stond niet dat voor de teruggave een goede reden vereist was. 

Vraag 1b

De HR oordeelde: de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.

Vraag 2

Ja, ondanks het feit dat men in beginsel van de taalkundige uitleg uit moet gaan, is er in casu sprake van een gewoonte die de contractovereenkomst aanvult. Deze overeenkomst met de clausule ‘te allen tijde’ dient te worden uitgelegd naar de Haviltex-norm, dus mochten partijen redelijkerwijs zo’n uitleg van die clausule verwachten. Het is niet de gewoonte om midden in de nacht de meterstand op te nemen, waardoor Laura de toegang kan weigeren op grond van art. 6:248 lid 1 BW.

Vraag 3a

Uit het Haviltex-arrest is gebleken dat niet alleen de taalkundige betekenis van belang is: de Hoge Raad oordeelde in dat arrest dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. ‘Er staat wat er staat’ gaat dus niet op. Daarnaast had Bot V.O.F. van Jaap verwacht dat hij de overeenkomst slechts zou ontbinden, als hij het einde van de overeenkomst niet zou halen. In casu was er sprake van agressiviteit, waar Bot V.O.F. niet op gerekend had, waardoor zij aanvoeren dat de overeenkomst niet kan worden ontbonden. Er moet dus ook met de bedoeling van partijen rekening worden gehouden, want alleen in geval van de dood van Gustav zou het beding op gaan, maar niet bij verkoop. Daarnaast moet ook op de rechtskennis van partijen worden gelet, tot welke maatschappelijke kringen zij behoren etc. Daarbij was Jaap dus veel deskundiger: als dit het was

.....read more
Access: 
Public
WC6B Burgerlijkrecht

WC6B Burgerlijkrecht

Antwoordindicatie

Vraag 1a

Nee, ontbinding kan alleen bij een wederkerige overeenkomst en een schenking is dat niet.  Dus art. 6:265 BW is niet van toepassing.  Hier is er slechts een verbintenis ten opzichte van de schenker; dus een eenzijdige overeenkomst.

Vraag 1b

6:265 BW moet er sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming, lid 2 maar voor zover tekortkoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, in dit geval kan de scooter nog steeds geleverd worden. Dus niet meteen ontbinden maar verzuim nodig. 6:81 zegt dat verzuim geldt gedurende de tijd dat de prestatie uitblijft en opeisbaar is. Hiernaast 6:82 BW, redelijke termijn van nakoming indien na deze termijn alsnog uitblijft is er sprake van verzuim. 6:83 lid 1 sub a BW; wanneer er sprake is van een fatale termijn is de schuldenaar direct in verzuim zonder ingebrekestelling. In casu is er sprake van een fataal termijn namelijk 1 juni, het verzuim treedt zonder i.g.b.s. in; dus vanaf 1 juni is Justus in verzuim. Eind juni is hij nog steeds in verzuim. Ruil is een wederkerige overeenkomst, art. 6:265 BW is dus van toepassing.

Vraag 2

Er is sprake van een tekortkoming namelijk het uitblijven van de schilderwerkzaamheden. Op grond van art. 6:265 lid 2 BW is ontbinding pas mogelijk wanneer Huizinga in verzuim is (art. 6:81 BW). De nakoming is namelijk niet blijvend of tijdelijk onmogelijk. Voordat verzuim intreedt, moet Huizinga ex art. 6:82 lid 1 BW schriftelijk in gebreke worden gesteld. In de casus staat dat Van Dijk dit mondeling heeft gedaan, dus Huizinga is nog niet in verzuim en daarom kan de overeenkomst nog niet worden ontbonden. Van Dijk moet dus schriftelijke aanmaning sturen waar hij nog een redelijke termijn voor de nakoming geeft, als die termijn is afgelopen en er is niet nagekomen dan kan er ontbonden worden.

Vraag 3

 Er is in dit geval sprake van gevolgschade. De pennen zijn al geleverd en hebben al schade aangericht, waardoor er geen goede nakoming meer mogelijk is door de handelaar. Er is sprake van een (onbehoorlijke) tekortkoming in de nakoming art. 6:74 want de pennen werken niet goed. Nakoming is in dit geval blijvend onmogelijk, waardoor verzuim niet nodig is. De handelaar voert het niet in verzuim zijn dus onjuist aan. De bijkomende schade kan niet worden hersteld door alsnog goed na te komen. Omdat deze nakoming niet langer meer mogelijk is, heeft de schooldirecteur recht op een schadevergoeding (art. 6:74 BW).

Zie arrest Fisser/Tycho: schade die je al hebt veroorzaakt kan niet worden opgeheven door alsnog op een juiste manier na te komen.

Vraag 4a

De meubelzaak kan zich beroepen op het opschortingsrecht ex art. 6:262 BW. Het is een wederkerige overeenkomst, met een gedeeltelijke nakoming (art. 6:262 lid 2 BW), dit vereist wel dat de opschorting te rechtvaardigen moet zijn. Je mag alleen maar je eigen verbintenis opschorten als dat wat je van de wederpartij zou krijgen opeisbaar is. Als is afgesproken dat jij als eerste zal nakomen, is het dus niet opeisbaar tot

.....read more
Access: 
Public
Follow the author: lisacelineh
More contributions of WorldSupporter author: lisacelineh:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1364