Oefententamens Verbintenissenrecht - UU
- 3927 keer gelezen
Lees eerst de vragen onder de navolgende tekst en vervolgens de tekst zelf.
Feiten
Door het zinken van het motorschip Arista na een aanvaring in het Schelde-Rijnkanaal op 2 okt. 2014, raakt het kanaal gestremd. Rijkwaterstaat (RWS) stelt de eigenaar van de Arista aansprakelijk en sommeert deze tot berging van wrak en lading. Op 3 okt. 2014 vraagt expert Hendriksen namens de verzekeraar van de Arista aan drie bergingsbedrijven (waaronder Doornbos N.V.) om offertes voor de berging. In de avond van 3 okt. 2014 vindt ten kantore van RWS een bespreking plaats tussen medewerkers van RWS (o.a. Bloemkool) en Hendriksen over de (technische aanpak van de) berging en de drie offertes. Doornbos N.V. offreert voor een bedrag ad €250.000,-. Tijdens het gesprek meldt Hendriksen dat de verzekeraar van de Arista niet garant staat voor de bergingskosten, waarop RWS besluit de berging zelf ter hand te nemen.
Kort voor het einde van de bespreking belt Hendriksen met Klabbers (Doornbos N.V.). Ook Bloemkool (RWS) heeft tijdens dit telefoongesprek indirect — want via Hendriksen — contact met Klabbers en geeft zijn e-mailadres aan hem door. De volgende ochtend bestelt Doornbos N.V. een duikteam om onderzoek te doen naar de toestand van de Arista. Klabbers reist met een collega naar de Arista af. Rond 12.00 uur neemt Klabbers telefonisch contact op met een andere medewerker van RWS, die stelt dat Doornbos N.V. geen opdracht van RWS heeft om de Arista te bergen en dat de kosten die Doornbos N.V. maakt voor haar eigen rekening zijn. Nog dezelfde dag bevestigt Doornbos N.V. haar aanbieding voor de berging per mail aan Bloemkool (RWS). Later die dag mailt RWS aan Doornbos N.V. geen gebruik te zullen maken van haar offerte. RWS geeft de opdracht aan een ander bergingsbedrijf.
Procedure
De Rechtbank hoort op verzoek van Doornbos N.V. in een voorlopig getuigenverhoor meerdere getuigen. Stellende dat RWS haar tijdens de bespreking van 3 okt. 2014 mondeling opdracht voor de berging heeft gegeven en dat RWS door deze overeenkomst niet na te komen toerekenbaar tekort is geschoten, dagvaardt Doornbos N.V. RWS tot betaling van een schadevergoeding ad €94.000,-.
Overwegingen Rechtbank
Nu de afgelegde verklaringen t.a.v. de vraag of een opdracht voor de berging is verleend lijnrecht tegenover elkaar staan, moet worden beoordeeld of aan een of meer van die verklaringen doorslaggevend gewicht kan worden toegekend. De medewerkers van RWS hebben een zeker eigen belang bij de door hen voorgestane versie van gebeurtenissen opde bewuste avond, zodat zij als partijgetuigen zijn aan te merken. Daarom moet aan de verklaringen van de onafhankelijke getuigen zoals Hendriksen meer gewicht worden toegekend.
De in allerijl georganiseerde bespreking vond plaats binnen een context waarin de Arista een belangrijke vaarroute blokkeerde en het voor RWS van groot belang was dat schip en lading op de kortst mogelijke termijn en veilig zouden worden verwijderd. Er was politieke druk om snel met de berging te beginnen; de plotse weigering van de verzekeraar voor de kosten garant te staan vormde een obstakel daarvoor en kon voor ongewenste vertraging zorgen. De verklaring van de onafhankelijke getuige Hendriksen over het met Klabbers (Doornbos N.V.) gevoerde telefoongesprek sluit aan bij de verklaring van Klabbers daarover en maakt voldoende aannemelijk dat RWS haast wilde maken met het bergen van de Arista en in de nacht van 3 op 4 okt. 2014 uiteindelijk Doornbos N.V. hiermee heeft belast.
Een andere aanwijzing daarvoor is dat Doornbos N.V. de volgende ochtend een duikteam heeft besteld voor een inspectie van de Arista en dat Klabbers samen met een collega naar het schip is afgereisd. Niet goed valt in te zien dat Doornbos N.V. die handelingen zou verrichten en hiervoor kosten zou maken, als zij niet daadwerkelijk (via Hendriksen) van RWS te horen had gekregen dat zij opdracht voor het bergen van de Arista had gekregen. Het verweer van RWS dat Bloemkool niet bevoegd was namens RWS een opdracht te verstrekken, omdat de bevoegdheid daartoe bij de afdeling Programma’s, Projecten Onderhoud (PPO) van RWS berust en voor de berging een (spoed)aanbestedingsprocedure bij het PPO moest worden gevolgd, faalt.
Uit de volgende voor risico van RWS komende feiten en omstandigheden kan de schijn van bevoegdheid worden afgeleid: (a) de spoedeisende context van de blokkade door de Arista van een belangrijke vaarroute, waarin bij RWS een in allerijl georganiseerde bespreking plaatsvond over de offertes voor en de technische aanpak van de berging; (b) Bloemkool nam in zijn functie van afdelingshoofd SLU District Zee en Delta Zuid van RWS aan de bespreking deel; (c) Bloemkool heeft, nadat RWS had besloten zelf de berging ter hand te nemen, via Hendriksen contact opgenomen met Doornbos N.V. met de vraag of zij onder dezelfde voorwaarden als aangeboden aan de verzekeraar bereid was aan RWS te offreren; (d) Doornbos N.V. is tijdens dit gesprek niet op de hoogte gesteld van de bevoegdheidsbeperkingen van Bloemkool en/of de uitsluitende bevoegdheid van PPO, en Doornbos N.V. kon ook niet anderszins weten of vermoeden dat Bloemkool niet bevoegd was opdracht voor de berging te geven. Doornbos N.V. mocht er daarom op vertrouwen dat Bloemkool bevoegd was, zodat zelfs als Bloemkool niet bevoegd was de overeenkomst voor de berging namens RWS te sluiten, RWS o.g.v. art. ... BW wel aan die overeenkomst is gebonden. Nu RWS was gebonden aan de mondeling met Doornbos N.V. gesloten overeenkomst, is hij toerekenbaar tekortgeschoten door de berging niet aan Doornbos N.V. te gunnen. RWS is daarom jegens Doornbos N.V. aansprakelijk voor de schade, bestaande uit de winstderving. Deze schade wordt op de voet van art. 6:97 BW geschat op €50.000,-.
(4 punten) In de laatste alinea moet nog een wetsartikel (+ lid) worden ingevuld. Welk? NB Volstaan kan worden met het noemen van het wetsartikel (+ lid).
(10 punten) Hoe valt het oordeel van de rechtbank dat er gebondenheid is ontstaan, te rijmen met de vereisten die in het onder subvraag a bedoelde wetsartikel worden gesteld?
(8 punten) Stel dat de rechtbank tot de conclusie was gekomen dat Doornbos N.V. er niet op had mogen vertrouwen dat zij binnen RWS met de juiste persoon had onderhandeld, zou Doornbos N.V. haar schade dan in beginsel op Bloemkool persoonlijk kunnen verhalen? Bespreek twee rechtsgronden.
Geïnspireerd door de recente prestaties van Max Verstappen, gaat Frank (20 jaar, onervaren karter) op vrijdagavond met een aantal vrienden naar Kart Smart BV. Op vrijdagavond is het vrij rijden, waarbij het iedereen (vanaf 12 jaar, ongeacht ervaring en rijvaardigheid) is toegestaan een kart te huren en over het circuit te rijden. Kart Smart vereist dat deelnemers een veiligheidshelm en een overall dragen, maar geeft verder geen rij- en veiligheidsinstructies. Tijdens het vrij rijden wordt geen toezicht gehouden op de op sommige plaatsen onoverzichtelijke kartbaan. De chicane (een S-bocht) is in dat opzicht een van de lastigste punten op het circuit. Tijdens wedstrijden en trainingen staan er vrijwilligers bij de chicane, die een vlag opsteken als zich een gevaarlijke situatie voordoet; tijdens het vrij rijden is dat niet het geval. Frank heeft veel plezier in het karten en durft steeds harder te rijden. Op enig moment vliegt hij uit de S-bocht en moet hij uitstappen om zijn kart weer op het circuit te krijgen.
Zodra hij zijn kart de baan opduwt, komt Sharon (18 jaar, ervaren kartster) met flinke snelheid aanrijden. Sharon knalt vol op de kart van Frank, die zelf nog net op tijd heeft kunnen wegspringen. Sharon’s kart wordt gelanceerd en belandt ondersteboven op de baan. Sharon zelf wordt uit de kart geslingerd en valt zodanig hard op de grond dat zij haar rechterarm, haar rechterbeen en haar rug breekt, en veel kneuzingen, verwondingen en een zware hersenschudding oploopt. De revalidatie zal naar schatting zeker twee jaar duren. Sharon stelt Kart Smart aansprakelijk voor de door haar geleden schade. Kart Smart voert op haar beurt het volgende aan. Zij heeft zowel op de muur van de receptie (waar deelnemers onder meer betalen) als op de muur van het indoorgedeelte van het circuit met grote letters een (bondig) baanreglement laten schilderen. Op beide muren staat onder andere de volgende bepaling:
“Het gebruik van het circuit van Kart Smart is geheel voor eigen risico. Kart Smart sluit elke vorm van aansprakelijkheid uit.”
In de pits, waar deelnemers hun kart krijgen toegewezen, staat bovendien een groot geel bord met:
“Waarschuwing: het rijden op de kartbaan is geheel voor eigen risico!”
Deelnemers zijn verplicht om bij betaling voorafgaand aan het karten een formulier in te vullen met hun persoonsgegevens. Op dit formulier staat onder meer het volgende:
“Door ondertekening van dit document verklaart de deelnemer bekend te zijn met het baanreglement.”
De medewerkers van de kartbaan vertellen desgevraagd dat zij nooit iemand op het baanreglement wijzen, omdat zij ervan uitgaan dat het op de muren geschilderde baanreglement zo opvalt, dat het niemand kan ontgaan. Als Sharon vergoeding vordert van Kart Smart voor de door haar geleden schade, beroept de kartbaan zich erop dat zij elke vorm van aansprakelijkheid heeft uitgesloten.
(7 punten) Kan Sharon met succes stellen dat de bepaling waarin Kart Smart iedere aansprakelijkheid uitsluit, geen deel uitmaakt van de overeenkomst tussen haar en Kart Smart?
20 punten) Bespreek twee andere wijzen waarop Sharon zich mogelijk (ook) zou kunnen verweren tegen toepassing van de bepaling waarin Kart Smart iedere aansprakelijkheid uitsluit.
Gedurende het eerste jaar van Sharon’s revalidatie zal zij intensief verzorgd moeten worden. Haar ouders hebben deze taak op zich genomen en zullen ieder één dag in de week minder gaan werken om Sharon te kunnen verzorgen.
(8 punten) Gesteld dat Kart Smart aansprakelijk is, kunnen de ouders dan met succes de kartbaan aanspreken voor vergoeding van de financiële gevolgen van de verminderde arbeidstijd en/of de uren waarin zij zorg verlenen aan hun dochter?
Operator, een bekende keten van telefoonwinkels, verkoopt o.a. het toestel type Space Block van de fabrikant Superstar en biedt daarbij abonnementen aan. Hendrik, een tweedejaars rechtenstudent en fervent fan van Superstar-telefoons, heeft als een van de eersten een abonnement van €35,- euro per maand genomen, waarbij de kosten voor aanschaf van deze nieuwe telefoon zijn inbegrepen. Hij verwacht de Space Block vanwege het iets grotere formaat ook als tablet te kunnen gebruiken.
Tijdens een werkgroep voelt Hendrik een warm gevoel in zijn borstzak ontstaan en korte tijd later begint zijn jasje te smeulen. De telefoon blijkt vlam te hebben gevat. Hendrik gooit de telefoon uit het raam en rent naar de wc’s om de vlammen op zijn jasje te doven, maar hij kan niet voorkomen dat hij lichte brandwonden oploopt. Zijn jasje met een winkelwaarde van €100,- is geruïneerd en als gevolg van de aan hem op de Spoedeisende Hulp in het ziekenhuis verleende zorg moet hij voor deze zorgkosten € 385,- aan eigen risico betalen.
(22 punten) Wie is (zijn) aansprakelijk voor de door Hendrik geleden letselschade en de schade aan zijn jasje?
Op internet doet het verhaal van het vlam vatten van de Space Block al snel de ronde. Julia, die een heel ander merk telefoon (inclusief abonnement) bij Operator heeft gekocht, vertrouwt ook haar toestel niet langer. Zij laat aan de winkel weten dat zij het abonnement tegen een gereduceerd tarief wil voortzetten, maar dat zij zelf voor een andere telefoon zal zorgen. Operator gaat hier niet mee akkoord, omdat met het toestel van Julia niets mis is.
(6 punten) Uit de voor dit vak voorgeschreven artikelen blijkt dat Julia - ook al is er met haar telefoon niets mis - rechtens gezien een mogelijkheid heeft om het door haar gewenste resultaat te bereiken. Leg globaal uit op welke mogelijkheid wordt gedoeld (wetsartikelen en namen van arresten hoeven niet te worden genoemd).
Zoals valt te lezen in de voor dit vak voorgeschreven stof is er altijd kritiek geweest op het onderscheid tussen shockschade en affectieschade, omdat dit onderscheid niet of heel lastig zou zijn te maken. Op dit moment ligt het wetsvoorstel inzake vergoeding van affectieschade bij de Eerste Kamer. Naar verwachting zal het voorstel worden aangenomen en zal de betreffende wet in de loop van 2018 in werking treden. Betekent inwerkingtreding van deze wet dat het onderscheid tussen shockschade en affectieschade vanaf dat moment niet meer behoeft te worden gemaakt?
Art. 3:61 lid 2 BW.
Art. 3:61 lid 2 BW spreekt over een verklaring of gedraging van de achterman (hier: RWS) waardoor de derde (hier: Doornbos) mocht vertrouwen dat er een toereikende volmacht aan de tussenpersoon (hier: Bloemkool) was verstrekt. In casu is van zo’n expliciete verklaring of gedraging van RWS geen sprake. Zoals ook uit deze uitspraak blijkt is in de jurisprudentie echter inmiddels aanvaard dat art. 3:61 lid 2 BW in die zin een ruime uitleg behoeft dat ook uit feiten en omstandigheden die voor risico van de achterman komen, de schijn van bevoegdheid kan ontstaan (zie HR ING/Bera). De rechtbank overweegt dat van dergelijke voor risico van RWS komende feiten en omstandigheden sprake is, bijv. de in allerijl georganiseerde bespreking en het feit dat Bloemkool als afdelingshoofd aan deze bespreking deelnam.
Bloemkool kan alsdan aansprakelijk worden gesteld ex art. 3:70 BW, omdat hij jegens Doornbos instaat voor het bestaan van de volmacht. Voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) is meer nodig. Het onbevoegdelijk handelen in naam van een ander kan slechts als onrechtmatig worden aangemerkt indien het geschiedt op een wijze of gepaard gaat met omstandigheden, waaruit voortvloeit dat het optreden van de onbevoegde vertegenwoordiger in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als Bloemkool willens en wetens en in zijn eigen belang een niet bestaande volmacht heeft gesuggereerd. Zie HR Globe/Provincie Groningen.
Het gaat in casu om een algemene voorwaarde. De bepaling is immers opgesteld om in meer overeenkomsten te worden opgenomen (die met andere klanten van Kart Smart) en betreft niet de kern van de prestatie; art. 6:231 sub a BW. Sharon kan niet met succes stellen dat het exoneratiebeding geen deel uitmaakt van de overeenkomst. Zij heeft immers haar handtekening gezet op een formulier waarop werd verwezen naar de algemene voorwaarden. Om die reden maken ook de algemene voorwaarden deel uit van de overeenkomst; zij heeft het aanbod van Kart Smart inclusief algemene voorwaarden aanvaard; art 6:217 BW jo. 6:232 BW.
Vernietiging mogelijk ex art. 6:233 sub b jo. art. 6:234 BW?
Heeft Sharon wel voldoende mogelijkheid gekregen om van de algemene voorwaarden kennis te nemen; art. 6:233 sub b jo. art. 6:234 BW? In de tekst van art. 6:234 BW wordt in beginsel gesproken van terhandstelling. Dat is in casu niet gebeurd. In HR Geurtzen/Kampstaal heeft de Hoge Raad echter overwogen dat de wederpartij zich tegenover de gebruiker ook niet op vernietigbaarheid van een beding in algemene voorwaarden kan beroepen, wanneer hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn . Dat is ook het geval als het gaat om een eenvoudige exoneratieclausule die in een bedrijfsruimte op duidelijke wijze aan klanten wordt gepresenteerd. Aangenomen mag worden dat de waarschuwing dat het rijden geheel voor eigen risico was, voldoende duidelijk op de muur/het bord naar voren kwam. Vernietiging op deze grond is dus niet mogelijk.
Vernietiging mogelijk ex art. 6:233 lid 1 jo. 6:237 sub f BW?
Is dit exoneratiebeding onredelijk bezwarend; art. 6:233 sub a BW? Het gaat in casu om een overeenkomst met een natuurlijk persoon, Sharon handelt immers niet beroeps- of bedrijfsmatig. Zij kan zich derhalve op art. 6:237 sub f BW beroepen, waarin staat dat een exoneratiebeding ten opzichte van een natuurlijk persoon wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Of het Kart Smart zal lukken om dit vermoeden te weerleggen, is twijfelachtig, nu uit de casus naar voren komt dat een deel van de baan (de chicane) mogelijk zo gevaarlijk was dat daar ook tijdens het vrij rijden door Kart Smart toezicht had moeten worden gehouden. Het beding kan derhalve op grond van art. 6:233a BW vermoedelijk vernietigd worden.
De ouders van Sharon zijn derden: ten opzichte van hen is geen tekortkoming geweest/niet onrechtmatig gehandeld. Dat betekent dat zij in beginsel niet met succes hun eigen schade kunnen claimen. Art. 6:107 BW vormt hierop een van de uitzonderingen. Voor het verzorgen van Sharon, die lichamelijk letsel heeft opgelopen, hebben de ouders op grond van dit artikel recht op schadevergoeding ter hoogte van het bedrag dat Sharon zelf uitgegeven zou hebben als zij door een professionele hulp was verpleegd (zgn. verplaatste schade). Dat betekent dat zij geen volledige vergoeding zullen krijgen voor hun gederfde inkomen.
Fabrikant Superstar
Superstar is als producent van de telefoon ex art. 6:185 BW aansprakelijk, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. De telefoon is een roerende zaak (art. 6:187 BW) met een veiligheidsgebrek (6:186 BW): je hoeft immers niet te verwachten dat een telefoon gevaarlijk is omdat hij in brand kan vliegen. De schade die wordt gedekt is in ieder geval het door Peter betaalde bedrag van 385 euro; art. 6:190 lid 1 sub a BW (schade door lichamelijk letsel, in casu brandwonden). De 100 euro voor het jasje is weliswaar gevolgschade in de zin van art. 6:190 lid 1 sub b BW, maar valt onder de franchise en komt dus niet voor vergoeding door de producent in aanmerking.
Operator
Tussen Operator en Hendrik is sprake van een consumentenkoopovereenkomst. Hendrik koopt de telefoon immers niet in het kader van enige beroeps- of bedrijfsuitoefening en Operator is een bedrijfsmatig handelende wederpartij; art. 7:5 BW. Operator heeft aan Hendrik een non-conform product geleverd; art. 7:17 BW. De telefoon beantwoordt immers niet aan de overeenkomst, nu Hendrik niet behoefde te verwachten dat zijn telefoon in brand zou vliegen. Ex art. 7:24 BW lid 1 heeft Hendrik jegens Operator in beginsel recht op schadevergoeding, mits aan de vereisten van art. 6:74 BW is voldaan. Er is sprake van een tekortkoming (non-conformiteit) waardoor (causaal verband) Hendrik schade heeft geleden. De tekortkoming kan aan Operator worden toegerekend op grond van de in het verkeer geldende opvattingen; art. 6:75 BW. Behoorlijke nakoming is blijvend onmogelijk (de schade heeft zich al voorgedaan), dus verzuim van Operator is niet vereist. Aan de vereisten van art. 6:74 BW is dus voldaan.
Art. 7:24 lid 2 BW stelt echter dat de verkoper in beginsel niet aansprakelijk is, als een producent ex art. 6:185 BW met succes aansprakelijk kan worden gesteld. De schade ten gevolge van het lichamelijk letsel hoeft de verkoper dus niet te vergoeden. De 100 euro voor het jasje moet door hem wel worden vergoed vanwege de eerder genoemde franchisebepaling; zie art. 7:24 lid 2 sub c BW.
Conclusie
De producent is aansprakelijk voor vergoeding van de letselschade (€385); de verkoper voor de schade aan het jasje (€100).
In casu is sprake van een all-inprijs: er wordt niet alleen per maand betaald voor het abonnement, maar ook voor het toestel. De Hoge Raad kwalificeert het laatste onderdeel van de overeenkomst als huurkoop. Ingeval van huurkoop moet van de zijde van de verstrekker aan een inlichtingenplicht worden voldaan. Deze plicht strekt ter bescherming van de consument. Omdat jegens Julia niet aan deze plicht is voldaan, kan zij de overeenkomst ter zake van de (huur)koop van het toestel vernietigen. Zie de artikelen van Spanjaard.
Dat is niet het geval. Shockschade en affectieschade verschillen in een aantal opzichten. Ten eerste moet bij shockschade (gegeven het feit dat aan de andere vereisten is voldaan) sprake zijn van geestelijk letsel; HR Taxibus. Dat is bij affectieschade niet het geval. Maar als aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van shockschade is voldaan, dan heeft de betreffende persoon in beginsel recht op vergoeding van zowel materiële schade (denk bijv. aan psychiatrische behandelingskosten) als immateriële schade. Bij affectieschade is slechts sprake van een vergoeding voor immateriële schade. De vergoeding van deze laatste schadepost is daarbij ook nog eens - anders dan bij shockschade - aan een plafond gebonden. Het gaat bij affectieschade immers om vastgestelde bedragen.
Bovendien is de kring van personen die aanspraak kan maken op shockschade, in beginsel niet dezelfde als die met betrekking tot affectieschade. Bij affectieschade gaat het in principe om een vastgestelde groep waarvan de wetgever veronderstelt dat zij in een affectieve relatie tot het slachtoffer staat; voor shockschade zou in beginsel ook iemand zonder een dergelijke affectieve relatie in aanmerking kunnen komen. De Hoge Raad overweegt immers in het Taxibus-arrest (r.o. 4.3), dat de heftige schok zich met name kan voordoen bij iemand tot wie het gedode of gewonde slachtoffer in een nauwe affectieve relatie staat. Zij zou zich dus ook kunnen voordoen bij iemand bij wie dat niet het geval is.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens bruikbaar bij het vak Verbintenissenrecht, Rechtsgeleerdheid jaar 2, Universiteit Utrecht.
Verbintenissenrecht - B2 - Rechten - UU - Tentamen 2018/2019
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1964 |
Add new contribution