Samenvatting Nationale Politiek politicologie Universiteit Leiden Blok 1, jaar 1

Nationale politiek politicologie Leiden Blok 1, jaar 1

Dit is een bruikbare samenvatting voor iedereen die Nationale politiek in jaar 1 van politicologie bachelor in Leiden volgt. Het is een combinatie van aantekeningen, voorbeelden en definities die zeer belangrijk zijn in het vak. Bij de inleiding Nationale politiek gaat het vooral om je mening weer te kunnen geven in een essay en duidelijke definities kunnen reproduceren.Het boek dat hiervoor gebruikt wordt is Governance and Politics in the Netherlands - Andeweg & Irwin - 4e druk. Op WorldSupporter.org bevindt zich nog een goede samenvatting bruikbaar voor dit vak

Staat, Natie en de constitutie

Staat kent interne en externe soevereiniteit

Intern: Geweldsmonopolie

Extern: Erkenning over bezit eigen grenzen

 

Natie: culturele invulling van een gemeenschap door identiteit. 

Nederland kent verbindende elementen als: Wilhelmus, Canon, Strijd tegen water. 

 

Buitenlandse invloed Nederlandse historie

  • eenheidsstaat door Frankrijk

  • Monarchie door de Britten 

  • Tweekamerstelsel door invloed zuidelijke adel en dus België 

  • Grondwet door de revolutionairen in Europa

 

Ontwikkeling civil society 

  • ontzuiling 

  • geseculariseerd

  • postmaterialistische waarden 

  • minder in partijpolitiek verband

  • virtueel-digitaal

 

Nederland is een constitutionele monarchie met parlementaire vertegenwoordigende democratie. 

 

Zwaardmacht (Geweldsmonopolie)

  • Tegen anarchie en tirannie

  • Instrument van de staat en waarborg tegen de staat

  • geweldsmonopolie, maar wie bewaakt de bewaker?

 

Constitutie:

  •  Werkt als synthese als instrument van de staat en waarborg tegen de staat

Evenwicht van burger en handelen van de staat, wat mag en kan de staat en wat mag de burger. 

  • De basisinrichting van de politiek bestuurlijke macht vastgelegd in de grondwet.

 

Grondrechten 

  • Klassieke grondrechten: Recht om de burger te beschermen, mensenrechten

  • Politieke grondrechten: Waarborging deel te nemen aan staatsbestuur.

  • Sociale rechten: Taakstellende voor de overheid om te zorgen voor de bevolking

 

Grondwet spreekt over: 

  • Grondrechten

  • Instituties en instellingen

  • wetgeving

  • rechtspraak

  • herziening van grondwet zelf. 

Grondwet als verbinding door vastleggen centrale waarden.

Rechtsstaat gekenmerkt door:

  • Grondrechten

  • rule of law

  • scheiding der machten: territoriaal (Gemeentelijk, nationaal) en functioneel (Trias politica, wetgeving uitvoering en rechtspraak)

 

Nederlandse rechtstaat van liberaal naar democratisch. 

 

Democratie:

  • Het volk regeert

  • Schumpeter: democratisch elitisme, volk kiest politieke elite

  • Neo Democraten: participatiedemocratie. 

 

Pacificatiedemocratie, verzuiling en ontzuiling

 

Nederland als country of minorities (Land van minderheden)

  • Politieke instabiliteit

  • geen partij met meerderheid

  • samenleving met scheidslijnen

  • segmentering leidt tot verdeeldheid. 

 

Minderheden zijn cijfermatig en sociaal psychologisch vormgegeven door groepsidentiteit religie en sociale klasse verdeeld. 

 

Zuilen:

  • Katholiek (KVP)

  • Gereformeerd (ARP)

  • Nederlands Hervormd (CHU)

  • Arbeiders (PvdA)

  • Liberalen (VVD)

 

Losse sociale culturele eenheden vormen samen de zuilenstructuur

Een zuil; heeft een complex van organisaties, waaronder partij en onderscheidbare subcultuur op basis van religie en ideologie. 

 

Criteria om mate verzuiling te bepalen (Arend Lijphart)

  • Rol religie en ideologie

  • Omvang en dichtheid van organisatorisch netwerk

  • Samenhang en cohesie binnen organisatorisch netwerk

  • Mate van afwijkend sociaal gedrag (Apartheid?)

  • Verzuild gedrag bevorderd door elite

 

Stabiliteit wordt vaak geassocieerd met homogeniteit 

Democratie kent heterogeniteit 

 

Cross cutting cleavages: Maatschappelijke scheidingslijnen

Cross pressured: Het individu past bij meerdere zuilen

 

Voorspelling Dahl: Your country cannot exist - Nederland zal uit elkaar vallen. 

Vorming self denying prophecy. 

 

Nederlandse pacificatiedemocratie:

  • Sterke verdeeldheid op de basis

  • Politieke elite werkt wel samen 

 

Elite hield zich aan ‘regels’

  • zakelijkheid en verdraagzaamheid (pragmatisch)

  • Topoverleg en geheimhouding (achterkamertjespolitiek)

  • Evenredigheid en eerlijkheid (tegenover elite)

  • Depolitisering (Wetenschappers en commissie voert uit)

  • Regering regeert

 

Basisprincipes van pacificatiedemocratie

  • Deling van de macht door grote coalities

  • Autonomie van zuilen

  • Evenredigheid

  • minderheids veto

 

Kern: Geen ja/nee beslissingen. Altijd toezeggingen naar elkaar

Voorbeeld: pacificatie van 1917:  

  • Schoolstrijd (Confessionelen wilden gelijke financiering)

  • Algemeen kiesrecht (Socialisten)

  • Proportioneel kiesrecht (Liberalen, minderheid)

 

Ontzuiling 

  • Individualisering

  • secularisering (Verlaten van de kerk) en deconfessionalisering (Kerk geeft geen richting meer)

  • Formele banden tussen zuilen en organisaties breken. 

  • Opkomst niet zuilgebonden organisaties

 

Nieuwe verzuiling (2001)

  • etnische minderheden leven geïsoleerd, extreemrechts

Politieke stromingen en partijen

Partijen

  • Partijen zijn belangrijk voor de electorale democratie

  • Partijen vormen een brug tussen burger en bestuur

  • Zijn vitaal voor een parlementaire democratie

 

Een politieke partij is een politieke groeperingen geïdentificeerd bij een officieel label dat zich presenteert bij verkiezingen en capabel genoeg is kandidaten voor te schuiven voor het openbaar ambt. 

 

Functies politieke partij

  • Rekrutering en selectie voor vertegenwoordiger functies. 

  • Aggregatie via het partijprogramma

  • Articulatie door thema’s op de agenda te zetten 

  • Communicatie tussen burger en overheid

  • Mobilisering van achterban bij verkiezingen

  • Socialisatie van achterban met scholing en vorming (Verzuiling voornamelijk)

 

Neergang van politieke partijen door verlies van functies. 

 

Partijsystemen 

  • een-, twee- of meerpartijenstelsel 

  • Meerpartijenstelsel op te delen uit gematigd, extreem en versplinterd. 

 

Relevantie partijen, meedoen aan de regering of een regering kunnen blokkeren 

 

Partijfamilies: ideologisch verwantschap tussen partijen

  • Christendemocraten - CDA, CU, en SGP

  • Socialisten: - PvdA, GL, SP

  • Liberalen: - VVD

  • Kent ook nog groenen, populisten en single issue. 

 

Wet op de politieke partijen bepaalt wat een politieke partij is: 

  • Ledenorganisatie (uitzondering: PVV)

  • Georganiseerd en territoriaal (Nationaal of regionaal)

  • Kent een Partijbestuur met een partijvoorzitter

  • Partijfinanciering komt van aantal leden en donaties

Kiesstelsel, verkiezingen en kiesgedrag

In perceptie zijn er duidelijke verschillen tussen partijen door ordening en dimensionaliteit 

 

Rechts: kleine rol overheid

Links: grote rol overheid

 

Dimensie links en recht tweedimensionaal verzwakt. Zou een meer ruimtelijke benadering moeten zijn van de politiek. 

 

Verkiezingen 

  • Appointive principle (Weinig verkiezingen)

  • Elective principle (Veel verkiezingen)

 

Geschiedenis:

  • 1848: invoering verkiezingen

  • 1917-1919: Algemene verkiezingen

  • 1917-1970: Opkomstplicht, Nederland als een kiesdistrict, wel nog administratieve kieskringen. (Partij hoeft niet overal mee te doen en verschillen op kandidatenlijst)

 

Kiesgerechtigdheid

  • Vanaf: 1919 algemeen kiesrecht

  • Nederlanderschap

  • Leeftijd 18

  • Volmachtstemmen (Dit zijn er maximaal 2)

 

Stemmen is eenvoudig door oproep, stempas en stemlokaal

Voorkeurstem: stem die niet op de nr. 1 van de partij is. 

Voorkeurstem formeel kent ¼ kiesdeler: 17372 stemmen. 

Kiesdeler: aantal geldige stemmen delen door aantal zetels (70000)

Overigen stemmen gaan naar hoogste gemiddelde stemmen. 

 

Debat over kiessysteem

  • Kloof burger en politiek

  • Geringe invloed burger op regeringssamenstelling

 

Verkiezingscampagnes Nederland:

  • Defensief schuift naar offensief

  • Kort

  • Relatief kleinschalig en goedkoop

  • Relatief netjes en weinig negatief

  • Amateuristisch

Kiesgedrag en regering

Kiesgedrag:

  • Structureel naar open model vanuit een verzuilingsmodel

  • Verzuilingsmodel op basis van Religie, beleving religie en sociale klasse

  • Naar ruimtelijk model

 

Ruimtelijk model meerdimensionaal

  • Op links-rechts

  • Ideologie en Issue

  • Economisch

  • Rationeel stemmen (strategisch)

  • Motivatie om te stemmen lastiger en breder

 

Van lang naar korte termijn gevolgen binnen keuzeset

Retrospectief kiezen: In de coalitie zitten als kleinere partij is over het algemeen niet goed voor aantal stemmen.

 

Personalisering van de partij: 

  • Voorkeur naar de nr. 1 of de partij?

  • ¼ voor de persoon ¾ voor de partij

 

Regering (Core executive)

  • Geen keuze in samenstelling regering 

  • winnaars verkiezingen niet persé in coalitie 

  • Ook de grootste partij verkiezingen niet persé in de coalitie

 

Procesregels

  • Tweede kamer initieert formering door binnen een week de formateurs te kiezen

  • Informateurs maken verslagen

  • Tweede kamer kiest verdere stappen 

  • Koning doet alleen nog ontslag en benoeming van ministers en regeringen.

 

De vier vragen die informateurs stellen

  • Welke partijen 

  • Wat voor programma

  • De posten en portefeuilles en posities partijen 

  • Welke personen worden ministers

 

Problemen kabinetsformatie (2021)

Te lange duur 

  • Demissionair kabinet 

  • " Investering in stabiliteit"  (Niet waar! Hoe langer een formatie duurt hoe groter de kans op falen)

 

Oplossingen gebrek aan democratische legitimiteit

  • Britse aanpak door partij blokken

  • Amerikaanse aanpak door gekozen MP of formateur

 

Formatiewet

  • Limiet formeren anders andere partij aan zet of uiteindelijk nieuwe verkiezingen.

 

Coalitietheorie bij de aanname dat de partijen rationele actoren zijn:

  • Regeringsdeelname - office seeking (Zo weinig mogelijk partijen in kabinet)

  • Beleidsrealisatie - policy seeking (Ideologisch verwantschap in het kabinet)

  • Koalitionsfähig -  Mee kunnen gaan in een kabinet

 

Regering en parlement

Ministerraad: Ministers vormen samen ministerraad

collegiaal bestuur: kleine ministerraad

  • speciale positie minister-president

MP heeft minder macht dan in andere landen

technisch voorzitter (MP)

  • toename presidentialisering komt door

  • toename media aandacht

  • toename coördinatie binnen kabinet

  • toename europese integratie

 

Tweekamerstelsel

  • eenwording met België (1815)

  • Koning had behoefte aan eerste kamer, leden benoemt door koning

  • tweekamerstelsel bijzonder

 

Parlementair stelsel

  • Kiezer > parlement > regering > Beleid

  • Nederlandse stelsel: parlementaire steun tot het tegendeel bewezen is

 

Presidentieel Stelsel

  • Kiezer > President > Regering > Beleid

 

Nederland als parlementair stelsel:

  • Werkzaamheden van Kamers in commissies op beleidsterrein/vakgebied

  • georganiseerd in fracties/groepen

 

Bevoegdheden parlement:

  • wetgevende bevoegdheden

-  Recht van initiatief (TK)

- recht van amendement (TK) (novelle EK (bijvoegen van wet))

- recht wetsvoorstel te verwerpen (TK) (EK)

- Controlerende bevoegdheden 

- Budgetrecht

- mondelinge vraag

- schriftelijke vraag

- interpellatie (30 leden)

- enquête / ondervraging

- Motie van wantrouwen

- aard van motie wordt bepaalt door allen

 

Parlement manifesteert zich op verschillende wijzen

  • Als institutie 

  •  Dualisme Regering tegenover regering

  •  Sommigen zitten in beide organen. eigen controle (coalitie)

  •  institutioneel dualisme (regering parlement)

  •  Politiek dualisme (Coalitie en oppositie)

 

Parlement als Arena

  • Strijdende fracties en partijen

Parlement als marktplaats: 

  • voor verdediging en uitruil belangen

Parlement als volksvertegenwoordiging

  • descriptief: afspiegeling op specifieke kenmerken (geslacht leeftijd etc.)

  • Gender als probleem binnen afspiegeling

  • Inhoudelijk: naar inhoudelijke opvattingen in termen van ideologie en posities t.a.v. specifieke kenmerken

  • Verdeling Links Rechts ideologie tussen kiezers en kamerleden blijft stabiel en geeft redelijk de mening van de kiezers

 

Politiek en media

Mediacratie

  • De media regeert

  • Media en nieuws kan invloed hebben op stemming gedrag

  • stabiel percentage geïnteresseerd in nieuws

Vertrouwen in nieuws is laag op jongere leeftijd.

 

Media dient al intermediair tussen burgers en bestuur/politieke elite

  • informatiefunctie (topdown)

  • Platform- of expressiefunctie (Bottom up)

  • controlefunctie (waarheidsfunctie) 4de macht

  • Amusementsfunctie

 

Drie modellen (logics) van ideaaltypen voor inzicht in relatie mediapolitiek met eigen taakopvattingen journalisten en media

  1. Partisan logic - partijbelang dominant, partijen bepalen politieke en media-agenda, geen zelfstandige politieke rol media 1850-1965 

  2. Public logic - publieke belang dominant, afname volgzaamheid en toename autonomie media, kritisch volgen, wel politieke agenda 1965-1990

  3. Media logic - belang publiek dominant, fragmentatie en concurrentie media, media als markt, sterke onafhankelijkheid en mede bepalen politieke agenda, interpreterende journalistiek (framing) 1990-nu

 

Aandacht verlegd van symbolische agenda naar substantiële agenda. Meer richting personen dan het politieke spel. Wetgeving belangrijk maar minder relevant voor media

Media heeft dus soms aandacht voor wetgeving.

Invloed van media op het totstandkomen van wetten is heel beperkt. Er is wel aandacht voor de onderwerpen maar niet voor het process van wetsbehandeling

positief: geen mediacratie

negatief: waakhondfunctie is dus afwezig wat betreft wetgeving

 

Bureaucratie en rechterlijke macht:

  • Max weber 3 bronnen van legitiem gezag

Charismatisch

traditioneel

legaal-rationeel > bureaucratie als rationeel-efficient hierarchisch systeem van overheids posities met bijbehorende taken met specifieke rolopvatting ambtenaar. loyaal, trouw, objectief en deskundig. 

 

De Nederlandse bureaucratie bestaat niet als geheel. Er is namelijk sprake van Autonome ministeries. 

 

Nederlandse ministeries:

  • Nederlandse ambtelijke dienst is een positiesysteem (selectie naar expertise)

  • Ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van: 

- Optreden staatshoofd

- besluiten ministerraad

- eigen optreden

- optreden ondergeschikte staatssecretaris

- functioneren ondergeschikt ambtelijk apparaat

Ruime positie: carrington-doctrine, minister altijd en voor alles verantwoordelijk, gevaar van inquisitiedemocratie

Enge positie: vraag naar persoonlijke verwijtbaarheid, gevaar van sorrydemocratie

 

Rechterlijke macht

  1. nationale regelgeving + jurisprudentie

  2. Internationale verdragen + jurisprudentie

  3. EU-regelgeving + jurisprudentie 

 

geen constitutionele toetsing (judicial review)

maar: initiatiefwetsvoorstel Halsema pas na 16 jaar gesneuveld

 

Oorzaken politieke rol rechter 

  1. toegenomen staatsinterventie (overheid doet meer)

  2. toegenomen kaderwetgeving met relatief vage termen en open normen en lagere regelgeving

  3. toegenomen belang algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals zorgvuldigheids, rechtszekerheids, vertrouwens of motiveringsbeginsel

  4. Non decisie politiek (stakingsrecht)

  5. toegenomen belang internationaal en EU recht

 

Dicastocratie: macht aan de rechter

 

De Politieke overheid

Huis van thorbecke

  • Nationaal > Land

  • Provinciaal > Provincie

  • Lokaal > Gemeente

 

Lokale politiek:

  • Lokale bestuurslaag

  • gemeenteraad

  • college van de burgemeester en wethouders en de burgemeester zelf

Provinciale politiek 

  • provinciale staten

  • commissaris van de koning 

Gemeenteraad

  • Kaderstelling

  • controle

  • vertegenwoordiging

  • verkiezingen 

  • veel taken maar weinig financiering

  • collegevorming, afspiegeling

  • Niet persé een programma

  • Bestuur op collegialiteitsbeginsel

  • Burgemeester wordt benoemt door de gemeenteraad

  • Kroonbenoeming gedeconstitutionaliseerd. (koning benoemt niet meer)

 

Afspiegelingen zonder programma > Meerderheid met programma > programma met programma

 

Beleid en beleidsvorming 

  • Democratisch en sociale rechtsstaat

  • verzorgingsstaat met sociale grondrechten en internationale verdragen 

 

Ontwikkeling verzorgingsstaat:

1900-1945 Voorgeschiedenis door Noodingrepen overheid 

1945-1965 Ontstaan noodwet Drees AOW en de loonpolitiek (matiging) voor wederopbouw

1965-1977 Uitbouw met verzekeringen en voorzieningen

1980-.........Intrekking door financiële druk 

 

Besluitvorming: corporatisme theorie

  • Belangengroepen werken mee aan beleidsvorming

  • Samenwerking door meepraten en besluiten

  • Verschil met lobbyen (Lobbyisten sluiten niet aan bij de tafel)

 

Poldermodel 

Oorsprong met ideologische basis:

  • Katholiek: Beginsel subsidiariteit, maatschappelijk

  • Protestant: Beginsel soevereiniteit eigen kring 

  • Socialisme: Decentralisatie dus lagere kringen

  • Economisch: Kwetsbaarheid voorkomen door verdeeldheid uit de weg te gaan

  • Cultuur: Pacificatie en consensuscultuur

 

Corporatisme ontwikkeling:

1945-1960 Innovatief corporatisme (Wederopbouw)

1960-1970 Responsief corporatisme (Oprichting organisaties)

1970-1985 Immobiel corporatisme (Instituties lopen vast door verharde verhoudingen)

1985-nu     Corporatist disengagement (Wassenaar akkoorden, meer samenwerkingen)

 

Nadelen corporatisme:

  • Organisaties die niet democratisch gekozen zijn besluiten mee

  • Stroperigheid besluitvorming 

  • afwenteling mechanisme, problemen richting overheid

 

Buitenlands Beleid en de EU

 

Economie en economisch beleid- 

Macro economisch beleid:

  • Loonmatiging en tegengaan inflatie 

  • minder uitgaven collectieve sector

  • Hervorming sociale zekerheidsstelsel

  • Meer marktwerking en minder overheid

  • Stabiel monetair klimaat

 

Dutch Disease: Gasopbrengsten naar sociale zekerheid

Dutch Miracle: Economisch herstel door loonmatiging en arbeidstijdverkorting 

 

Buitenlands beleid:

Constanten:

  • Peace: Maritiem commercialisme, Atlanticisme en de NAVO

  • Profits: Neutralist abstentionism. Koloniale belangen, nu EU

  • Principles: Internationaal idealisme. Legalisme, internationale rechtsorde en de VN

 

Koopman en de dominee: principles en profits gaan hand in hand. 

 

Vrede en veiligheid

  • NAVO - Trouw tot 1970, kritisch tot 1980

  • Pacifistisch

 

Binnenlandisering buitenlands beleid 

  • politisering

  • verschillende politieke kwesties

  • Oorzaken volatiliteit kiezers en globalisering 

 

Buitenlandisering binnenlands beleid

1952 EGKS

1957 EEG

1991 Europese Unie

2005 Europees grondwettelijk verdrag

2009 Verdrag van Lissabon 

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Blok 1 Bachelor 1: Aantekeningen & samenvattingen bij Politicologie aan de UL Leiden
Check more of topic:
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Luc Berger
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1586 1