controleerbaar | Is na te checken |
empirische gegevens | uitspraken doen op grond van wetenschappelijk onderzoek dat is gebaseerd op systematische observaties |
falsifieerbaar | een theorie moet weerlegd kunnen worden met systematische waarnemingen |
probabilistisch | uitspraken binnen een theorie gelden niet voor alle gevallen of op elk moment in de tijd |
spaarzaam (parsimonious) | als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze complexer te maken |
fundamenteel (basic) | informatie verzamelen |
toegepast (applied) | praktisch probleem in maatschappij en hiervoor een oplossing zoeken |
translationeel (translational) | vormt een brug tussen fundamenteel en toegepast onderzoek |
controleerbaarheid | |
data-management plan | beschrijft systematisch het proces van sociaal wetenschappelijk onderzoek. |
sociale fenomenen | alles wat we om ons heen zien van sociale interactie van het menselijk leven |
respondent | iemand die onderdeel is van de populatie/perspective en deel uit neemt van het onderzoek |
inductie | specifieke observatie gebruiken om algemene/bredere uitspraken te doen |
SPI(C)E | Setting, Perspective, Interest, (Comparison), Evaluation. Kenmerkende elementen van een onderzoeksvraag |
populatie | de groep mensen waarin de onderzoeker geïnteresseerd is/iets wilt zeggen |
steekproef | deel van de populatie die wordt uitgenodigd voor het onderzoek |
transcript | opgenomen interview dat later volledig is uitgetypt. kan verbatim gecodeerd zijn (woord voor woord) |
field notes | worden gemaakt gedurende het onderzoek |
analyseren | grondig onderzoeken en ontleden van iets in meerdere onderdelen |
focusgroep | groep van 6-10 mensen met een moderator. Hebben homogene achtergrond en heterogene ervaringen |
homogeen | gelijk |
heterogeen | verschillend |
anonimiteit | toestand waarin de identiteit van iets of iemand niet bekend is. herkenbare eigenschappen vervangen door functionele codes |
vertrouwelijkheid | het gegeven is alleen te benaderen door iemand die gemachtigd is om dit gegeven te benaderen (eigenaar). |
observatie | waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en interacties |
participerend (klassiek etnografisch)vs niet participerend | bestudeerd de onderzoeker de mensen van buitenaf of wordt de onderzoeker deel van de groep? |
verhuld vs onverhuld | weten de mensen dat ze geobserveerd/bestudeerd worden? |
systematisch vs niet-systematisch | zijn de fenomenen waar naar gekeken wordt van te voren vastgelegd? |
site | plek waar geobserveerd gaat worden |
gatekeeper | iemand die weet van het onderzoek, waaraan toegang tot de site gevraagd wordt door de onderzoeker |
key informant | interactie tussen onderzoeker en een bepaalde participant die veel actiever/meer is dan met de andere participanten |
reactiviteit | de aanwezigheid van de onderzoeker beïnvloed het gedrag van de participanten, omdat ze weten dat ze geobserveerd worden |
going native | onderzoeker raakt te betrokken bij de mensen |
secundaire data | gegevens die zijn verzameld voor een ander onderzoek, maar worden hergebruikt |
anoniem onderzoek | bij dataverzameling worden geen persoonsgegevens verzameld |
vertrouwelijk onderzoek | onderzoekers voorkomen dat persoonlijke data van de respondenten bekend wordt |
informed consent | deelnemer wordt vooraf geïnformeerd over onderzoek, welke gegevens wel en niet worden verzameld, en mogelijke risico’s en/of voordelen er zijn bij deelname |
de-identificatie | tekstuele data waaraan de persoon herkend kan worden, worden vervangen door algemene termen (codes) |
attribute code | vaak achtergrond of demografische informatie van de respondent |
index codes | vertegenwoordigen grote stukken tekst en geven brede/algemene onderwerpen aan |
analytic codes | beschrijven de betekenis van specifieke stukken tekst |
saturatie | Er komen geen nieuwe ervaringen, meningen, ideeën naar voren komen bij verdere observaties. |
iteratief proces | Cyclisch proces tussen dataverzameling en data-analyse |
memo ‘s | aantekeningen die onderzoeken gedurende het hele onderzoeksproces voor zichzelf maakt |
deductie | afleiden van specifieke toetsbare verwachtingen vanuit (voorlopige theorie). Vergelijken van deze verwachtingen met empirische gegevens. |
correlationeel onderzoek | kijken naar de relaties tussen eigenschappen |
PAC | population, association, constructs |
causaliteit | onderzoeksvragen die oorzaak/gevolg verband beschrijven |
oorzaak/gevolg verband | één kenmerk veroorzaakt een verandering in een ander kenmerk. |
constructs (theoretische begrippen) | de kenmerken die de onderzoeker van de mensen wil weten en meten en waartussen een verband verwacht wordt (heeft verschillende aspecten) |
inferentie | generaliseren naar een grotere groep mensen (de populatie) op basis van informatie uit de steekproef |
likert schaal | helemaal eens tot helemaal oneens. Vaak met numerieke waarde 1 tot 5. |
schaalscore | manier waarop de verschillende antwoorden worden samengevoegd. (uiteindelijke score) |
dekkingsfout | De populatie wordt niet juist gedekt (verkeerde representatie bvb onvolledige lijst). Kan vertekening van de werkelijkheid veroorzaken |
non-response fout | het niet meedoen of niet beantwoorden van vragen (incomplete dataset). Kunnen een vertekening van de werkelijkheid veroorzaken. |
conceptuele definitie | Wat bedoelt de onderzoeker met het begrip. begrip/construct/concept definiëren. |
operationele definitie | manier waarop het theoretische begrip (construct) gemeten zal worden Meetinstrument kiezen/bepalen. |
operationalisatie | van de conceptuele definitie naar de operationele definitie. theoretisch concept→ conceptuele definitie→ operationele definitie→ variabele |
transformatie | wanneer alle scores met hetzelfde getal worden vermenigvuldigd/gedeeld. |
translatie | als bij alle scores dezelfde hoeveelheid opgeteld/afgetrokken wordt. Alle datapunten schuiven met dezelfde hoeveelheid naar links/rechts (verplaatsing) |
uitschieter (outlier) | waarde in de dataset die ver van de rest van de data ligt |
correlatiecoëfficiënt (r) | verband tussen twee variabelen. Meet hoe dicht de punten in de puntenwolk bij de rechte lijn liggen. varieert tussen -1 en +1 |
groepsparadigma | het is bekend dat er verschillen zijn in de scores tussen twee/meer groepen. Er is een bekende relatie met een nominale waarde |
nulhypothes | hierin staat geen relatie/verschil/effect. De onderzoekshypothese wordt hiermee vergeleken |
steekproevenspreiding | het feit dat de waarden van de steekproef correlatie van steekproef tot steekproef variëren |
steekproef fout | verschil tussen de correlatiewaarde in de steekproef en die de correlatiewaarde van de populatie |
standaardfout | de standaardafwijking van de steekproeffouten. klein betekent dat metingen nauwkeuriger zijn |
overschrijdingskans | om te bepalen in welke mate de geobserveerde waarde uit de steekproef overeenkomt met de nulhypothese. Kans dat de waarde in de steekproef nog verder van nul ligt dan de geobserveerde waarde .De oppervlakte onder de curve en kan computer berekend worden |
p-waarde | andere naam voor de overschrijdingskans. Is een indicatie van overeenkomst met de nulsituatie. |
variabele | wanneer fysiek kenmerk of theoretisch begrip eenmaal is geoperationaliseerd (numerieke waarden) |
categorische variabelen | getallen (variabelen) vertegenwoordigen verschillende categorieën. Hier zit geen orde in. |
nominaal meetniveau | kwalitatieve classificatie zonder ordening. de waarden vertegenwoordigen namen / woorden / categorieën |
kwantitatieve variabelen | de waarden zijn getallen die een hoeveelheid aangeven |
ordinaal meetniveau | óf een kwalitatieve óf een kwantitatieve classificatie met een logische ordening. (xs, s, m) |
interval meetniveau | De verschillen tussen waarden zijn meetbaar en relevant: gelijke verschillen tussen waarden hebben dezelfde betekenis. afwezigheid van absolute nulwaarde. |
ratio meetniveau | wanneer de verschillen tussen getallen hetzelfde zijn en de waarde 0 een indicatie van de afwezigheid van de gemeten variabele is. (hierbij ook iets 2x zoveel etc) |
triangulatie | Het combineren van verschillende dingen |
methoden triangulatie | het combineren van kwalitatieve met kwantitatieve gegevens. Ook Wel mixed methods study genoemd. |
data triangulatie | verschillende typen kwalitatieve gegevens worden verzameld |
onderzoeker triangulatie | verschillende onderzoekers verzamelen en/of analyseren de data los van elkaar |
theoretische triangulatie | de verzamelde gegevens worden bekeken vanuit verschillende theoretische invalshoeken (i.e., meerdere disciplines) |
betrouwbaarheid | De mate waarin het meetinstrument consequent meet |
test-hertest betrouwbaarheid | De mate waarin het meetinstrument consequente scores geeft wanneer onderzoekers het meerdere keren gebruiken |
interbeoordelaars betrouwbaarheid | De mate waarin het meetinstrument consequente scores geeft wanneer meerdere onderzoekers het gebruiken |
interne betrouwbaarheid | De mate waarin respondenten soortgelijke antwoorden op verschillende vragen over hetzelfde begrip geven |
validiteit | De juistheid van een conclusie |
begripsvaliditeit | Hoe goed is het construct geoperationaliseerd? (betrouwbaarheid is hiervoor een voorwaarde) |
interne validiteit | Kunnen alternatieve verklaringen worden uitgesloten? |
externe validiteit | Hoe goed kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd naar andere populaties, tijden of situaties? |
statistische validiteit | |
indruksvaliditeit | Als onderzoekers naar de vragenlijst kijken, hoe beoordelen ze deze dan? |
inhoudsvaliditeit | Meet het instrument alle aspecten van het construct? |
criteriumvaliditeit | Hangen de scores van het meetinstrument samen met maten van concreet gedrag waarmee je samenhang verwacht volgens de conceptuele definitie? |
convergente validiteit | Hangen de scores van het meetinstrument samen met scores op een ander meetinstrument dat hetzelfde of een gelijkaardig construct wil meten? |
divergente validiteit | Hangen de scores van het meetinstrument niet samen met scores op een ander meetinstrument dat een ander construct wil meten? |
steekproef | Een kleiner deel van de populatie dat wordt onderzocht om vervolgens uitspraken te kunnen doen over de gehele populatie. |
selecte steekproef | geen willekeur gebruikt. Kan leiden tot bias/vertekening |
doelgerichte steekproef | de onderzoeker gaat op zoek naar mensen die aan specifieke voorwaarden voldoen. |
gemakssteekproef | voor deze steekproef hoeft de onderzoeker zelf de minste inspanning te leveren. |
quota steekproef | de onderzoeker stelt van tevoren vast hoeveel respondenten met specifieke kenmerken opgenomen moeten worden in de steekproef |
sneeuwbal steekproef | de onderzoeker neemt contact op met één subject (of een paar meer) in de doelpopulatie. Daarna leidt elke respondent de onderzoeker naar één of meerdere nieuwe respondenten |
sequentiële steekproef | gaandeweg het onderzoek wordt het steekproefkader of de manier van steekproeftrekken aangepast. Er wordt vaak begonnen met een gemakssteekproef, waarna een doelgerichte steekproef volgt |
aselecte steekproef | mensen worden geselecteerd op basis van willekeur. De steekproef is representatief voor de hele populatie |
enkelvoudige aselecte steekproef | elke participant heeft dezelfde kans om geselecteerd te worden |
gestratificeerde steekproef | de populatie wordt onderverdeeld in deelpopulaties, de 'strata'. Per stratum wordt een enkelvoudig aselecte steekproef getrokken |
clustersteekproef | op basis van een lijst van clusters kunnen onderzoekers at random bepalen welke clusters worden opgenomen in de steekproef. Alle subjecten van de geselecteerde clusters vormen de steekproef |
getrapte steekproef | er wordt eerst een cluster steekproef getrokken en vervolgens daaruit een simpele aselecte steekproef |
gecombineerde steekproef | combinatie van verschillende soorten steekproeven achter elkaar |
systematische steekproef | uit lijst wordt op logische wijze geselecteerd. nummer 5, 10, 15, 20 etc |
case study logic sample | Bij doelgerichte steekproef. onderzoeker gaat op zoek naar individuen die belangrijke informatie kunnen geven |
sample for range | Bij doelgerichte steekproef. onderzoeker gaat op zoek naar een zo breed mogelijk scala aan ervaringen |
inconvenience sample | een verzameling gebeurtenissen en/of mensen die maken dat de onderzoeker de interpretaties in twijfel moet trekken |
oversampling | opzettelijk bepaalde deelpopulatie(s) vaker voor laten komen in de steekproef, omdat ze anders nauwelijks/niet zouden voorkomen. |
Studiegids met oefen- en voorbeeldtentamens voor Toepassing van Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht
Oefen- en voorbeeldtentamens bij Toepassing van Onderzoeksmethoden en Statistiek aan de Universiteit Utrecht
Inhoudsopgave
- Advice for passing your statistics courses
- Begrippenlijst bij totaal KOM en TOE
- Begrippenlijst bij KOM Kwalitatief
- Begrippenlijst bij KOM Correlationeel
- Begrippenlijsten met
- 20+ oefenvragen bij correlationeel onderzoek
- 15+ oefenvragen bij bij kwalitatief onderzoek
- 10+ oefenvragen bij experimenteel onderzoek
- 10+ oefenvragen bij integriteit van onderzoek
- TentamenTests bij Toepassing van Onderzoeksmethoden en Statistiek
- Oefententamenvragen bij het boek: Discovering statistics using IMB SPSS statistics van Field - 5e druk
- TentamenTests bij het boek: Introduction to and application of research methods and statistics van Morling & Carr - 1e druk
Studiegids voor tentamens halen van Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek (KOM) aan de Universiteit Utrecht
Studiegids met oefen- en voorbeeldtentamens voor:
- Vak: Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek
- Instelling: Universiteit Utrecht
Studiehulp Kennismaking met Onderzoeksmethoden en statistiek, deeltoets 2 - UU 23/24
Aantekeningen Kennismaking met Onderzoeksmethoden en Statistiek (Psychologie). Hoorcolleges Experimenteel en Integriteit.
Experimenteel
Voorwaarden van causaliteit:
- Covariance
- Temporal precendence
- Internal validity
Uitleg:
- Er moet een relatie zijn tussen oorzaak en gevolg
- Deze oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg
- Alternatieve verklaringen voor de gevonden relatie moeten zijn uitgesloten
Deze drie voorwaarden moeten nagestreefd worden. Dit kan het best via een gerandomiseerd experiment.
Dit is een oknderzoeksopzet waarbij:
- De groepen hetzelfde worden verondersteld door randomisatie.
- De onderzoeker één variabele manipuleert (de onafhankelijke variabele)
- De onderzoek meet het effect daarvan op een andere variabele (de afhankelijke variabele)
Bij een experiment wordt er een aselecte steekproef getrokken. De ene groep krijgt een bloeddrukverlagend middel, de andere groep krijgt een placebo. Wat kan misgaan: bij randomisatie wil je wel gelijke verdeling leeftijd en man/vrouw-verdeling in de groepen, dat is niet altijd het geval.
De vraag is: Wanneer is er sprake van samenhang tussen type aantekeningen en leerprestatie?
- Hier kun je geen puntenwolk bij maken. Dit is omdat het nominale groepen zijn (de onafhankelijke variabele). Daarom kan je een boxplot gebruiken:
- Als de gemiddelden tussen de twee groepen verschillen, dan zeggen we dat er een samenhang is tussen de twee variabelen. De uitkomsten verschillen namelijk.
Bedreigingen bij experimenteel onderzoek:
- Design confounds: ligt bij de onderzoeker.
- Was de gemanipuleerde variabele wel het enige verschil in de behandeling van de twee groepen.
- Alles hetzelfde, behalve hetgeen wat we willen manipuleren: de onafhankelijke variabele.
- De ene groep kreeg een TED talk van klimaatverandering en de andere over social media.
Selectie effect:
- Waren de twee groepen wel vergelijkbaar bij aanvang van het experiment. De ene groep studenten studeerde scheikunde en de andere psychologie.
- Verdeling man en vrouw, hoogst afgeronde studie, gemiddelde leeftijd, SES, opleidingsniveau ouders, de moedertaal. Hier wordt vaak naar gekeken of de twee groepen vergelijkbaar zijn.
- Contaminatie = deelnemers in experimentele groep vertellen deelnemers in controlegroep over de deelname.
Soms is willekeurige toewijzing niet mogelijk: niet ethisch of praktisch onhaalbaar. Double blind = ook de onderzoeker weet niet in welke groep de deelnemer zit.
Een onderzoeksvraag van een experimenteel onderzoek kun je herkennen aan de volgende elementen:
PICO:
- Population
- De populatie die onderzocht wordt.
- Intervention
- Wat manipuleer jij, welke interventie voer je uit.
- Comparison
- De controlegroep, met wie vergelijk jij de experimentele conditie
- Outcome
- De afhankelijke variabele
De interventie (de experimentele conditie) en de comparison (de controlegroep) maken samen de gemanipuleerde variabele.
PICO:
Met behulp van simulatiespel (waarin men wel of niet wordt buitengesloten) wordt er gekeken of er een verschil in stemming is na afloop tussen degenen die wel en niet buitengesloten worden.
- P: Participanten
- I: wel buitengesloten worden
- C: niet buitengesloten worden (de controlegroep)
- O: verschil in stemming
Gerandomiseerd experiment:
- Uit de aselecte steekproef haal je de experimentele groep en de controlegroep.
Inferentiële statistiek = mogen we het steekproefresultaat generaliseren naar de populatie?
NHST = nulhypothese significantietoetsing
De stappen van NHST (nulhypothese
.....read moreBegrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Experimenteel (Universiteit Utrecht)
Theorie, Toepassing en Test bij Experimentele onderzoeksmethoden en Statistiek
PICO
- In theorie: Dit is het acroniem voor correlationeel onderzoek en staat voor de volgende elementen:
Population: Wie, de groep mensen of objecten die de onderzoeker wilt onderzoeken
Intervention: Wat manipuleer je, welke interventie voer je uit.
Comparison: De controlegroep, met wie vergelijk je de experimentele conditie
Outcome: De onafhankelijke variabele - In toepassing: Dit acroniem wordt gebruikt bij het ontleden en overzichtelijk maken van een experimentele onderzoeksvraag. De interventie (de experimentele conditie) en de comparaison (de controlegroep) maken samen de gemanipuleerde variabele.
- In test: Martin voert een onderzoek uit. Het onderzoek luidt als volgt: Met behulp van simulatiespel (waarin men wel of niet wordt buitengesloten) wordt er gekeken of er een verschil in stemming is na afloop tussen degenen die wel en niet buitengesloten worden. Benoem hier alle letters van het acroniem PICO.
Inferentiële statistiek
- In theorie: Bij inferentiële statistiek wordt er gekeken of we het steekproefresultaat mogen generaliseren naar de populatie.
- In toepassing: Inferentiële statistiek heeft betrekking op de externe validiteit: in hoeverre je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar een grotere groep.
- In test: De volgende uitspraak wordt gedaan: Hoe hoger de externe validiteit hoe beter je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar een grotere groep. Waar of niet waar?
- Waar
- Niet waar
Nulhypothese
- In theorie: Bij de nulhypothese wordt er beweerd dat er geen effect is, er is geen verschil tussen de groepen. De nulhypothese is ook wel H0.
- In toepassing: De nulhypothese wordt gebruikt bij NHST: Nulhypothese Significantietoetsing. Hier wordt geprobeerd om H0 te verwerpen, waardoor de alternatieve hypothese waar is. De nulhypothese mag verworpen worden wanneer de p-waarde klein genoeg is.
- In test: Stel een nulhypothese op bij de volgende onderzoeksvraag. Wat is de invloed van de hoogte van het inkomen op de band met je familie.
- Hoe hoger het inkomen hoe beter de band met je familie
- Hoe hoger het inkomen hoe slechter de band met je familie
- Er is geen effect van de hoogte van het inkomen op de band met je familie
Type I fout
- In theorie: De nulhypothese is waar, maar de onderzoeker verwerpt de nulhypothese toch wel. Dan is het een type I fout.
- In toepassing: Een type I fout is foutief de nulhypothese verwerpen.
- In test: Rayen heeft een type II fout gemaakt. Wat heeft hij in dit geval met de nulhypothese gedaan?
- Rayen heeft H0 verworpen, terwijl H0 fout was.
- Rayen heeft H0 verworpen, terwijl H0 goed was.
- Rayen heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 fout was.
- Rayen heeft H0 niet verworpen, terwijl H0 goed was.
Type II fout
- In theorie: De nulhypothese is niet waar, maar de onderzoeker verwerpt de nulhypothese niet. Dan is het een type II fout.
- In toepassing: Een type II fout is foutief de nulhypothese behouden en dus niet verwerpen.
- In test: Merel heeft
Begrippenlijst en testvragen bij Kennismaking en Toepassing van onderzoeksmethoden en statistiek: Integriteit (Universiteit Utrecht)
Theorie, Toepassing en Test bij Integriteit van onderzoeksmethoden en Statistiek
Eerlijkheid
- In theorie: Het principe eerlijkheid gaat over dat je op een eerlijke manier aan je resultaten komt.
- In toepassing: Er mag bij onderzoek geen sprake zijn van fabricage en plagiaat. Opzettelijke schending valt onder het principe eerlijkheid.
- In test: Mark voert een onderzoek uit en vindt hierbij een opvallende uitschieter. Hij denkt dat de meting bij dit specifieke geval verkeerd is gegaan en besluit de uitschieter te verwijderen. Hij benoemt dit echter niet in zijn onderzoek. Welk principe komt hierbij in het geding?
- Eerlijkheid
- Zorgvuldigheid
- Transparantie
- Onafhankelijkheid
Zorgvuldigheid
- In theorie: Het principe zorgvuldigheid gaat over dat je zorgvuldig aan je gegevens moet komen tijdens een onderzoek. Het gaat hier om precisie.
- In toepassing: Onopzettelijke schending valt onder het principe zorgvuldigheid.
- In test: In het theoretische deel van Kirsten gebruikt ze verschillende bronnen van Wikipedia. Omdat het Wikipedia is, komt ze niet achter de precieze auteur. Ze besluit daarom een verwijzing te maken naar de algemene site van Wikipedia en schrijft dat op in haar bronnenlijst. Welk principe komt hierbij in het geding?
- Eerlijkheid
- Zorgvuldigheid
- Transparantie
- Onafhankelijkheid
Transparantie
- In theorie: Het principe transparantie gaat over dat je transparant moet zijn tijdens je onderzoek.
- In toepassing: Je moet altijd duidelijk aangeven wat en waarom je iets doet of gedaan hebt.
- In test: Mohammed doet onderzoek naar waterkwaliteit in de buurt van fabrieken. Zijn vader die in dienst is bij een van die fabrieken is erg geïnteresseerd in het onderzoek van zijn zoon. Hij besluit zijn zoon een bijdrage te geven voor het onderzoek op voorwaarde dat de fabriek waar hij werkt het onderzoek mag inzien voor publicatie. Welk principe komt hierbij in het geding?
- Eerlijkheid
- Zorgvuldigheid
- Transparantie
- Onafhankelijkheid
Onafhankelijkheid
- In theorie: Het principe onafhankelijkheid gaat over dat je onafhankelijk moet zijn tijdens je onderzoek. Je opereert als onderzoeker niet in het belang van bijvoorbeeld een bedrijf.
- In toepassing: Als je iets in opdracht van een bedrijf doet, moet je dit aangeven in je onderzoek, anders komt het principe transparantie in het geding.
- In test: Kees doet onderzoek naar mentale klachten. Hij neemt interviews af met mensen met mentale klachten en laat hen een verhaal vertellen dat slechte herinneringen naar boven brengt. Hij heeft de deelnemers van tevoren gewaarschuwd dat het een heftig onderzoek kan zijn. Welk principe komt hierbij in het geding?
- Zorgvuldigheid
- Transparantie
- Onafhankelijkheid
- Verantwoordelijkheid
Verantwoordelijkheid
- In theorie: Het principe verantwoordelijkheid gaat over dat je verantwoordelijk je onderzoek moet uit voeren.
- In toepassing: Voer onderzoek uit dat relevant is, zonder daarbij schade aan mensen of dieren te doen.
- In test: Suus voert een onderzoek uit en vindt een uitschieter. Omdat deze uitschieter totaal niet bij haar verwachtingen past, focust ze zich eerst op de andere resultaten. Uiteindelijk is ze de uitschieter vergeten mee te nemen in haar onderzoek. Welk principe komt
KOM en TOE volledige begrippenlijst
controleerbaar | Is na te checken |
empirische gegevens | uitspraken doen op grond van wetenschappelijk onderzoek dat is gebaseerd op systematische observaties |
falsifieerbaar | een theorie moet weerlegd kunnen worden met systematische waarnemingen |
probabilistisch | uitspraken binnen een theorie gelden niet voor alle gevallen of op elk moment in de tijd |
spaarzaam (parsimonious) | als een eenvoudige theorie volstaat, is het niet nodig om deze complexer te maken |
fundamenteel (basic) | informatie verzamelen |
toegepast (applied) | praktisch probleem in maatschappij en hiervoor een oplossing zoeken |
translationeel (translational) | vormt een brug tussen fundamenteel en toegepast onderzoek |
controleerbaarheid | |
data-management plan | beschrijft systematisch het proces van sociaal wetenschappelijk onderzoek. |
sociale fenomenen | alles wat we om ons heen zien van sociale interactie van het menselijk leven |
respondent | iemand die onderdeel is van de populatie/perspective en deel uit neemt van het onderzoek |
inductie | specifieke observatie gebruiken om algemene/bredere uitspraken te doen |
SPI(C)E | Setting, Perspective, Interest, (Comparison), Evaluation. Kenmerkende elementen van een onderzoeksvraag |
populatie | de groep mensen waarin de onderzoeker geïnteresseerd is/iets wilt zeggen |
steekproef | deel van de populatie die wordt uitgenodigd voor het onderzoek |
transcript | opgenomen interview dat later volledig is uitgetypt. kan verbatim gecodeerd zijn (woord voor woord) |
field notes | worden gemaakt gedurende het onderzoek |
analyseren | grondig onderzoeken en ontleden van iets in meerdere onderdelen |
focusgroep | groep van 6-10 mensen met een moderator. Hebben homogene achtergrond en heterogene ervaringen |
homogeen | gelijk |
heterogeen | verschillend |
anonimiteit | toestand waarin de identiteit van iets of iemand niet bekend is. herkenbare eigenschappen vervangen door functionele codes |
vertrouwelijkheid | het gegeven is alleen te benaderen door iemand die gemachtigd is om dit gegeven te benaderen (eigenaar). |
observatie | waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en interacties |
participerend (klassiek etnografisch)vs niet participerend | bestudeerd de onderzoeker de mensen van buitenaf of wordt de onderzoeker deel van de groep? |
verhuld vs onverhuld | weten de mensen dat ze geobserveerd/bestudeerd worden? |
systematisch vs niet-systematisch | zijn de fenomenen waar naar gekeken wordt van te voren vastgelegd? |
site | plek waar geobserveerd gaat worden |
gatekeeper | iemand die |
- 1 of 33
- volgende ›
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Add new contribution