Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2018


Vragen

Onderdeel 1, deel 1: de Urgenda zaak (32 punten)

Let op: verwijs bij alle antwoorden, zoveel mogelijk naar rechtsbronnen. Het verwijzen naar het boek van Nollkaemper is niet een verwijzing naar een rechtsbron en kan achterwege blijven. Het letterlijk overschrijven van meer of minder relevante passages uit Nollkaemper geeft geen blijk van een goed begrip van de stof en kan tot puntenaftrek leiden. Formuleer antwoorden in uw eigen woorden.

Zes vragen naar aanleiding van de Urgenda zaak in hoger beroep (ECLI:NL:GHDHA:2018:2591) (Totaal 32 punten)

In cursief staan enkele citaten uit de uitspraak.

39. Urgenda heeft haar stelling dat de Staat jegens haar onrechtmatig handelt gebaseerd op (...) de artikelen 2 en 8 EVRM. Het hof zal hierna eerst het beroep op de artikelen 2 en 8 EVRM onderzoeken.

42. Ten aanzien van dde (blijkens de vordering hier aan de orde zijn) positieve verplichting om concrete handelingen te verrichten ter voorkoming van toekomstige aantastingen heeft het EHRM overwogen de artikelen 2 en 8 EVRM uitgelegd moet worden op een manier die geen 'onmogelijke of disproportionele last' ('Impossible or disproportionate burden') op de overheid legt.

51. De staat is al lange tijd bekend met de reductiedoelstelling van 25-40%. Het IPCC rapport waarin is aangegeven dat een dergelijke reductie eind 2020 nodig is voor het behalen van de tweegradendoelstelling (...) dateert al van 2007. Sindsdien is in vrijwel alle COP's (in Bali, Cancun, Durban, Doha en Warschau) naar deze 25-40% norm verwezen, en zijn de Annex I landen opgeroepen hun reductiedoelstellingen daarmee in lijn te brengen. Weliswaar is hiermee geen rechtsnorm (...) vastgesteld, maar het vormt naar het oordeel van het hof wel een bevestiging van het feit dat een reductie van 25-40% uitstoot van CO2 per 2020 minimaal noodzakelijk is om een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. 

Vraag 1

Overweging 51 verwijst naar de besluiten van de COP's (Conference of Parties) in het kader van het Klimaatverdrag van 1992. Dit zijn aanbevelingen. Leg onder verwijzing naar de Internationale rechtsbronnen uit waarom hiermee op grond van internationaal recht geen rechtsnorm wordt vastgesteld?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 2

Toch maakt het Hof gebruikt van deze norm. Leg uit hoe dit soort normen doorgaans genoemd worden en geef twee mogelijkheden waarmee dergelijke normen toch relevant zijn voor de ontwikkeling en/of toepassing van het internationaal recht?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 3

Volgens overweging 39 baseert Urgenda haar claim niet op de in overweging 51 genoemde normen of op het Klimaatverdrag van 1992 en het Parijs Akkoord van 2015, maar op het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). Nederland is bij alle genoemde verdragen partij. Leg uit waarom op grond van Nederlands recht deze keuze van Urgenda gebaseerd is op de aard van de rechtsnorm. Let op, er wordt hier niet gevraagd om de specifieke inhoud van de regels met elkaar te vergelijken. 

Mogelijk aantal punten: 8

Vraag 4

In overweging 42 wordt gerefereerd aan de positieve verplichting die Nederland heeft. Wat wordt verstaand onder zo'n verplichting? 

Mogelijk aantal punten: 4

Vraag 5

Nederland hoeft volgens overweging 42 niet het onmogelijke of disproportionele te doen en zal zelf kunnen bepalen welke maatregelen genomen moeten worden om aan de reductienorm van 25% CO2 in 2020 te voldoen. Hoe zal deze ruimte om aan mensenrechten te voldoen doorgaans genoemd?

Mogelijk aantal punten: 2

Vraag 6

Indien Urgenda na cassatie (als dat door de Nederlandse staat zou worden ingediend) alsnog in het ongelijk gesteld wordt, kan Urgenda dan met enige kans op succes de claim dat Nederland het EVRM schendt aan het Europese Hof voor de rechten van de Mens voorleggen? Leg in uw antwoord uit wat de belangrijkste voorwaarden zijn waaraan moet zijn voldaan?

Mogelijk aantal punten: 8 

Onderdeel 1, deel 2: Nog eer Urgenda zaak (24 punten)

Nog vier vragen naar aanleiding van de Urgenda zaak in hoger beroep (ECLI:NL:GHDHA:2018:2591) (Totaal 24 punten).

in cursief staat een citaat uit de uitspraak

63. (...), een algemeen aanvaard beginsel van internationaal recht dat in het VN Klimaatverdrag is opgenomen en in de jurisprudentie van het EHRM (...) wordt bevestigd, verzet zich ertegen dat de Staat aanvoert dat hij rekening moet houden met de onzekerheden van klimaatverandering en andere ongewisheden (...) De omstandigheid dat volstrekte wetenschappelijke zekerheid over de doeltreffendheid van het bevolen reductiescenario ontbreekt, betekent dus niet dat de Staat gerechtigheid is verdere maatregelen achterweg te laten. Voldoende is de vergaande aannemelijkheid ervan, zoals hiervoor beschreven. 

Vraag 7

Op welk beginsel doelt het Hof in overweging 63 en in welk document is dit voor het eerst als beginsel van Internationaal milieurecht geformuleerd?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 8

Het Parijs Akkoord van 2015 beoogt onder andere de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen om te voorkomen dat de atmosfeer meer dan 2°C opwarmt. Geef kort aan wat van staten verwacht wordt om aan deze verplichting te voldoen. Hoe wordt een dergelijke verplichting naar zijn aard doorgaans aangeduid?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 9 

Leg uit of niet-nakomen van de in vorige vraag bedoelde verplichting door Nederland in beginsel kan leiden tot internationale aansprakelijkheid van Nederland?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 10

Stel dat Nederland door Bangladesh voor het Internationaal Gerechtshof aansprakelijk wordt gesteld voor overstromingsschade als gevolg van de niet-nakoming door Nederland van het Parijs Akkoord van 2015. Nederland heeft een verklaring onder artikel 36.2 Statuur van het Internationaal Gerechtshof afgelegd en daar geen beperkingen op aangebracht. Stelt dat Bangladesh een verklaring onder dit artikel heeft afgelegd met daarin de volgende tekst:

De regering van Bangladesh accepteert de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof ten opzichte van alle staten die een vergelijkbare verklaring hebben afgelegd behoudens in de volgende gevallen:

(...)

e. geschillen voorkomende uit multilaterale verdragen, tenzij de regering van Bangladesh expliciet de rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof aanvaardt in een specifiek geschil. 

Nederland wil niet dat het Gerechtshof zich over deze zaak uitlaat. Leg uit of Nederland met succes kan aanvoeren dat het Internationaal Gerechtshof geen rechtsmacht toekomt in dit geval.

Mogelijk aantal punten: 6 

Onderdeel 2: Saoedi-Arabië (10 punten)

Twee vragen naar aanleiding van de situatie rond de verdwijning van de Saoedische journalist in het consulaat in Istanbul (10 punten).

Vraag 11

Casus: Nederland en Frankrijk annuleren bezoek aan Saoedie-Arabië vanwege verdwijning journalist 

Nathalie Righton, Volkskrant, 18 oktober 2018

Minister Wopke Hoekstra van Financiën heeft zijn bezoek aan een grote handelsconferentie volgende week in Saoedi-Arabië afgezegd vanwege de onopgeloste verdwijning van een kritische Saoedische journalist (in het consulaat van Saoedie-Arabië in Istanbul). Hoekstra besluit volgde een kwartier nadat ook zijn Franse collega zijn bezoek had geannuleerd.

Leg uit hoe deze reactie van Nederland en Frankrijk in internationaalrechtelijke termen karakteriseert?

Mogelijk aantal punten: 4

Vraag 12

Stelt dat vaststaat dat de journalist is gefolterd voor hij is gedood en dat de dader bekend is. Leg uit of Nederland op grond van internationaal recht gerechtigd of verplicht is om de dader van de foltering te berechten als hij op Nederland grondgebied wordt aangetroffen en Nederland hem niet naar Saoedi-Arabië wil uitleveren omdat hem daar mogelijk de doodstraf wordt opgelegd? Nederland is partij bij het verdrag tegen foltering uit 1984 (Convention Against Torture and other Cruel and Inhuman and Degrading Treatment of Punishment; in EIR)

Mogelijk aantal punten: 6 

Onderdeel 3: Palestina (34 punten)

Zes vragen gerelateerd aan de situatie van Palestina (34 punten) 

Vraag 13

Palestina is geen lid van de Verenigde Naties en dus geen partij bij het Handvest van de VN en het Statuut van het Internationaal Gerechtshof. Leg uit of dit op grond van de declaratoire theorie over erkenning van staten betekent dat Palestina geen staat is en het Internationaal Gerechtshof daarom de claim van Palestina moet afwijzen? 

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 14

Het Internationaal Gerechtshof heeft in de advisory opinion van 2004 (Walt Opinion, overwegingen 118 en 122) gesteld dat het Palestijnse volk zelfbeschikkingsrecht toekomt en dat de deels op Palestijns gebied gebouwde scheidingsmuur tussen Israël en het Palestijns bezette gebied in strijd is met de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen. Leg uit of het in dit geval gaat om de uitoefening van het interne zelfbeschikkingsrecht of het externe zelfbeschikkingsrecht. Maak duidelijk wat het verschil is. 

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 15

Zweden heeft Palestina deels als staat erkend De Palestijnse ambassade in Zweden organiseert namens de staat Palestina een grote conferentie in Zweden over de toekomst van het Midden-Oosten. Na afloop blijft betaling aan het congrescentrum waar de conferentie is gehouden uit. De eigenaar van het congrescentrum daagt Palestina voor de Zweedse rechter en vordert naleving van het contract. Leg uit of de Zweedse rechter in deze zaak bevoegd is om een uitspraak te doen.

Mogelijk aantal punten: 8

Vraag 16

Palestina is op 1 januari 2017 toegetreden tot het Verdrag Inzake de Bescherming van Zeeschildpadden uit 2004. Artikel 1 van dat verdrag verplicht de partijen al het mogelijke te doen om zeeschildpadden waar ook ter wereld te beschermen. Het verdrag bevat geen clausule over voorbehouden. Palestina heeft op 1 januari 2017 een voorbehoud gemaakt met als strekking dat Artikel 1 geen toepassing heeft voor Palestina waar het de Middellandse Zee betreft. Alle landen rond de Middellandse Zee zijn voor 2010 partij geworden bij het verdrag. Egypte heeft op 1 maart 2017 de depositaris laten weten bezwaar te maken tegen het Palestijnse voorbehoud. Libanon heeft niet gereageerd op het voorbehoud van Palestina. In mei 2018 blijkt dat op grote schaal eieren van zeeschildpadden die op het strand van Gaza worden gelegd door Palestijnen worden geraapt. Hierdoor komt de populatie van een bepaald soort schildpadden in gevaar. Leg uit of Egypte en/of Libanon  de staat Palestina kunnen aanspreken op het niet naleven van het verdrag. 

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 17

Casus: Israël bombardeert Gaza na raketaanval

Guus Ritzen, NRC, 17 oktober 2018

In de Gazastrook is dinsdagnacht een dode gevallen na Israëlische bombardementen. De luchtaanvallen volgden op een raket vanuit Gaza die terechtkwam op een huis in de stad Beer Sheva. Drie Israëliërs werden gewond naar een ziekenhuis overgebracht. Israël reageerde met aanvallen op militaire doelen in Gaza. Daarbij vielen een dode en raakten zeker twee  mensen gewond. een andere raket vanuit Gaza landde dinsdagnacht in de zee. Opvallend is dat Homas en Islamitische Jihad de aanval vanuit Gaza veroordelen. Naar aanleidingen van de beschietingen liet Israël twee grensovergangen met Gaza sluiten. (Reuters)

Leg uit of het bombardement door Israël volgens het Internationaal recht geoorloofd is en on aan de voorwaarden is voldaan. Gaza is een onderdeel van de staat Palestina.

Mogelijk aantal punten: 8

Antwoordindicatie

Vraag 1

Art 38 Statuut IGH (2): COP besluiten zijn geen verdrag of gewoonte of andere hier genoemde rechtsbron. Ook geen bindend besluit van een internationale organisatie. Geen eenzijdige wilsuiting van staten om gebonden te zijn. (4)

Vraag 2

Soft law (2); als opmaat voor gewoonterecht of opmaat voor nieuw verdragsrecht; of gebruik voor interpretatie door rechter van bestaande rechtsnormen (4)

Vraag 3

Inroepbaarheid internationaal recht door de burgern indien rechtstreekse werking, Art. 93 Grondwet (2); EVRM art 2 en 8 hebben rechtstreekse werking, klimaatverdrag(en) niet (2); uit een verdrag moet blijken dat de norm bedoeld is om rechten voor de burger te scheppen zonder dat verdere uitwerking door de staat nodig is. Dit is wel het geval voor het EVRM en nioet voor de klimaatverdragen. (2)

Vraag 4

In deze context gaat het om de inspanningsplicht voor de staat om mensenrechten te realiseren, in casu om bedreigingen van de leefomgeving tegen te gaan die oa het recht op leven bedreigen. (4) Nollkaemper gebruikt overigens positieve verplichting ook als aanduiding voor de plicht van de staat om burgers te beschermen tegen inbreuken worden door andere burgers, maar daar gaat het hier niet om. Toch wordt hier afhankelijk van de formulering wel enige punten aan toegekend.

Vraag 5

Margin of appreciation of beoordelingsruimte. Termen als discretionaire bevoegdeid/vrijheid, beleidsvrijheid zijn niet geherel correct. Het gaat hier niet om een complete discretionaire vrijheid of beleidsvrijheid om verplichtingen in te vullen, maar om een beperkte mate van vrijheid bij het invullen van een verplichting. Het gebruik hiervan kan in EVRM context uiteindelijk door de rechter beoordeeld worden.

Vraag 6

EVRM artt 32 – 35; moet gaan om een schending van het verdrag, art 32 (2); Urgenda moet slachtoffer zijn (34) (2); lokale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput, art 35 (2); Conclusie: kans klein dat Hof het aanvaardt: Urgenda is niet zelf slachtoffer (2)

Vraag 7

Het voorzorgsbeginsel / precautionary principle (2); In de verklaring van Rio 1992 (2) in beginsel 15 (2), of in het Klimaatverdrag van 1992, art 3.3. Nb: Nollkaemper verwijst naar het Verdrag inzake grensoverschrijdende waterlopen. Deze is van latere datum en ook niet aangehaald als in het college bij de uitleg van dit beginsel.

Vraag 8

Art 4.2 (2) – voorgenomen nationale maatregelen vaststellen en inspannen om deze te realiseren (2); inspanningsverplichting (2)

Vraag 9

Ja, dat kan. Zie ILC artikelen staatsaansprakelijkheid (ARSIWA) (1); dit is gewoonterecht (1); Niet nakoming van een internationale verplichting die kan worden toegerekend aan de staat levert een internationale onrechtmatige daad op en daarmee internationale aansprakelijkheid op (2), zie art. 1 en 2 ARSIWA (1). Niet nakoming van de inspanningsverplichting zou in beginsel alleen aan de orde zijn indien Nederland niet overgaat tot maatregelen die, gezien de situatie, rederlijkerwijs verwacht mogen worden (zie ook art. 16 ARSIWA); of geen voldoende maatregelen neemt die, gezien de 'due diligence' die deze verplichting met zich meebrengt, om te voorkomen dat personen en bedrijven teveel CO2 uitstoten; of het nalaten van parlement en regering om adequate maatregelen te nemen kan worden toegerekend aan Nederland (zie art. 4 ARSIWA); etc. (1).

Vraag 10

Ja; voor een voorbehoud dat gemaakt is geldt wederkerigheid (aangezien art. 36.2 Statuut IGH specificeert dat partijen eenzelfde verplichting dienen te aanvaarden); de niet-voorbehoudmakende staat kan het voorbehoud inroepen tegen de voorbehoudmakende staat; aangezien het Parijs Akkoord een multilateraal verdrag is, kan Nederland dus het voorbehoud van Bangladesh inroepen dat deze geschillen voortkomende uit multilaterale verdragen uitsluit; het IGH heeft op grond hiervan dus geen jurisdictie (4) . Deze wederkerigheid geldt ook voor het tweede deel van het voorbehoud, dat Bangladesh specifiek de rechtsmacht van het IGH moet aanvaarden; dus het IGH heeft alleen rechtsmacht als Nederland in dit specifieke geval de rechtsmacht aanvaardt; aangezien de vraag aangeeft dat Nederland niet wil dat het IGH zich over deze zaak uitspreekt, mag worden aangenomen dat deze niet expliciet de rechtsmacht van het IGH zal aanvaarden. (2)

Vraag 11

Dit is een retorsie (2): een onvriendelijk, maar niet een onrechtmatig handelen van Nederland in reactie op een daad van een andere staat (2)

Vraag 12

Het misdrijf heeft geen enkele relatie met Nederland, dus alleen op grond van (zuivere) universaliteit of (3) of (beperkte) universaliteit (aut dedere, aut judicare) op grond van het verdrag inzake Foltering, art 5.2.; dit schept een verplichting ex art 5.2 voor Nederland bij niet-uitlevering (art 5.2) (3)

Vraag 13

Nee, de declaratoire theorie is gebaseerd op een objectieve vaststelling dat een entiteit voldoet aan de kwalificaties om als staat te worden beschouwd, zoals verwoord in art. 1 Montevideo Conventie (grondgebied, bevolking, gezag en capaciteit) en erkenning door staten is geen voorwaarde om als staat te worden beschouwd, zoals aangegeven in art. 3 Montevideo Conventie (3); verder is het een overwegend politieke beslissing van staten om, al dan niet, met een nieuwe staat betrekkingen aan te gaan (1); zoals erkenning door andere staten geen voorwaarde is om staat te zijn, is ook lidmaatschap van de VN of het zijn van partij bij het Statuut IGH niet een voorwaarde voor staat-zijn (2)
Excuus: in de vraag is een zin weggevallen waarin staat dat Palestina een zaak tegen de VS is begonnen voor het IGH waarin Palestina claimt dat de VS internationaal recht schenden door de ambassade in Israël te verplaatsen naar Jeruzalem. Desondanks is de vraag voldoende duidelijk om te kunnen beantwoorden. "De" claim kan eenvoudig worden gelezen als "een" claim. Het gaat uiteindelijk om de vraag of lidmaatschap van de VN nodig is om een staat te zijn.

Vraag 14

Hier is het externe zelfbeschikkingsrecht van toepassing. Extern zelfbeschikkingsrecht betekent het recht een eigen staat te vestigen (2); dit recht komt toe aan koloniale en niet-zelfbesturende gebieden/ gebieden onder buitenlandse overheersing (2); intern zelfbeschikkingsrecht betekent uitoefening binnen territorium van een bestaande staat (2)

Vraag 15 

Palestina kan hier mogelijk staatsimmuniteit inroepen; zie VN verdrag inzake de immuniteit van staten 2004; dit is (grotendeels) gewoonterecht (2); of immuniteit kan worden ingeroepen hangt af van de vraag of dit een overheidshandelen of een commercieel handelen is? (2) Geen immuniteit indien commercieel, art 10 VN Verdrag (2); hoe onderscheid te maken? Kijken naar de aard of het doel, zie art 2.2 (2); Meestal wordt gekeken naar de aard, en dus zou Palestina hier geen staatsimmuniteit toekomen, immers het is een commercieel contract. Maar de uiteindelijke conclusie doet er niet toe, het gaat om de elementen in de argumentatie

Vraag 16

Zie Weens Verdragenverdrag (WVV), art 19-21 (2) (korte uitleg van voorbehouden en wanneer deze wel/niet mogelijk zijn nodig); Voor Egypte geldt: het zeeschildpaddenverdrag is in werking met uitzondering van voorbehoud, art 20.4.b en 21.3 (2). Voor Libanon geldt: het zeeschildpaddenverdrag in werking, en het voorbehoud is geaccepteerd (art 20.5 en 21.1) (2). Conclusie is dus dat beide kunnen Palestina niet aanspreken

Vraag 17 

Ja, als zelfverdediging tegen een gewapende aanval (art 51 Handvest VN) (2) en als uitzondering op geweldverbod van art 2.4 HV VN (1) (derde uitzondering onder gewoonterecht, toestemming van land, mogelijk); de voorwaarden zijn het plegen van een gewapend aanval (korte discussie over aard en omvang van gewapend aanval met verwijzing naar Nicaragua uitspraak is nodig), melding aan de Veligheidsraad (art 51), proportionaliteit en noodzakelijkheid (gewoonterecht) (4). De reactie lijkt te voldoen aan de laatste twee voorwaarden; over de eerste kan men ook concluderen dat er een gewapend aanval van redelijke omvang is(1); over de tweede voorwaarde is niets bekend. Het is niet nodig om in te gaan op het feit dat de raket uit Gaza mogelijk afkomstig is van een particuliere organisatie los van de staat

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefenbundel

Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2018

Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2018


Vragen

Onderdeel 1, deel 1: de Urgenda zaak (32 punten)

Let op: verwijs bij alle antwoorden, zoveel mogelijk naar rechtsbronnen. Het verwijzen naar het boek van Nollkaemper is niet een verwijzing naar een rechtsbron en kan achterwege blijven. Het letterlijk overschrijven van meer of minder relevante passages uit Nollkaemper geeft geen blijk van een goed begrip van de stof en kan tot puntenaftrek leiden. Formuleer antwoorden in uw eigen woorden.

Zes vragen naar aanleiding van de Urgenda zaak in hoger beroep (ECLI:NL:GHDHA:2018:2591) (Totaal 32 punten)

In cursief staan enkele citaten uit de uitspraak.

39. Urgenda heeft haar stelling dat de Staat jegens haar onrechtmatig handelt gebaseerd op (...) de artikelen 2 en 8 EVRM. Het hof zal hierna eerst het beroep op de artikelen 2 en 8 EVRM onderzoeken.

42. Ten aanzien van dde (blijkens de vordering hier aan de orde zijn) positieve verplichting om concrete handelingen te verrichten ter voorkoming van toekomstige aantastingen heeft het EHRM overwogen de artikelen 2 en 8 EVRM uitgelegd moet worden op een manier die geen 'onmogelijke of disproportionele last' ('Impossible or disproportionate burden') op de overheid legt.

51. De staat is al lange tijd bekend met de reductiedoelstelling van 25-40%. Het IPCC rapport waarin is aangegeven dat een dergelijke reductie eind 2020 nodig is voor het behalen van de tweegradendoelstelling (...) dateert al van 2007. Sindsdien is in vrijwel alle COP's (in Bali, Cancun, Durban, Doha en Warschau) naar deze 25-40% norm verwezen, en zijn de Annex I landen opgeroepen hun reductiedoelstellingen daarmee in lijn te brengen. Weliswaar is hiermee geen rechtsnorm (...) vastgesteld, maar het vormt naar het oordeel van het hof wel een bevestiging van het feit dat een reductie van 25-40% uitstoot van CO2 per 2020 minimaal noodzakelijk is om een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. 

Vraag 1

Overweging 51 verwijst naar de besluiten van de COP's (Conference of Parties) in het kader van het Klimaatverdrag van 1992. Dit zijn aanbevelingen. Leg onder verwijzing naar de Internationale rechtsbronnen uit waarom hiermee op grond van internationaal recht geen rechtsnorm wordt vastgesteld?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 2

Toch maakt het Hof gebruikt van deze norm. Leg uit hoe dit soort normen doorgaans genoemd worden en geef twee mogelijkheden waarmee dergelijke normen toch relevant zijn voor de ontwikkeling en/of toepassing van het internationaal recht?

Mogelijk aantal punten: 6

Vraag 3

Volgens overweging 39 baseert Urgenda haar claim niet op de in overweging 51 genoemde normen of op het Klimaatverdrag van 1992 en het Parijs Akkoord van 2015, maar op het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). Nederland is bij alle genoemde verdragen partij. Leg uit waarom op grond van Nederlands recht deze keuze van Urgenda gebaseerd is op de aard van de rechtsnorm. Let op, er wordt hier niet gevraagd om de specifieke inhoud van de regels met elkaar.....read more

Access: 
Public
Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2017

Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2017


Vragen

Casus 1

Drie vragen naar aanleiding van de Overeenkomst van Parijs 2015 (Switchen tussen pdf en hoofdpag. kan mbv alt-tab). Let op: de op het tentamen ter beschikking gestelde tekst (zowel digitaal als op
papier) bevat enkele algemene bepalingen aan het einde van de Overeenkomst die niet in EIR 2017 zijn opgenomen.

Vraag 1 (8 pt.)

Artikel 4 lid 4 en lid 5 van de Overeeenkomst van Parijs zijn gebaseerd op een algemeen beginsel van het internationaal recht inzake duurzame ontwikkeling. Leg uit welk beginsel hier bedoeld wordt, wat de strekking van dit beginsel is en wanneer dit beginsel voor het eerst is geformuleerd.

Vraag 2 (8 pt.)

Algemene beginselen van milieurecht worden vaak geformuleerd en vastgelegd in verklaringen van internationale conferenties. Leg uit, onder verwijzing naar de traditionele rechtsbronnen van internationaal recht, of en zo ja in hoeverre dergelijke verklaringen relevant zijn als internationaalrechtelijke rechtsbron.

Vraag 3 (8 pt.)

De Overeenkomst van Parijs is geratificeerd door de Verenigde Staten onder President Obama. President Trump heeft verklaard dat de VS dit ongedaan wil maken. Stel dat President Trump op 3 november 2017 verklaart dat de VS zich met onmiddellijke ingang niet langer gebonden acht aan de Overeenkomst met als argument dat vast is komen te staan dat Nederland een inbreuk maakt op de Overeenkomst door zich onvoldoende in te spannen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Leg uit of in het algemeen de VS volgens het internationaal recht zich terug mag trekken uit een internationale overeenkomst die door de VS geratificeerd is en wat dit betekent in het geval van de Overeenkomst van Parijs. Leg voorts uit of – los van het eerste deel van deze vraag – het feit dat Nederland de Overeenkomst schendt een legitiem argument is voor de VS om de Overeenkomst op te zeggen.

Casus 2

Vier vragen naar aanleiding van een zaak voor het Internationaal Gerechtshof. Let op: verschillend aantal maximaal te behalen punten per subvraag.

INTERNATIONAL COURT OF JUSTICE

CERTAIN IRANIAN ASSETS

(ISLAMIC REPUBLIC OF IRAN v. UNITED STATES OF AMERICA)

Op 14 juni 2016 heeft Iran een zaak aanhangig gemaakt bij het Internationaal Gerechtshof waarin Iran eist dat de Verenigde Staten een einde maken aan (onder andere) de toekenning door Amerikaanse rechters van hoge schadevergoedingen (inmiddels meer dan 56 miljard US$) aan burgers te betalen door Iran, Iraanse instellingen en staatsbedrijven. De Amerikaanse wet staat dit toe wanneer een vreemde staat tot “a State sponsoring terrorism” wordt verklaard. Onder ander slachtoffers van de aanslagen in 2001 hebben dergelijke rechtszaken tegen Iran, Iraanse instellingen
en staatsbedrijven zoals de Iraanse Centrale Bank, met succes gevoerd. In 2016 is de Amerikaanse wetgeving aangescherpt en is een kwalificatie als “a State sponsoring terrorism” niet langer nodig.
Een verband tussen vermeend onrechtmatig gedrag van

.....read more
Access: 
Public
Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2016

Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2016


Vragen

Casus I

Klimaatakkoord Parijs treedt in werking

Gisteren, 4 november, is het Parijs Akkoord inzake klimaatverandering inwerking getreden. In dit Akkoord wordt nadere uitwerking gegeven aan het Klimaatverdrag van 1992. President Obama van de Verenigde Staten heeft dit Akkoord geratificeerd en de VS is dus hieraan gebonden. Hij kon dit doen omdat hij het Akkoord als ‘executive agreement’ onder het Amerikaanse recht beschouwt en dus niet goedkeuring van het Congres nodig had.

Vraag 1A

Kunnen we dit Akkoord op grond van het internationaal recht als een verdrag beschouwen? Waarom wel of niet?

Stel dat de nieuw gekozen president Trump zo snel mogelijk na 1 januari 2017 weer van het Akkoord af wil en niet de in het Akkoord voorgeschreven opzegtermijn van één jaar wil afwachten. Hij verklaart direct bij zijn aantreden dat de VS op geen enkele wijze gebonden is aan het Akkoord.

Vraag 1B

Is dat mogelijk volgens het internationaal recht? Waarom wel of niet?

Het Klimaatverdrag van 1992 en het Parijs Akkoord van 2015 gaan duidelijk verder dan de zogenaamde ‘no harm rule’ die de basis vormt van het internationaal milieurecht.

Vraag 1C

Leg kort uit wat in dit verband onder de ‘no harm rule’ wordt verstaan en verwijs daarbij naar een bron waarin deze regel is verwoord.

De ‘no harm rule’ is gebaseerd op het concept van staatsaansprakelijkheid. Om het probleem van klimaatverandering mondiaal effectief aan te pakken is meer nodig.

Vraag 1D

Geef twee argumenten waarom staatsaansprakelijkheid slechts beperkt soelaas biedt en beschrijf kort voor ieder van de twee argumenten met welke beginselen of methoden in het internationaal (klimaat)recht hierop gereageerd is.

Casus II

Afrikaanse exodus maakt Strafhof nog machtelozer

ANALYSE

Een dreigende exodus van Afrikaanse landen zal het Internationaal Strafhof nog marginaler maken dan het nu al is. Na Burundi en Zuid-Afrika heeft nu ook Gambia zijn terugtrekking aangekondigd uit het Internationaal Strafhof in Den Haag. En een verdere uittocht van Afrikaanse landen dreigt. Onder meer Djibouti, Kenia en Oeganda overwegen ook afscheid te nemen van het Internationaal Strafhof. De Oegandese president Yoweri Museveni noemde het Hof eerder deze week 'zeer nutteloos'. Mensenrechtenactivisten maken zich zorgen over de dreigende Afrikaanse exodus, omdat deze het toch al wankele Strafhof naar verwachting nog verder zal verzwakken. Human Rights Watch noemde Zuid-Afrika's besluit 'een enorme slag' en Amnesty International sprak van 'een diepe teleurstelling'.

Vraag 2A

Het Internationaal Strafhof functioneert op basis van het beginsel van ‘complementariteit’. Leg uit wat daar mee wordt bedoeld.

Een deel van de controverse rond het Internationaal Strafhof is ontstaan door de uitvaardiging van een dagvaarding tegen de zittende president van Soedan, Al Bashir, in verband met de misdaden die zijn begaan in Darfur, in het westen van Soedan. Afgelopen zomer weigerde Zuid-Afrika hem te arresteren tijdens een bezoek aan dat land en hem over

.....read more
Access: 
Public
Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2015

Internationaal Publiekrecht - RUG - B3 - Oefententamen 2015


Vragen

Vraag 1

In de zaak Stichting Urgenda tegen de Staat der Nederlanden, Rb Den Haag 2015, overwoog de rechtbank het volgende:

“Het voorgaande voert de rechtbank tot de slotsom dat uit […] het no harm-beginsel [en] het VN Klimaatverdrag met bijbehorende protocollen […] niet een rechtsplicht van de Staat jegens Urgenda kan worden afgeleid. […] Urgenda [kan] aan deze regels […] niet rechtstreeks rechten ontlenen.”Leg met een voorbeeld uit wat onder het no harm-beginsel wordt verstaan. Geef een voorbeeld van een document waarin we dit beginsel kunnen vinden. Geef aan wat voor soort rechtsbron dit is.

Vraag 2

Beargumenteer waarom de rechtbank van mening is dat Urgenda aan dit beginsel en aan andere genoemde regels geen rechten kan ontlenen.

Vraag 3

De rechtbank heeft Urgenda deels in het gelijk gesteld door te oordelen dat Nederland onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig handelt ten opzichte van Urgenda door uit te gaan van een reductiedoelstelling voor broeikasgassen van minder dan 25% in 2020.Stel dat Urgenda het niet eens is met deze beslissing en dit wil voorleggen aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Denkt u dat het Europese Hof tot een uitspraak zal komen? Geef een beargumenteerd advies aan Urgenda over de bevoegdheid van het Hof en de ontvankelijkheid van de klacht van Urgenda.

Vraag 4

Het staatshoofd van Albanië wordt beschuldigd van betrokkenheid bij genocide gepleegd in buurstaat Macedonië. Leg uit waarom een internationaal strafrechttribunaal, zoals het Internationaal Strafhof, het staatshoofd wel voor betrokkenheid bij genocide in Macedonië kan berechten, maar dat de rechter van Albanië daartoe niet bevoegd is. Verwijs niet alleen naar het relevante concept, maar leg uit waarom dit verschil niet onlogisch is.

Vraag 5

De buurstaten Togo en Benin hebben al jaren een gespannen verhouding. Deels is dit veroorzaakt door de opvang in Togo van politieke tegenstanders (de Opositia) van president Talon, die al vele jaren met harde hand Benin regeert. Togo biedt de Opositia huisvesting, voedsel en scholing en financiert de politieke en militaire training van de leden van de Opositia. Enkele van deze leden plegen een bomaanslag op het paleis van president Talon waarbij veel doden en gewonden vallen en het paleis zwaar beschadigd wordt. Togo wil Benin aansprakelijk stellen onder het internationaal recht voor de bomaanslag en schadevergoeding vorderen voor alle schade.

Heeft de staat Togo een kans van slagen? Geef een internationaalrechtelijk onderbouwd advies aan de staat Togo.

Vraag 6

Zuid-Ossetië wil net als Krim referendum. Naar het voorbeeld van de Krim wil de afvallige Georgische republiek Zuid-Ossetië een referendum houden over aansluiting bij Rusland. Dat heeft Leonid Tibilov, leider van Zuid-Ossetië, gezegd tijdens overleg met Vladimir Soerkov, een belangrijke adviseur van de Russische president Vladimir Poetin. Gezien de politieke realiteit van nu moeten we een historische keuze maken en worden verenigd met Rusland, aldus.....read more

Access: 
Public
Internationaal Publiekrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Rechten RUG B3 - Studiebundel

Internationaal Publiekrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - Rechten RUG B3 - Studiebundel

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Internationaal Publiekrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 3 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1837
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.