TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 1


Vragen

Vraag 1

Welke van de onderstaande maten kan worden berekend uit de five-number summary (vijf-getallen-samenvatting)?

  1. Het gemiddelde
  2. De interkwartiele range
  3. De standaarddeviatie
  4. De variantie

Vraag 2

Persoon X heeft veel oefententamens van statistiek gemaakt. Hierdoor begrijpt X de stof goed en haalt het tentamen. De variabele ‘aantal uren studeren’ is een voorbeeld van een

  1. Afhankelijke variabele
  2. Normaal verdeelde variabele
  3. Onafhankelijke variabele
  4. Kwalitatieve variabele

Vraag 3

Een docent heeft een stemplot (stam-en-bladdiagram) gemaakt van het aantal punten dat iedere leerling op het tentamen statistiek (schaal 0-100) heeft gehaald. Uit het stemplot blijkt dat de modus gelijk is aan 61. Welke van de onderstaande stemplots zou hierop van toepassing kunnen zijn?

A.

3      8

4      2     8

5      4     5      6      7

6      1          1          1    6

7       3          3        8     8

8      0     2      2      5      9

9          3          5          9

B.

3      8

4      2     3      8

5       4      5       5       5

6       0      0       1       6

7      3     3      8      8      9

8          0          2          5

9      3     5      9

C. Geen van de bovenstaande stemplots zou van toepassing kunnen zijn.

D. Beide stemplots zouden van toepassing kunnen zijn.

Vraag 4

Met behulp van welke figuur kun je het beste zien of de scores op een variabele normaal verdeeld zijn?

  1. Q-Q plot
  2. Staafdiagram
  3. Tijddiagram
  4. Histogram

Vraag 5

Van een groep eerstejaars Psychologiestudenten zijn de tentamencijfers voor Statistische modellen 1 bekend. De five-number summary van deze tentamencijfers is als volgt:

4          5          6          7          9

Welke bewering is waar?

  1. De scores boven de modus zijn minder verspreid dan de scores onder de modus.
  2. De scores boven de modus zijn meer verspreid dan de scores onder de modus.
  3. De scores boven de mediaan zijn minder verspreid dan de scores onder de mediaan.
  4. De scores boven de mediaan zijn meer verspreid dan de scores onder de mediaan.

Vraag 6

Wat valt niet uit een boxplot af te leiden, wanneer de variabele scheef verdeeld is?

  1. Het gemiddelde
  2. De mediaan
  3. De interkwartiele range
  4. Het minimum

Vraag 7

De scores van 400 proefpersonen op een intelligentietest hebben een gemiddelde van 300 en een standaarddeviatie van 30. De onderzoeker wil de scores lineair transformeren zodat het gemiddelde 100 is en de standaarddeviatie 15. Wat moet de onderzoeker doen?

  1. Alle scores delen door 2.
  2. Alle scores delen door 3.
  3. Alle scores delen door 2 en er 50 vanaf trekken.
  4. Alle scores delen door 2 en er 100 vanaf trekken.

Vraag 8

Welke van de onderstaande beweringen is/zijn waar?

Stelling 1: De standaarddeviatie is resistent

Stelling 2: De standaarddeviatie is nul wanneer er geen uitbijters zijn

  1. Alleen bewering I is waar.
  2. Alleen bewering II is waar
  3. Beide beweringen zijn waar
  4. Beide beweringen zijn niet waar

Vraag 9

De verdeling van huizenprijzen blijkt rechtsscheef verdeeld te zijn. De gemiddelde huizenprijs is 223500 euro. Dan is de mediaan

  1. Lager dan 223500
  2. Gelijk aan 223500
  3. Hoger dan 223500
  4. Daar kan op basis van deze gegevens geen uitspraak over worden gedaan

Vraag 10

Van een test is bekend dat deze een gemiddelde heeft van 100 en een standaarddeviatie van 30. Een onderzoeker wil de scores zodanig transformeren, dat de standaarddeviatie 15 wordt, maar het gemiddelde gelijk blijft aan 100. Met welke van de onderstaande transformaties zal hij dit bereiken?

  1. Y = 0.50X
  2. Y = 0.50X + 50
  3. Y = 2X
  4. Dat is niet mogelijk

Vraag 11

Gegeven is een five-number summary met de volgende getallen: 20, 25, 28, 35 en 55. Welke van de volgende scores zou volgens het 1.5*IQR-criterium als uitbijter worden aangemerkt?

  1. 15
  2. 55
  3. Zowel 1 als 55
  4. Geen van de bovenstaande

Vraag 12

Een onderzoeker wil zijn data set beschrijven met twee samenvattingsmaten: een centrummaat en een spreidingsmaat. Waar kan de onderzoeker het beste voor kiezen, als hij de data set wil beschrijven met zo robuust mogelijke maten?

  1. Gemiddelde en standaarddeviatie
  2. Gemiddelde en IQR
  3. Mediaan en standaarddeviatie
  4. Mediaan en IQR

Vraag 13

Een onderzoeker heeft van 500 mensen gegevens verzameld over het maandelijks bruto-inkomen en de benzinekosten per maand. Op basis van de verzamelde gegevens maakt de onderzoeker het Q-Q plot. Op de verticale as staat het bruto inkomen van 0 tot 200. Op de horizontale as staat de z-score van -2 tot 2. Er is een lijn getrokken van punt (0,-1) tot punt (150, 2). De stippen liggen rondom de lijn.  Welke van de volgende conclusies is juist?

  1. Het bruto-inkomen correleert sterk met de maandelijkse benzinekosten
  2. Het bruto-inkomen lijkt normaal verdeeld
  3. Het bruto-inkomen correleert niet sterk met de maandelijkse benzinekosten
  4. Het bruto-inkomen lijkt niet perfect normaal verdeeld

Vraag 14

Een onderzoeker heeft gegevens verzameld over de leefsituatie van studenten en deze opgedeeld in de volgende categorieën: zelfstandig (studio), samenwonend met partner, samenwonend met andere studenten (studentenhuis), bij ouders. De onderzoeker wil de verzamelde gegevens grafisch weergeven. Welke figuur kan hij hiervoor het beste gebruiken?

  1. Boxplot
  2. Stemplot
  3. Staafdiagram
  4. Spreidingsdiagram

Vraag 15

In een internationaal onderzoek over meerdere landen bij mannen en vrouwen wordt gekeken in hoeverre het bruto-inkomen voorspeld kan worden aan de hand van het opleidingsniveau. Wat is hier de onafhankelijke variabele?

  1. Nationaliteit
  2. Geslacht
  3. Bruto-inkomen
  4. Opleidingsniveau

Vraag 16

Wat betekent een interkwartielrange (IQR) van 16?

  1. Dat de middelste 50% van de scores verspreid liggen over een schaalbreedte van 4 punten.
  2. Dat de middelste 50% van de scores verspreid liggen over een schaalbreedte van 8 punten.
  3. Dat de middelste 50% van de scores verspreid liggen over een schaalbreedte van 16 punten.
  4. Dat de middelste 50% van de scores verspreid liggen over een schaalbreedte van 32 punten.

Vraag 17

Van 1500 kinderen is gemeten hoe lang zij erover doen om een bepaalde tekst te schrijven. Er wordt aangenomen dat de variabele ‘tijd’ normaal verdeeld is in de populatie. Uit een aselecte steekproef van 2500 personen blijken 95% van de scores tussen de 5 en 9 minuten te liggen. Welke van de onderstaande uitspraken is waar?

I.          De standaarddeviatie in de steekproef zal hoogstwaarschijnlijk ongeveer 1 zijn.

II.         Het steekproefgemiddelde zal hoogstwaarschijnlijk ongeveer 7 zijn.

  1. Alleen bewering I is waar.
  2. Alleen bewering II is waar
  3. Beide beweringen zijn waar
  4. Beide beweringen zijn niet waar

Vraag 18

Gegeven zijn de scores op variabel X. Een onderzoeker wil de ruwe scores lineair transformeren door ze te vermenigvuldigen met 1 en er daarna 20 bij op te tellen. Wat verandert er door deze transformatie wel, en wat niet?

  1. De vorm van de verdeling van scores en het gemiddelde veranderen niet, maar de standaarddeviatie wordt 20 punten groter.
  2. De vorm van de verdeling van scores en de standaarddeviatie veranderen niet, maar het gemiddelde wordt 20 punten hoger.
  3. De vorm van de verdeling van scores verandert niet, maar het gemiddelde en de standaarddeviatie worden 20 punten hoger.
  4. De vorm van de verdeling van scores zal meer normaal verdeeld zijn, het gemiddelde en de standaarddeviatie worden 20 punten hoger.

Vraag 19

In een vragenlijst staat het volgende item: ‘Hoe vaak heb je afgelopen week je haar gewassen’. Het is een MC-vraag met de volgende antwoordmogelijkheden: 1 = niet, 2 = één keer, 3 = twee keer, 4 = drie keer, 5 = vier keer of vaker. Wat is het hoogst zinvolle meetniveau van deze variabele?

  1. Nominaal
  2. Ordinaal
  3. Interval
  4. Ratio

Vraag 20

Van 800 random geselecteerde studenten is bekend welke sport zij (primair) beoefenen. De resultaten zijn weergegeven in onderstaand taartdiagram (pie chart). Op basis van deze gegevens, hoeveel studenten beoefenen er (ongeveer) rugby?
In een cirkel: voetbal (30%), rugby (7%), dansen (10%), fitness (13%), tennis (15%) en vollybal (25%).

  1. 7
  2. 56
  3. 80
  4. 560

Vraag 21

Van 500 deelnemers aan een concert van Justin Bieber is de leeftijd weergegeven in onderstaande tabel. Wat is de mediaan van de leeftijd?

Leeftijd:                      9          10        11        12        13        14        15        16        22

Aantal deelnemers:    32        83        90        100      87        32        16        56        4

  1. 11
  2. 11,5
  3. 12
  4. 12,2

Vraag 22

Er zijn drie kinderen van 1, 3 en 5 jaar in een kamer. Als er een 3-jarig kind de kamer binnenkomt, wat gebeurt er dan met het gemiddelde en de variantie?

  1. Het gemiddelde blijft gelijk, maar de variantie wordt groter
  2. Het gemiddelde blijft gelijk, maar de variantie wordt kleiner
  3. Het gemiddelde en de variantie blijven beide gelijk
  4. Het gemiddelde en de variantie worden beide kleiner

Vraag 23

Een docent statistiek geeft een tentamen aan 5 studenten. Hij komt tot de volgende cijfers: 4, 6, 7, 7, 8. Wat is de variantie voor deze scores?

  1. 0
  2. 0.76
  3. 1.40
  4. 2.30

Vraag 24

Wanneer kun je beter gebruiken maken van de five-number summary (vijf-getallen samenvatting) dan van het gemiddelde en de standaarddeviatie om de verdeling van een variabele te beschrijven?

  1. Nooit, het gemiddelde en de standaarddeviatie zijn altijd beter
  2. Als de verdeling van de variabele redelijk symmetrisch is
  3. Als de verdeling van de variabele sterk scheef verdeeld is met sterke uitbijters
  4. Als de verdeling van de variabele licht scheef verdeeld is zonder uitbijters

Vraag 25

Een random variabele X heeft een gemiddelde van 10 en een standaarddeviatie van 2. De variabele X wordt vermenigvuldigd met 2 om zo een nieuwe variabele Y te maken: Y = 2X. Wat is de variantie van de nieuwe variabele Y?

  1. 2
  2. 4
  3. 16
  4. 32

Vraag 26

Uit een onderzoek blijkt dat mensen die meer bier drinken, minder vaak ziek zijn. Ook blijkt dat mensen die meer bier drinken, vaker sinaasappelsap drinken. De variabelen “sinaasappelsap drinken” en “bier drinken” zijn ………. variabelen als verklaring voor minder ziek zijn.

  1. Scheve
  2. Normaal verdeelde
  3. Verklarende
  4. Verstrengelde (confounding)

Vraag 27

Een groep studenten denkt dat het drinken van sinaasappelsap zorgt voor lichamelijk herstel. Om dit te testen gaan zij wekelijks naar een bejaardentehuis waar zij de bewoners bezoeken en met hen praten onder het genot van een glaasje sinaasappelsap. Na enkele maanden zijn veel van de bewoners vrolijk en gezond. Wat is de verklarende variabele in dit onderzoek?

  1. Sinaasappelsap
  2. De woonsituatie (bejaardentehuis)
  3. De emotionele toestand van de bewoners
  4. Alle bovenstaande antwoorden

Vraag 28

In een grootschalig onderzoek in de V.S. worden verschillende variabelen gemeten. Welke van onderstaande variabelen is een nominale variabele?

  1. De staat waarin men woont
  2. De leeftijd van de respondent
  3. Het aantal mensen binnen het huishouden
  4. Het totale inkomen van het huishouden per jaar

Vraag 29

Om te onderzoeken in hoeverre de scores op twee variabelen gelijk zijn, kan men het beste gebruiken maken van

  1. De correlatie
  2. Kendall’s tau
  3. De interkwartiel afstand
  4. Het gemiddelde absolute verschil

Vraag 30

Kees heeft de scores van 10 personen op een test weergegeven in een stemplot. Nu wil Kees de figuur uitbreiden door onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen. Welke figuur kan hij hiervoor het beste gebruiken?

  1. Een staafdiagram
  2. Een histogram
  3. Een tijdsplot
  4. Een back-to-back stemplot

Antwoordindicatie

Vraag 1

B. De interkwartiele range is het derde kwartiel minus het eerste kwartiel, in formulevorm: IQR = Q3 – Q1

Vraag 2

C. De variabele ‘aantal uren studeren’ verklaart (deels) het wel of niet halen van het tentamen en is daarmee een onafhankelijke variabele (ook wel verklarende variabele genoemd). Dit zegt echter niks over de verdeling van een variabele, dus er kunnen op basis van deze gegevens geen uitspraken worden gedaan over de verdeling (bijvoorbeeld of de variabele normaal of scheef verdeeld is).

Vraag 3

B.  Bij de eerste stemplot is de mediaan (middelste waarde) 73 en de modus (meest voorkomende waarde) 61. Bij de tweede stemplot is de mediaan 66 en de modus 55.

Vraag 4

A.       

Vraag 5

D. De mediaan is 6. De minimum score is 4 en de maximum score is 9. Dit betekent dat de mogelijke waarden onder de mediaan variëren van 4-6 en boven de mediaan van 6-9. De spreiding boven de mediaan is dus groter dan de spreiding onder de mediaan. De five-number-summary geeft geen directe informatie over de modus.

Vraag 6

A. Een boxplot geeft de mediaan, eerste en derde kwartiel, en eventuele uitbijters weer. Wanneer een variabele niet (perfect) normaal verdeeld is, is het gemiddelde niet gelijk aan de mediaan en valt het gemiddelde dus niet rechtstreeks uit een boxplot af te leiden.

Vraag 7

C. Het vermenigvuldigen van iedere observatie met b (hier: 0.5) zorgt voor een vermenigvuldiging van zowel centrummaten (gemiddelde) als spreidingsmaten (variantie) met dat getal. Optellen/aftrekken van a bij iedere observatie zorgt voor het optellen/aftrekken van a bij centrummaten, maar verandert niets aan spreidingsmaten.

Vraag 8

D. De standaarddeviatie wordt beïnvloed door uitbijters en is dus niet resistent; een paar uitbijters kunnen de standaarddeviatie erg verhogen. De standaarddeviatie is nul wanneer er geen spreiding is, dat wil zeggen dat alle observaties dezelfde waarde hebben.

Vraag 9

A. Het gemiddelde wordt getrokken naar de kant waar de staart zit, want deze wordt relatief sterk beïnvloed door extreme scores. De mediaan wordt minder beïnvloedt door extreme scores, en ligt in dit geval dus lager dan het gemiddelde.

Vraag 10

B. Eerst de standaarddeviatie aanpassen. Dit geeft b = 0.5. Vervolgens alleen het gemiddelde nog aanpassen: 100 = 0.5*100 + a geeft a = 50

Vraag 11

B. De interkwartiel range (IQR) = 35 – 25 = 10
1.5*IQR betekent dus dat scores beneden (25 – 1.5*10) = 10 en boven (35 + 1.5*10) = 50 als uitbijter worden aangemerkt.

Vraag 12

D. Mediaan en IQR zijn relatief robuuste samenvattingsmaten

Vraag 13

D. Een Q-Q plot geeft aan in hoeverre er sprake is van een normale verdeling. De lijn loopt niet mooi diagonaal, dus alleen D is goed.

Vraag 14

C. Het gaat hier om een kwalitatieve (categorische) variabele. Deze kan het beste weergegeven worden met een staafdiagram. Alle andere figuren zijn alleen geschikt voor kwantitatieve (interval) variabelen.

Vraag 15

D. De onafhankelijke variabele is de variabele waarmee je de afhankelijke variabele probeert te verklaren.

Vraag 16

C.

Vraag 17

C. Als de populatie normaal verdeeld is, zal een aselecte steekproef van 500 personen dat hoogstwaarschijnlijk ook zijn. Volgens de 65-95-99.7 vuistregel omvatten 2 standaarddeviaties links en rechts van het gemiddelde 95% van de scores. Dus 1 standaarddeviatie is ongeveer 1. Het gemiddelde van de steekproef zal rond de 7 liggen       

Vraag 18

B.       

Vraag 19

B. Het gaat om categorieën, dus C en D vallen af. Omdat er wel een ordening in de categorieën zit, is ordinaal het hoogst zinvolle meetniveau.

Vraag 20

B.  7%, dus 0.07*800 = 56

Vraag 21

C. De mediaan is het (500+1)/2 = 250,5ste getal, dus het midden van getal 250 en 251. Dit getal ligt bij de leeftijd van 12 jaar.

Vraag 22

B. De waarneming die erbij komt is gelijk aan het gemiddelde, dus het gemiddelde blijft gelijk. De som van de gekwadrateerde verschillen is gelijk gebleven, maar doordat je deelt door een groter getal, wordt de variantie kleiner.

Vraag 23

B. Bereken eerst het gemiddelde. Bereken vervolgens de som van afwijkingen van iedere score ten opzichte van het gemiddelde en kwadraat deze som: (x − x)8 = (4 − 6.4)8 +(6 − 6.4)8 + (7 − 6.4)8 + (7 − 6.4)8 + (8 − 6.4)8 = (−2.4)8 + (−0.4)8 + (0.6)8 + (0.6)8 + (1.6)8 = 5.76 + 0.16 + 0.36 + 0.36 + 2.56 = 9.2. Vervolgens neem je daar de wortel van en deel je door n-1. Dus var = a. 9.2 = 0.76

Vraag 24

C.        

Vraag 25

C.

Vraag 26

D.       

Vraag 27

A.       

Vraag 28

A.       

Vraag 29

D. De correlatie en Kendall’s tau gaan over het verband tussen de variabelen; dit zegt niets over het verschil tussen scores. De interkwartielafstand zegt iets over de spreiding van de scores, ook hier kunnen geen uitspraken worden gedaan over het verschil/de overeenkomst tussen scores.

Vraag 30

D.

Bron

Deze TentamenTests zijn gebaseerd op de 9e druk van Introduction to the Practice of Statistics van Moore, McCabe & Craig

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Studiegids met oefen- en voorbeeldtentamens voor Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen

Oefen- en voorbeeldtentamens bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen

Inhoudsopgave

Nederlands:

  • TentamenTickets bij Statistiek 1A en 1B
  • Begrippenlijst bij het boek: Introduction to the Practice of Statistics van Moore, McCabe & Craig
  • TentamenTests met 30+ meerkeuzevragen bij Statistiek 1A en 1B - 1
  • TentamenTests met 15+ meerkeuzevragen bij Statistiek 1A en 1B - 2
  • TentamenTests met 5+ meerkeuzevragen bij Statistiek 1A en 1B - 3
  • TentamenTests met 15+ meerkeuzevragen bij Statistiek 1A en 1B - 4
  • TentamenTests met 15+ meerkeuzevragen bij Statistiek 1A en 1B - 5
  • TentamenTests met 5+ meerkeuzevragen bij Statistiek 1A en 1B - 6
  • TentamenTests met 2+ meerkeuzevragen bij Statistiek 1A en 1B - 7
  • TentamenTests bij het boek: Introduction to the Practice of Statistics van Moore, McCabe & Craig - 10e druk

Engels:

  • Study guide with practice exams for Statistics 1A and 1B at the University of Groningen
Access: 
Public
This content is also used in .....

Introduction to the Practice of Statistics - Moore & McCabe - 9e druk - Oefenmateriaal

TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 1

TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 1


Vragen

Vraag 1

Welke van de onderstaande maten kan worden berekend uit de five-number summary (vijf-getallen-samenvatting)?

  1. Het gemiddelde
  2. De interkwartiele range
  3. De standaarddeviatie
  4. De variantie

Vraag 2

Persoon X heeft veel oefententamens van statistiek gemaakt. Hierdoor begrijpt X de stof goed en haalt het tentamen. De variabele ‘aantal uren studeren’ is een voorbeeld van een

  1. Afhankelijke variabele
  2. Normaal verdeelde variabele
  3. Onafhankelijke variabele
  4. Kwalitatieve variabele

Vraag 3

Een docent heeft een stemplot (stam-en-bladdiagram) gemaakt van het aantal punten dat iedere leerling op het tentamen statistiek (schaal 0-100) heeft gehaald. Uit het stemplot blijkt dat de modus gelijk is aan 61. Welke van de onderstaande stemplots zou hierop van toepassing kunnen zijn?

A.

3      8

4      2     8

5      4     5      6      7

6      1          1          1    6

7       3          3        8     8

8      0     2      2      5      9

9          3          5          9

B.

3      8

4      2     3      8

5       4      5       5       5

6       0      0       1       6

7      3     3      8      8      9

8          0          2          5

9      3     5      9

C. Geen van de bovenstaande stemplots zou van toepassing kunnen zijn.

D. Beide stemplots zouden van toepassing kunnen zijn.

Vraag 4

Met behulp van welke figuur kun je het beste zien of de scores op een variabele normaal verdeeld zijn?

  1. Q-Q plot
  2. Staafdiagram
  3. Tijddiagram
  4. Histogram

Vraag 5

Van een groep eerstejaars Psychologiestudenten zijn de tentamencijfers voor Statistische modellen 1 bekend. De five-number summary van deze tentamencijfers is als volgt:

4          5          6          7          9

Welke bewering is waar?

  1. De scores boven de modus zijn minder verspreid dan de scores onder de modus.
  2. De scores boven de modus zijn meer verspreid dan de scores onder de modus.
  3. De scores boven de mediaan zijn minder verspreid dan de scores onder de mediaan.
  4. De scores boven de mediaan zijn meer verspreid dan de scores onder de mediaan.

Vraag 6

Wat valt niet uit een boxplot af te leiden, wanneer de variabele scheef verdeeld is?

  1. Het gemiddelde
  2. De mediaan
  3. De interkwartiele range
  4. Het minimum

Vraag 7

De scores van 400 proefpersonen op een intelligentietest hebben een gemiddelde van 300 en een standaarddeviatie van 30. De onderzoeker wil de scores lineair transformeren zodat het gemiddelde 100 is en de standaarddeviatie 15. Wat moet de onderzoeker doen?

  1. Alle scores delen door 2.
  2. Alle scores delen door 3.
  3. Alle scores delen door 2 en er 50 vanaf trekken.
  4. Alle scores delen door 2 en er 100 vanaf trekken.

Vraag 8

Welke van de onderstaande beweringen is/zijn waar?

Stelling 1: De standaarddeviatie is resistent

Stelling 2: De standaarddeviatie is nul wanneer er geen uitbijters zijn

  1. Alleen bewering I is waar.
.....read more
Access: 
Public
TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2

TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2


Vragen

Vraag 1

In SPSS is een regressieanalyse uitgevoerd met de variabelen educatie (aantal jaren onderwijs) en inkomen. Onderstaande tabel is de output van de regressieanalyse in SPSS. Wat zijn hier de a en b in de regressieformule y = a + bx?

Unstandaardized B    Coefficient std. error  Standaard coefficient beta    t          Sig

-1636.364                   2699.962                                                           -0.606 0.561

237.063                      158.575                       0.467                             1.495   0.173           

  1. a = -1636.364 en b = 237.063
  2. a = 237.063 en b = -1636.364
  3. a = -0.606 en b = 1.495
  4. a = -1636.364 en b = -0.606

Vraag 2

Wat probeert men te minimaliseren in een spreidingsdiagram van de regressie van Y op X?

  1. De kwadratensom van horizontale afstanden van de punten tot de lijn
  2. De kwadratensom van verticale afstanden van de punten tot de lijn
  3. De kwadratensom van de kortste afstanden van de punten tot de lijn
  4. De kwadratensom van horizontale en verticale afstanden van de punten tot de lijn

Vraag 3

Gegeven is dat de correlatie tussen X en Y gelijk is aan 0.6. Verder is gegeven dat X een gemiddelde heeft van 3 en Y een gemiddelde heeft van 5. De standaarddeviatie van zowel X als Y is 1. Wat zijn a en b in de regressievergelijking  y = a + bx?

  1. a = 0 en b = 0.6
  2. a = 0.6 en b = 0
  3. a = 0.6 en b = 3.2
  4. a = 3.2 en b = 0.6

Vraag 4

De correlaties tussen vier variabelen zijn berekend en weergegeven in onderstaande tabel. De onderzoeker wil een lineaire regressievergelijking opstellen om het tentamencijfer te voorspellen op basis van één van de andere variabelen. Uitgaande van onderstaande tabel, welke variabele is de beste voorspeller van het tentamencijfer?

  1. Aantal uren gestudeerd
  2. Aantal uren Netflix
  3. Vorige tentamencijfer
  4. Daar valt op basis van correlaties niets over te zeggen

Vraag 5

Gegeven zijn de scores van 100 proefpersonen. We weten dat de variantie van X gelijk is aan 4 en dat de variantie van Y gelijk is aan 9. De covariantie tussen X en Y is gelijk aan 3. Wat is dan de correlatie tussen X en Y?

  1. 0.08
  2. 0.25
  3. 0.50
  4. 0.75

Vraag 6

In een onderzoek naar het verband tussen gebit en geheugen (Algemeen Dagblad, 2004) is gevonden dat mensen die hun eigen gebit nog hadden een beter geheugen hadden dan mensen met een kunstgebit. De onderzoekers concluderen dat ‘tanden en kiezen uiterst belangrijk zijn voor ons geheugen’. Een criticus beweert echter dat het gevonden verband eenvoudig te verklaren is via lurking variables (derde variabelen). Welke van onderstaande variabele(n) kan hier de

.....read more
Access: 
Public
TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 3

TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 3


Vragen

Vraag 1

Wat is een voorbeeld van een matched-pairs design met twee condities?

  1. Elke proefpersoon wordt verbonden aan een vergelijkbare proefpersoon. Deze twee proefpersonen worden random aan een van de condities toegewezen en vergeleken.
  2. Elke proefpersoon wordt achtereenvolgens toegewezen aan beide condities. De volgorde van de condities wordt random gekozen per proefpersoon.
  3. Geen van beide
  4. Beide

Vraag 2

Een random steekproef is een steekproef waarbij

  1. De proefpersonen uit random uit de populatie worden getrokken
  2. De condities at random worden toegewezen aan de proefpersonen
  3. De condities at random worden geselecteerd
  4. De condities in een random volgorde worden toegewezen aan de proefpersonen

Vraag 3

Welke van de volgende uitspraken over experimenteel onderzoek is juist?

1: De onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd door de onderzoeker
2: Het is bij een experiment mogelijk een causaal verband te onderzoeken

  1. Alleen bewering I is waar
  2. Alleen bewering II is waar
  3. Beide beweringen zijn waar
  4. Beide beweringen zijn niet waar

Vraag 4

Een onderzoeker wil een studie doen naar de relatie tussen inkomen en opleidingsniveau. Hij wil bij het verzamelen van zijn gegevens rekening houden met de verhouding tussen mannen en vrouwen (die in de populatie 50% om 50 % is), en met de verhouding in sociaaleconomische status (SES). SES is onderverdeeld in drie categorieën: laag, gemiddeld en hoog, die in de populatie respectievelijk bij 30%, 60, en 10% voorkomen. Om deze percentuele verhoudingen exact terug te vinden in zijn steekproef categoriseert hij de populatie volgens geslacht en SES, en vervolgens trekt hij uit iedere groep een bepaald aantal mensen (in de verhouding zoals ze voorkomen in de populatie). Wat voor type steekproef beschrijft deze manier van steekproeftrekking het best?

  1. Convenient sample
  2. Stratified sample
  3. Multistage sample
  4. Paired sample 


Vraag 5

Anneloes is flink verkouden. Haar huisgenoot slikt elke dag een knoflooktablet en is al twee jaar lang niet verkouden geweest. De tante van Anneloes heeft een kennis die ook dagelijks een knoflooktablet inneemt en ook al meer dan een jaar niet verkouden is geweest. Op basis van deze gegevens besluit Anneloes om knoflooktabletten te gaan innemen zodra haar verkoudheid voorbij is. Op welk onderzoek is Anneloes haar beslissing gebaseerd?

  1. Anekdotisch bewijs
  2. Een observationeel onderzoek gebaseerd op beschikbare data
  3. Een observationeel onderzoek gebaseerd op een steekproef
  4. Een experiment

Vraag 6

De samenhang tussen cola drinken en gewichtstoename is onderzocht. De studie bestond uit 25 deelnemers, ingedeeld in twee groepen. De eerste groep deelnemers volgde een cola-vrij dieet. De twee groep volgde een cola-rijk dieet. Na 8 weken is de gewichtstoename van iedere deelnemer gemeten. Dit onderzoek is een voorbeeld van een

  1. Observationeel onderzoek
  2. Survey
  3. Matched-pairs experiment
  4. Experiment, maar niet een dubbelblind experiment

Vraag

.....read more
Access: 
Public
TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 4

TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 4


Vragen

Vraag 1

Gegeven zijn de scores op variabele X met een gemiddelde van 10 en een standaarddeviatie van 2. Op grond hiervan kunnen de scores op variabele Y berekend worden met Y = 10 – 2X. De standaarddeviatie van Y is

  1. 2
  2. 4
  3. 16
  4. 32

Vraag 2

Gegeven zijn twee gebeurtenissen A en B. Gegeven is dat P(B) = 0.6, P(A en B) = 0.3 en P(A of B) = 1.0. Wat is dan de kans op gebeurtenis A, oftewel P(A)?

  1. 0.1
  2. 0.3
  3. 0.6
  4. 0.7

Vraag 3

Gegeven zijn twee gebeurtenissen A en B. Gegeven is dat P(A) = 0.3 en P(B) = 0.5 en P(B|A) = 0.8. Wat is dan de kans op P(A en B)?

  1. 0.15
  2. 0.24
  3. 0.40
  4. 0.48

Vraag 4

Er wordt twee keer geworpen met een eerlijke dobbelsteen. Hoe groot is de kans dat de som van beide worpen gelijk is aan 12?

  1. 1/36
  2. 2/36
  3. 4/36
  4. 1/12

Vraag 5

Mensen die psychotisch zijn, zijn vaak ook depressief. Om dit te onderzoeken zijn gegevens verzameld van 100 patiënten. Gegeven is dat 30% van de patiënten psychotisch is. Van de patiënten die psychotisch zijn, is 80% depressief. Van de patiënten die niet psychotisch zijn, is slechts 20% depressief. Hoeveel patiënten uit deze steekproef zijn psychotisch en depressief?

  1. 20
  2. 24
  3. 30
  4. 80

Vraag 6

Als gebeurtenissen A en B afhankelijk zijn, dan geldt:

  1. P(A | B) = 0
  2. P (A en B) = 0
  3. Zowel A als B
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Vraag 7

Gegeven is dat 25% van de mensen een vitaminetekort heeft. Verder is bekend dat van alle mensen met een vitaminetekort, 80% hier ook daadwerkelijk positief op test. Bij mensen die geen vitaminetekort hebben, blijkt 10% toch een positief testuitslag te hebben. Wat is de kans dat iemand die een positieve uitslag krijgt ook daadwerkelijk een vitaminetekort heeft?

  1. 20%
  2. 73%
  3. 80%
  4. 90%

Vraag 8

Gegeven is de onderstaande kansverdeling op variabele X. Het gemiddelde van X is 2.5. Wat is de verwachte standaarddeviatie van deze variabele?

X          1          2          3          4

P          .30       .20       .20       .30

  1. 1.20
  2. 1.45
  3. 1.80
  4. 2.00

Vraag 9

Gegeven is: P(A) = 0.40 en P(B) = 0.30. Verder is bekend dat A en B onafhankelijk zijn. Wat is de kans op A gegeven B?

  1. 0.12
  2. 0.30
  3. 0.40
  4. Dat is niet te bepalen zonder meer gegevens

Vraag 10

Stel dat A en B twee onafhankelijke gebeurtenissen zijn. Gegeven is dat P(A) = 0.5 en P(B) = 0.2. Wat is de kans dat A niet gebeurt en dat B niet gebeurt?

  1. 0.1
  2. 0.3
.....read more
Access: 
Public
TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 5

TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 5


Vragen

Vraag 1

De scores op de Cito-toets zijn bij benadering normaal verdeeld met een gemiddelde van 535 en een standaarddeviatie van 5. Welk percentage van de leerlingen heeft naar schatting hoger gescoord dan 545?

  1. 1%
  2. 2.5%
  3. 5%
  4. 10%

Vraag 2

Gegeven is dat de scores op de variabele inslaaptijd voor kinderen normaal verdeeld zijn met gemiddelde van 1500 seconden en een standaarddeviatie van 300 seconden. Wat is de proportie van kinderen die in meer dan 1000 seconden inslaapt?

  1. 0.0475
  2. 0.1423
  3. 0.8577
  4. 0.9525

Vraag 3

Welke van onderstaande beweringen over sampling variability (steekproeffluctuatie) is/zijn juist?

I. De steekproeffluctuatie kan worden verkleind door de steekproef te vergroten.

II. De steekproeffluctuatie is de mate van spreiding van een statistic wanneer de statistic bij vele random steekproeven uit dezelfde populatie wordt berekend.

  1. Alleen bewering I is waar
  2. Alleen bewering II is waar
  3. Beide beweringen zijn waar
  4. Beide beweringen zijn niet waar

Vraag 4

De scores op een test voor het ontwikkelingsniveau van peuters zijn normaal verdeeld met een gemiddelde van 100 en een standaarddeviatie van 10. Wat is de kans dat een willekeurige peuter een score van 115 of hoger heeft op deze test?

  1. 0.0068
  2. 0.4404
  3. 0.5596
  4. 0.9332

Gebruik de volgende gegevens voor vraag 5 en 6: De populatie Nederlandse psychologiestudenten is vrij scheef verdeeld voor geslacht: slechts 20% is man en 80% is vrouw. Gekeken wordt naar het aantal mannen in een willekeurige steekproef van psychologiestudenten (dus waarvoor geldt: p = 0.20). 

Vraag 5

Wat is de kans op minder dan 2 mannelijke studenten in een willekeurige steekproef van 8?

  1. .1678 + .3355
  2. .1678 + .3355 + .2936
  3. 1 – (.1678 + .3355)
  4. Daar kan op basis van deze gegevens geen uitspraak over worden gedaan

Vraag 6

Wat is de kans op minstens 30 mannelijke studenten in een willekeurige steekpoef van 120 studenten? Gebruik hiervoor de normaal benadering van de binomiale verdeling.

  1. P(Z > 1.15)
  2. P(Z > 1.26)
  3. P(Z > 1.37)
  4. P(Z > 1.48)

Vraag 7

Gegeven zijn de scores op een Cito-toets. Bekend is dat de scores in de populatie normaal verdeeld zijn met een gemiddelde van 100. In een aselecte steekproef van 25 mensen uit deze populatie is het gemiddelde 105. De standaarddeviatie in de steekproef is 3. Welke van de volgende uitspraken is juist?

  1. 100 is een parameter, 25 is een statistic
  2. 100 is een parameter, 105 is een statistic
  3. 25 is een parameter, 3 is een statistic
  4. 25 is een parameter, 105 is een statistic

Vraag 8

Met een unbiased (zuivere) statistic wordt bedoeld dat bij een groot aantal vergelijkbare steekproeven uit dezelfde populatie, van dezelfde steekproefgrootte n …

    .....read more
    Access: 
    Public
    TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 6

    TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 6


    Vragen

    Vraag 1

    Het aantal jaren opleidingsniveau is gemeten bij een random steekproef uit de populatie van Nederlandse mannen. Vervolgens is een 95% betrouwbaarheidsinterval opgesteld voor het eerste kwartiel. Dit 95% betrouwbaarheidsinterval bevat

    1. De laagste 25% van de scores op ‘aantal jaren opleidingsniveau’ in de steekproef
    2. De laagste 25% van de scores op ‘aantal jaren opleidingsniveau’ in de populatie
    3. Met 95% zekerheid de waarde van het eerste kwartiel in de steekproef
    4. Met 95% zekerheid de waarde van het eerste kwartiel in de populatie

    Vraag 2

    Stel we hebben het gemiddelde berekend van scores op een variabele X voor een random steekproef van 100 studenten uit de populatie van studenten in Groningen en we stellen een 95% betrouwbaarheidsinterval op. Dan is dit 95% betrouwbaarheidsinterval het interval waarin

    1. 95% van de gevonden gemiddelden uit de steekproef liggen
    2. 95% van de gevonden gemiddelden uit de populatie liggen
    3. Met 95% zekerheid de steekproefwaarde van het gemiddelde van X ligt
    4. Met 95% zekerheid de populatiewaarde van het gemiddelde van X ligt

    Vraag 3

    Gemiddeld genomen werkt een Nederlander 30 uur per week. Ga ervanuit dat deze variabele normaal verdeeld is met een standaarddeviatie van 3. Hoe groot is dan ongeveer het deel van de Nederlanders dat tussen de 24 en 36 uur werkt?

    1. 5%
    2. 32%
    3. 68%
    4. 95%

    Vraag 4

    Rimmer doet een onderzoek naar de gemiddelde tevredenheid van Pedagogiekstudenten met hun tentamencijfer op statistiek. Hij gebruikt daarbij een schaal van 0 tot 100 en gaat ervan uit dat de scores normaal verdeeld zullen zijn. Rimmer steelt een 95% betrouwbaarheidsinterval op voor het gemiddelde uit een random steekproef. Het betrouwbaarheidsinterval loopt van 60 tot 75. Wat betekent dit interval?

    1. 95% van de scores in de steekproef liggen tussen de 57 en 63
    2. 95% van de scores in de populatie liggen tussen de 57 en 63
    3. Er is 95% kans dat dit interval het populatiegemiddelde bevat
    4. Er is 95% kans dat dit interval het steekproefgemiddelde bevat

    Vraag 5

    Aan 100 Groningse studenten is gevraagd hoeveel biertjes zij de afgelopen week hebben gedronken. De scores zijn rechtsscheef verdeeld met een gemiddelde van 5 en een standaarddeviatie van 3. Hoe veel biertjes moet een student drinken om bij de hoogste 2.5% te zitten?

    1. Minimaal 8
    2. Minimaal 11
    3. Minimaal 14
    4. Daar kan op basis van deze gegevens geen uitspraak over worden gedaan

    Vraag 6

    De scores op een tentamen zijn normaal verdeeld met gemiddelde 60 en standaarddeviatie 8. Wat is de score die je moet behalen om tot de 5% laagste scores te behoren?

    1. Ongeveer 44 of lager
    2. Ongeveer 44 of hoger
    3. Ongeveer 47 of lager
    4. Ongeveer 47 of hoger

    Vraag 7

    De tijd om een tentamen

    .....read more
    Access: 
    Public
    TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 7

    TentamenTests bij Statistiek 1A en 1B aan de Rijksuniversiteit Groningen - 7


    Vragen

    Vraag 1

    Gegeven zijn twee onafhankelijke variabelen X en Y. Verder is bekend dat het gemiddelde van X gelijk is aan 20 en de standaarddeviatie gelijk is aan 10. Variabele Y heeft een gemiddelde van 10 en een standaarddeviatie van 5. Wat is de standaarddeviatie van de variabele (X – Y)?

    1. 5
    2. 15
    3. 75
    4. 125

    Vraag 2

    Stel we hebben twee onafhankelijke random variabelen X en Y. Welke van onderstaande uitspraken is niet juist?

    1. De variantie van het verschil X – Y is gelijk aan het verschil van de varianties
    2. De variantie van de som X + Y is gelijk aan de som van de varianties
    3. Het gemiddelde van de som X + Y is gelijk aan de som van de gemiddelden
    4. Het gemiddelde van het verschil X – Y is gelijk aan het verschil van de gemiddelden

    Antwoordindicatie

    Vraag 1

    D

    Vraag 2

    A

    Bron

    Deze TentamenTests zijn gebaseerd op de 9e druk van Introduction to the Practice of Statistics van Moore, McCabe & Craig

    Access: 
    Public
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    Image

    Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

    Werkzaamheden: o.a.

    • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
    • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
    • PR & communicatie werkzaamheden

    Interesse? Reageer of informeer

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1326